• No results found

De mogelijke bijdrage van het jongerenwerk aan het CJG is door dit onderzoek verhelderd. Het is aan de jongerenwerkers of zij aan de slag gaan met deze mogelijkheden, waar zij op zullen inzetten en waar zij hun prioriteiten leggen. Om de onderzoeksresultaten zo goed mogelijk te benutten heb ik aanbevelingen geformuleerd op verschillende niveaus. Op microniveau heb ik aanbevelingen geformuleerd voor de professionals, namelijk de jongerenwerkers van Kern8. Op mesoniveau heb ik aanbevelingen geformuleerd voor de organisatie Kern8 en voor de betrokken Centra voor Jeugd en Gezin. Op macroniveau heb ik aanbevelingen geformuleerd voor de gehele sector.

6.1

Aanbevelingen voor professionals

6.1.1

Doorgaande professionalisering

Met dit onderzoek beoogde ik een bijdrage te leveren aan de professionalisering van het jongerenwerk. Impliciete kennis is expliciet geworden en er is gezamenlijk betekenis gegeven aan de dagelijkse werkpraktijk. Dat heeft duidelijkheid opgeleverd, wat vervolgens de arbeidsdeling ten goede komt. Binnen Kern8 heeft deze gezamenlijke betekenisgeving een verandering teweeg gebracht bij de betrokken medewerkers. Enerzijds zijn zij zich bewust geworden van hun eigen handelen en de invloed en betekenis hiervan op anderen. Anderzijds zijn zij zich bewust geworden van de invloed van allerlei externe veranderingen op hun handelen. Deze bewustwording is een onderdeel van een gezamenlijk leerproces die het dagelijkse handelen overstijgt. Het is mijn aanbeveling aan de professionals om binnen Kern8 deze vorm van professionalisering voort te zetten en te verbreden. Dat kan door beroepsontwikkeling een vast agendapunt te laten zijn, maar dat kan ook vormgegeven worden door het oprichten van diverse werkgroepen. Binnen deze werkgroepen staat de beroepsontwikkeling en normatieve professionalisering centraal en gaat men aan de slag met vraagstukken uit de praktijk.

6.1.2

Vergroot deskundigheid

Om zo goed mogelijk een bijdrage aan de CJG’s te kunnen leveren en dus zo goed mogelijk het vak van jongerenwerker te kunnen uitoefenen aan de hand van de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl, is het van belang dat de jongerenwerkers goed geschoold zijn. Mijn aanbeveling is dat de jongerenwerkers deel gaan nemen aan diverse trainingen, zoals signaleren, coaching, en gesprekstechnieken, om aan de nieuwste eisen te kunnen voldoen. Daarnaast is het deelnemen aan intervisie belangrijk om de eigen deskundigheid op peil te houden.

6.1.3

Profileren

Zoals in de conclusies naar voren kwam is het belangrijk dat de jongerenwerkers zich goed profileren binnen de CJG’s. De jongerenwerkers moeten zich niet alleen individueel profileren, maar zorgen dat ze als team hetzelfde uitstralen. De eerste voorwaarde hiervoor is om een gezamenlijke visie te ontwikkelen. Daarnaast kan je elkaars kwaliteiten inzetten om het jongerenwerk te profileren. Het is aan te bevelen om per team een SWOT analyse te maken van profileren. Hiermee wordt inzichtelijk welke kwaliteiten in het team aanwezig zijn, welke bedreigingen profileren in de weg staan, wat de beste kansen zijn om te profileren en welke zwakke punten verbetering behoeven.

6.1.4

Leg verbinding met pedagogische civil society

Een onderdeel van profileren is de verbinding leggen met de pedagogische civil society. Laat zien dat het jongerenwerk meer in huis heeft dan de zaken die nu prioriteit hebben binnen het CJG. Maak concreet wat je als jongerenwerker doet om de samenleving te versterken en leg steeds de verbinding met het CJG. Wees een voorbeeldfunctie voor de andere professionals. Enerzijds door ervoor te zorgen dat versterken van de pedagogische civil society binnen het CJG op de agenda komt te staan en anderzijds door ervoor te zorgen dat deze belangrijke taak van het jongerenwerk niet zal verdwijnen.

6.1.5

Verbinding met ouders

Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat de jongerenwerkers niet eenduidig omgaan met hun rol naar ouders toe. Ook is naar voren gekomen dat er een kans voor het jongerenwerk ligt om hier mee aan de slag te gaan. Mijn aanbeveling aan de jongerenwerkers is dan ook om intern, met elkaar, af te spreken wat de rol van de jongerenwerkers naar de ouders toe is.

6.1.6

Aan de slag met de onderzoeksresultaten

Voor de implementatie van de onderzoeksresultaten is het aan te bevelen om een implementatieplan op te laten stellen, door de jongerenwerkers. Een idee is om de onderzoeksresultaten in een workshop te presenteren aan de jongerenwerkers van Kern8. Op basis hiervan kunnen zij gezamenlijk een implementatieplan opstellen. Binnen Kern8 is er de mogelijkheid voor workshops via de Kern8 Academy. Belangrijk bij implementatie van onderzoeksresultaten is draagvlak onder de medewerkers. Omdat het praktijkvraagstuk zeer actueel en urgent is, leeft het vraagstuk onder de medewerkers. Zij staan daarom open voor de onderzoeksresultaten, dat vergemakkelijkt het implementatieproces. Daarnaast hebben de medewerkers van Kern8 de ruimte om zelf te kiezen hoe zij invulling geven aan de onderzoeksresultaten. Zij bepalen zelf waar zij binnen hun werk op gaan inzetten en waar ze hun prioriteiten willen leggen. Als de onderzoeksresultaten intern goed zijn geland, is het van belang om ook extern de resultaten te presenteren, bijvoorbeeld in de CJG’s en aan beleidsmedewerkers van de gemeente. Mijn aanbeveling hierbij is dat de jongerenwerkers dat zelf doen, bij de CJG’s waarin zij participeren en in de gemeente waarin zij zelf werkzaam zijn, eventueel met ondersteuning van een collega.

Om de onderzoeksresultaten goed overdraagbaar te maken, schrijf ik een apart rapport voor de medewerkers van Kern8 en de externe partijen. Het huidige rapport is te lang om gemakkelijk te lezen, vandaar dat het stuk voor de externe partijen en medewerkers korter zal zijn dan deze thesis.

6.2

Aanbevelingen voor de organisaties (Kern8 en CJG’s)

6.2.1

Onderzoek de bijdrage van andere welzijnswerkers binnen het CJG

Dit onderzoek was alleen gericht op de jongerenwerkers uit het team regionaal jongerenwerk van Kern8. Binnen Kern8 werken ook tienerwerkers, kinderwerkers en locatiegebonden jongerenwerkers. Voor deze medewerkers is het ook interessant om na te gaan welke bijdrage zij kunnen leveren aan het CJG. Mijn aanbeveling aan Kern8 is om dat ook voor deze functies te onderzoeken.

6.2.2

Geef professionals de ruimte

Om de ingezette lijn van professionalisering door te zetten, moeten de professionals daar voldoende ruimte voor krijgen van de organisatie. Het is aan te bevelen om de professionals de mogelijkheid (lees: tijd) te geven om werkgroepen te vormen voor de beroepsontwikkeling. In deze tijden van grote veranderingen is het zaak om tijdig op de veranderingen in te spelen, om je bestaansrecht te behouden.

6.2.3

Deskundigheidsbevordering

Uit dit onderzoek is duidelijk geworden dat vroegsignaleren en lichte hulpverlening steeds belangrijker worden. Om hieraan te kunnen voldoen is het nodig dat jongerenwerkers hiervoor opgeleid zijn. Een aanbeveling is om de jongerenwerkers op korte termijn trainingen te laten volgen. Inventariseer bij de medewerkers aan welke trainingen behoefte is. Denk hierbij aan trainingen als:

- JIMMY’s (jongeren informatie medewerker)

- Signaleren (herkennen van signalen) registreren, monitoren en handelen

- Coaching

- Gesprekstechnieken

- Debatteren

6.2.4

Versterken van de pedagogische civil society

Om de doelen van het CJG te bereiken is niet alleen het vroegtijdig kunnen ingrijpen bij zorgsignalen van belang, maar ook het versterken van de pedagogische civil society. Door hierin te investeren kunnen mensen steeds meer een beroep op elkaar doen als men hulp nodig heeft. De kracht van de gemeenschap en sociale netwerken wordt steeds groter en veerkrachtiger, zodat men elkaar kan opvangen indien nodig. Het jongerenwerk investeert al jarenlang in het versterken van de gemeenschap en de verbinding van systeem- en leefwereld. Het jongerenwerk is bij uitstek geschikt om binnen het CJG samen met de andere kernpartners hier vorm aan te geven. Het is aan te bevelen dat de CJG’s het versterken van de pedagogische civil society hoger op de agenda’s zetten.

6.2.5

Meer aandacht voor de verwijsindex

Uit dit onderzoek komen aanwijzingen naar voren dat er nog weinig gebruik wordt gemaakt van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Dit systeem is een goed instrument om zorgsignalen en betrokken hulpverleners bij elkaar te brengen, zodat er geen signalen verloren gaan en er niet langs elkaar heen wordt gewerkt. Mijn aanbeveling is om het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) te stimuleren door met alle betrokken instanties duidelijk afspraken te maken over het gebruik van dit systeem.

6.2.6

Geen aparte CJG organisatie

De respondenten van dit onderzoek gaven bijna allemaal aan geen vertrouwen te hebben in het verzelfstandigen van het CJG als eigen organisatie waarbij men in dienst wordt genomen. Mijn aanbeveling is dan ook om dat niet te doen, maar om integrale teams te creëren die gebiedsgericht werken.

6.3

Aanbevelingen voor de hele sector jeugdwelzijnswerk

6.3.1

Gezamenlijk vormgeven jongerenwerk en CJG’s

De resultaten uit dit onderzoek zijn direct bruikbaar voor Kern8 en de jongerenwerkers die daar werkzaam zijn. Voor andere jongerenwerkers die elders werken zijn, zijn deze resultaten ook interessant, maar niet generaliseerbaar. CJG’s kunnen door elke gemeente op verschillende wijzen ingevuld worden en aan het jongerenwerk wordt ook per gemeente op verschillende wijzen invulling gegeven. Dat maakt de werkelijkheid te complex en weerbarstig om deze resultaten te laten gelden voor andere situaties. Wel kan men de resultaten gebruiken ter inspiratie voor de eigen situatie. Het proces van gezamenlijke betekenisgeving heb ik als erg waardevol ervaren. Met elkaar ga je op zoek naar de waarde en betekenis van het werk. Het vergroot het onderlinge begrip en geeft meer zicht op elkaars kwaliteiten. Zoals ik al aangaf is elke gemeente vrij om de CJG’s zo in te vullen zoals ze zelf willen, mits aan het basispakket voldaan wordt. Gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor het jongerenwerk. De tendens is dat gemeenten steeds meer regie willen op de invulling van het takenpakket van het jongerenwerk. De afstemming tussen de invulling van het CJG en het jongerenwerk kan beter. Mijn wens voor de toekomst is om de invulling van het CJG, het jongerenwerk en al het andere welzijnswerk binnen gemeenten als een gezamenlijk proces te laten zijn, niet top down, maar bottom up, in directe verbinding met de uitvoerende professionals.

6.3.2

Nader onderzoek

Zoals al eerder aangegeven zorgt het geringe aantal respondenten van dit onderzoek ervoor dat de reikwijdte van de conclusies en aanbevelingen relatief beperkt kan zijn. Om er achter te komen of deze onderzoekresultaten gelden voor de hele beroepsgroep, zal een vervolgonderzoek nodig zijn onder een veel grotere groep respondenten, afkomstig uit alle delen van het land.

Daarnaast roept dit onderzoek vragen op. Ik heb geconstateerd dat er in CJG’s van de gemeenten Hollands Kroon en Schagen weinig aandacht wordt besteed aan het versterken van de pedagogische civil society. In de literatuur wordt bevestigd dat dit in meerdere plaatsen in Nederland aan de orde is. Mijn aanbeveling is om nader te onderzoeken hoe de taak ‘versterken van de pedagogische civil society’ nog beter verankerd kan worden in de lokale CJG’s en wat en wie daar voor nodig zijn. Een andere vraag is waarom het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren gering is. In sommige delen van het land is het gebruik van dit systeem een succes, maar in andere delen, zoals in de kop van Noord-Holland slaat het niet aan. Ik vraag mij af waar dat aan ligt en wat er nodig is om dit systeem succesvol te laten functioneren. Een onderzoek naar succesfactoren kan hier een antwoord op bieden.

6.3.3

Neem een voorbeeld aan LUOTSI project Finland

In mijn zoektocht naar internationale voorbeelden van soortgelijke constructies als het CJG kwam ik het LUOTSI project in Finland tegen. Ik denk dat deze manier van werken in Finland een goed voorbeeld kan zijn voor de Nederlandse werkwijze. De Finse samenleving is in tegenstelling tot de individualistische Nederlandse samenleving meer gericht op de gemeenschap. Daarnaast sluiten de doelen van dit project naadloos aan bij de in Nederland ingezette koers van versterken van eigen kracht en sociaal netwerk en het zoveel mogelijk preventief werken. Verschillende doelstellingen die uit deze koers voortkomen worden mijns inziens verenigd binnen dit project. Mijn aanbeveling is dan ook om het LUOTSI project te blijven volgen en eventueel nader te onderzoeken.