• No results found

Agro-PPPs in Oost-Afrika

5.2 Agro-PPPs vanuit het kader van de LA

Voor de onderzoeksstage uitgevoerd voor LNV zijn kenmerken van de geselecteerde agro- PPPs geanalyseerd vanuit het kader van een LA, om zodoende een beeld te krijgen welke kenmerken van deze benadering al aanwezig zijn maar vooral ook welke er ontbreken en wat de mogelijkheden zijn om overeenstemming tussen agro-PPPs en de LA te bevorderen (zie Appendix II).

5.2.1 Aanwezige en missende elementen van een LA in agro-PPPs

De geselecteerde agro-PPPs hebben een duidelijk streven voor het integreren en realiseren van sociale en economische doelstellingen (RVO, 2018a; 2018b; 2018c; 2018d; 2018e; 2018f; 2018g; SNV, z.d.-a; z.d.-b). Met betrekking tot monitoren voor elk van de projecten wordt vooruitgang in de realisatie van de doelstellingen in beeld gebracht en wanneer nodig bijgestuurd als de realisatie van sommige doelstellingen gebrekkig blijkt (Bosshardt, 2018a; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018; Keulen, 2018a).

Conform de constatering gemaakt in §1.2 is er minder vanzelfsprekend aandacht voor doelstellingen in een ecologische dimensie. Binnen de helft van de agro-PPPs zijn doelstellingen geformuleerd betreft duurzaam beheer van biodiversiteit direct verbonden aan de landbouw en in de resterende agro-PPPs volgt dit tot op zekere hoogte impliciet uit training in landbouwpraktijken (Bosshardt, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018; Keulen, 2018a). Geen enkele van de agro-PPPs stelt echter expliciete of impliciete doelstellingen waaruit het belang van biodiversiteit voorbij de landbouw blijkt (RVO, 2018a; 2018b; 2018c; 2018d; 2018e; 2018f; 2018g; SNV, z.d.-a; Bosshardt, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018; Keulen, 2018a).

Het gebrek aan doelstellingen binnen het laatst genoemde kader hangt voornamelijk samen met het binnen de agro-PPPs veronderstelde hoge abstractieniveau van het belang van biodiversiteit buiten de landbouw evenals dat dit in een context waarin het voor boeren en gemeenschappen al een aanzienlijke uitdaging is om voldoende te produceren om te overleven minder relevant lijkt te zijn (Bosshardt, 2018a; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018).

Samenhangend met het voorgaande is onderscheid in landgebruik binnen de agro- PPPs in tegenstelling tot de LA beperkt tot intensieve landbouw en extensieve landbouw of gewasrotatie en ontbreken conservation areas. Wel zijn de agro-PPPs gelijksoortig aan de LA in het gebruik van CSPs. (Bosshardt, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018; Keulen, 2018a; 2018b) Verder bestaan er met betrekking tot de verschillende soorten landgebruik in de agro-PPPs veelal geen afspraken: de boeren in de projecten worden individueel benaderd en bezitten hun eigen stuk grond, wat gemeenschappelijk landbeheer bemoeilijkt (Bosshardt, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018).

Op bestuurlijk niveau hebben de verschillende agro-PPPs aanzienlijk raakvlak met bestuurlijke elementen van de LA: stakeholders worden betrokken conform de doelstellingen van de agro-PPPs en nemen deel in de vormgeving en formulering van doelstellingen van het project (zie §5.1). Gerelateerd aan het overwegende gebrek van expliciete doelstellingen in een ecologische dimensie ontbreekt het binnen de agro-PPPs echter aan stakeholders die deze belangen vertegenwoordigen (RVO, 2018a; 2018b; 2018c; 2018d; 2018e; 2018f; 2018; SNV, z.d.-a). Ook kan het overwicht van een bedrijf binnen de verschillende programma’s invloed hebben om de voortgang van de agro-PPPs (Felperlaan & Nieuwenhuis,

2018; Koesveld, 2018; Keulen, 2018a).

Aanvullend is er ook beperkte overeenstemming tussen de toegeschreven rol van de overheid in een LA en de rol die deze actor heeft in de verschillende agro-PPPs. In twee projecten is de overheid actieve deelnemer (zie §5.1), maar omvat deze rol niet de positie die in een LA aan deze actor wordt toegeschreven (zie §4.2.2) Dit hangt samen met de gebrekkige kennis en capaciteiten van de nationale overheden in Ethiopië en Tanzania (Bosshardt, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018), terwijl in Kenia dit meer samenhangt met de passieve houding van de overheid (Keulen, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018). Aanvullend maken wisselende politieke klimaten en de daarmee wisselende belangen het ook minder wenselijk deze actor te betrekken aangezien dit voor de agro-PPPs een vertragende werking kan hebben (Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018).

5.2.2 Perspectief voor meer overeenstemming met de LA

Samenhangend met oorzaken voor het ontbreken van bepaalde elementen van de LA in agro- PPPs zoals hierboven besproken worden er beperkte mogelijkheden verondersteld om meer elementen van een landschapsbenadering te gebruiken. (Bosshardt, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018) Enige mogelijkheid voor meer overeenstemming met een LA is echter niet afwezig: voor nagenoeg alle agro-PPPs is een aanknopingspunt de waarde van biodiversiteit voorbij de landbouw meer te belichten door binnen bestaande trainingen dit aspect meer te benadrukken en zodoende meer bewustzijn over het grotere landschap waarbinnen de landbouw plaatsvindt te creëren (Bosshardt, 2018a; 2018b Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018).

Om dit vorm te geven kan worden getracht de relatie tussen biodiversiteit verbonden aan de landbouw en landbouwmethoden en biodiversiteit die niet direct met de landbouw samenhang te versterken (Bosshardt, 2018a), bijvoorbeeld door aan te tonen wat een bos voor watervoorziening en bodemkwaliteit betekent (Honk, 2018). Een dergelijke verrijking van trainingsprogramma’s veronderstelt echter geen noodzaak voor het betrekken van nieuwe actoren of het veranderen van structuren: de bestaande samenstelling van de agro- PPPs kan worden aangehouden (Bosshardt, 2018a; 2018b; Felperlaan & Nieuwenhuis, 2018; Koesveld, 2018).

De hierboven besproken benadering om het belang van biodiversiteit onder boeren meer in beeld te krijgen blijkt gelijksoortig aan hoe in een LA boeren in beginsel worden benaderd (Honk, 2018). Volgens twee experts op het gebied van de LA kan een dergelijke strategie in de context van een agro-PPP echter eerder worden gezien als een voorbereidende stap voor het gebruik van een LA (Honk, 2018; Oosten, 2018). Daarnaast is het een verkeerde veronderstelling dat een perceptie van de waarde van biodiversiteit voorbij de landbouw bij boeren ontbreekt: traditionele kennis en landbouwpraktijken kan al bepaalde aspecten van conservatie en het belang van brede biodiversiteit omvatten. Het is daarom belangrijk om in de vormgeving van trainingen en in de benadering van boeren te bepalen welke kennis er al is en hierop aan te sluiten. (Oosten, 2018)

Het onder de aandacht brengen van het belang van biodiversiteit hoeft zich volgens Honk (2018) en Oosten (2018) echter niet te beperken tot boeren maar kan ook breder worden getrokken naar de andere stakeholders binnen de agro-PPPs. Zo kunnen stakeholders

zijn: welke ecologische en sociale processen vinden er allemaal plaats in het landschap en hoe worden de activiteiten van de agro-PPP hierdoor bevorderd of beperkt? (Honk, 2018; Oosten, 2018) Hierdoor worden ervaringen met het werken in een bepaald landschap geïnventariseerd (ibid.), wat de mogelijkheid biedt om een bepaalde kwestie die zich in meerdere agro-PPPs voordoet voor te leggen aan de nationale overheid of een andere relevante organisatie of aanzet geeft voor stakeholders uit verschillende projecten om gezamenlijk een grootschaliger project te initiëren (Honk, 2018). Zodoende kan de informatie over het landschap die op deze manier wordt geïnventariseerd waardevol zijn om toekomstige projecten die gebruik maken van een LA in hun opzet te faciliteren (Honk, 2018; Oosten, 2018). Een dergelijke strategie zou vorm kunnen worden gegeven door te monitoren op bovengenoemde aspecten binnen agro-PPPs (Oosten, 2018) of door middel van workshops het landschap nader te belichten (Honk, 2018).

Verbonden aan deze strategie kunnen agro-PPPs in hun activiteiten proberen individuele boeren zoveel mogelijk met elkaar te verbinden, waardoor op een geleidelijke manier gemeenschappen kunnen worden opgebouwd en mogelijk gemeenschappelijk beheer van landgebruik kan vergemakkelijken. Een volgende stap zou ook kunnen zijn om verschillende dorpen of gemeenschappen aan elkaar te verbinden en zodanig de omvang een gebied onder gemeenschappelijk beheer verder uit te breiden (Honk, 2018; Oosten, 2018). Uit zowel deze strategie als de benadering besproken in de vorige alinea kan worden afgeleid dat de toename in overeenstemming tussen de agro-PPPs en de LA vooral vorm krijgt als het faciliteren van toekomstige projecten: het leidt niet zozeer tot grootschalige veranderingen binnen de huidige agro-PPPs, maar de processen die hierdoor in gang kunnen worden gezet leiden vooral tot een toegenomen bewustzijn en een betere basis voor toekomstige toepassing van een LA.