• No results found

3. Analyse Argenis en Poliarchus

3.3 Analyse Argenis

De top twaalf van Argenis bestaat uit de volgende woorden: droef, vreugd, geluk, verblijd, toorn, moed, dapper, sterven, genegen, tranen, gramschap, standvastig. Omdat Argenis een ingewikkeld verhaal is met veel gebeurtenissen houd ik de chronologische volgorde aan, zoals in de samenvattingen in het vorige hoofdstuk ook te lezen was en niet de volgorde van de top twaalf. Op de volgende pagina staan de tabellen met frequentieaantallen per versie. De

gegevens van de individuele woorden herhaal ik steeds voorafgaand aan de paragraaf over het desbetreffende woord.

Sterven

De eerste passage die ik heb geselecteerd heeft betrekking op het woord ‘sterven’. Het is het moment waarop de dood van Poliarchus in scène is gezet. Als Argenis hoort dat Poliarchus dood is, stort haar wereld ineen. Ze wordt zeer emotioneel, maar haar dienstmeisjes zijn bij haar en ze kan haar emoties dus niet tonen. Ze houdt zich groot terwijl ze van binnen instort:

Nooyt leed de schaamte zo veel geweld in Argenis, dan toen zy dit hoorde. Zy riep in een ogenblik tijd haar zinnen, die dwalen gingen, by malkander, en besloot te sterven, en niet te sterven.95

Het nieuws grijpt haar aan, maar ze raapt zichzelf en haar gedachten snel bij elkaar. Door de plotselinge emoties raakt ze in de war: ze besluit eerst om te sterven en dan weer niet. Dit laat zien hoe wispelturigheid Argenis is in haar emoties: ze vliegen heen en weer. Ze weet dat ze zich groot moet houden, maar wil tegelijk ook sterven. De reden dat ze wil sterven is niet alleen omdat ze zo verdrietig is dat ze niet verder kan leven, maar ook omdat ze zichzelf schuldig vindt aan de dood van Poliarchus. Haar vader heeft een aanval gepleegd waar Poliarchus bij omgekomen zou zijn en zij voelt zich daar verantwoordelijk voor. Haar keuze om zichzelf van het leven te beroven lijkt meer gebaseerd op schuldgevoel dan om verdriet om Poliarchus’ dood. Het is een rationele keuze. Argenis probeert zich in te houden en begint later als ze alleen is te huilen.

In het verhaal geeft Argenis meerdere keren te kennen dat ze wil sterven. Dertien keer komt het woord in de omgeving van Argenis voor. Deze passage is echter het meest

dramatisch, omdat ze vlak hierna ook een dolk wil pakken om de daad bij het woord te voegen. Ook in de versie uit 1680 komt het woord sterven voor, waaronder in dezelfde passage.

De schaamte had nergens zo groot gewelt tegen te staan, als toen in Argenis. Zy weêrriep met een uitterste poging haar ziel, die alreê begon te vertrekken. Zy wilde in een zelfde tijt sterven, en niet sterven […]96

95 Argenis 1643: boek 1, 45. 96 Argenis 1680: boek 1, 49.

Toch is het totale aantal keer dat ‘sterven’ voorkomt bijna de helft van het aantal in 1643, namelijk 66 keer. In combinatie met Argenis komt het woord acht keer voor. Deze passage is ook terug te vinden in de versies uit 1640 en 1641 en ook hier wordt het woord ‘sterven’ gebruikt.

Dat geruchte vlooch ten eersten tot de ooren van Argenis, die met alle ghewelt sterven wilde, verlooren hebbende (gelijck sy geloofde) die geene die haer eenige soeticheyt int leven deedt vinden.97

‘Sterven’ wordt maar vier keer gebruikt in de tekst uit 1640, waarvan het drie keer betrekking op Argenis heeft. In de versie uit 1641 is dit zes keer, waarvan vier keer in de context van Argenis. In alle versies is dit de eerste scène waarin duidelijk wordt dat Argenis voornemens is om te sterven. Daarmee wordt direct de gemoedstoestand van Argenis geschetst: namelijk dat ze wanhopig is en haar emoties moeilijk kan bedwingen, maar dat ze uit alle macht probeert om rationeel te blijven.

Als we naar de concordance plot kijken is te zien dat het woord in de eerste helft steeds met tussenpozen voorkomt. Dit is in lijn met de diepe dalen waar Argenis doorheen gaat, waarna ze zich steeds weer herpakt. Tegen het einde is weer een toename te zien, als Poliarchus gewond is en Argenis bang is dat hij sterft en helemaal op het einde het moment dat ze nog in de veronderstelling is dat ze met Archombrotus gaat trouwen.

Droefheid & tranen

Als Argenis zich even later samen met Selenisse in haar kamer opsluit laat ze haar tranen

gaan en kan ze haar emoties de vrije loop laten. In de versies uit 1643 en 1680 zijn

verschillende bewoordingen gebruikt – in de andere twee versies komt deze zin niet voor. De kamer gesloten zijnde, gaf deze wanhopige zich geheel aan de droefheid over. Haar ogen baden in tranen.98

Toen de deur gesloten was, borst Argenis onbeschroomdelijker in geween uit.99

De eerste zin vertelt dat Argenis wanhopig is en haar droefheid niet langer voor zich kan houden. In de tweede zin barst Argenis onbevreesd in huilen uit. De eerste zin benadrukt de wanhoop van Argenis en de daaruit voortkomende droefheid. In de tweede zin is de wanhoop minder groot, maar barst ze in huilen uit. Deze zin lijkt wat explicieter te zijn in de

beschrijving, maar qua betekenis komen ze vrijwel overeen. Hoewel het woord ‘wenen’ in de versie uit 1643 wel voorkomt, heeft Glazemaker in deze passage voor het minder expliciete woord ‘droefheid’ gekozen. Over de hele tekst bezien komt het woord, of een variatie op, ‘droefheid’ vaker voor in de versie uit 1643 en in de omgeving van Argenis zes keer vaker. In de versie uit 1680 wordt dit woord vaak vervangen door een explicietere beschrijving als ‘wenen’.

De concordance plot laat zien dat ‘droevig’ met name in het begin van de tekst veel voorkomt. Dat zijn de momenten waarop Argenis het vaakst droevig is en haar emotie niet de baas is. Dat uit zich in huilbuien en dat zie je in de tweede plot van ‘tranen’ terug. Ze is daarna nog af en toe extreem droevig, maar de momenten waarop ze tranen laat zien nemen af. In het midden neemt de frequentie van beide woorden toe als ze elkaar ontmoeten en Argenis verdrietig is dat ze elkaar weer moeten verlaten. Haar droefheid neemt zichtbaar af, maar laat zich af en toe nog zien. De tweede concordance plot laat goed zien hoe Argenis haar emotie steeds beter beheerst en nauwelijks meer moet huilen, ondanks dat de beproevingen zwaarder worden.

98 Argenis 1643: boek 1, 45. 99 Argenis 1680: boek 1, 49.

Moed

Selenisse probeert Argenis ervan te weerhouden dat ze zichzelf iets aandoet. Ze vertelt Argenis dat ze het gerucht niet moet geloven en dat ze niet direct moet wanhopen, maar moet achterhalen of Poliarchus wel echt dood is. Het lukt haar om Argenis tot bedaren te brengen. Omdat ze zich weer buiten haar kamer moet vertonen verzoekt Selenisse Argenis om haar haren weer op te steken, zodat niemand haar droefheid ziet. Dit is het moment waarop haar emoties worden weggestopt en ze zich weer als sterke vrouw voordoet.

Na dat Argenis dit gedaan had, bad Selenisse haer, dat ze zich zou laten kappen;100 op dat

niemand haer droefheid, dieze verbergen wilde, zou bemerken. Hoe wel de schoonheid van Argenis overgroot was, noch was haar moed groter. Zy stutte haar hikken, en wiesch haar tranen af: in voegen dat ze, in een ogenblik tijds, haar vorige gelaat hernam.101

Niemand zal merken dat ze verdrietig is. Argenis’ moed is nog groter dan haar schoonheid en in een mum van tijd ziet ze er weer net zo uit als voor haar emotionele inzinking. Argenis schermt haar emoties af voor de buitenwereld, alleen Selenisse mag haar zo zien. Dit is natuurlijk deels omdat niemand mag weten van haar liefde voor Poliarchus, maar het lijkt ook zo te zijn dat ze zich niet zwak wil tonen aan haar omgeving. Voor haar vader en andere mensen aan het hof moet ze zich sterk opstellen en mag ze niet treuren om de dood van

Poliarchus. In de versie uit 1680 staat nagenoeg hetzelfde. In beide versies wordt de moed van Argenis benadrukt.

Selenissa begon haar toen te vermanen dat zy haar hair weêr zou optojen, op dat niemant enige kennis van zulk een verborge droefheit zou hebben. Hoewel Argenis zeer schoon van gelaat was, zo had echter haar grootmoedigheit verre d’overhant. Zy bedwong dan haar zuchten, en herstelde zich in een ogenblik in de zelfde gedaante, die zy voor haar droefheit had gehad […]102

Toch is er een klein nuanceverschil, omdat hier het woord ‘grootmoedigheit’ wordt gebruikt waarmee haar moed nog groter wordt voorgesteld. In beide versies van Argenis wordt ‘moed’, of variaties daarop, vrijwel evenvaak met betrekking tot Argenis gebruikt (veertien en zestien keer). Bovenstaande passage komt in de versies uit 1640 en 1641 niet voor. Het woord ‘moed’

100 Opsteken van de haren, vrouwen met los haar zijn volgens de bijbel aan het rouwen. 101 Argenis 1643: boek 1, 49.

komt in die versies überhaupt maar twee keer voor rondom Argenis, dus haar moedige kant wordt minder benadrukt in deze versies.

Vlak na deze passage toont Argenis zich aan haar vader. Hij hoort dan pas wat er met Poliarchus is gebeurd en Argenis probeert haar gevoelens te verbergen door te hoesten. Het lukt haar niet om haar emoties te beheersen want ze zakt in elkaar en wordt door Meleander in bed gelegd. Ze lijkt precies te weten hoe ze zich behoort te gedragen als deugdzame vrouw en dochter van de koning. Maar het lukt haar niet. Dat komt omdat haar liefde voor Poliarchus zo groot is, maar wellicht ook omdat ze nog moet leren om haar emoties te beheersen. Hier heeft Argenis haar emoties dus niet onder controle, hoe hard ze het ook probeert. De leer van het stoïcisme gaat dus met pieken en dalen. Gelukkig kan ze haar emoties verbergen door net te doen of ze ziek is.

‘Moed’ komt naarmate de tekst vordert, steeds vaker voor. Dit strookt met het proces dat Argenis doormaakt. Ze wordt steeds moediger en strijdbaarder en laat zich steeds minder leiden door emoties. Als deugdzame vorstin moet ze moedig zijn en dat lukt haar steeds beter. Toorn & gramschap

Als we naar het woord ‘toorn’ kijken is er duidelijk een verschuiving te zien tussen de

vertaling van Glazemaker uit 1643 en die uit 1680. In de versie uit 1643 wordt dit woord 116 keer gebruikt, waarvan zestien keer in combinatie met Argenis. In de versie uit 1680 is dit slechts zeven keer en geen enkele keer in combinatie met Argenis. De volgende citaten illustreren dit.

Toen zy hem zag, zo armelijk gekleed, deerlijk naar haar ziende, wierd zy, door toorn, zo vervoert, datze by-na haar offerhande vergeeten had.103

103 Argenis 1643: boek 1,120.

Toen zy hem in deze slechte kleding, en ongeachte toestel zag, en dat hy zijn erbarmelijke ogen op haar vestte, wierd zy in dier voegen van gramschap en meêdogen aangeprikkelt, dat zy, als van verstant berooft, byna het gewijde en zich zelve vergeten zou hebben.104

Deze passage is een terugblik naar de eerste keer dat Poliarchus vermomd aan het hof

verschijnt. Dit doet hij meerdere keren, dit keer is hij verkleed als oude man en later volgt een veel langere passage waarin hij zich als vrouw voordoet. Argenis wordt door woede geleid als ze ziet hoe hij eruitziet en vergeet daardoor bijna het offer dat ze mee naar de tempel had genomen. Qua inhoud zijn de citaten vrijwel hetzelfde, maar qua bewoording en lengte verschillen ze van elkaar. In het tweede citaat is toegevoegd dat Poliarchus zijn ogen op Argenis vestigt en dat ze daardoor een gevoel van woede en medelijden krijgt. In plaats van ‘toorn’ wordt hier ‘gramschap’ gebruikt als aanduiding van boosheid. In de grafiek met woordfrequenties is te zien dat ‘gramschap’ woord in de versie uit 1680 106 keer voorkomt tegenover 47 keer in de versie uit 1643. Ook in combinatie met Argenis is het gebruik van dit woord toegenomen (zeven keer tegenover vijfentwintig keer).

Een ander opvallend aspect is het feit dat in het tweede citaat staat dat Argenis even van haar verstand wordt beroofd. Dit illustreert de constante strijd die ze in het verhaal voert tussen verstand en gevoel. In de versies van Argenis uit 1640 en 1641 is dit citaat ook terug te vinden. In deze versie is Argenis niet boos, maar juist verdrietig.

[…] maer hem siende in een forme soo verscheyden van die van Poliarcus, liet sy eenige traentjes vallen, siende in wat perijckel hy hem om hare liefde stelden. Ten anderen, de vreucht die sy verkreech, voor haer oogen siende, die ghene die sy de liefste op de wereldt hadde, deed haer wel haest haer traentjes afveeghen.105

[…] maer hem ziende in zoo ongelijke schijn by die van Poliarkus, storte eenige tranen ziende in wat gevaer dat hy zich om de liefde van haer begaf; doch de vernoeging diense ontfing datse voor haer oogen zag de geen dieze liefst in de wereld had, dee haer wel haest haer tranen afdrooghen.106

In bovenstaand citaat ziet Argenis Poliarchus in een andere verschijning door zijn

vermomming en moet huilen, omdat hij zoveel gevaar loopt door deze ontmoeting. Aan de andere kant is ze ook blij en droogt ze haar tranen omdat ze haar grote liefde ziet. De boosheid maakt in deze versies plaats voor verdriet, dat ook maar van korte duur is. In het eerste citaat wordt het woord ‘vreucht’ gebruikt en in het tweede citaat ‘vernoeging’. Dit brengt enig nuanceverschil met zich mee, omdat vreugde een stuk enthousiaster klinkt dan

104 Argenis 1680: boek 1, 132. 105 Argenis 1640: 123. 106 Argenis 1641: 207.

vernoeging. Het feit dat ‘toorn’ weinig in de twee korte versies voorkomt toont aan dat het vooral voor Glazemaker een veelgebruikt woord was. Veertig jaar na zijn eerste vertaling geeft hij de voorkeur aan ‘gramschap’.

De concordance plot van ‘toorn’ laat zien de woede niet constant is, maar steeds kort en hevig. Zo komt dat bij Argenis ook tot uiting en dat zijn precies de momenten waarop de concurrentie in beeld komt: Lycogenes, Radirobanes en Archombrotus. De tweede plot, voor gramschap, laat hetzelfde in het klein zien. Het woord komt in totaal veel minder vaak voor, maar toont duidelijk een vermindering naar het einde toe.

Ter vergelijking is de derde plot op basis van ‘gramschap’ uit 1680 gemaakt. Daaruit blijkt dat ‘toorn’ inderdaad in de meeste gevallen vervangen is door gramschap en op sommige plekken zelfs vaker voorkomt, waaronder aan het einde van het verhaal, waar het op het laatste moment nog mis dreigt te gaan.

Vreuchden & blijdschap

Hierboven kwam het woord ‘vreugde’ al even ter sprake, dat verder maar zeven keer voorkomt in de versie uit 1640 en zes keer in die uit 1641. Dat is in de versie uit 1643 wel anders, want daar wordt het woord 190 keer gebruikt, waarvan het twintig keer betrekking heeft op Argenis. In de versie uit 1680 is dat een stuk minder, namelijk 37 keer, waarvan zeven keer in combinatie met Argenis. Het is niet toevallig dat in deze versie juist het woord,

en variaties op, ‘blijheid’ meer dan tweehonderd keer voor komt. ‘Vreugde’ wordt in deze versie regelmatig vervangen door andere woorden, zoals het woord ‘blijheid’ dat meer dan tweehonderd keer voorkomt of door ‘verheugen’, zoals in onderstaande citaten te zien is.

Argenis, bewogen van de tocht der volmaakte Minnaars, die altijd te bly, of te droevig zijn, kon deze onverwachte vreuchd niet bedwingen: in voegen dat haar Vader, ziende deze vreuchdetekenen op haar aangezicht, en d’oorzaak daar van niet weetende, tot haar sprak: Mijn Dochter, gy geeft my een goed voorteeken; vermits ik u, zo lang wy in deze

teegenspoeden geweest zijn, nooyt zo blijd en vrolijk van aangezicht gezien heb.107

Maar Argenis, volgens d’aart der gener, die beminnen, altijt overmatelijk verblijd, of bedroeft, toonde zich opentlijk verheugt over’t geen, dat haar buiten hoop voorgekomen was; en de vader, van deze zaak onkundig, sprak tot haar: Dochter, ik neem dit voor een goed voorteeken. Dit is d’eerste maal, dat ik u blijde en vrolijk van aangezicht gezien heb, sedert dat wy in deze rampen zijn gevallen.108

Meleander verklaart dat Poliarchus weer vrij is en Argenis kan haar vreugde niet bedwingen en dat ziet Meleander ook. Hij heeft niet door dat het om haar liefde voor Poliarchus gaat en zegt tegen haar dat hij blij is dat ze zo vrolijk is ondanks alle tegenspoed die ze hebben gehad. Opnieuw lukt het Argenis niet zich te beheersen als het om Poliarchus gaat, maar deze keer is het niet het verdriet maar de vreugde die haar leidt. In het eerste citaat staat letterlijk dat ze zich niet kan bedwingen en in het tweede citaat staat dat ze haar blijdschap openlijk vertoont. Daardoor lijkt het of ze in het tweede citaat ook geen moeite doet om het te verberden. Hoe dan ook: Argenis schommelt in emoties van verdriet naar vreugde, hoewel ze weet dat dit niet zou moeten. In de vertalingen uit 1640 en 1641 wordt ook duidelijk gemaakt dat ze haar ziel niet in kan houden door het goede bericht. Ze moet erop letten dat ze niet hetzelfde doet als ze eerder deed toen ze verdrietig was. De blijdschap doet haar zo goed dat men het aan haar ziet.

Door dese soete tijdinghe, hadt sy so veel moeytens om haer ziel in te houwen, en te beletten dat sy dede niet ghelijck als sy te vooren gedaen hadde in haer uytterste droefheyt. Maer de blijdtschap herstelde haer so seer, datmen gelijck als weer op sach wassen de stralen van die hoofsche Son.109

Door deze zoete tijdingh had zy zoo veel moeyte om’er ziel in te houden, en te beletten van ’t lichaem te verlaten, als zy in’er overdadighe droefheyd had ghehad. Maer de blijdschap herstelde haer, in voeghen datmen de stralen van deze Hoofse Zon meer zagh toenemen.110

107 Argenis 1643: boek 2, 148. 108 Argenis 1680: boek 2, 159. 109 Argenis 1640: 113. 110 Argenis 1641: 197.

De citaten, die nagenoeg gelijk zijn, laten ook zien dat ze zich even laat gaan en het eigenlijk niet haar bedoeling is zich zo te tonen, net als in het citaat uit 1643. In de versies uit 1640 en 1641 komt dus expliciet naar voren dat Argenis dit keer probeert haar blijdschap te verbergen, maar dat eigenlijk niet voor elkaar krijgt. Haar strijd wordt hier dus expliciet getoond. Deze scène laat hetzelfde zien als bij haar verdriet: de emoties zijn groot en sterk en Argenis weet dat ze zich moet inhouden, maar het lukt haar niet.

De passage waarin Poliarchus en Argenis elkaar ontmoeten, precies in het midden van het verhaal, is een belangrijke passage. Deze ontmoeting is dan ook uitgebreid beschreven.