• No results found

Daar de deeleconomie vele positieve gevolgen met zich meebrengt, waaronder groene groei, meer werkgelegenheid en meer keuze voor consumenten, is het belangrijk dat het recht ruimte geeft aan de deeleconomie met bijbehorende online deelplatforms en innovatie niet in de weg staat. Aangezien het Burgerlijk Wetboek thans geen duidelijk onderscheid maakt tussen particulieren die amper winst maken en zij die veel winst maken, laat dit onderzoek zien dat er een discrepantie bestaat tussen de mening van jongvolwassen in Utrecht omtrent de

rechtvaardiging van aansprakelijkheid en de bestaande Nederlandse wetgeving. Tevens blijkt uit dit onderzoek dat de bereidheid om te delen stijgt indien participanten een kleine

vergoeding – die meer bedraagt dan de kostprijs – als tegenpresentatie mogen vragen, en zij niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele schade. Zij vinden het uitsluiten van aansprakelijkheid belangrijker dan het mogen vragen van een hoge tegenprestatie.

Aansprakelijkheid voor eventuele schade beperkt dan ook de welwillendheid om te delen. Gezien het feit dat de huidige Nederlandse regelgeving wél aansprakelijkheid creëert voor schade wanneer er slechts een minimale winst wordt gegenereerd, betekent dit dat bestaande regelgeving de groei van de deeleconomie kan belemmeren. De huidige regelgeving is echter mogelijk wel gerechtvaardigd gezien het feit dat hier andere argumenten een rol spelen – bijvoorbeeld het stimuleren van eerlijke concurrentie – maar dit ligt buiten het bestek van huidig onderzoek.

Het strikte onderscheid dat de wetgever vele jaren geleden heeft gemaakt tussen handelaren enerzijds en consumenten anderzijds past mogelijkerwijs niet meer in een maatschappij waarbij deelinitiatieven toenemen en de peer-to-peereconomie hoogtij viert. Bovendien zal de deeleconomie zijn innovatieve element verliezen wanneer ‘consumenten’ aan dezelfde eisen moeten voldoen als bedrijven. Aangezien huidig onderzoek laat zien dat een eventuele

38

verandering in de regelgeving de groei van de deeleconomie kan beïnvloeden, is het van belang dat wetgevingsjuristen waarde hechten aan deze mening van de participanten. Overigens verdient het opmerking dat kwesties aangaande aansprakelijkheid in de praktijk vooral voor verzekeringsmaatschappijen een belangrijk punt zijn, aangezien veel

consumenten een aansprakelijkheids-, zorg- of inboedelverzekering afgesloten hebben waar zij schade op kunnen verhalen.86 Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of de opinie die uit dit onderzoek naar voren komt onder de gehele Nederlandse samenleving leeft. Indien dit het geval is, lijkt er een rol te bestaan voor de wetgever om bestaande regelgeving te

heroverwegen en eventueel aan te passen, zodat het Burgerlijk Wetboek genoeg ruimte voor innovatie biedt.

Dit zou bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door een nieuwe afdeling aan boek 7 van het Burgerlijk Wetboek toe te voegen die betrekking heeft op deelplatforms waarbij

consumenten onderling goederen of diensten aanbieden, zoals Peerby en Thuisafgehaald. Omdat deelplatforms snel kunnen ontstaan en veranderen, is het van belang om een meer normatieve benadering in de regelgeving te handhaven in plaats van gedetailleerde wetgeving. De richtsnoeren die de Europese Commissie op 2 juni 2016 heeft gepubliceerd kunnen hierbij een ondersteunde functie en handvatten bieden.87 Het verdient aanbeveling om deze

richtsnoeren als uitgangspunt te nemen in de toekomstige wetgeving omtrent de

deeleconomie: zij zijn weliswaar niet bindend, maar het is mogelijk dat op basis van deze richtsnoeren in de toekomst wel bindende besluiten worden genomen.88 In deze richtsnoeren staat onder andere dat lidstaten een onderscheid dienen te maken tussen particulieren en handelaren in de peer-to-peereconomie. Dit onderscheid kan gemaakt worden op basis van de frequentie van het deelgedrag, de aanwezigheid van een winstoogmerk en de hoogte van de omzet.89 De toekomstige afdeling in het Burgerlijk Wetboek zou het in mijn optiek mogelijk moeten maken om een kleine vergoeding met een klein winstmarge te vragen voor het uitlenen van producten/aanbieden van maaltijden, zonder onder het strenge

aansprakelijkheidsregime van de huurovereenkomst of productaansprakelijkheid te vallen.

86 Een zorgverzekering is voor iedere in Nederland woonachtige persoon wettelijk verplicht; De

aansprakelijkheidsverzekering zal echter geen dekking geven bieden indien de ‘consument’ als handelaar aangemerkt wordt.

87 COM(2016)356.

88 Bijvoorbeeld een richtlijn of verordening. 89 COM(2016)356 p. 9-10.

39

Er dient in deze toekomstige afdeling dan ook een onderscheid gemaakt te worden tussen particulieren die slechts een symbolische vergoeding vragen en dus weinig winst maken – men denke aan het uitlenen van een fiets voor vier euro per week of het aanbieden van een maaltijd voor drie euro – en particulieren die flink winst maken en zodoende commerciële doeleinden nastreven.In de richtsnoeren die de Europese Commissie onlangs publiceerde, wordt winstoogmerk ook beschouwd als één van de criteria om te bekijken of aanbieders als particulier of handelaar aangemerkt dienen te worden in de deeleconomie.90 Aangezien er veel verschillende deelplatforms zijn, dient deze grens per platform, of per groep verschillende platforms die vergelijkbaar zijn, afgebakend te worden. Dit onderscheid zou bij Peerby bijvoorbeeld gemaakt kunnen worden aan de hand van een percentage van de aanschafwaarde van het product dat als maximale vergoeding gevraagd mag worden. Ingeval dit percentage overschreden wordt, valt de betreffende dienstverlener niet meer onder deze toekomstige afdeling van het Burgerlijk Wetboek en zal de regelgeving van de huurovereenkomst toepassing vinden. Wanneer bijvoorbeeld twee procent gehanteerd wordt als grenswaarde, zou men een hogedrukspuit met een aanschafwaarde van 150 euro mogen ‘uitlenen’ voor maximaal drie euro per dag. Indien de tegenprestatie onder deze grenswaarde blijft, zal de dienstverlener niet aansprakelijk zijn voor eventuele schade, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. De regels van deze afdeling moeten bovendien prevaleren boven de algemene regels van het Burgerlijk Wetboek indien er sprake is van tegenstrijdigheden, zodat men niet alsnog aansprakelijk gesteld kan worden op andere gronden, zoals de onrechtmatige daad. Het is van belang dat de huidige regelgeving en deze (mogelijke) toekomstige

regelgeving duidelijk wordt gemaakt aan particulieren, zodat men weet welke risico’s zij lopen indien deze grenswaarde overschreden wordt. Deze regels moeten dan ook duidelijk in de algemene voorwaarden van betreffende platforms staan.

Daarnaast verdient het aanbeveling om een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen particulieren die af en toe een dienst leveren en bedrijfsmatige dienstverleners. Het is mijn inziens niet billijk om bedrijfsmatige dienstverleners die op deelplatforms actief zijn onder de beschermende regelgeving van de toekomstige afdeling van het Burgerlijk Wetboek te laten vallen. In de richtsnoeren van de Europese Commissie wordt ook aanbevolen om de

frequentie van het deelgedrag mee te nemen in het onderscheid tussen consument en handelaar, waarbij aanbieders die slechts incidenteel producten/diensten aanbieden minder

40

snel als handelaar aangemerkt dienen te worden als aanbieders die vaak diensten/producten aanbieden.91 Dit onderscheid zou onder meer bereikt kunnen worden door een limiet te stellen aan het aantal dagen per week of maand dat men producten of maaltijden mag aanbieden waarbij winst wordt gemaakt.92 Op deze manier wordt een gelijk speelveld gecreëerd tussen bedrijven en individuen die deelplatforms gebruiken om hun dagelijks brood te verdienen. Ook het vaststellen van deze limiet vraagt om een casuïstische benadering, gezien de vele verschillende deelplatforms en hun bijbehorende kenmerken.

Tenslotte is het aanbevelenswaardig om een platform als Thuisafgehaald strenger te reguleren, aangezien in dit onderzoek naar voren kwam dat participanten het eerder

gerechtvaardigd vinden om aansprakelijk te worden gesteld bij het platform Thuisafgehaald dan bij Peerby. Een mogelijkheid is om een systeem te ontwikkelen waarbij afhalers van maaltijden een klacht kunnen indienen bij een thuiskok indien ze ziek zijn geworden na het nuttigen van zijn maaltijd. Wanneer een thuiskok bijvoorbeeld vijf klachten binnen een jaar heeft ontvangen, wordt hij voor de duur van een jaar geschorst van het platform en mag hij geen maaltijden meer aanbieden. Overeenkomstig klachtensysteem zou niet alleen toepassing dienen te vinden bij Thuisafgehaald, maar bij alle online deelplatforms die een directe invloed uitoefenen op de gezondheid. Op deze manier is het mogelijk om toch enige bescherming te bieden aan de volksgezondheid, zonder dat deelneming aan een deelplatform hoogdrempelig wordt gemaakt door bijvoorbeeld thuiskoks verplicht te stellen bepaalde vergunningen te bezitten.

Vanwege de vele voordelen die de deeleconomie met zich meebrengt is het mijns inziens geen slechte zaak dat de deeleconomie de oude geldeconomie beconcurreert. Nieuwe regelgeving omtrent online deelplatforms zal onduidelijkheid voor consumenten moeten wegnemen, zodat de groei van de deeleconomie niet belemmerd wordt doordat men niet weet welke regelgeving van toepassing is en welke risico’s men loopt. Voor bestaande bedrijven die vergelijkbare diensten aanbieden, is het tevens van belang dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten, en tussen particulieren die af en toe een dienst aanbieden en ‘particulieren’ die beroepsmatig diensten aanbieden, zodat deze oneerlijke concurrentie enigszins beperkt blijft. Door een grenswaarde te hanteren, zowel voor de vergoeding als voor het aantal dagen dat men producten/diensten tegen een tegenprestatie

91 COM(2016)356 p. 9.

41

mag aanbieden, zal het (bijna) niet mogelijk worden voor particulieren om op oneerlijke wijze veel winst te genereren met het uitlenen van producten of het aanbieden van maaltijden. Indien zij deze grenswaarden overschrijden, zal de toekomstige afdeling van het Burgerlijk Wetboek immers niet van toepassing zijn en vallen zij terug op de regelgeving waar bedrijven ook onder vallen.

Er kleven echter wel enkele praktische bezwaren aan bovenstaande aanbevelingen – zoals onder andere moeilijkheden omtrent de bewijslast van de aanschafwaarde – waardoor het mogelijk problematisch wordt om deze (eventueel) toekomstige regelgeving te handhaven. Het is een politiek-maatschappelijke kwestie om te bepalen of de voordelen van aangepaste wetgeving – waaronder een mogelijke groei van de deeleconomie - opwegen tegen de praktische bezwaren. Naar mijn mening is het belangrijk dat de groei van de deeleconomie gestimuleerd wordt en dat het recht daar de mogelijkheden voor biedt, maar is het niet aan de orde om individuen die middels deelplatforms veel winst maken te beschermen – tegen onder andere aansprakelijkheidskwesties – met aangepaste regelgeving voor de deeleconomie. Wanneer vervolgonderzoek de resultaten van dit onderzoek bevestigt, is het mijns inziens belangrijk dat er genoeg ruimte voor innovatie wordt gecreëerd in de bestaande wetgeving, zodat de wetgever kan bijdragen aan een (nog) grotere groei van de deeleconomie.

42