• No results found

Algemene alternatieven

4. Alternatieven voor en suggesties ter verbetering van artikel 13L

4.2 Algemene alternatieven

4.2.1 Vermogensaftrek en -bijtelling

Zoals in §2.5.4 wordt beschreven heeft de studiecommissie Belastingstelsel voorgesteld om een vermogensaftrek en -bijtelling in te voeren. Door een forfaitaire aftrek over het eigen vermogen (verminderd met de fiscale waarde van de deelnemingen) die omslaat in een bijtelling als sprake is van een negatief eigen vermogen wordt een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen bereikt. Voor beide vormen van financiering geldt dan een aftrek, met lagere kapitaalkosten tot gevolg.86 Uit berekeningen van het CPB blijkt dat dit leidt tot een forse stimulans van de investeringen en het BBP.87 Hierbij moet wel aangetekend worden dat elders in de begroting middelen vrijgemaakt moeten worden om de geraamde derving ad 1,5 miljard te financieren. Een algemene verhoging van het vpb-tarief zal tot dusdanig negatieve effecten leiden dat financiering hiermee ongewenst is. Op een later moment, in tijden van een betere economische en budgettaire situatie stellen Elsweier & Van Geld dat er naar de invoering van een vermogensaftrek en –bijtelling gestreefd moet worden.88

Voor Nederlandse bedrijven met positief eigen vermogen heeft een vermogensaftrek en – bijtelling een gunstig effect. Hetzelfde geldt voor werkmaatschappijen van buitenlandse ondernemingen welke hier geen tussenhoudsterfunctie vervullen. Ondernemingen met een negatief eigen vermogen in Nederland ondervinden nadeel van de regeling. Omdat dit ook

86 Kamerstukken II 2009/10, 32140, p. 89 87 Kamerstukken II 2009/10, 32140, p. 274 88

Elsweier en Van der Geld 2012, p. 4

verlieslijdende ondernemingen treft stelt de studiecommissie een tegemoetkoming voor verlieslijdende ondernemingen voor door het eigen vermogen te verhogen met compensabele verliezen. Nederlandse internationaal opererende bedrijven zullen hun financieringsstructuur moeten aanpassen om baat te hebben bij de vermogensaftrek door meer met groepsleningen te financieren in plaats van kapitaalstortingen.89

De vermogensaftrek en –bijtelling maakt de belastingheffing eenvoudiger,

renteaftrekbeperkingen kunnen worden afgeschaft en er kan worden teruggevallen op fraus legis. De studiecommissie presenteert de regeling tevens als EU-rechtelijk houdbaar en verwijst daarbij naar de tot dan toe positief ontvangen Belgische notionele interestaftrek. Sinds het Argenta arrest moet de wetgever er wel beducht op zijn het eigen vermogen van vaste inrichtingen niet uit te sluiten bij de berekening van het eigen vermogen.90

De politieke afweging

De staatssecretaris acht dat door de budgettaire gevolgen ad 1,5 miljard renteaftrekbeperkingen noodzakelijk blijven wat de eenvoud niet ten goede komt. Daarnaast stelt de staatssecretaris dat Nederlandse internationaal opererende bedrijven niet bereid zijn de financiering te

herstructureren of dat dit voor hen simpelweg niet mogelijk is. Zij zullen wellicht de hoofdkantooractiviteiten verplaatsen naar het buitenland. Ook de beoogde rust in de

vennootschapsbelasting maakt de invoering van een betreffende majeure wijziging momenteel ongewenst. Gelet op het belang van deze rust wijst de staatssecretaris tevens de wens van de studiecommissie af om het voorstel nader uit te werken vanwege de onzekerheid die hierdoor ontstaat.91

4.2.2 Earningstrippingregeling

In het consultatiedocument van 14 juni 2009 heeft de staatssecretaris een

earningstrippingregeling voorgesteld.92 In Duitsland geldt sinds 2008 al zo’n regeling, waardoor rente niet aftrekbaar is voor zover het saldo van de verschuldigde en ontvangen rente meer dan 30% bedraagt van de fiscale winst. De relatieve eenvoud van de regeling is het voornaamste voordeel wat uit Duitsland te horen is. Dit wordt mede bereikt doordat de grens van vrije

89

Kamerstukken II 2009/10, 32140, p. 90 90 HvJ EU 4 juli 2013, nr. C-350/11 (Argenta) 91 Kamerstukken II 2013/14, 33 750 IX, nr. 5, p. 21 92

Zie § 2.5.2 voor een beknopte beschrijving van de earningstrippingregeling

renteaftrek (met terugwerkende kracht) is verhoogd van € 1 mln. tot € 3 mln. netto rentelast. Het is maar de vraag of een eventuele Nederlandse variant ook zo’n ruime franchise zal kennen zonder dat andere aftrekbeperkingen noodzakelijk zijn om de begroting op orde te houden. De Duitse earningstrippingregeling kent echter ook haar nadelen. Voornaamste kritiekpunt is dat ook gevallen worden getroffen waarbij van misbruik geen sprake is.93 De oorzaak hiervan ligt wellicht in het streven naar eenvoud en het feit dat de regeling is ingevoerd om dekking te bieden aan de tariefverlaging van de Duitse vennootschapsbelasting. Daarnaast benadeelt de regeling door haar procyclische werking ondernemingen welke in slecht weer verkeren.94 In de Sinterklaasbrief van de staatssecretaris geeft hij aan van de earningstrippingregeling af te zien omdat onduidelijk is of deze regeling Europeesrechtelijk door de beugel kan. In

nationaal verband kan namelijk door het vormen van een fiscale eenheid aan de aftrekbeperking ontkomen worden. Inmiddels heeft het Europese Hof van Justitie in de zaak X holding bepaald dat het niet strijdig is met het EU-recht wanneer het voor buitenlandse ondernemingen niet mogelijk is een grensoverschrijdende eenheid aan te gaan.95 Desondanks lijkt invoering van een earningstrippingregeling mij geen passende oplossing. De onzekerheid die de regeling teweeg brengt zal een nadelig effect hebben op het vestigingsklimaat voor hoofdkantoren.

4.2.3 Verplichte groepsrentebox

Een ander alternatief voor artikel 13L is het defiscaliseren van rente door middel van een verplichte groepsrentebox. Door middel van een verplichte groepsrentebox worden rentebaten en lasten in groepsverband samen met inkomsten uit het aanhouden van een overnamekas in de heffing betrokken tegen een gereduceerd tarief van 5%. Het invoeren van een verplichte groepsrentebox heeft positief effect op het Nederlandse vestigingsklimaat voor hoofdkantoren. Gevolg van dit effect is echter dat de regeling niet op sympathie vanuit het buitenland kan rekenen.

De Wit heeft uiteengezet welke tegenmaatregelen Nederland kan verwachten op het

defiscaliseren van rente en hoe Nederland zich tegen deze maatregelen kan weren. De volgende maatregelen komen daarbij aan de orde:96

93 Elsweier & Van Strien 2012, p. 5 94

Dit is tevens een nadeel van art. 13L vanwege het belang van het eigen vermogen bij de berekening van de deelnemingsschuld.

95 HvJ EU 25 februari 2010, nr. C-337/08 (X holding) 96

De Wit 2009, p. 3

- De belastingconcurrentieslag wordt aangegaan met Nederland - Nederland wordt beschouwd als belastingparadijs

- Nieuwe antimisbruikbepalingen worden ingevoerd gericht tegen Nederland - Bestaande antimisbruikbepalingen worden toegepast op Nederland

Wanneer andere landen Nederland als geheel als belastingparadijs beschouwen heeft dit verreweg de meest verstrekkende gevolgen. De Wit is van mening dat dit onwaarschijnlijk is omdat Nederland met de nieuwe regeling niet in zijn geheel voldoet aan de criteria van de OESO om als belastingparadijs aangemerkt te mogen worden.97

Indien misbruikbepalingen gericht worden tegen Nederland biedt De Wit een suggestie om Nederland wetsmatig te weren tegen deze maatregelen. Het betreft een uitzondering op de defiscalisering indien buitenlandse antimisbruikbepalingen op de rente van toepassing zijn wanneer deze wel gedefiscaliseerd wordt.98 De vraag, die hij overigens zelf ook stelt, is of dit internationaalrechtelijk houdbaar is en in lijn is met door Nederland afgesloten

belastingverdragen. De Wit betoogt dat dit wel het geval is, echter lijkt het mij onvermijdelijk dat wederom een periode van onzekerheid ontstaat vooraleer duidelijk is of dit daadwerkelijk het geval is. Tevens lonkt het risico dat in plaats van antimisbruikbepalingen de

belastingconcurrentieslag tegen Nederland wordt aangegaan. Dit zou het effect op het

Nederlandse vestigingsklimaat ondermijnen waardoor de groepsrentebox voornamelijk leidt tot grote budgettaire derving.

Gezien de risico’s van antimisbruikbepalingen tegen Nederland of het ontstaan van een belastingconcurrentieslag lijkt de invoering van de groepsrentebox mij voorlopig onverstandig. Tevens ben ik het met de staatssecretaris eens dat de maatregel niet ten koste mag gaan van het vestigingsklimaat voor reële investeringen. Wellicht is het gelijk trekken van de behandeling van eigen en vreemd vermogen door middel van defiscalisering van rente in de toekomst mogelijk als andere landen vergelijkbare regelingen invoeren.

97 De Wit 2009, p. 4 98

De Wit 2009, p. 6