• No results found

Hoofdstuk 4 Risico-allocatie

4.4 Allocatie van risico’s bij pps

Eén manier waarop in de literatuur naar risico-allocatie wordt gekeken is vanuit de invalshoek van

risicosoorten. De verschillende risicosoorten doen zich over het algemeen voor in bepaalde stadia, maar is

echter niet expliciet te differentiëren naar ontwikkelingsstadium. Dus los van de chronologie in het

ontwikkelproces wordt gekeken naar risicosoorten.

In Bijlage 10 tabel 1 is een overzicht opgenomen van de uitkomsten van een survey (Li et al., 2005)

uitgezet onder publieke en private partijen betrokken bij pps in het Verenigd Koninkrijk. Hoewel

driekwart van de onderzochte projecten onder DBFO werden uitgevoerd, geeft de uitkomst toch een

breed beeld van de wijze waarop globaal gezien de risico’s bij pps gealloceerd worden. Het is een

onderzoek dat een beeld geeft van de pps praktijk in het Verenigd Koninkrijk waar DBFO ook de meest

aanwezig vorm van pps is. In diezelfde bijlage zijn de allocatievoorkeuren van verschillende risicosoorten

zoals die in de literatuur zijn gevonden weergegeven.

Deze voorkeuren zijn slechts een indicatief gegeven, aangezien allocatie van risico´s zeer

projectafhankelijk is. Er zijn meerdere invloeden te onderscheiden, waaronder de eerder genoemde keuze

voor de samenwerkingsvorm.

De allocatievoorkeuren zijn in Bijlage 10 uitgebreid uiteengezet. Hieronder worden de hoofdlijnen

weergegeven. Voordat de risico-allocatievoorkeuren die de literatuur aangeeft binnen projecten hier

wordt genoemd, wordt de kanttekening gemaakt dat de keuze voor een zekere samenwerkingsvorm op

de allocatie van sommige risico’s een grote invloed heeft. In hoofdstuk 2 zijn de consequenties voor de

risico-allocatie bij de verschillende samenwerkingsvormen reeds genoemd.

In grote lijnen is er voor de verschillende risicocategorieen het volgende te zeggen wat betreft

risico-allocatievoorkeur. Op omgevingsniveau worden risico’s zowel door publieke als private partijen worden

gedragen. Deze omgevingsrisico’s hebben enerzijds te maken met risico’s die niet kunnen worden

gecontroleerd en anderzijds met politieke en financieel-economische factoren.

Over de niet te controleren risico’s, de zogenaamde force majeure, worden over het algemeen geen

afspraken gemaakt en worden door de partijen gedeeld.

Hierbij geldt over het algemeen dat risico’s die door één van de partijen het best kan worden beheerst,

ook naar die partij worden gealloceerd. Het best kan worden beheerst betekent in dit geval dat op het

risico een bepaalde mate van invloed kan worden uitgeoefend. De risico’s op het gebied van politiek

draagvlak, wet- en regelgeving, stabiliteit van de politiek liggen bij de publieke partij en horen daar ook

op elk moment van het project te liggen.

Risico’s met een financieel-economisch karakter op omgevingsniveau hebben doorgaans hun

doorwerking in het gehele traject of project, en worden doorgaans door de private partij gedragen.

Risico’s op project- of mesoniveau worden voor het grootste deel gedragen door de private partij. Een

reden is dat de private partij op deze risico’s de meeste invloed kan uitoefenen door bijvoorbeeld de

kennis en kunde die zij in huis hebben. Daarnaast zijn zij in de haalbaarheidsfase, waar deze risico’s

meest prominent aanwezig zijn, vaak de partij die de regie voert, verantwoordelijkheid draagt en

Tot slot worden de organisatierisico’s over het algemeen of gedeeld tussen de publieke en private partij of

gedragen door de private partij. Dit laatste kan zo zijn vanwege de regie die de private partij vaak voert

in grote delen van het projectproces en de kunde op managementgebied.

In de literatuur worden in zekere zin antwoorden gegeven op de vraag waarom een bepaald risico bij één

der partijen wordt neergelegd. Echter, de vraag op welke manier dit dan gebeurd en wanneer in het

proces wordt niet volledig beantwoord. Slechts de eerder genoemde vier mogelijke hulpmiddelen,

sturing op contract, programma, fasering en kennis worden indirect genoemd. De casestudie in

hoofdstuk 5 is nodig om ook die vraag te kunnen beantwoorden.

4.5 Functionele voorwaarden protocol

Tot slot worden de in deze paragraaf naar voren gekomen functionele eisen voor het te ontwerpen

allocatieprotocol benoemd. Deze elementen uit de literatuur zullen in hoofdstuk 6 als input gelden voor

het te ontwerpen model.

• De verschillende risicopercepties en attitudes spelen een rol in het risico-allocatieproces, zoals in

figuur 2.2 ook al is weergegeven. Deze invloed van karakteristieke kenmerken moet in het protocol

indirect zichtbaar zijn.

• Het risico-allocatie onderhandelingsproces vloeit uit in een samenwerkingsovereenkomst die vaak

parallel aan de planontwikkelingsfase wordt opgesteld. Het onderhandelingsproces is een inspannend

gebeuren en wordt iteratief doorlopen totdat een voor beide partijen acceptabele allocatie is bereikt. In het

allocatieprotocol moeten wat betreft dit onderhandelingsproces meerdere stappen te onderscheiden

kunnen zijn

• De gemeente zal zich bij het initiëren van de gebiedsontwikkeling moeten oriënteren op haar

risico-attitude. Deze risico-attitude kan vastgelegd zijn in beleid maar kan ook afhangen van de kenmerken van

het voorliggende project of beschikbare middelen.

Deze risico-attitude is de input voor de besluitvorming rondom de keuze die de publieke partij maakt

voor de vorm waarin de samenwerking wordt gegoten. Gezien het feit dat de publieke partij hierin vaak

het initiatief neemt is deze keuze en houding vaak al bepalend voor de allocatie van een aantal grote

risico’s. De samenwerkingsvormen en bijbehorende risicoprofielen zijn in paragraaf 2.5.3 behandeld.

• Er moet aan meerdere voorwaarden worden voldaan om te zorgen dat risico’s adequaat worden

gealloceerd. Dit zijn de in paragraaf 4.3 genoemde voorwaarden. In het allocatieprotocol moet direct of

indirect een controlestap worden ingebouwd waarbij wordt nagegaan of aan deze voorwaarden wordt

voldaan. Dit kan zowel op individueel als op collectief niveau plaatsvinden.

• Bij de risico-allocatie moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de informatiestoom.

Dit betekent dat de risico-allocatie niet per definitie een moment is, maar een proces. De ondersteuning en

uitwerking van de risico-allocatie kan plaatsvinden door meerdere maatregelen. In hoofdlijnen kunnen

wordt onderscheiden;

- Sturen op Programma

- Sturen op Fasering

- Sturen op Kennis

- Sturen op Contractering

Deze ondersteunende maatregelen dienen als keuzemogelijkheid terug te komen in het allocatieprotocol.

• De allocatie zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst moet dus worden uitgewerkt. Het

ligt voor de hand om voor deze uitwerking momenten te kiezen waarbij bijvoorbeeld grote investeringen

worden gedaan of bepaalde activiteiten in het ontwikkelproces worden afgesloten of opgestart (zoals

bouwrijp maken en start uitgifte gronden).

• Voor allocatie van risico´s zijn vier mogelijkheden:

- Risico zou gealloceerd moeten worden bij de publieke partij

- Risico zou gedeeld moeten worden tussen publieke en private partij

- Risico-allocatie is sterk afhankelijk van de individuele projectomstandigheden (het gaat om de risico´s

die niet toegekend konden worden aan één van de vorige drie groepen’)

In het volgende hoofdstuk wordt, nu de literatuur op een aantal thema’s is bestudeerd, de praktijk

onderzocht. De belangrijkste vraag in dat hoofdstuk is op welke wijze risicomanagement, risicoanalyse en

risico-allocatie wordt vormgegeven binnen gebiedsontwikkelingen. Van twee cases zijn documenten

bestudeerd en zijn interviews gehouden met betrokkenen om zo inzicht te krijgen in de praktijk van de

gebiedsontwikkeling.