• No results found

3 Onderzoek

3.2 Opleidingsgerelateerd luik

3.2.1 Aandacht aan duurzaamheid

Bij de allereerste vraag in het luik met opleidingsgerelateerde vragen, werd gepeild naar hoeveel studenten akkoord gingen bij de stelling of er werd ingegaan op duurzame ontwikkeling (Q1). Deze vraag hangt nauw samen met een vraag die enkele plaatsen later kwam en als volgt luidt: “Tijdens de bacheloropleiding HW werd voldoende aandacht aan duurzaamheid besteed.” (Q2) De resultaten van beiden vragen worden zowel voor de masterstudenten als voor de 3de bachelorstudenten weergegeven

in tabel 6. Helemaal niet akkoord Niet akkoord Eerder niet akkoord Noch niet akkoord, noch akkoord Eerder akkoord Akkoord Helemaal akkoord Totaal Ma Q1: N 0 3 3 11 29 17 0 63 Q1: % 0 4,8 4,8 17,5 46,0 27,0 0 100 Ba3 Q1: N 0 0 3 4 28 24 8 67 Q1: % 0 0 4,5 6,0 41,8 35,8 11,9 100 Ma Q2: N 1 3 15 15 15 13 1 63 Q2: % 1,6 4,8 23,8 23,8 23,8 20,6 1,6 100 Ba3 Q2: N 0 0 14 9 22 18 4 67 Q2: % 0 0 20,9 13,4 32,8 26,9 6,0 100

Tabel 6 : Cijfergegevens stellingen 1 en 2

In deze tabel zien we dat heel wat masterstudenten eerder akkoord tot akkoord gingen bij de stelling of werd ingegaan op duurzame ontwikkeling als bij de stelling of er voldoende aandacht aan DO werd besteed. Ook heel wat 3de bachelorstudenten – 60 van 67 (89,5 %) studenten – gingen eerder akkoord tot

helemaal akkoord bij de eerste stelling. De antwoorden bij de Ba3-studenten schoven iets meer op naar het linker spectrum van de antwoordmogelijkheden wanneer we de stelling of er voldoende aandacht aan duurzaamheid werd besteed bekeken (Q2). Desalniettemin was nog steeds 65,7 % van de Ba3-studenten het eens met voornoemde stelling.

De gegevens uit tabel 6 werden per stelling geanalyseerd waar zowel de master- als 3de bachelorstudenten

tegenover elkaar werden gezet. We gebruikten de independent T-test om na te gaan of er al dan niet een verschil was in de gemiddelden tussen master- en 3de bachelorstudenten. Bij stellingen Q1 en Q2 werd

een gemiddelde van 4,83 en 4,33 bij de Ma-studenten gemeten, waar dit bij de Ba3-studenten 5,45 en 4,84 was. Bij beide stellingen werden de varianties als gelijk beschouwd (Q1: p = 0,934 ; Q2: p = 0,282). Daarna werden de stellingen niet aanvaard wat wou zeggen dat de gemiddelden niet aan elkaar gelijk waren (Q1: p = 0,000 ; Q2: p = 0,025). We kunnen aldus stellen dat er degelijk een verschil was tussen masterstudenten en 3de bachelorstudenten. Die laatste gingen substantieel meer akkoord bij de stelling

of er werd ingegaan op duurzame ontwikkeling en gingen alsook meer akkoord wanneer we stelden dat er voldoende aandacht aan duurzaamheid in de opleiding HW werd besteed.

Daarnaast vroegen we aan de studenten of duurzaamheid op een sterk versnipperde (Q3) en een samenhangende (Q4) manier aan bod kwam in de opleiding HW.

Helemaal niet akkoord Niet akkoord Eerder niet akkoord Noch niet akkoord, noch akkoord Eerder akkoord Akkoord Helemaal akkoord Totaal Ma Q3: N 0 4 10 13 26 8 2 63 Q3: % 0 6,3 15,9 20,6 41,3 12,7 3,2 100 Ba3 Q3: N 0 5 9 17 24 12 0 67 Q3: % 0 7,5 13,4 25,4 35,8 17,9 0 100 Ma Q4: N 3 6 18 10 20 6 0 63 Q4: % 4,8 9,5 28,6 15,9 31,7 9,5 0 100 Ba3 Q4: N 1 2 18 14 23 9 0 67 Q4: % 1,5 3,0 26,9 20,9 34,3 13,4 0 100

Tabel 7 : Cijfergegevens stellingen 3 en 4

36 masters antwoordden dat ze eerder akkoord tot helemaal akkoord gingen wanneer we vroegen of duurzaamheid op een sterk versnipperde manier aan bod kwam (Q3). De derdejaarsstudenten gingen hieromtrent iets minder akkoord dan de masterstudenten. Zodoende bleek nog steeds iets meer dan de helft van de Ba3-studenten het eens met deze hypothese. Dit gingen we na aan de hand van concrete analyses. Daar de gemiddeldes van deze stelling quasi gelijk waren aan elkaar (Ma: 4,48 ; Ba3: 4,43), toonde de independent T-test aan dat er geen verschil in gemiddelden (p = 0,834) tussen beide groepen was. Hierdoor kunnen we niet zeggen dat Ba3-studenten meer of minder akkoord gingen bij deze stelling (Q3).

Ook de samenhang in duurzaamheidseducatie werd nagegaan (Q4). Zo schommelden de antwoorden van zowel de Ma-studenten (76,2 %) als de Ba3-studenten (82,1%) vooral tussen eerder niet akkoord en eerder akkoord. Ook uit deze test bleek dat er geen verschil (p = 0,136) tussen de gemiddelden van de Ma-studenten (3,90) en Ba3-studenten (4,24) was. Ba3-studenten zijn het niet noodzakelijk meer eens dan Ma-studenten wanneer de samenhangende manier van duurzaamheid besproken wordt.

In het eerste memorandum (2012) van Transitie UGent pleitte men er al voor om tegen 2014 een universiteitsbreed keuzevak DO in te voeren. Transitie UGent beoogde de invoering van een verplicht vak – ABC van duurzame ontwikkeling – voor alle eerstejaars tegen 2015 (Universiteit Gent, 2012). Uiteindelijk werd in het academiejaar 2014-2015 het universiteitsbrede keuzevak ‘duurzaamheidsdenken’ ingevoerd. Het was naar eigen zeggen “Een mooi initiatief waar vooral studenten die reeds geïnteresseerd zijn in, en bekend zijn met het concept ‘duurzame ontwikkeling’ voor zullen kiezen.” Transitie UGent haalde tevens

aan dat de universiteit er moet naar streven om álle studenten te confronteren met enkele essentiële noties over het concept en het denken rond DO. Daarom moet volgens hen elke opleiding een geïntegreerd duurzaamheidsverhaal aanbieden (Universiteit Gent, 2014).

Aan de hand van het actieplan (cf. sectie 2.1.3) zou er intussen een meer geïntegreerd duurzaamheidsverhaal in de opleiding HW moeten zijn. Wanneer we dit linken met bovenstaande resultaten kunnen we zeggen dat dit gedeeltelijke positieve effecten had. Zo gingen Ba3-studenten – die betrokken waren bij de implementatie van het actieplan – meer akkoord dan masters wanneer we stelden dat er ingegaan werd op duurzaamheid en dat er voldoende aandacht aan besteed werd. Desalniettemin lijkt er geen verschil in mening tussen Ba3-studenten en Ma-studenten te zijn wanneer we peilden naar de manier (versnipperd en samenhangend) waarop duurzaamheid aan bod komt.

In de enquêtes gingen we tevens na of de studenten de kans kregen om over duurzame en sociaal rechtvaardige oplossingen voor maatschappelijke problemen na te denken (Q5) en of ze volgens hen meer inzicht in de complexiteit van duurzaamheidsvraagstukken kregen (Q6).

De resultaten op bovenstaande vragen worden weergegeven in tabel 8. Hieruit kunnen we onder andere opmaken dat respectievelijk 47,6 % en 46 % van de Ma-studenten eerder akkoord tot helemaal akkoord ging met beide stellingen. Dit wil zeggen dat ruim 50 procent van diezelfde masterstudenten neutraal bleef of het niet eens waren met de stellingen. Uit deze cijfers bleek dat de Ba3-studenten het telkens iets meer eens waren dan de Ma-studenten. De analyses onder tabel 8, zullen dit uitwijzen.

Helemaal niet akkoord Niet akkoord Eerder niet akkoord Noch niet akkoord, noch akkoord Eerder akkoord Akkoord Helemaal akkoord Totaal Ma Q5: N 1 6 12 14 24 5 1 63 Q5: % 1,6 9,5 19,0 22,2 38,1 7,9 1,6 100 Ba3 Q5: N 1 3 10 15 19 16 3 67 Q5: % 1,5 4,5 14,9 22,4 28,4 23,9 4,5 100 Ma Q6: N 0 2 19 13 20 8 1 63 Q6: % 0 3,2 30,2 20,6 31,7 12,7 1,6 100 Ba3 Q6: N 0 2 13 10 23 13 6 67 Q6: % 0 3,0 19,4 14,9 34,3 19,4 9,0 100

Tabel 8 : Cijfergegevens stellingen 5 en 6

Uit de additionele analyses (p = 0,040) bleek dat Ba3-studenten effectief meer akkoord gingen dan Ma-studenten wanneer gepeild werd naar stelling Q5. Zo bedroegen de gemiddeldes casu quo 4,14 voor de masterstudenten en 4,61 voor de derdejaarsstudenten. De analyse bevestigde (p = 0,025) alsook de veronderstelling dat Ba3-studenten het substantieel meer eens waren wanneer gepeild werd naar hun mening omtrent de inzichten die men kreeg in de complexiteit van duurzaamheidsvraagstukken.

Wanneer we hier dieper op in gaan, kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de soorten aspecten van duurzaamheid die in de opleiding Handelswetenschappen belicht worden. Deze kunnen we indelen in economische, sociale, ecologische en ethische aspecten. Tabel 9 geeft de samengevoegde resultaten weer. Zo werden de categorieën ‘eerder niet akkoord’ tot ‘helemaal niet akkoord’ omgevormd tot ‘niet akkoord’. De categorie ‘noch niet akkoord, noch akkoord’ bleef ‘neutraal’ en de categorieën ‘eerder akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’ werden samengevoegd tot ‘akkoord’.

Economisch Sociaal Ecologisch Ethisch

N % N % N % N % Ma Niet akkoord 9 14,3 16 25,4 17 27,0 17 27,0 Neutraal 4 6,3 9 14,3 15 23,8 11 17,5 Akkoord 50 79,4 38 60,3 31 49,2 35 55,6 Totaal 63 100 63 100 63 100 63 100 Ba3 Niet akkoord 7 10,4 11 16,4 9 13,4 11 16,4 Neutraal 9 13,4 10 14,9 6 9,0 11 16,4 Akkoord 51 76,1 46 68,7 52 77,6 45 67,2 Totaal 67 100 67 100 67 100 67 100

Tabel 9 : Economische, sociale, ecologische en ethische aspecten van duurzaamheid

Tabel 9 oogt dat ruim ¾ van de Ma-studenten akkoord gingen wanneer we vroegen of economische aspecten van duurzaamheid belicht werden. Dit resultaat is opmerkelijk maar niet helemaal onverwacht daar de richting Handelswetenschappen een richting van de faculteit economie en bedrijfskunde (FEB) is. Ook bij de sociale aspecten van duurzaamheid werd ruim op akkoord gestemd. 60,3 % van de masters waren het hier eens.Het ecologische aspect van duurzaamheid kwam volgens de studenten het minst aan bod.

De 3de bachelors bleken akkoord te gaan wanneer we stelden dat zowel het economische, sociale,

ecologische én ethische aspect van duurzaamheid aan bod kwam in de opleiding HW. Het meest aantal studenten ging opmerkelijk akkoord bij het ecologische aspect. Het economische, kwam op de tweede plaatst wat, zoals hierboven beschreven, niet onlogisch leek voor een economische richting als Handelswetenschappen.

Bij alle vier de aspecten werd nagegaan of er een significant verschil bleek te zijn tussen de percentages van de Ma- en Ba3-studenten. Bij het economische aspect, waar de meningen van zowel masterstudenten als derdejaarsstudenten ongeveer gelijk bleek te zijn, werd geen betekenisvol verschil geregistreerd (p = 0,457). Ook bij de percentages van de sociale aspecten, die iets meer uit elkaar lagen, werd net geen aanmerkelijk verschil opgemerkt (p = 0,051). Bij de andere twee aspecten van duurzaamheid, met name

het ecologische en ethische aspect, werden wel significante verschillen gemeten. Zo konden we ervan uitgaan dat Ba3-studenten gemiddeld meer akkoord gingen wanneer we stelden dat ecologische en ethische aspecten van duurzaamheid aan bod kwamen tijdens de bacheloropleiding (economisch: p = 0,000 ; ethisch p = 0,040).

Hieruit maken we op dat de uitdrukkelijke ambitie van de UGent om oplossingen aan te reiken voor grote ecologische, sociale en economische uitdagingen waar we vandaag voor staan, nog niet helemaal perfect geïmplementeerd wordt. (Universiteit Gent, 2018). Zo moet Transitie UGent in de opleiding handelswetenschappen een poging wagen om nog meer te streven naar sociale aspecten en oplossingen van duurzaamheid. Hier mogen het ecologische en ethische aspect zeker niet ontbreken.

Bovenstaande aspecten, zijn slechts 4 grote categorieën. Daarnaast werd in de enquête via een open vraag concreet gepeild naar welke aspecten van duurzaamheidsvraagstukken de studenten meer informatie hadden willen krijgen. Hierop antwoordden slechts 20 van 63 masterstudenten die tot de uitgefilterde selectie behoorden. Omdat het interessant kan zijn ook andere meningen te bekijken, bekeken we alle antwoorden van de 106 respondenten uit de eerste enquête. Hieruit bleek dat 46 studenten, die de reguliere bacheloropleiding als het schakeljaar volgden, op deze vraag antwoordden. Na analyse van alle ingevulde antwoorden bij de eerste enquête, konden deze grotendeels gegroepeerd worden. Zo kwam economie, niet onverwacht, met onder andere het bedrijfsleven heel vaak terug in de antwoorden. Hier hadden de masterstudenten het vooral over ecologisch transport, productie, waardig werk en verantwoorde werkomstandigheden, fiscale stimulansen en de implementatie in beleidsbeslissingen. Naast economie had men het over de sociale aspecten in duurzaamheidsvraagstukken. De SDG’s, waar in het begin van de enquête naar gevraagd werd en ut infra worden geanalyseerd, kwamen eveneens ter sprake. Hieromtrent gaven de masters vooral aan meer informatie nopens armoede, gendergelijkheid en het klimaat te willen krijgen. Zo-ook werd gesproken over groene energie en recyclage. Enkele studenten merkten op dat een bredere basiskennis wenselijk zou zijn.

Bij de Ba3-studenten werd dezelfde open vraag – over welke aspecten van duurzaamheidsvraagstukken studenten meer informatie willen krijgen – gesteld. Daar het evenals interessant is alle ingevulde antwoorden te analyseren, werden ook hier alle antwoorden van de 104 ingevulde enquêtes onder de loep genomen. Desbetreffende open vraag werd 50 keer ingevuld.

Hoewel uit bovenstaande tabel bleek dat het economische aspect tamelijk veel werd belicht, vonden heel wat Ba3-studenten, net zoals de masterstudenten, dat hier nog meer aandacht aan besteed zou moeten worden. Tegelijk werden duurzame productie en de facetten daarrond heel wat aangehaald. Zo hadden Ba3-studenten meer info willen krijgen over hoe onder andere leiders ervoor kunnen zorgen dat een bedrijf duurzaam functioneert. Daarnaast gaven heel wat studenten aan dat ze naast de economische aspecten, meer kennis wilden maken met de sociale kant van het duurzaamheidsverhaal, hoe ze eventueel hun steentje kunnen bijdragen en hoe we als personen zelf kunnen inzetten op duurzaamheid. Dit zou kunnen aantonen dat studenten meer openstaan voor andere theorieën dan enkel en alleen de neoklassieke. Aan de hand van pluralisme in het economisch denken, zou de sociale kant ook meer aan bod komen in economieopleidingen.

De relatie tussen het milieu en de economie kwam meerdere keren ter sprake. Zodoende gaven de bachelorstudenten aan meer te willen weten over de mogelijkheden van milieuvriendelijke productie, plasticproductie en recyclage. Daar door de klimaatverandering en -opwarming aangepaste managementpraktijken nodig blijken, wilden enkele Ba3-studenten ook hier meer over te weten komen. Verder gaven Ba3-studenten aan informatie te willen krijgen over het algemene begrip duurzaamheid op zich. Een studente gaf een expliciet voorbeeld waar ze het wenselijk zou vinden moest er dieper ingegaan worden op winsten, verliezen, investeringen, desinvesteringen gekoppeld aan duurzaamheid. Als laatst zouden meer toepassingsgerichte cases interessant zijn.

Hoewel deze open vraag vrij subjectief en individueel te interpreteren is, gaven studenten uit de 3de bachelor de indruk meer concrete antwoorden te geven dan de masterstudenten die vaak vaag bleven.

Desalniettemin haalden beide groepen enkele elementen (van SDG’s) aan die gelinkt kunnen worden aan pro-environmental behaviours (PEB’s). Net zoals Whitmarsh & O'Neill (2010) en Ones, Wiernik, Dilchert, & Klein (2015), hadden de studenten het over SDG 12 die onder andere inzet op recyclage en eerlijke productie. Ook energiebesparing die we onder SDG 7 kunnen classificeren en waterbesparing die bij SDG 6 hoort, reikten de studenten aan.

Naast deze open vraag werd gepeild in hoeverre de studenten vinden dat duurzaamheidvraagstukken voldoende aangekaart werden (Q7). Alsook vroegen we de studenten of de aangekaarte thema’s een mooi geheel vormden (Q8) en of ze het nuttig vinden dat deze aan bod kwamen (Q9) in de opleiding Handelswetenschappen. Tabel 10 licht de resultaten toe.

Helemaal niet akkoord Niet akkoord Eerder niet akkoord Noch niet akkoord, noch akkoord Eerder akkoord Akkoord Helemaal akkoord Totaal Ma Q7: N 1 9 15 16 14 6 2 63 Q7: % 1,6 14,3 23,8 25,4 22,2 9,5 3,2 100 Ba3 Q7: N 1 1 21 11 16 15 2 67 Q7: % 1,5 1,5 31,3 16,4 23,9 22,4 3,0 100 Ma Q8: N 1 4 25 11 16 6 0 63 Q8: % 1,6 6,3 39,7 17,5 25,4 9,5 0 100 Ba3 Q8: N 2 3 16 17 20 8 1 67 Q8: % 3,0 4,5 23,9 25,4 29,9 11,9 1,5 100 Ma Q9: N 0 0 7 13 19 20 4 63 Q9: % 0 0 11,1 20,6 30,2 31,7 6,3 100 Ba3 Q9: N 0 1 4 10 19 22 11 67 Q9: % 0 1,5 6,0 14,9 28,4 32,8 16,4 100

Tabel 10 : Cijfergegevens stellingen 7, 8 en 9

De vraag of duurzaamheidsvraagstukken en hun eventuele oplossingen voldoende werden aangekaart in de opleiding HW (Q7), kan gelinkt worden aan stelling Q1 (Er werd in de opleiding HW ingegaan op DO), en aan stelling Q2 (Er werd voldoende aandacht aan duurzaamheid besteed).

Bij deze vraag (Q7) lagen de meningen iets meer uit elkaar dan bij de andere 2 stellingen. Zo ging 39,7 % van de masterstudenten eerder niet akkoord tot helemaal niet akkoord. 34,9 % van diezelfde groep studenten waren het eerder eens. De overige groep studenten gaf een neutraal antwoord. Ook de meningen van de 3de bachelorstudenten lagen tamelijk uit elkaar waar de ene helft van de Ba3-studenten

akkoord ging en waar de andere helft niet akkoord ging of neutraal bleef.

Uit de analyses stelden we vast dat er bij deze stelling (Q7) een significant verschil in gemiddelden tussen Ma-studenten en Ba3-studenten werd gemeten (p = 0,049). Hierdoor konden we aannemen dat Ba3- studenten gemiddeld meer akkoord gingen wanneer we beweerden dat duurzaamheidsvraagstukken en hun eventuele oplossingen in de bacheloropleiding voldoende werden aangekaart. Dit lag tevens in lijn met stellingen Q1 en Q2, waar alsook een significant resultaat werd vastgesteld.

82,6 % van de Ma-studenten en 79,2 % van de Ba3-studenten gaf aan eerder niet akkoord tot eerder akkoord te gaan bij de stelling of de aangekaarte thema’s rond duurzaamheid een mooi geheel vormden (Q8). Deze stelling kon vooral gelinkt worden aan stellingen Q3 (Duurzaamheid komt binnen de opleiding HW op een sterk versnipperde manier aan bod) en Q4 (Duurzaamheid komt binnen de opleiding HW op een samenhangende manier aan bod). De resultaten uit de additionele analyses lagen dan ook in dezelfde lijn als deze van stellingen Q3 en Q4. Er werd geen significant verschil vastgesteld waardoor we niet

konden concluderen dat Ba3-studenten het meer eens waren dan Ma-studenten wanneer we het over het mooi geheel van duurzaamheidsthema’s in de opleiding HW hadden (p = 0,180).

Aan de hand van stelling Q9 bevroegen we de studenten of ze het nuttig vonden dat duurzaamheidsthema’s aan bod kwamen tijdens de bacheloropleiding. Zowel een groot deel van de masterstudenten (68,2 %) als van de Ba3-studenten (77,6 %) waren het eens met desbetreffende stelling. Omdat de meningen van de Ma-studenten en Ba3-studenten in eenzelfde trend lagen, mochten we niet stellen dat derdejaarsstudenten duurzaamheidsthema’s tijdens de opleiding HW beduidend nuttiger vonden dan masterstudenten (p = 0,129).

In het memorandum 2018 gaf Universiteit Gent aan dat het niet voldoende was dat duurzaamheidseducatie beperkt blijft tot het hier en daar toevoegen van een keuzevak (Universiteit Gent, 2018). Daarom vroegen we aan de studenten of ze vinden dat duurzaamheidsvraagstukken voldoende aan bod kwam in plichtvakken. Hieruit bleek dat 46 % van de masterstudenten en 38,9 % van de 3de bachelorstudenten eerder niet akkoord tot niet akkoord ging. 36,5 % van de masters en 41,8 %

van de 3de bachelors vond dat duurzaamheidsvraagstukken wel voldoende aan bod kwamen in

plichtvakken, waar ongeveer ⅕ van beide groepen neutraal bleef.

Naast de plichtvakken die in de bacheloropleiding HW worden gegeven, kunnen studenten ook enkele keuzevakken opnemen. Zodoende vroegen we welke keuzevakken de studenten opnamen tijdens hun bacheloropleiding. Ze hadden de keuze tussen 6 keuzevakken die banden hebben met het begrip duurzaamheid. Deze waren duurzame ontwikkeling, milieu-economie en management, toegepaste welvaartseconomie, ontwikkelingseconomie, maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheidsdenken. Studenten konden meerdere vakken aankruisen. Tabel 11 toont aan hoeveel keer voorgenoemde keuzevakken werden aangekruist.

Ma-studenten (N = 63) Ba3-studenten (N = 66) Duurzame ontwikkeling 3 10 Milieu-economie en management 1 1 Toegepaste welvaartseconomie 6 9 Ontwikkelingseconomie 3 0

Maatschappelijk verantwoord ondernemen 47 48

Duurzaamheidsdenken 4 1

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is het keuzevak dat het meest werd opgenomen door zowel de masterstudenten als de huidige 3de bachelorstudenten. 47 van de 63 masters vinkten MVO als

keuzevak aan. Dit deed vermoeden dat MVO misschien niet echt als keuzevak werd aangeboden maar meer in de categorie van de plichtvakken behoorde. Aangezien ook heel wat Ba3-studenten (48 van 67) het vak MVO aanvinkten, werd dit vermoeden alsmaar belangrijker. Na correspondentie met mevrouw S. Crucke bleek het vak MVO voorheen wel degelijk een plichtvak te zijn. Door de invoering van de educatieve master werd MVO vanaf AJ 2018-2019 wel een echt keuzevak.

Naast het vak MVO, duidden de studenten nog enkele andere keuzevakken aan. Zo bleken 6 masterstudenten het vak toegepaste welvaartseconomie gevolgd te hebben. Slechts 1 student nam milieu-economie en management op. Bij de Ba3-studenten namen 10 studenten tijdens hun bacheloropleiding duurzame ontwikkeling op en 9 studenten konden het met toegepaste welvaartseconomie vinden. De andere keuzevakken bleven praktisch onaangeroerd. Duurzaamheidsdenken, het universiteitsbrede keuzevak dat in AJ 2014-2015 werd ingevoerd (Universiteit Gent, 2014), bleek niet erg populair te zijn.

Hoewel uit bovenstaande resultaten bleek dat relatief weinig studenten een keuzevak met aandacht voor duurzaamheidsvraagstukken opnamen, gaven de studenten wel aan dat een uitgebreider aanbod hieromtrent wenselijk zou zijn. Respectievelijk 61,9 % van de masters en 44,3 % van de 3de bachelors

waren het hiermee eens.

3.2.2

Duurzame ontwikkeling

In deze masterproef werd zowel in de literatuurstudie als eerder in dit onderzoeksluik verwezen naar de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de Verenigde Naties. Logischerwijs werden hier enkele vragen over gesteld in de enquêtes.

Zo werd simpelweg gepeild of studenten de SDG’s van de VN kennen. Tabel 12 toont de resultaten van onze 2 hoofdgroepen (masterstudenten die de reguliere opleiding volgden en 3de bachelorstudenten),

aangevuld met resultaten van de masterstudenten die het schakelprogramma volgden. Dit omdat de resultaten van die laatste een opmerkelijk verschil gaven. Zo bleek de helft (20) van deze studenten de SDG’s niet te kennen. Bij de Ma-studenten die daarentegen de reguliere bacheloropleiding volgden, bleek slechts 12,7 % van de studenten geen weet te hebben van dit begrip. Ook een ruime meerderheid (± 90 %) van de Ba3-studenten gaf aan de SDG’s te kennen of had er ooit van gehoord.

Ken je de SDG’s van de VN?

Masters (regulier) Masters (schakel) 3de bachelors

N % N % N %

Ja 55 87,3 20 50 60 89,6

Nee 8 12,7 20 50 7 10,4

Totaal 63 100 40 100 67 100

Wanneer we de gegevens van de twee groepen uit het masterjaar analyseerden, gaf de Chi-kwadraat toets aan dat er een significant verband (p = 0,000) bestond tussen kennis van de SDG’s en de soort vooropleiding die men volgde.

Daarnaast toonde de Cramers V (0,395) aan dat er een zwak verband was. Daar het percentage duidelijk hoger lag bij studenten die de reguliere opleiding volgden, konden we besluiten dat schakelstudenten iets minder vertrouwd waren met de Sustainable Development Goals dan studenten die de reguliere opleiding volgden.

Bij de 3e bachelor- en de masterstudenten die de reguliere bacheloropleiding volgden zijn de percentages

quasi gelijk. Zo werd er geen significant verschil in de gemiddeldes tussen deze groepen waargenomen.