• No results found

1.3.1 Doel1: Standplaatseisen en -karakteristieken

In de literatuur kunnen de belangrijkste variabelen die standplaats voor de beekbegeleidende bostypes bepalen worden teruggevonden (zie verder Hoofdstuk 2). Het betreft variabelen met betrekking tot grondwaterstanden, grondwatersamenstelling, bodem, overstromingsduur en overstromingsfrequentie. Om de standplaatseisen van de beekbegeleidende bossen te kunnen onderzoeken zijn gecombineerde gegevens nodig van deze standplaatsvariabelen en het voorkomen van het vegetatietype en de typische plantensoorten. Een belangrijke randvoorwaarde is dat de samenstelling van de vegetatie en standplaatsfactoren met elkaar in evenwicht zijn en dat de vegetatie goed ontwikkeld is.

Er worden zoveel mogelijk locaties gezocht zowel binnen als buiten Oost-Vlaanderen waar aan deze randvoorwaarde voldaan is. Voor deze referentiegebieden worden de nodige gegevens verzameld. In een aantal gevallen zijn de gegevens al beschikbaar, maar elders zullen nieuwe metingen en opnamen moeten worden verricht. In het project is dus een belangrijk luik veldwerk voorzien (zie hoofdstuk 4). De gecombineerde standplaats- en vegetatiegegevens laten toe relaties op te stellen tussen de standplaatseisen en het voorkomen van de vegetatie en hun samenstellende soorten. Deze relaties worden zoveel mogelijk gekwantificeerd. Een voor de hand liggende methode is het opstellen van responsfuncties door middel van regressies (Huybrechts et al. 2002), hoewel het succes van deze benadering afhankelijk is van de aard, de hoeveelheid en de kwaliteit van de beschikbare gegevens. Verder wordt er gezocht naar een goede spreiding over de verschillende bostypes, en een goede geografische spreiding binnen de provincie Oost Vlaanderen.

1.3.2 Doel2: Oost-Vlaams overzicht

Door raadplegen van literatuur en consultatie van gebiedskenners en specialisten worden de beekbegeleidende bossen in Oost-Vlaanderen geïnventariseerd. Alle toegankelijke en bekende beekbegeleidende bossen in Oost-Vlaanderen worden bezocht en in categorieën ingedeeld. Een reeks kenmerken wordt geïnventariseerd en ze worden geëvalueerd op hun huidige vegetatieontwikkeling.

1.3.3 Doel3: Potenties bepalen

De kennis van de standplaatseisen moet ingezet kunnen worden in de praktijk van het

natuurbeheer en -beleid. De gevonden relaties tussen bostypes en standplaatsvariabelen

(Doel 1) moeten toelaten om in verstoorde, minder goed ontwikkelde bossen of in huidig landbouwgebied de kansen in te schatten voor de ontwikkeling van de bestudeerde bostypes. Een gebiedsdekkende aanpak voor het inschatten van potenties is niet mogelijk gezien de nodige info daarvoor niet voorhanden zal zijn. Daarom wordt dit onderwerp op een exemplarische manier aangepakt. Een aantal toepassingsgebieden wordt geselecteerd. Voor deze gebieden wordt de nodige abiotische informatie verzameld op een gelijkaardige wijze als voor het bestuderen van de standplaatskarakteristieken. Er wordt voor deze toepassingsgebieden een modus operandus voorgesteld en toegepast die als voorbeeld moet dienen voor andere gebieden. Er worden vijf toepassingsgebieden geselecteerd.

Voor elk van deze gebieden worden de mogelijkheden aangegeven voor de ontwikkeling van één of meer beekbegeleidende bostypes en worden de randvoorwaarden beschreven die

Onderzoek naar de abiotische standplaatsvereisten van verschillende beekbegeleidende Alno-Padion & Alnion incanae-gemeenschappen

1.4 Studiegebieden

Twee types studiegebieden worden in het project betrokken: referentiegebieden en toepassingsgebieden. Ze worden in deze studie als volgt gedefinieerd:

Referentiegebieden (doel1): Gebieden of onderdelen van gebieden waar goed ontwikkelde

beekbegeleidende bostypes voorkomen, waarvan verwacht mag worden dat ze in evenwicht zijn met de standplaatsfactoren. In deze gebieden worden de basisgegevens verzameld voor het opstellen van de standplaatseisen van de bestudeerde bostypes. Voorts is een inschatting van de ouderdom van het bos van belang bij het interpreteren van de standplaatsfactoren. Zoveel mogelijk studiegebieden worden hierin betrokken en deze kunnen zowel binnen als buiten Oost-Vlaanderen gelegen zijn. Alle bekende en toegankelijke bossen in Oost-Vlaanderen worden met het oog hierop gescreend.

Tabel 1.3 geeft een overzicht van de referentiegebieden die in deze studie worden betrokken. Het betreft in totaal meer dan 30 gebieden met 122 meetpunten.

De typering is een inschatting vooraf, wordt die bevestigd of gecorrigeerd door TWINSpanresultaten

Tabel 1.3: Referentiegebieden die zullen dienen om de standplaatseisen en – karakteristieken te bepalen van beekbegeleidende bossen in Vlaanderen

Naam Ligging Hoofdtype Aalmoezenijbos Oost Vlaanderen 2,4

Berlare Oost Vlaanderen 1,3a Bos Ter Rijst Oost Vlaanderen 4 Burreken Oost Vlaanderen 5,4

Coolhembos Antwerpen 3a

Dijlevallei Vlaams Brabant 2,4 Drongengoed Oost Vlaanderen 1 Dunbergbroek Vlaams Brabant 3a Eenbes Oost Vlaanderen 2,3a Hallerbos Vlaams Brabant 5,4 Hayesbos Oost Vlaanderen 5,4 Kluysbos Vlaams Brabant 5,4 Kordaalbos Oost Vlaanderen 4 Kravaalbos Oost Vlaanderen 5,4 Leen Oost Vlaanderen 1,2

Liereman Antwerpen 2,1

Moenebroek Oost Vlaanderen 2 Molenbeekvallei Vlaams Brabant 3a,4 Osbroek Oost Vlaanderen 2 Papendel Vlaams Brabant 2 Parikebos Oost Vlaanderen 5,4 Raspaillebos Oost Vlaanderen 5,4 Rodebos Vlaams Brabant 5,2,3a Schansbeemden Limburg 2,1 Silsombos Vlaams Brabant 2,3a,4 Steenbergbos Oost Vlaanderen 5,4 Steenbergse bossenOost Vlaanderen 5,4

Naam Ligging Hoofdtype

Ter Laemen Limburg 2,1

Vorsdonkbos Vlaams Brabant 2,1 Walenbos Vlaams Brabant 1,2 4,3a Wellemeersen Oost Vlaanderen 2,3a Zeverenbeek Oost Vlaanderen 2,4

Figuur 1.4: Locatie van de verschillende referentiegebieden gebruikt binnen deze studie Toepassingsgebieden (doel3): Gebieden waar beekbegeleidende bostypes al dan niet

voorkomen of slecht ontwikkeld of verstoord zijn, en waar de potenties voor de verschillende bostypes worden ingeschat volgens de voor doel 1 uitgewerkte methodologie. Deze gebieden zijn in de provincie Oost-Vlaanderen gelegen en zijn alle interesse gebieden voor de Afdeling Natuur. Uit de lange lijst met bezochte bossen werden vijf gebieden geselecteerd. Overwegingen die hierbij speelden zijn de regionale diversiteit, interessegebied voor Afdeling natuur, de functie in het Natura 2000 netwerk.

Tabel 1.4: Toepassingsgebieden die zullen dienen om de potenties voor beekbegeleidende bostypes in te schatten binnen Oost Vlaanderen

Onderzoek naar de abiotische standplaatsvereisten van verschillende beekbegeleidende Alno-Padion & Alnion incanae-gemeenschappen

Hoofdstuk 2 Literatuur over de standplaatseisen van