• No results found

De aanpassingen van het Rvt en de reikwijdte van de evaluatie

Aanleiding

Op basis van haar onderzoek naar twee onttrekkingen in twee tbs-klinieken (2007) doet de ISt de aanbeveling om de voorschriften en beleidskaders met betrekking tot het doen van aangifte van strafbare feiten gepleegd door tbs-gestelden en het om die reden van rechtswege vervallen van de verlofmachtiging, aan te scherpen. Met name het tijdstip waarop sprake is van het van rechtswege vervallen van de verlofmachtiging dient duidelijker gemarkeerd te worden. Daarnaast concludeert de ISt, naar aanleiding van de trage handelwijze van de politie en de niet doorgezette vervolging van het OM, dat beide instanties niet weten of zich niet voldoende hebben gerealiseerd dat vervolging voor een nieuw strafbaar feit (of het aangemerkt worden als verdachte van een nieuw strafbaar feit) invloed kan hebben op de verlofverlening van een tbs-gestelde (ISt, 2007, p. 29). Zij formuleert voor het OM en de politie de aanbeveling om een heldere beleidslijn te formuleren met betrekking tot het

kennisnemen van feiten, het opnemen van een aangifte en het al dan niet vervolgen van plegers van feiten die zich al bevinden in een tbs-kliniek.

De wijzigingen

Artikel 53 lid 2 Rvt is bij besluit van 16 juni 2008 (Stb. 2008, 222) gewijzigd.11 De oude tekst van art. 53 lid 2 Rvt luidde:

2. Voordat het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden overgaat tot het verlenen van een vorm van verlof, bedoeld in het eerste lid, verzoekt deze Onze Minister schriftelijk een machtiging. De machtiging van Onze Minister kan mede omvatten het meermalen verlenen van de in het eerste lid

11

onderscheiden verlofsoort. De machtiging wordt verleend voor de duur van een jaar. Ten behoeve van het verlenen van een nieuwe machtiging draagt de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden twee maanden voor het verlopen van de machtiging zorg voor een evaluatie aan Onze Minister. Een nieuwe machtiging wordt slechts verleend indien een evaluatie afgegeven is.

De machtiging vervalt:

1°. zodra de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is, tenzij sprake is van overmacht, of

2°. indien de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, begaan tijdens de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.

In de nieuwe redactie van art. 53 lid 2 Rvt wordt iets gewijzigd en toegevoegd aan het deel onder 2˚; De nieuwe tekst luidt nu:

2. Voordat het hoofd van de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden overgaat tot het verlenen van een vorm van verlof, bedoeld in het eerste lid, verzoekt deze Onze Minister schriftelijk een machtiging. De machtiging van Onze Minister kan mede omvatten het meermalen verlenen van de in het eerste lid

onderscheiden verlofsoort. De machtiging wordt verleend voor de duur van een jaar. Ten behoeve van het verlenen van een nieuwe machtiging draagt de inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden twee maanden voor het verlopen van de machtiging zorg voor een evaluatie aan Onze Minister. Een nieuwe machtiging wordt slechts verleend indien een evaluatie afgegeven is.

De machtiging vervalt:

1°. zodra de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is, tenzij sprake is van overmacht, of

2°. zodra het Openbaar Ministerie aan het hoofd van de inrichting meldt dat de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde wordt aangemerkt als verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, begaan tijdens de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.

Het hoofd van de inrichting doet van een strafbaar feit als bedoeld in onderdeel 2˚ binnen vierentwintig uur aangifte bij een opsporingsambtenaar. Indien de ter beschikking gestelde ten aanzien van wie door het hoofd van de inrichting aangifte wordt gedaan, verlof is verleend, wordt dit verlof terstond ingetrokken door het hoofd van de inrichting. Het hoofd van de inrichting verleent geen verlof aan de ter beschikking gestelde ten aanzien van wie door het hoofd van de inrichting aangifte wordt gedaan, tot aan de mededeling van het Openbaar Ministerie als bedoeld in onderdeel 2˚.

Artikel 53 Rvt heeft betrekking op vier soorten verlof: begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof en incidenteel verlof. Art. 57 lid 4 Rvt heeft betrekking op het proefverlof.

De reikwijdte van de evaluatie

De aanscherping betekent voor de klinieken dat zij hun manier van werken op drie punten moeten aanpassen.

1. Ze moeten verplicht aangifte doen (van alle feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten). 2. Ze moeten deze aangifte binnen 24 uur doen.

3. Ze moeten het verlof van de betreffende tbs-gestelde terstond intrekken totdat het OM (als onafhankelijke derde) heeft beoordeeld of de tbs-gestelde als verdachte wordt aangemerkt.

Feitelijk gaat het dus om aanscherping op drie punten. Dat het in art. 53 Rvt lid 2 gaat om ‘strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten’ en om het feit dat ‘de verlofmachtiging vervalt op het moment dat de tbs-gestelde als verdachte is aangemerkt’ is bij een eerdere wijziging van art. 53 Rvt vastgelegd12. Dit zijn dus geen wijzigingen of aanscherpingen die in 2008 zijn doorgevoerd. Het zijn wel essentiële onlosmakelijke onderdelen van de regelgeving. De onderhavige evaluatie heeft daarom niet alleen betrekking op de aanscherpingen/ wijzigingen in de regelgeving van 2008 maar op de gewijzigde regelgeving als geheel. Daarin zijn dus ook de wijzigingen van 2005 verdisconteerd. Deze benadering sluit ook aan bij de formulering van de probleemstelling. Hierin wordt gesproken van de gewijzigde regeling en niet van de wijzigingen in de regeling (zie paragraaf 3.1).

Feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten

Artikel 53 Rvt is eerder gewijzigd bij besluit van 23 juni 2005 (Stb. 2005, 400) als aanscherping van het verlofbeleid. Met deze wijziging is vastgelegd dat de machtiging van rechtswege vervalt bij een

verdenking van strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In de nota van toelichting bij dit eerdere besluit is aangegeven dat sprake is van strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten bij ernstige ordeverstoringen zoals brandstichtingen, openlijke geweldpleging tegen personeel of andere justitieel ingeslotenen dat lichamelijk of psychisch letsel tot gevolg heeft of het voorhanden hebben van vuurwapens. Of een dergelijke situatie zich voordoet dient te blijken uit een melding van opsporingsinstanties (zoals politie en OM) dat betrokkene wordt verdacht van een dergelijk strafbaar feit.

Toepassing van voorlopige hechtenis is aan een viertal wettelijke voorwaarden gebonden. Er moeten 1) ernstige bezwaren zijn; er moet sprake zijn van 2) een geval en 3) een grond en de rechter moet 4) een anticipatietoets uitvoeren13. In de wetswijziging van 2005 staat dat ten aanzien van de verdenking van strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten wordt aangesloten bij artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel regelt zowel de gevallen (criteria 2) waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten alsmede de ernstige bezwaren (criteria 1) die blijkens feiten en omstandigheden jegens verdachte moeten bestaan om voorlopige hechtenis toe te laten.

We merken op dat de groep van delicten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, groter is dan de groep delicten die is beschreven in de nota van toelichting (van 2005). Daarin zijn met name de zwaardere delicten genoemd. Delicten als mishandeling (art. 300 Wetboek van Strafrecht (Sr)) en bedreiging (art. 285 lid 1 Sr) zijn ook gevallen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, zoals blijkt

12

Bij besluit van 23 juni 2005 (Stb. 2005, 400). 13

uit art. 67 lid 1 sub b Sv.14 Daarnaast valt ook diefstal (art. 310 Sr) onder feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verplichting tot het doen van aangifte heeft dus ook betrekking op relatief kleine vergrijpen als winkeldiefstal en diefstal van een fiets. Er zal wel meer moeten zijn dan

bijvoorbeeld een anonieme tip1.

Het aanmerken als verdachte

Op grond van de wijziging van art. 53 Rvt (2008) vervalt de verlofmachtiging op het moment dat het OM contact opneemt met het hoofd van de tbs-inrichting om te melden dat de betrokkene als

verdachte wordt aangemerkt. In artikel 27 Sv staat aangegeven wie als verdachte wordt aangemerkt. Lid 1 geeft aan: ‘Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan eenig strafbaar feit voorvloeit’. Lid 2 vult daarop aan dat ´daarna als verdachte wordt aangemerkt degene tegen wien de vervolging is gericht’.

Het begrip ‘aanmerken als verdachte’ wordt in de wijziging van art. 53 in 2005 voor het eerst gebruikt, maar pas bij de concrete aanscherpingen van de regelgeving in het besluit tot wijziging van 16 juli 2008, nader uitgewerkt. De nota van toelichting bij het besluit van 16 juni 2008 verwijst niet naar artikel 27 Sv, dat aangeeft wanneer een persoon als verdachte wordt aangemerkt. Uit deze nota van

toelichting blijkt dat er drie momenten te onderscheiden zijn waarop iemand als verdachte kan worden aangemerkt: 1) bij ontdekking op heterdaad, 2) bij aangifte of 3) op het moment dat het OM contact opneemt met het hoofd van de kliniek naar aanleiding van het gepleegde strafbare feit, teneinde mede te delen dat de betrokkene als verdachte van een strafbaar feit (waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten) wordt aangemerkt. Dit laatste moment wordt in de nota van toelichting als het meeste gewenste moment genoemd om bij aan te sluiten. Als dit laatst genoemde moment bepalend is voor de vraag of iemand als verdachte wordt aangemerkt, is het voor de voortgang van de behandeling van de tbs-gestelde van groot belang dat het OM zo spoedig mogelijk laat weten of een betrokkene als verdachte wordt aangemerkt. Zodra het OM meedeelt dat de betrokkene niet als verdachte wordt aangemerkt, vervalt de opschorting van het verlof. Als het OM meedeelt dat betrokkene wel als verdachte wordt aangemerkt vervalt de bestaande verlofmachtiging van rechtswege.