• No results found

Adam en Evelyn van Schulze: een analogie

In document Een wrede samenleving (pagina 89-104)

5.1 Het leven na de Wende volgens Schulze

Ingo Schulze (1962) woonde en werkte in Oost-Duitsland toen de Muur viel. Adam en

Evelyn (2008) is de meest recente roman van zijn hand waarin deze historische

gebeurtenis het hoofdthema vormt. Ook eerdere werken van Schulze, zoals Simple

Stories (1998) en Neues Leben (2006), gaan over het dagelijks leven na de Wende,

voornamelijk belicht vanuit het perspectief van Oost-Duitse personages.96 In Adam en

Evelyn is dit niet anders, al is ook het moment dat de grenzen werden opengesteld,

beginnend in Hongarije, onderdeel van het verhaal en niet alleen de gevolgen van de hereniging. De terugkerende thematiek en ook de schrijfstijl in het werk van Schulze worden zeer wisselend ontvangen in de kritiek. Hoewel hem in sommige gevallen gebrek aan diepgang en thematische diversiteit wordt verweten,97 is de auteur ook bejubeld en heeft hij meerdere literaire prijzen ontvangen voor zijn oeuvre.

Een van de grootste verdiensten van Schulze is dat hij de jongere generatie Oost-Duitsers die na de Wende een bestaan probeerden op te bouwen een stem geeft. De plotselinge vrijheid die de bevolking, gewend aan een repressief socialistisch regime, had gekregen betekende namelijk niet dat zij zich nu onbeperkt kon gaan ontwikkelen. In veel gevallen had de zo gewenste ‘bevrijding’ zelfs een negatief effect op het dagelijks bestaan. Dit veelvoorkomende verschijnsel werd echter vaak niet openlijk besproken, aldus Schulze.98 De hoofdvraag in Adam en Evelyn is: moeten we het oosten van Duitsland verlaten en zal het westen daadwerkelijk zo kansrijk blijken te zijn als we denken?

De twee hoofdpersonages in de roman van Schulze, Adam en Evelyn, leiden een rustig bestaan in Oost-Duitsland ten tijde van de Koude Oorlog. Er zijn plannen voor een vakantie bij het Balatonmeer in Hongarije, waar de twee een vergunning voor hebben aangevraagd. Wanneer Evelyn haar Adam (kleermaker van beroep) aantreft in een

96 Michèle de Waard, “Romancier Ingo Schulze over het leven na de Wende; alstublieft geen Ostalgie”, interview met Ingo Schulze in: NRC Handelsblad, 24 april 1998.

promiscueuze situatie met een van zijn klanten verlaat ze hem en begint samen met een vriendin en een kennis aan de reis naar Hongarije. Adam reist hen na, in een poging zijn geliefde terug te winnen. Onderweg ontmoet hij vluchtelinge Katja, die hij de grens over smokkelt. Op het moment dat de vijf personages zich in Hongarije bevinden, is de geruchtenstroom over het openstellen van de grenzen aldaar al in volle gang en leven er grote groepen mensen in de buurt van het grensgebied, in afwachting van het moment dat zij naar het Westen kunnen gaan. Wanneer dit moment zich aandient, is het grote dilemma van Adam en Evelyn, die inmiddels weer samenzijn, of zij van de gelegenheid gebruik zullen maken om in het Westen een bestaan op te bouwen, of terug zullen keren naar huis. Adam heeft geen behoefte om zijn veilige thuisbasis op te geven, maar Evelyn denkt in het Westen veel meer mogelijkheden te hebben. De beslissing valt uit in het voordeel van Evelyn. Maar eenmaal in het Westen valt het niet mee om een nieuw bestaan op te bouwen. Vooral Adam heeft moeite met de manier van leven in West-Duitsland. Het verhaal eindigt met een deprimerende scène, waarin Adam de waanzin nabij lijkt, terwijl de dan zwangere Evelyn beseft dat haar partner is veranderd in een vreemde.

5.2 De erfzonde en de val van de Muur

Op de omslag van de roman van Schulze staat, behalve de titel Adam en Evelyn, het volgende vermeld: ‘verreweg de vermakelijkste roman over de val van Muur’. Over de vermakelijkheid van het verhaal valt te twisten, maar er wordt wel duidelijk gemaakt wat de twee hoofdthema’s zijn in de roman: de val van de Muur en het Bijbelverhaal over de zondeval. De roman Adam en Evelyn speelt zich af in 1989, in de periode dat de grenzen naar het Westen worden opengesteld na de jarenlange scheiding tussen Oost- en West-Europa door het IJzeren Gordijn. In de roman wordt een symbolische vergelijking gemaakt tussen het Bijbelverhaal van Adam en Eva die uit de hof van Eden worden verbannen en Adam en Evelyn die het vertrouwde Oost-Duitsland verlaten.

“Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens die Hij geformeerd had.”99

De vergelijking van Oost-Duitsland met de hof van

Eden lijkt in eerste instantie vreemd, daar de voormalige DDR in menig opzicht niet snel geassocieerd zal worden met het paradijs. Wanneer de aandacht echter wordt gevestigd op de onwetendheid van de mens – voordat er is gegeten van de boom der kennis – in het Bijbelverhaal, is de analogie treffender. De bevolking in het oosten van Europa kende weliswaar veel minder vrijheden dan het kapitalistische Westen, maar daar stond tegenover dat in veel behoeften door de staat werd voorzien. Er was werk, levensmiddelen en huisvesting waren betaalbaar en voor een kleermaker was het mogelijk om goed te leven van zijn ambacht. “In de DDR bestonden onwankelbare zekerheden, die werden betaald met onmondigheid”, zegt Schulze hierover.100

In Adam

en Evelyn is het Evelyn die, net als Eva, zwicht voor de verleiding van ‘de boom der

kennis’, oftewel het Westen waar de kansen voor het oprapen liggen, waar ze kan gaan studeren en een beter, mooier leven zal gaan krijgen.

Schulze trekt de vergelijking met het Bijbelverhaal nog verder door: zoals Adam en Eva door God werden gestraft voor hun zonde, zo lijken ook Adam en Evelyn in het werk van Schulze een hoge prijs te betalen voor de oversteek naar het ‘beloofde land’. Het stel was niet berekend op de enorme cultuuromslag waar ze mee te maken krijgen. In het veel modernere West-Duitsland is op maat gemaakte kleding uit de tijd: de mode hangt voorgefabriceerd in de winkels en voldoet aan de smaak van het publiek. Er is dus geen behoefte aan de expertise van Adam. Hierdoor wordt het voor hem onmogelijk om een redelijk bestaan op te bouwen: iets anders dan kleding maken kan hij niet en eenvoudige baantjes zijn eigenlijk zijn eer te na, al heeft hij weinig keuze. De huizen zijn in het Westen veel duurder, zeker te duur voor een werkloos stel gelukzoekers uit het Oosten. Familie, vrienden en schamele onderkomens bieden wel een dak boven hun hoofd, maar dit is uiteraard niet vergelijkbaar met het ruime huis en de riante tuin die ze ooit bezaten. “(…) de aardbodem (is, red.) om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, (…)”101

In deze netelige positie plaatst Schulze zijn personage: Adam komt door een noodlottige keuze terecht in een omgeving waarin het voor hem veel moeilijker is om te voorzien in

een bestaan. Terugkeren naar ‘het paradijs’, oftewel zijn thuisbasis in Oost-Duitsland, is niet meer mogelijk.

Schulze maakt van zijn personages echter geen onwillige, weerloze slachtoffers. Het feit dat Adam zich niet kan redden in het Westen en zich verliest in ledigheid, is vooral wijten aan zijn onvermogen het verleden los te laten: de auteur laat hierin doorklinken dat men zelf verantwoordelijk is voor het maken van keuzes. Als tegenhanger van Adam plaatst Schulze het personage Katja in het verhaal: zij neemt het leven zoals het komt en streeft ondertussen ook haar idealen na. Op het moment dat dit personage wordt geïntroduceerd, wordt ze omschreven als een eenzame figuur die letterlijk met lege handen staat. Katja heeft geen geld, geen bezittingen en zelfs geen identiteitsbewijs. Dat is ook haar status quo wanneer ze, samen met de andere personages, in West-Duitsland arriveert. Toch weet ze in korte tijd een leven op te bouwen en nieuwe kansen te creëren, in tegenstelling tot Adam. Schulze zegt hierover in een interview: “De Muur was steeds een geweldig excuus voor eigen gebreken. Dat kan nu niet meer, men is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen handelen en falen. Sommigen valt dat zwaar.”102 Tegelijkertijd is er de analogie met het Bijbelverhaal, waardoor Schulze de aandacht richt op het feit dat de personages door een hogere macht worden veroordeeld tot een moeizaam bestaan. In hoeverre een individu verantwoordelijk is voor falen of slagen is dus een complexer vraagstuk dan het op het eerste gezicht lijkt. Schulze toont dat mensen terecht kunnen komen in een moeilijke situatie, doordat ze keuzes maken waarvan ze vooraf de consequenties niet kunnen overzien. Maar hij laat ook een hoopvol geluid horen, door te beschrijven hoe iemand vanuit het niets weer iets kan opbouwen.

5.3 Flat characters

Van psychologische diepgang zoals bijvoorbeeld in Zo God het wil en Zaterdag is in

Adam en Evelyn geen sprake. De personages worden niet uitgediept en hun drijfveren

blijven veelal onbekend voor de lezer. Ook in ander werk van Schulze is deze minimalistische benadering terug te vinden. Over de roman Simple Stories werd

geschreven: “Schulze psychologiseert niet, hij laat zijn personages spreken.”103

Met betrekking tot Neues Leben wordt gesproken van ‘bordkartonnen personages’.104 Op de achterflap van Adam en Evelyn is geschreven dat zich in het verhaal ‘turbulente liefdesgeschiedenissen’ afspelen, wat in principe overeenstemt met de inhoud van de roman. De turbulentie wordt echter niet als zodanig overgebracht op de lezer, maar slechts in abstractum weergegeven, of het blijft geheel achterwege. In de scène waarin wordt beschreven dat Evelyn het huis van Adam verlaat, nadat ze hem heeft betrapt met een andere vrouw, wordt een onpersoonlijke, vervreemdende dialoog weergegeven:

“Evelyn pakte in het halletje haar sleutel en opende de huisdeur. ‘Je had op zijn minst iets passends aan kunnen trekken,’ zei hij. ‘Pardon?’

‘Blauw en groen is boerenfatsoen.’ Adam liep achter haar aan naar buiten en hielp haar de koffer en de tent op de bagagedrager vast te klemmen.

‘Moet ik je brengen?’ vroeg hij. ‘Dat houdt voor geen meter.’”105

Door het overwegend heterodiëgetische vertelperspectief en de weinige focalisatie op personages krijgt de lezer erg weinig informatie over de belevingswereld en het gevoelsleven van de personages. Door de vertelinstantie wordt op een objectieve manier het handelingsverloop beschreven, waarbij slechts af en toe wordt gefocaliseerd op één van de personages. Bij de enkele keren dat de lezer te maken krijgt met de beleving van de personages, gaat Schulze niet in op de psychologische ontwikkeling of innerlijke motivaties. De objectieve beschrijvingen worden voortgezet, maar dan vanuit een ander perspectief. Ook de persoonlijke achtergronden blijven onderbelicht, slechts een enkele keer wordt in een korte toelichting een tipje van de sluier opgelicht. In de roman van Mauvignier is er eveneens sprake van het gebruik van flat characters, maar daarnaast worden er enkele personages neergezet waarvan de belevingswereld juist uitvoerig wordt beschreven. In Adam en Evelyn wordt het verhaal met name feitelijk weergegeven. Karakterisering vindt plaats op een indirecte wijze via de personages. Uit de beschreven

handelingen en dialogen kan de lezer een aantal persoonlijke kenmerken afleiden, maar Schulze laat het invullen van het uiterlijk en de motivaties van zijn personages voor het grootste gedeelte over aan de verbeeldingskracht van de lezer.

Met de verstandhoudingen tussen de verschillende personages wordt gedurende het verhaal voortdurend gespeeld. Tussen Adam en Evelyn heerst een continue spanning, hun dialogen worden gekenmerkt door bitse reacties en verwijten. Schulze intensiveert de haat-liefdeverhouding tussen de twee personages door te beschrijven hoe Adam in West-Duitsland steeds ongelukkiger wordt, een gemoedstoestand die wordt geweten aan de keuzes die Evelyn heeft gemaakt. Een andere fluctuerende verstandhouding is die tussen de personages Adam en Michael. Adam reageert meestal vijandig op zijn rivaal Michael, maar toch zijn er ook verscheidene passages in het verhaal te vinden waarin de mannen vriendschappelijk met elkaar omgaan en goede gesprekken voeren. Michael op zijn beurt is erg gekwetst wanneer Evelyn hun relatie beëindigt om verder te gaan met Adam, maar zal later in het verhaal toch gewillig bijstand verlenen aan het tweetal wanneer zij in financiële nood verkeren. In alle gevallen blijven de motieven van de personages onbeschreven, waardoor het handelingsverloop zich niet altijd logisch ontwikkelt. De oppervlakkige weergave van de personages zorgt voor een afstandelijke leeshouding, waardoor Schulze zich in grote mate onderscheidt van de hiervoor besproken auteurs.

De auteur gaat weliswaar lang niet zover als (toneel)schrijver en theatermaker Bertolt Brecht in het creëren van vervreemding, maar de manier waarop hij het verhaal vormgeeft doet wel denken aan het episch theater dat aan het begin van de twintigste eeuw werd geïntroduceerd.106 De archetypische personages zijn een belangrijk kenmerk van de Brechtiaanse werkwijze, hoewel het een techniek is die al veel langer bestond. In combinatie met andere kunstgrepen, zoals het doorbreken van ‘de vierde wand’, probeerde Brecht met deze toepassing een kritische houding teweeg te brengen bij het publiek. Ook in de volgende paragrafen worden enkele kenmerken van het werk van Schulze besproken, waarin de Brechtiaanse benadering terugkomt. Het is de vraag of de auteur ook hetzelfde effect creëert als het dialectisch theater van een kleine eeuw geleden:

106 Oscar G. Brockett, History of the Theatre, (Boston/London/Toronto/Sydney/Tokyo/Singapore: Allyn and Bacon, 1999), 468-9.

wordt de lezer door Adam en Evelyn uitgedaagd tot het voeren van een discussie? Hieronder zal verder worden ingegaan op deze vraagstelling.

5.4 Schrijfstijl

Adam en Evelyn bestaat uit vijfenvijftig korte hoofdstukken, alle met een titel die aansluit

op de inhoud. Met uitzondering van de eerste en laatste paar hoofdstukken bestaat het grootste gedeelte van de roman uit dialogen. Aan het begin van het verhaal wordt er gebruik gemaakt van focalisatie, gericht op het personage Adam. In de laatste hoofdstukken is de focalisatie gericht op Evelyn. In beide gevallen benadrukt het eenzijdige perspectief de gemoedstoestand van de twee hoofdpersonages op dat moment, wanneer ze fysiek of mentaal van elkaar verwijderd zijn.

Net als Ammaniti’s Zo God het wil lijkt de roman van Schulze een journalistieke vorm te hebben, maar helemaal vergelijkbaar is het niet. Overeenkomstig zijn de korte hoofdstukken waarbij er, bij elke nieuwe scène die wordt ingeluid, kort een setting wordt neergezet met een specifieke plaats- en vaak ook tijdsaanduiding, waarna het handelingsverloop wordt gestart. Ammaniti zoomt vervolgens in op zijn personages, maar Schulze vervolgt met een dialoog of een vooral afstandelijke beschrijving van het handelingsverloop. Beide auteurs wekken met de journalistieke benadering een suggestie van feitelijkheid, die in het geval van Ammaniti de geloofwaardigheid van de personages en een realistische setting ondersteunt. Schulze benadrukt eerder de historische adequaatheid van het verhaal, wat in de volgende paragraaf verder behandeld zal worden. In beide gevallen wordt door het gebruik van zogenaamde feiten gewezen op het realiteitsgehalte van de romans.

Bijna ieder hoofdstuk begint met een korte introductie van de setting. Soms lijken dit scriptaanwijzingen, bedoeld om de personages te positioneren in aanloop naar een ‘take’, zoals in het volgende citaat:

“Toen Adam haar stem hoorde, gevolgd door de voetstappen op de trap, geschiedde het dat hij zich naast de kast rechts van de deur tegen de muur drukte. Lilli, die in het bad zat,

keek hem verstijfd van angst aan. Er werd geklopt, Lilli draaide de douche uit, Evelyn kwam binnen.”107

Dit citaat toont de startpositie van de personages, waarop de conversatie en het handelingsverloop volgen. Ook veel andere hoofdstukken beginnen op deze wijze, in de andere gevallen wordt er direct begonnen met de dialoog. De gesprekken die de personages voeren zijn vlot geschreven, waarbij gebruik is gemaakt van een eenvoudig vocabulaire. Dit geldt voor de gehele roman: nergens wordt ingewikkeld of afwijkend taalgebruik toegepast, ook niet om de personages te typeren. Het gebruik van idio- of sociolect, dat in alle vier de voorgaande romans in meer of mindere mate wordt toegepast, blijft achterwege in de roman van Schulze. Een opmerkelijk woord in bovenstaand citaat is het werkwoord ‘geschiedde’, wat een ouderwetse dissonant is ten opzichte van de rest van de tekst. Het is wel een veel gebruikt woord in oudere Bijbelvertalingen. Mogelijk wordt hier de analogie met het Bijbelverhaal aangehaald, maar het woord lijkt vooral erg misplaatst. Dit taalgebruik is echter niet kenmerkend voor de gehele roman.

Wat opvalt is dat de personages vaak langs elkaar heen praten. Vragen worden beantwoord met heel andere vragen, of het gesprek neemt plots een totaal andere wending, zoals in het citaat hieronder:

“’Ik wou je vragen,” zei hij en richtte zich op, terwijl hij het boek tegen zijn borst hield, ‘ik wou je vragen – of je met me wilt trouwen.’ (…) ‘Wat ben je mooi,’ zei Adam en glimlachte.

‘Hoe kom je daar nu opeens zo bij?’

‘Wenst u nog iets?’ vroeg de serveerster en zag de bijbel in Adams hand.

Evelyn en Adam schudden tegelijk hun hoofd. ‘Of ja, toch,’ riep Adam haar achterna. ‘Misschien twee koffie als het kan? Is Rudi daar nog?’”108

De uiting van liefde die wordt beschreven, wordt niet geïntroduceerd of toegelicht in de tekst voorafgaand of volgend op het citaat. Het blijft daardoor onduidelijk waarom Adam

107 Schulze, 21.

Evelyn ten huwelijk vraagt. Daarnaast wordt het gesprek onderbroken door de serveerster, waarna het gespreksonderwerp verandert. Er wordt later niet teruggekomen op het onderwerp, waardoor de lezer niet weet wat het antwoord van Evelyn is geweest. Ook blijft emotionele interactie, die verwacht zou kunnen worden na een huwelijksaanzoek, uit. Met abrupte wendingen zoals hierboven beschreven, breekt Schulze de gesprekken van zijn personages af op het moment dat hun gevoelsleven naar voren komt. Deze structuur sluit aan bij de oppervlakkige karakterisering die Schulze in zijn roman heeft verwerkt: diepgang ontbreekt zowel bij de beschrijving van de personages als in hun dialogen. De auteur toont het onvermogen tot communicatie tussen de personages en trekt dit ook door naar de lezer, die geen middelen krijgt aangereikt om de personages en de gebeurtenissen onder de oppervlakte te verkennen.

Het literaire minimalisme, dat Schulze toepast in de roman, heeft tot doel de lezer uit te dagen zelf een invulling te geven aan dat wat wordt aangereikt door de tekst, waardoor hij of zij betekenissen kan toekennen aan het verhaal. De tekst bevat nauwelijks bijvoeglijke naamwoorden, geen esthetische overdaad of psychologisering. Schulze toont, maar beschrijft niet. Dit wijkt duidelijk af van de werkwijzen van bijvoorbeeld Ammaniti, McEwan en Mauvignier, die juist heel duidelijke aanwijzingen geven in hun tekst. Het citaat dat hierboven is weergegeven geeft heel weinig informatie over de situatie die

In document Een wrede samenleving (pagina 89-104)