• No results found

Hoofdstuk 5 De Adviescommissiegrondrechten en functie-uitoefening ambtenaren

5.4. Adviezen van de AGFA

Het eerste advies van de AGFA dateert uit 1994. Dit advies ging over een belastinginspecteur die in zijn privétijd artikelen publiceerde in fiscale vaktijdschriften. De mening van de

belastinginspecteur kwam niet overeen met het beleid van de werkgever. Volgens de werkgever was de inhoud van de artikelen schadelijk voor het ministerie van Financiën en kon de belastinginspecteur vanuit zijn functie aangesproken worden op zijn mening en had hij zich niet loyaal opgesteld. Door de AGFA werd getoetst of artikel 125a AW was geschonden. De AGFA adviseerde de werkgever dat de gepubliceerde artikelen het functioneren van de ambtenaar niet aantastten, aangezien de ambtenaar niet betrokken was bij het beleid waarover hij publiceerde. Volgens de AGFA mogen ambtenaren ook zakelijke en objectieve bijdragen

leveren aan maatschappelijke discussies.152

Pas in 2004 volgde het tweede advies van de AGFA. Dit advies had betrekking op

ambtenaren van een ministerie die zich in strijd met Aanwijzing 7 lid 3 hadden gewend tot de Vaste Kamercommissie namens het betreffende ministerie wegens een geschil over hun rechtspositie. Door de ambtenaren was een verband gelegd met een andere rechtspositionele kwestie. Volgens de AGFA was er geen sprake van plichtsverzuim nu de ambtenaren zich hadden gewend tot de Vaste Kamercommissie. De minister had onvoldoende aannemelijk gemaakt dat door het handelen van de ambtenaren de functievervulling of het functioneren

van de openbare dienst niet meer mogelijk zou zijn.153

In 2006 werd het advies van de AGFA ingeroepen vanwege een psycholoog die in zijn privétijd als deskundige werd geraadpleegd. Van de oud-directeur had hij toestemming gekregen om als zelfstandig gevestigd psycholoog op te treden. Echter een nieuwe directeur bepaalde dat hij eventuele optredens vooraf moest melden en zodanige aanwijzingen daarover moest opvolgen. De psycholoog was het hiermee oneens en adviseerde onderwijl oud-

cliënten. Zijn werkgever vond dat het onafhankelijke imago van het onderzoeksinstituut beschadigd werd door het handelen van de psycholoog. Volgens de AGFA werd artikel 125a

AW geschonden. De AGFA haalde in deze zaak de meldingsplicht van de CRvB aan.154 Door

de CRvB was geoordeeld dat preventieve censuur niet is toegestaan. Volgens de AGFA moet

151 Procedure AGFA commissie.

152 AGFA 9 september 1994, TAR 1994/209. 153 AGFA 14 juli 2004, ABB/2004/2085. 154 CRvB 3 januari 2985, TAR 1985/59

31

een instructie van een werkgever duidelijk zijn ondanks het feit dat een psycholoog een grote

zelfverantwoordelijkheid heeft.155

In een advies uit 2011 werd door de AGFA nogmaals aangehaald dat een ambtenaar in een democratische rechtsstaat niet gehinderd mag worden om zijn mening te uiten over

onderwerpen die het overheidsbeleid raken. Een ambtenaar werkzaam bij een ministerie had een journalist voorzien van informatie waardoor de journalist een negatief artikel over het ministerie kon opstellen. Bepaalde onderdelen van het artikel waren af te leiden uit de informatie die de ambtenaar had verspreidt. De ambtenaar had tijdens een werkoverleg bekend dat hij informatie had gegeven aan de journalist. Volgens de werkgever had deze bekentenis nadelige gevolgen voor de functievervulling van de ambtenaar en het functioneren van de openbare dienst. De AGFA had geadviseerd om de ambtenaar geen disciplinaire straf op te leggen, omdat hij de grenzen van de vrijheid van meningsuiting niet had overschreden. De AGFA verwijst daarbij naar Aanwijzing 15, waarin is opgenomen dat de eis voor een belemmering van goed functioneren van de openbare dienst door het handelen van een ambtenaar een zekere bestendigheid moet hebben om als plichtsverzuim aangemerkt te kunnen worden. Daar was volgens de AGFA niet aan voldaan. De kans op extra

reputatieschade door het aandeel van de ambtenaar in het artikel werd nihil geschat.156

In 2014 heeft de AGFA een advies gegeven in een zaak waarin een ambtenaar misbruik had gemaakt van de vrijheid van meningsuiting. Het advies had betrekking op een ambtenaar die werkzaam was bij de Rijksoverheid en tevens voorzitter was van het Actiecomité herstel van vertrouwen Schilderswijk. In augustus 2014 had de ambtenaar via Twitter een tweet geplaatst met daarin de volgende tekst: “Isis heeft niets met Islam te maken… is een vooropgezet plan van zionisten die bewust Islam willen zwartmaken”. Door de AGFA had de gezichtspunten uit Aanwijzing 15 getoetst. De Rijksoverheid wilde een disciplinaire straf van ontslag

opleggen. Voor het opleggen van een disciplinaire straf stelt de CRvB als voorwaarden dat de gepleegde gedragingen aangemerkt kunnen worden als plichtsverzuim en dat de straf niet onevenredig is ten opzichte van de aard en de ernst van het plichtsverzuim. Volgens de AGFA heeft de ambtenaar artikel 125a lid 1 AW geschonden, desondanks wordt niet geadviseerd om een disciplinaire straf tot ontslag op te leggen. De AGFA had de Rijksoverheid geadviseerd om de ambtenaar een schriftelijke berisping te geven. Indien sprake was van een

onherstelbare arbeidsverhouding zou geadviseerdworden om de ambtenaar een eervol ontslag

te verlenen op grond van artikel 99 lid 1 ARAR aangezien beide partijen een bijdrage hadden

geleverd aan de onherstelbare arbeidsverhouding.157

In 2015 had de AGFA advies gegeven over een ambtenaar die werkzaam was als politieambtenaar. Deze ambtenaar had zich op Facebook ongepast uitgelaten over het Openbaar Ministerie en een advocaat, omdat het Openbaar Ministerie afzag van een

vervolging van een student wegens zware mishandeling. De ambtenaar plaatste op Facebook het volgende bericht: “Als bekende Nederlander binnen het politieapparaat ligt altijd het gevaar op de loer dat een minkukel van een advocaat dit gegeven misbruikt ten faveure van zijn cliënt” en “Jammer dat het OM aantoonbaar heeft lopen liegen in haar persbericht vandaag en kennelijk haar straatje schoon wil vegen”. Ook in deze zaak werden de

gezichtspunten van Aanwijzing 15 getoetst door de AGFA. Door de AGFA werd geadviseerd

155 AGFA 5 oktober 2006, ABB/2006/4941.

156 AGFA 16 september 2011, ABB/2011/08916.

32

een schriftelijke berispring op te leggen aan de ambtenaar als zodanig escalatie in de

arbeidsverhouding te voorkomen daar de ambtenaar wel degelijk een overtreding van artikel

125a lid 1 AW had begaan.158

Het laatste advies van de AGFA komt uit oktober 2015. Het advies had betrekking op een ambtenaar die werkzaam was als medewerker vervoer bij het dienstonderdeel Facilitaire Management Haaglanden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De ambtenaar had op 30 november 2014 samen met een goede vriend de voetbalwedstrijd ADO-Ajax bezocht. Na afloop van de wedstrijd trof hij een parkeerboete aan, terwijl hij geparkeerd stond op een industrieterrein. De goede vriend van de ambtenaar had via de Facebook-pagina van de ambtenaar op een publieke toegankelijke website het volgende bericht geplaatst: “Tering lafbekken hebben tijdens ADO-Ajakkus wel 1000 parkeerbonnen uitgeschreven terwijl mensen in het stadion zaten gore tyfusleijers. Waar mensen geparkeerd hadden op een zondag deden ze niemand kwaad. Alles was gesloten daar op een

industriewijk. Honden zijn het. Rij jezelf maar te pletter op je motor!!!!”. Het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties had advies aan de AGFA gevraagd of de

ambtenaar een disciplinaire straf opgelegd kon worden met een verplaatsing naar de functie van facilitair medewerker. De AGFA toetste weer de gezichtspunten van Aanwijzing 15. Volgens de AGFA was de afstand tussen het werkterrein van de ambtenaar en de uitingen relatief groot. Mede doordat de uitingen van een derde waren. Daar tegenover stond dat de ambtenaar al eerder onherroepelijk was gewaarschuwd voor oneigenlijk gebruik van internet. Als de ambtenaar overgeplaatst zou worden naar de functie facilitaire medewerker zou hem dat een inkomstenderving opleveren van € 54,87 per maand. Volgens de AGFA was dat een te zware sanctie voor het gepleegde plichtsverzuim. De AGFA adviseerde om de disciplinaire

straf voorwaardelijk op te leggen.159