• No results found

ANALYSE VAN HET DAGLOON

OVEREENKOMST, DIENSTENCHEQUES EN UITZENDARBEID

4.5. ANALYSE VAN HET DAGLOON

Het dagloon wordt berekend op basis van het “gewone” loon van het trimester62, van het

forfaitaire loon en op basis van het aantal dagen waarop werd gewerkt. Dit loon wordt teruggebracht tot een voltijds equivalent (op basis van een 38-urenweek) voor de deeltijdse werknemers.

We sorteren eerst alle daglonen die in België werden uitbetaald in het vierde trimester 2008 per orde van grootte van het laagste naar het hoogste loon. Daarna verdelen we deze verdeling in 10 gelijke delen. Zo bepalen we 10 decielen. Deciel 1 heeft de waarde waaronder zich 10% van de lonen bevinden en waarboven bijgevolg 90% van de andere lonen liggen. Een persoon in de eerste inkomensschijf krijgt dus een loon dat in de schijf van de 10% laagste lonen ligt. Deciel 9 daarentegen is de waarde waaronder 90% van de lonen zijn gerangschikt en waarboven zich dus nog 10% van de lonen bevinden. Wie wordt gerangschikt in de laatste van deze 10 schijven, ontvangt dus een loon dat bij de 10% van de hoogste lonen hoort.

De decielen in deze studie worden berekend voor de volledige bevolking in België. De bevolking die hier wordt onderzocht, is echter de groep personen van 18-60 jaar. We verliezen in dit geval een deel van de loontrekkende jongeren en een deel van de ouderen. Dit heeft tot gevolg dat we in totaal niet precies 10% voor elk deciel bekomen. Ook berekenen we de decielen één maal voor de hele populatie en worden ze dus niet opnieuw berekend binnen elk gewest, geslacht of leeftijdscategorie.

We herinneren er ook aan dat een niet onbelangrijk deel van de personen afkomstig uit de EU- 14 (6%), de EU-12 (13%) of Noord-Amerika, niet is opgenomen in de gegevens van de loontrekkenden, namelijk de Europese en internationale ambtenaren63. De loonniveaus die hier

voor mensen van bovengenoemde afkomsten worden voorgesteld, liggen dus lager dan de werkelijkheid.

A.

Volgens origine

Op welke manier worden de 3.350.189 loontrekkenden van het vierde trimester 2008 (voor wie de afkomst met zekerheid werd bepaald) opgesplitst in de verschillende loonschijven volgens hun afkomst? De volgende grafiek toont de opsplitsing in gecumuleerde percentages (Lorenzcurve). Hoe meer een curve afwijkt van de referentiecurve (totaal), hoe meer ongelijkheid voor deze afkomst. Een curve boven de referentiecurve geeft aan dat er zich meer personen in de laagste inkomensschijven bevinden, terwijl een curve onder de referentiecurve wijst op relatief meer hogere lonen.

Als alle lonen gelijk zouden worden verdeeld over de verschillende origines heen, zouden de curves van elke afkomst opgaan in de curve van het totaal. We stellen vast dat dit niet zo is.

62 Voor een uitvoerige beschrijving, zie de documentatie betreffende het datawarehouse op de website van de KSZ. 63 Zie hoofdstuk 3.

144

We kunnen 3 tendensen onderscheiden qua opsplitsing in de verscheidene loonschijven naargelang de origine:

1. Voor personen van Belgische afkomst (ongeveer 2,3 miljoen loontrekkenden), leunt de opsplitsing dicht aan bij het totaal, evenwel met een lichte tendens naar meer gemiddelde tot hoge lonen;

2. Voor personen afkomstig uit Noord-Amerika en Oceanië (4.000 loontrekkenden), bevindt de curve zich onder de referentiecurve en benadert ze deze laatste zeer sterk in de laatste schijf. Meer dan 20% van de loontrekkende werknemers die van deze streken afkomstig zijn, bevindt zich immers in de hoogste inkomensschijf;

3. Voor andere categorieën van afkomst (620.000 loontrekkenden), stellen we vast dat ze afglijden naar de laagste looncategorieën met curves die zich in het hoogste deel van de grafiek bevinden. Deze tendens is minder uitgesproken voor personen afkomstig van een land uit de EU-14 of de EU-12: zij wijken iets minder af van het gemiddelde.

Het feit dat sommige categorieën van afkomst zich in de laagste loonschijven bevinden, komt nog duidelijker tot uiting in de volgende grafiek, waarin de loonschijven zijn ondergebracht in 3 grote categorieën: lage lonen= decielen 1 tot 3, middelste lonen= decielen 4 tot 7 en hoge lonen = decielen 8 tot 10.

Volgens deze definitie zou de ideale opsplitsing voor elke categorie de volgende zijn: 30% lage lonen, 40% middelste lonen en 30% hoge lonen. Voor onze bevolking van 18-60 jaar hebben we in werkelijkheid 29%, 42% en 29%.

145 Grafiek 71 toont duidelijk aan dat personen afkomstig uit Noord-Amerika of Oceanië zeer sterk vertegenwoordigd zijn in de hoge loonschijven.

Anderzijds zijn personen afkomstig uit Azië, Zuid- en Centraal-Amerika, andere Afrikaanse en andere Europese landen sterk vertegenwoordigd in de categorie van de lage lonen. Meer dan 50% van hen bevindt zich immers in de 3 laagste looncategorieën. Voor personen afkomstig uit de Maghreb, uit kandidaat-lidstaten en in mindere mate voor personen afkomstig uit de EU-12 geldt dezelfde vaststelling. Slechts weinigen van hen krijgen een hoog loon (ongeveer 10%). Verschillende factoren kunnen aan de basis liggen van deze verschillen.

De sector: in deel 4.2 over de sectoren stelden we vast dat personen naargelang hun afkomst vaak in een bepaalde sector werken. Personen afkomstig uit Azië zijn bijvoorbeeld sterk oververtegenwoordigd in het hotel- en restaurantwezen en in mindere mate in de handel en de herstelling van voertuigen. Volgens de gegevens inzake lonen per sector64 zijn de gemiddelde

bruto maandlonen in deze twee sectoren vrij laag, vooral in het hotel- en restaurantwezen. Vandaar de oververtegenwoordiging van personen met deze afkomst in de categorieën van de lage lonen. Deze laatste sector is overigens diegene waarin personen van Belgische afkomst in vergelijking met personen van andere afkomst het minst zijn vertegenwoordigd.

In de sector van de administratieve diensten en de ondersteuning zijn personen afkomstig uit kandidaat-lidstaten, andere Europese landen, de Maghreb en andere Afrikaanse landen proportioneel meer vertegenwoordigd zijn dan personen van Belgische afkomst. In deze sector liggen de lonen ook lager dan het gemiddelde. Personen van andere Afrikaanse afkomst en diegenen afkomstig uit Zuid- of Centraal-Amerika, zijn eveneens meer vertegenwoordigd in de gezondheid en het sociaal welzijn, maar de lonen in deze sector liggen rond het gemiddelde. Personen afkomstig van Noord-Amerika en Oceanië zijn meer vertegenwoordigd in de sectoren met hogere lonen zoals de informatie- en communicatiesector, gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten, onderwijs en extraterritoriale activiteiten.

146

De leeftijd: De leeftijdspiramides van de loontrekkenden leren ons dat de loontrekkenden van Belgische afkomst gemiddeld ouder zijn dan diegenen van een andere afkomst. Daar het loon stijgt met de leeftijd, verklaart dit ook ten dele waarom ze de hoogste lonen hebben.

De anciënniteit: In deel 4.6 over het meten van de activiteit over 6 jaar hebben we vastgesteld dat de tewerkstellingsduur van personen van Belgische afkomst proportioneel langer is. Daar het loon stijgt met de anciënniteit, is dit ook een factor die verklaart waarom de laatstgenoemde groep hogere lonen ontvangt.

Het onderwijsniveau en de socio-professionele categorie zouden eveneens een element kunnen zijn die verschillen qua loonniveau verklaren.