• No results found

De aangepaste, uiteindelijke trainingen

In document De strijd om aandacht (pagina 125-131)

Leerdoelen

 Interesse wekken door middel van je stem.

 De reikwijdte van je stem ervaren.

 Het effect inzien van de inzet van verschillend stemgebruik.

Aantal deelnemers

Minimaal drie leerlingen – Maximaal twaalf leerlingen

Tijd

± 40 minuten.

Voorbereiding & Materiaal

Een aantal teksten uit bijvoorbeeld een tijdschrift (niet te lang). Kaartjes maken met daarop de eigenschappen van het spreken met aandacht (zie voorbeeld) en deel deze uit aan de leerlingen. Deze kunnen ze in de toekomst ook gebruiken. Schrijf de eigenschappen eventueel ook op het bord.

Werkwijze stap voor stap

1. De leraar legt kort uit dat de training betrekking heeft op het gebruik van de stem. Hij geeft nog geen voorbeelden.

2. Laat de leerlingen duo‟s of groepjes van drie vormen. 3. Geef ze een korte tekst (artikel uit krant of tijdschrift). 4. Leerling A leest voor aan leerling B zoals hij gewoonlijk doet.

5. Geef de leerlingen het lijstje met de eigenschappen van spreken met aandacht en ga hierover klassikaal in gesprek. Vraag of ze vragen hebben en laat ze voorbeelden noemen uit het stukje tekst wat ze net hebben voorgedragen of waar ze net naar geluisterd hebben. 6. Leerling A leest opnieuw dezelfde tekst voor aan leerling B, daarbij gebruikmakend van

de eigenschappen van het spreken met aandacht. 7. Leerlingen B oefent op dezelfde manier.

Voorbeeld

Eigenschappen van spreken met aandacht: Precisie: Zorg voor goede articulatie.

Eenvoud: Gebruik eenvoudige en concrete taal. Snelheid: Spreek langzaam, zonder haast. Volume: Zorg voor een goed volume.

Stilte: Gebruik pauzes en zie stilte als onderdeel van het spreken. Zelf: Luister met aandachtig naar wat je zelf zegt.

Reflectie & Vragen

 Laat de leerlingen de verschillen benoemen die zij tegenkwamen tijdens de eerste en tweede keer voorlezen. Laat iedere leerling benoemen welk punt (of welke twee punten) uit het lijstje met eigenschappen van belang zijn voor hem.

„Als ik me goed voel, dan lijk ik op…‟

Leerdoelen

 De leerlingen bewust maken van hun houding (tijdens het geven van een presentatie).

 Het effect inzien van verschillende houdingen.

Aantal deelnemers

Minimaal drie leerlingen – Maximaal de hele klas.

Tijd

± 30 minuten

Voorbereiding & Materiaal

Schrijf de twee zinnen uit stap twee op het bord.

Werkwijze stap voor stap

1. Begin de training met een uitleg dat wanneer mensen onzeker of zenuwachtig zijn tijdens hun presentatie je dit vaak aan hun houding kunt zien. Leg uit dat deze training bedoelt is om hier wat aan te doen.

2. Laat de leerlingen groepjes van twee (of drie) personen vormen

3. Laat de leerlingen (ieder voor zich) de volgende twee regels afmaken. Het is de bedoeling dat ze aan het einde van de regel een dier, persoon, voorwerp, gebouw etc. invullen. Doe het zelf eerst een keer voor.

“Als ik me groot, goed en sterk voel dan lijk ik op een…” “Als ik me klein, onzeker en zwak voel dan lijk ik op een…”

4. De leerlingen in de groepjes vertellen aan elkaar hoe ze beide zinnen hebben ingevuld en beelden dit uit.

5. De leerlingen bespreken in de groepjes hoe de twee houdingen op hen overkomen. Welke van de twee houdingen is prettiger om naar te kijken en hoe komt dat? De leraar loopt langs de groepjes en begeleidt waar nodig.

6. Laat een leerling voor de klas komen en laat hem uitbeelden hoe hij zich voelt wanneer hij zich groot en goed voelt en wanneer hij zich klein en onzeker voelt.

7. Bespreek met alle leerlingen hoe deze houding op hen overkomt. 8. Herhaal stap 5 en 6 met nog een of twee leerlingen.

Voorbeeld

Leerling 1: “Als ik me klein, onzeker en zwak voel dan lijk ik op een muis” Leerling 2: “Hoe sta je als je een muis bent?”

Leerling 1: “Ik maak me klein en kijk alleen naar de grond” (en beeld dit uit)

Reflectie & Vragen

 Vraag leerlingen naar de verschillen die ze ervaren hebben.

 Bespreek op welke manier de leerlingen deze ervaringen kunnen gebruiken bij hun presentatie.

„Direct aandacht krijgen‟

Leerdoelen

 Interesse wekken door te beginnen met een pakkende opening.

 Alternatieve vorm om je presentatie te starten.

Aantal deelnemers

Minimaal drie leerlingen – Maximaal vijftien leerlingen

Tijd

± 50 minuten

Voorbereiding & Materiaal

Een aantal presentatie-onderwerpen achter de hand hebben.

Werkwijze stap voor stap

1. De trainer introduceert het onderwerp van de training en legt het doel uit. Hij geeft in de inleiding direct een aantal voorbeelden om de training te verduidelijken.

2. Laat de leerling een onderwerp kiezen waar hij veel over weet. Geef eventueel een onderwerp (familie, vakantie, hobby etc.)

3. Laat de leerling in (hooguit vijf) kernwoorden kort de inhoud van een presentatie voorbereiden. (Bijvoorbeeld aan de hand van de vragen: Wie? Wat? Waar?)

4. Brainstorm met de leerlingen wat voorbeelden zijn van een pakkende inleiding. Schrijf deze op het bord. Begeleid de leerlingen en geef zelf voorbeelden. Eventueel (bij voldoende tijd) kan ook meteen over een afsluiting worden nagedacht die aansluit op de inleiding (zie voorbeelden).

5. Laat de leerling bij zijn eigen presentatie een verrassende inleiding bedenken. Begeleidt de leerlingen hierin.

6. Leerlingen oefenen in drietal de presentatie en geven elkaar een tip en een top.

Voorbeeld

Inleiding Afsluiting

Ik ga mijn presentatie geven over…

(Standaard opening, trekt niet de aandacht!)

Dit was het, zijn er nog vragen?

(Standaard afsluiting, blijft niet hangen!) Wat denken jullie dat het wereldrecord

hoogspringen is?

Ik ben in ieder geval hard aan het oefenen en hoop binnenkort het wereldrecord van 3.15 meter te verbeteren!

Ik weet niet of jullie wel eens oog in oog met een olifant hebben gestaan?

Zo zie je maar weer, Afrika is een prachtig land, maar pas wel op voor de olifanten!

Reflectie & Vragen

 Laat de leerlingen uitleggen waarom ze voor deze inleiding en afsluiting hebben gekozen.

 Vraag de andere leerlingen hierop te reageren.

 Was de inleiding pakkend, standaard, uitdagend, prikkelend?

 (Eventueel: Sloot de afsluiting aan op de inleiding?)

„Een spiekbriefje maken‟

Leerdoelen

 De leerlingen laten ervaren dat het maken van een spiekbriefje kan leiden tot een betere tekstbeheersing, waardoor een presentatie niet helemaal uitgeschreven en voorgelezen wordt.

 De leerlingen laten ervaren dat een compleet uitgeschreven presentatie niet leidt tot meer tekstbeheersing.

 Gestructureerd de boodschap overbrengen op het publiek.

 Het leren onderscheiden van hoofd en bijzaken.

Aantal deelnemers

Minimaal drie leerlingen – Maximaal vijftien leerlingen

Tijd

± 60 minuten

Voorbereiding & Materiaal

 Een aantal presentatie-onderwerpen achter de hand hebben en/of een aantal informatieve artikelen waar de leerlingen over kunnen presenteren.

 Papier of kaartjes.

 Deze oefening is ook in te zetten wanneer de leerlingen een presentatie moeten geven en deze al enigszins hebben mogen voorbereiden.

Werkwijze stap voor stap

1. Introduceer de training en geef het trainingsdoel weer.

2. Bespreek met de leerlingen wat er op een spiekbriefje moet staan (géén volledig uitgeschreven tekst!)

3. Laat de leerlingen groepjes van twee of drie personen vormen en geef iedere leerling een vel papier.

4. Laat de leerling een onderwerp kiezen waar hij veel over weet. Geef eventueel een onderwerp (familie, vakantie, hobby etc.). Het kan ook een stelling zijn (over iets waar de leerling het wel of niet mee eens is).

5. Laat de leerling in (hooguit vijf) kernwoorden kort de inhoud van hun presentatie voorbereiden. Bijvoorbeeld aan de hand van de vragen: Wie? Wat? Waar? De leraar kan het eerst voordoen en op het bord een spiekbriefje maken.

6. Laat de leerlingen een spiekbriefje maken voor hun presentatie. Gebruik het onderstaande voorbeeldmodel. Het aantal woorden dat de leerlingen mogen gebruiken staat hierop aangegeven. Hier mag enigszins van worden afgeweken, mocht de leerling meer woorden nodig hebben. Het aantal deelonderwerpen moet niet teveel zijn. Dit omdat de nadruk van deze training niet op de specifieke inhoud ligt en omdat de luisteraar (wanneer er wel echt gepresenteerd wordt) anders teveel informatie krijgt.

7. Laat de leerlingen in de groepjes hun presentatie oefenen (aan de hand van het spiekbriefje). Laat de leerlingen elkaar feedback geven.

8. Eventueel: Laat de leerling presenteren voor de klas en bespreek na afloop het spiekbriefje. Hoe ging het? Stonden er teveel of te weinig woorden op?

9. Eventueel: Laat ook andere leerlingen voor de klas presenteren.

Voorbeeld

1. Vraag de leerlingen hun presentatie in te delen in een inleiding, middenstuk en afsluiting. 2. Laat ze drie woorden voor de inleiding opschrijven.

3. Laat ze voor het middenstuk drie deelonderwerpen komen. (Bijvoorbeeld: Wie? Wat? Waar?)

4. Laat ze bij ieder deelonderwerp drie steekwoorden opschrijven.

5. Laat ze de deelonderwerpen en de bijbehorende steekwoorden logisch structureren. 6. Laat ze drie woorden voor de afsluiting opschrijven.

Inleiding - Opening (3 steekwoorden of 1 korte zin)

- Onderwerp introduceren (3 steekwoorden of 1 korte zin) Middenstuk - Deelonderwerp 1 (+ drie steekwoorden)

- Deelonderwerp 2 (+ drie steekwoorden) - Deelonderwerp 3 (+ drie steekwoorden) Slot - Afsluiting (3 steekwoorden of 1 korte zin)

Reflectie & Vragen

 Bespreek met de leerlingen wat de voordelen zijn van het maken van een spiekbriefje.

 Op welke manieren heeft het spiekbriefje bijgedragen aan een beter tekstbegrip?

„Oogcontact maken‟

Leerdoelen

 Het doel van de training is dat leerlingen écht contact durven te maken met het publiek.

 Het (overmatig) kijken naar een spiekbriefje is een van de dingen die gebeurt wanneer leerlingen geen contact durven te maken met het publiek.

Aantal deelnemers

Minimaal zes leerlingen - Maximaal de hele klas.

Tijd

± 30 minuten

Voorbereiding & Materiaal

Laat de leerlingen in een halve cirkel zitten.

Werkwijze stap voor stap

1. Laat een leerling het lokaal verlaten, geef hem de instructie dat wanneer hij daarna weer binnenkomt voor de groep gaat staan en dan slechts een iemand aankijkt.

2. De leerling stopt met het aankijken van deze persoon op het moment dat hij echt contact met hem of haar heeft.

3. Bespreek met de groep waarom er wel of geen contact was. Waar bleek dat uit? En wat is er lastig aan het maken van contact?

4. Laat de leerlingen in tweetallen met elkaar praten. Ze mogen elkaar vertellen wat ze de dag ervoor hebben gedaan of praten over iets wat ze binnenkort gaan doen.

5. Bespreek met de leerlingen hoe deze normale gesprekken verliepen en of ze het idee hadden dat ze contact hadden met de andere persoon. Waar bleek dat uit? Geef zelf ook voorbeelden van aankijkgedrag.

6. Eventueel: Laat de leerlingen praten met iemand uit de groep met wie ze minder vaak spreken en bespreek weer hoe het gesprek verliep, of er contact was en waar dat uit bleek.

Reflectie & Vragen

 Bespreek met de groep wat je moet doen om echt contact met je publiek te krijgen

 Waarom zou iemand tijdens een presentatie vaak naar zijn spiekbriefje kijken?

„Durf stil te zijn‟

Leerdoelen

 Rust in de presentatie krijgen.

 Ervaren dat stiltes in de presentatie niet erg zijn.

 Ervaren dat stiltes in de presentatie minder lang duren dan je zelf denkt.

Voorbereiding & Materiaal

Een aantal presentatie-onderwerpen achter de hand hebben.

Aantal deelnemers

Minimaal drie leerlingen – Maximaal vijftien leerlingen

Tijd

± 50 minuten

Werkwijze stap voor stap

1. Laat de leerling een onderwerp kiezen waar hij veel over weet (familie, vakantie, hobby recente gebeurtenis, iets waar de leerling boos over is of een mening over heeft).

2. Laat de leerling in kernwoorden een korte presentatie voorbereiden.

3. In de groepjes oefenen de leerlingen hun presentatie. Let erop dat het niet teveel een gewoon gesprek wordt. Laat de leerling echt voor de andere groepsgenoten staan en presenteren.

4. Laat een leerling presenteren voor de klas.

5. Geef hem vooraf de instructie dat hij in zijn verhaal een pauze (of meerdere rustpunten) moet inlassen. De leerling moet zelf aanvoelen wanneer zijn pauze lang genoeg is geweest voordat hij verder gaat met zijn presentatie.

6. De leerling hoeft zijn verhaal niet af te maken, u mag hem stoppen.

7. Evalueer eerst met de leerling hoe hij zich voelde tijdens de stilte en wat de reden was om zijn verhaal weer te vervolgen.

8. Evalueer vervolgens met de luisterende leerlingen hoe zij de stilte hebben ervaren. Neem eventueel de presentatie van de leerling en geef zelf een voorbeeld van hoe en waar je in deze presentatie een stilte kan inbouwen

9. Laat ook andere leerlingen nu voor de klas oefenen en bespreek de stilte op dezelfde wijze.

Voorbeeld

Presentator Publiek

Ervaart de stilte als vervelend en gaat snel door met zijn verhaal.

Ervaart de stilte als vrij kort en vindt dat de stilte langer had mogen duren.

Reflectie & Vragen

 E

valueer hoe de stilte wordt ervaren door de spreker en door de luisteraars.

In document De strijd om aandacht (pagina 125-131)