• No results found

Principe 8: Kritische toetsing in publieke ruimtes

5.1.1. Analyse interviews Reclasseringswerkers

Uit de resultaten blijkt dat reclasseringswerkers goed in staat zijn om te verwoorden wat zij in hun dagelijkse werk doen, wat zij tegenkomen en hoe zij het hoofd bieden aan al datgene wat zij op hun pad tegenkomen. De taken en verantwoordelijkheden van de reclasseringswerkers zijn divers en de reclasseringswerkers hebben elk hun eigen specialisatie. De een draagt zorg voor de executie van de opgelegde werkstraffen, de ander draagt zorg voor het begeleiden en controleren op het naleven van de opgelegde bijzondere voorwaarden door de

reclasseringcliënt, al dan niet na een gevangenisstraf. De andere reclasseringswerker heeft, voordat een eventuele veroordeling plaatsvindt, met de reclasseringcliënt een onderzoekende

rol om (recidive)risico’s in kaart te brengen, de omstandigheden en behoeften van de reclasseringcliënt in beeld te brengen en de responsiviteit van de reclasseringcliënt te onderzoeken om vervolgens het Openbaar Ministerie te adviseren over wat nodig is om de kans op herhaling van delictgedrag te verminderen. Zo levert iedere reclasseringswerker vanuit hun eigen taakspecialisatie en expertise een bijdrage aan een veiliger samenleving en proberen zij een verschil te maken. Daarnaast werken zij met verschillende ketenpartners samen en zorgen zij dat de reclasseringscliënten de juiste zorg en behandeling ontvangen door de reclasseringscliënt aan te melden, de voortgang van de zorg en behandeling te monitoren en daarmee de PDCA-cyclus van Plan, Do, Check en Act te doorlopen. Hieronder een tweetal kenmerkende fragmenten uit de interviews.

ADV03:18 – 18 “Ik voel die verantwoordelijkheid, uhm, en ik ben me daar ook iedere dag wel van bewust dat we die verantwoordelijkheid met ons meedragen maar dan voel ik hem met name richting de cliënt, dat ik denk oké, ik wil wel een zo eerlijk of zo passend mogelijk advies kunnen formuleren omdat het natuurlijk best wel een grote impact is in een leven van een persoon wat jij gaat adviseren en ik wil dat dan wel zo concreet mogelijk en zo objectief mogelijk kunnen verantwoorden.”

TZ007:4-4 “Nou ja, mijn taken zijn om toezicht te houden op de cliënten en wat daarvoor nodig is, is dat ik die cliënt zie en dat is afhankelijk van toezicht niveau, hoe vaak ik iemand zie. Dat kan zijn één keer in de twee weken, dat kan zijn één keer in de maand.Verder houd ik ook contact met het netwerk. Dat kan het sociale netwerk zijn van de cliënt maar ook het hulpverleningsnetwerk en eigenlijk alles gericht op risico’s,

beschermende factoren en daarin hebben we ook contact met het Openbaar Ministerie. En eigenlijk alles gericht op risico’s, beschermende factoren.”

De cliëntenpopulatie van de reclassering is divers. In 2016 waren 12% van de cliënten vrouw en 88% man. De leeftijd van de reclasseringscliënten varieert en ziet er als volgt uit: 24% tussen 18 en 23 jaar oud, 22% was 24 tot en met 30 jaar, zo ook voor de groep van 31 tot en met 40 jaar oud; 18% van onze cliënten waren 41-50 jaar oud; 11% 51 tot en met 60 jaar oud en 4% was 61 jaar en ouder. Om een beeld te geven van de aard van delicten waar een reclasseringswerker mee van doen krijgt, zal ik een overzicht geven van de cijfers uit 2016: 39% van de delicten hadden te maken met agressie tegen personen; 24% betrof

vermogensdelicten zonder geweld en 7% van de vermogensdelicten waren met geweld; 8% waren drugsdelicten evenals 8% seksuele delicten en nog eens 8% zijn weggezet als overige

Verder kunnen de reclasseringscliënten psychische en/of psychiatrische problematiek hebben. Er is daarnaast sprake van een toename van reclasseringscliënten met een verstandelijke beperking (24%). Ook hebben we cliënten die delicten plegen onder invloed van alcohol en/of drugs. We werken samen met Openbaar Ministerie, rechtbank, gevangeniswezen, politie, veiligheidshuizen, leger des heils, verslavingszorg, forensische polikliniek,

woningbouwvereniging en gemeente (Reclassering Nederland, 2017).

Wat verder uit de resultaten opvalt is dat reclasseringswerkers erg kunnen genieten van het contact met hun reclasseringscliënten en dat er sprake is van een enorme flexibiliteit in het handelingsrepertoire. Ze hanteren verschillende gedragsstijlen en zijn creatief in het zoeken naar interventievormen voor aansluiting met hun cliënten, ook als het doel van het contact niet behaald wordt. Onderstaand fragment is daar een goed voorbeeld van.

WST01:83-83 “En die heb ik uiteindelijk, dacht ik, te grijpen bij de lunchroom neer te zetten van de GGzE. Toen zei hij, met een lange waslijst aan punten wat hij allemaal voorbereid had, toen zei hij op een gegeven moment ik heb de diagnose licht autistisch en toen zei G. die daar de lunchroom draait, ik ben hartstikke autistisch dus dat maakt helemaal niets uit. En ik zat zo te genieten van dat gesprek tussen die twee en op een gegeven moment zei de cliënt ja maar als het moeilijk met me gaat, oh zei G. dan trek je mij even aan het jasje en dan gaan we het erover hebben. Maar heeft u dan een

geheimhoudingsverklaring? Oh zei G. dat is helemaal niet nodig want ik vergeet toch altijd alles. En dan zie je verbijstering op het gezicht van de andere. Ik moest er zo om lachen. Hij heeft geen uur gewerkt hoor, hij vond het toch niet helemaal zoals hij dat bedacht had. Maar het gesprek was keileuk.”

Om het reclasseringswerk uit te voeren is het handelingsrepertoire van de reclasseringswerker groot. De reclasseringswerkers werken Evidence Based Practice (EBP) om de kennisbasis te versterken. Het is een methode om beslissingen te nemen in de beroepspraktijk, als het ware de formele kennis vanuit de wetenschap. Maar over het algemeen wordt Practice Based Evidence (PBE) gewerkt. Deze manier van werken wordt gezien als praktijkkennis opgedaan door de professional (nadruk op ervaringskennis en patroonherkenning: combinatie van indicatoren). In het kader van intercollegiale toetsing en kwaliteitsbewaking kunnen professionals hun expertise verder ontwikkelen. Van der Laan (2004) stelt dat deze ervaringskennis, meestal opgebouwd vanuit reflectie op casuïstiek, als Practice Based Evidence, beschouwd kan worden. Juist omdat daar vragen gesteld kunnen worden als ‘Ben jij in deze casus wel effectief bezig?’, ‘Welke mate van zorgvuldigheid heb jij in acht

genomen?’ (Van der Laan, 2004, p. 2). Je ziet dus dat zij ook gebruikmaken van de taciete kennis, waarbinnen ze onbewust empowerment als interventie hanteren. Van belang hierbij is ook het gebruik maken van professionele intuïtie (essentieel bij risico-inschatting) waardoor het kunnen herkennen van patronen kern van expertise is om snel beslissingen te kunnen nemen in levensechte situaties. Hieronder weer enkele fragmenten:

TZ005:36 - 36 “Nou wat ik wel doe is dat ik heel erg de positieve kanten van mensen benader. Ik probeer ze in hun kracht te zetten in plaats van alleen naar het negatieve te kijken. Dat hebben ze al zo vaak van anderen gehoord. Ze zijn ook veroordeeld, dus ik ben niet degenen die hun nog een keer moet veroordelen en ik vind het altijd juist goed om te kijken naar van nou weet je, er zijn ook dingen die je wel bereikt hebt in je leven. Hoe heb je dat toen gedaan dan en wat heb je daarvoor ingezet? Hoe ben je daar zo gekomen? En dan toch kijken of je dat kunt gebruiken om volgende doelen te bereiken.”

CO001:42 - 42 “En daar worden ook de vrijwilligers bij gezocht, want als … Stel dat een kernlid vraagt ondersteund te worden bij, dat ie vroeger altijd naar de zwemclub ging en dan nu niet meer naartoe durft omdat ie al lang uit de maatschappij verwijderd is. Dat we dan een vrijwilliger zoeken die daar ook iets mee heeft en die hem daar ook wilt ondersteunen. Want als we vier vrijwilligers zoeken en die alle vier niet naar het zwembad willen, dan doen we iets niet goed in onze werkwijze. Dus dan zoeken we tenminste een vrijwilliger die dat zou willen oppakken.”

Als we het hebben over het begrip Empowerment, zien we net zoals in de literatuur verschillende omschrijvingen de revue passeren. Een aantal, wellicht meer bekende, items worden door de geïnterviewden vaker genoemd dan andere, al dan niet met behulp van een voorbeeld, zoals waarderen (86); ondersteunen (75); hulpbronnen (48); motivatie (48) tegenover invoegen (7) eigen beslissingen nemen (14); emanciperen (16) en regie over eigen leven (19). Dit betekent echter niet dat overal precies hetzelfde is gezegd (figuur 13).

Color Parent code Code Coded segments of all documents

● DEELVRAAG 2 EMPOWERMENT IN HET RECLASSERINGSWERK

Empowerment 0

● Empowerment Client centraal 36

● Empowerment Eigen beslissingen nemen 14

● Empowerment Eigen kracht 41

● Empowerment Eigen verantwoordelijkheid 36

● Empowerment Emanciperen 16

● Empowerment Helpen zichzelf helpen 23

● Empowerment Hulpbronnen 48

● Empowerment Invoegen 7

● Empowerment Je ware zelf versterken 34

● Empowerment Kansen, mogelijkheden, competenties

36

● Empowerment Motivatie en afstemmen 48

● Empowerment Ondersteunen 75

● Empowerment Participeren 35

● Empowerment Regie over eigen leven 19

● Empowerment Vitaliteit en zingeving 49

● Empowerment Waarderen 86

● Empowerment Zelf bepalen 21

Figuur 13: Codelijst Empowerment in de reclasseringscontext

Uit de resultaten blijkt dat er veel gezegd is over waarderen (86 segmenten). Enkele fragmenten om te illustreren wat er onder andere is gezegd, zijn:

WST01: 51-51 “En ieder mens heeft wel iets wat ie kan en waar die goed in is. En als we bij de uitvoer van de werkstraf dat stukje kunnen gaan activeren en vergroten, ja dan is dat voor de cliënten ook een waarderen van zichzelf. Ze worden gewaardeerd

waarschijnlijk door mij, door degene waar ze werken en het is een positieve ervaring in plaats van negatieve ervaring.”

TZ001: 92-92 “Als ik puur naar mijzelf kijk dan denk ik dat ik ze het gevoel belangrijk kunnen maken door wat ik net zei, binnen laten komen en even die hand op die schouder. We gaan er weer samen voor, kom even zitten, je mag bij mij boos zijn, je mag verdrietig zijn en we zullen er toch samen weer de schouders onder moeten zetten.”

TZ003: 37-37 “Dus mensen krijgen ook heel veel positieve bekrachtiging van mij op het moment dat ik zie dat ze dingen goed doen en als ze iets proberen ook al is het iets heel kleins, maar ik zie ook wel dat het ze moeite kost, dus ik beloon ze ook voor het proberen van iets. Ook al is het mislukt maar ze hebben het wel geprobeerd en dat benadruk ik ook

steeds in de gesprekken van nou ja, je hebt het geprobeerd, oké, wat kunnen we doen om het de volgende keer wel te laten slagen op de manier zoals jij zou willen?”

Over het begrip ondersteunen (75 segmenten) wordt door de respondenten onder andere het volgende verteld:

ADV03: 49-49 “Ja, dat je bijvoorbeeld mee gaat naar een intakegesprek als ze het zelf niet durven of dat je met de cliënt samen iemand gaat bellen waar ze zelf, waar ze zelf de stap niet kunnen of willen zetten dat je … je ze daarin wel een duwtje in de goede richting geeft maar dat is echt wel situatie- en cliëntgebonden.”

CO001: 38-38 “COSA staat voor Cirkels voor Ondersteuning Samenwerking en Aanspreekbaarheid. Dat zijn we dus continu aan het doen. Op het moment dat wij kennismaken met die zedendader, krijgt hij van ons een ondersteuningsbehoefte formulier en op dat formulier mag hij aangeven op welk gebied, welk thema, welk whatever, hij ondersteuning nodig heeft en in welke mate hij ondersteuning nodig heeft.” TZ006: 69-69 “Begrip en bevestiging. Ja dat kan ook ondersteunend hetzelfde zijn.”

TZ007: 202-202 “Ik vind het wel belangrijk dat een manager ook weet waar je mee bezig bent. Maar die mij ook kan steunen als dat nodig is.”

Een belangrijke vraag, die in het kader van empowerment, tijdens de interviews werd gesteld betreft de vitaliteit en zingeving van de reclasseringswerker in relatie tot het werk wat ze doen. Want hoe houden ze het zelf vol, om de ander te kunnen ondersteunen? Er zijn 49 segmenten toegevoegd aan deze code, uiteraard weer met verschillende inhoud.

WST01: 71-71 “Ik word ook heel erg gevoed doordat ik tussen al de toezichthouders en rapporteurs zit. Die voeden mij wel heel erg. En dat heb ik nodig. Ik mag kritisch denken en ik mag, ik probeer wat cursussen te volgen en ik probeer aan te sluiten bij denktanks.”

ADV02: 54-54 “Ik denk dat, het is bij mij een beetje dubbel want ik ben redelijk honkvast. Ik ben een zekere hè, ik vind het altijd fijn als ik weet wat er op een dag op mij af gaat komen aan de ene kant. Maar aan de andere kant merk ik wel dat als dat kader dan duidelijk is dat ik binnen in die… in het klein wel durf te experimenteren en durf iets anders te doen dan anders. En zolang ik dat kan hè, dus in een vertrouwde omgeving de grenzen opzoeken of een beetje out of the box of iets nieuws dat, dat houdt mij wel vitaal zeg maar. En wat ik in de afgelopen jaren wel heb gedaan is elke paar jaar weer even

reclassering, want dat is wel typisch… dat zegt wel echt iets over mij dat ik zo honkvast ben, maar ik merk wel dat ik binnen de reclassering wel durf te ondernemen en dat levert energie op.”

TZ003: 11-11 “Maar vervolgens kan ik dat wel kwijt en dat moet ik ook kwijt kunnen om er vervolgens weer fris tegenaan te kunnen, dus ik moet wel met iemand ongenuanceerd kunnen ventileren om vervolgens weer met de cliënt verder te kunnen gaan. Dan maak ik ruimte in mijn hoofd maar ook ruimte in mijn gevoel voor de cliënt en het volgende contact. Als ik dat niet zou hebben, dan zou het lastig zijn om als een cliënt mij een vervelend gevoel geeft, dan is het lastiger om dan weer op een normale manier weer in gesprek te gaan zonder weer die last die je eerst had. Dus voor mij is het wel belangrijk om te kunnen ventileren.”

TZ004: 91-91 “Door een goede relatie te hebben die heel veel energie geeft en door iedere dag een uur met mijn hond te wandelen.”

TZ005: 52-52 “En daarnaast vind ik het ook belangrijk om even te sporten en mijn werk en privé heel erg gescheiden te houden. Dus niet mijn werktelefoon aanlaten. Ja, dat geeft mij rust, dus daar … dan kan ik mijn werk en privé gewoon uit elkaar houden, dat het niet door elkaar heen gaat lopen en ik denk dat ik ja door dat zo gescheiden te hebben, meer rust heb en ook meer rust in mijn privé heb om te ontspannen en allerlei andere dingen te doen en te ondernemen.”

Wat drijft reclasseringswerkers om met reclasseringscliënten te werken in een samenleving die steeds vaker roept om hardere straffen? Wat hebben zij nodig om het reclasseringswerk op een goede manier uit te voeren en de reclasseringscliënt te helpen om diens weg te vinden in de maatschappij? Enkele uitspraken uit het onderzoek zijn:

ADV01: 22-22 “Het zit hem mij vooral in de doelgroep, dus delinquenten vind ik interessant. Wat maakt dat mensen doen wat ze doen en wat kan ik daarin betekenen? En dan specifiek voor mijn functie, ja advies opzetten en in ieder geval die kant van het

reclasseringswerk vind ik het mooie, de korte contacten en binnen een kort tijdsbestek een inschatting van iemand maken en daar mijn input op leveren en zo ook de afwisseling vinden in de vele casussen die je dan doet in de tijd.”

CO001: 18-18 “Nou ja, die zit eigenlijk in de basis van COSA. Inclusie, ik vind echt dat iedereen, ieder mens erbij hoort op de wereld. En ik houd niet van die is meer of minder dan die en die gaan we uitkotsen en die niet … want ja, daar geloof ik gewoon niet in … dus ja, dat is iets wat mij drijft.”

TZ003: 13-13 “Mijn drijfveer, ja dat blijft nog steeds ... Ik vind zelf, ben ik ook dit werk gaan doen omdat ik iets voor een ander wil betekenen. En weer vanuit het stukje van, ik vind dat iedereen recht heeft op een goed leven en wat dan goed is ja, dat mag iedereen voor zichzelf invullen maar wel een leven waarin iedereen zich op hun manier gelukkig kan voelen.”

TZ006: 25-25 “Mijn drijfveer is niet alleen maar naar de klant gericht maar ook naar de

maatschappij gericht. Als ik maar een, ja een procent of vijf zou kunnen bereiken aan het verlagen van de kans op recidive, dus dat het veiliger is. Een beetje een kreet veiligere samenleving. Maar toch, ik geloof daar wel in. Als je probeert minder erg te laten zijn dan ja…”

In hoeverre loopt het reclasseringswerk vlekkeloos of hebben reclasseringswerkers ook wensen om hun werk beter uit te kunnen voeren? Uit de resultaten komt naar voren dat de behoeftes verschillend zijn, zo heeft de ene reclasseringswerker meer behoefte aan

overlegmomenten met een collega en de ander is op zoek naar ondersteuning van de

leidinggevende bij de werkzaamheden. Sommigen proberen de kaders niet te dwingend op te volgen en indien nodig af te wijken van de protocollen als een casus hierom vraagt. Ze twijfelen soms echter of dit mag, ook als zij het kunnen verantwoorden en zoeken daarvoor voortdurend bevestiging. Andere reclasseringswerkers zoeken juist houvast bij de regels en protocollen. Ook het vinden van een juiste balans tussen de hoge werkdruk en het goede doen, blijkt een worsteling te zijn, want ze willen wel maar hebben soms gewoonweg geen tijd of ervaren dat ze geen ruimte hiervoor hebben. Enkele fragmenten zijn:

WST01: 26-26 “Ik heb eigenlijk iemand nodig, als ik casuïstiekbespreking zou hebben, ik heb iemand nodig die net zo out of the box kan denken als dat ik doe of net zo out of the box kan werken als ik doe.”

ADV02: 18-18 “Het lullige is dat de werkdruk hier zo hoog is dat dat het eerste is wat er dan ook afvalt. Want je moet door en je neemt de tijd niet om te sparren met een collega et cetera, et cetera. En dat is eigenlijk… ja ik vind dat heel jammer want het maakt het werk leuker als je met een collega gaat sparren en ja het verbetert automatisch de kwaliteit van de rapporten. Ja. Maar dat is echt sinds het wegvallen van de werkbegeleiding en… vind ik dat dat echt minder is geworden bij ons.”

TZ003:127-127 “het enige wat ik van belang vind is dat, als je kijkt naar alle organisaties met wie wij te doen hebben, dat daarin de leidinggevende ook kordaat optreedt. Ik vind dat wij

ons bejegenen, dat ik soms denk van goh, dit kan gewoon niet. En dat geldt dus ook voor het OM, maar ook voor politie als ik soms hoor hoe wij bejegend worden, maar ook voor andere zorginstanties.”

TZ001: 106-106 “Ik heb een aantal best wel vervelende situaties gehad het afgelopen jaar waarin zij (leidinggevende) mij echt wel tot een hele grote steun is geweest. Een heel oprechte steun maar mij ook wel aangesproken heeft als ik er te veel in ging of wat te diep er