• No results found

De onmisbare schakel : Een zoektocht naar de mogelijke bijdragen van jongerenwerkers aan het CJG waarbinnen zij participeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De onmisbare schakel : Een zoektocht naar de mogelijke bijdragen van jongerenwerkers aan het CJG waarbinnen zij participeren"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De onmisbare schakel

Een zoektocht naar de mogelijke bijdragen van

jongerenwerkers aan het CJG waarbinnen zij

participeren

Dagmar Alders

Master thesis

Hogeschool van Amsterdam

Master Social Work

(2)

“Als we wisten wat we deden, heette het geen onderzoek.”

Albert Einstein

Opleidingsinstituut: Hogeschool van Amsterdam Opleiding: Master Social Work

Jaar: 2012-2013

Student: Dagmar Alders Studentnummer: 500142679 E-mailadres: alders@live.nl

Telefoonnummers: 06-42810988 / 06-83326051

Opdrachtgever: Stichting Welzijnsbevordering Kern8 Thesisbegeleider: Prof. dr. L.W.C. Tavecchio

(3)

Voorwoord

Een grote opgave in een korte periode, onrealistisch? Als onervaren, beginnend onderzoeker heb ik mijn eerste stappen gezet op het onderzoekspad. Met vallen en opstaan heb ik geleerd wat het doen van kwalitatief onderzoek inhoudt. Tijd was de grootste vijand en daar heb ik me met hand en tand tegen verdedigd. Vaak ten koste van anderen, want meestal moest ik ‘nee’ verkopen als ik werd uitgenodigd voor sociale aangelegenheden. Mijn dank gaat uit naar deze mensen om mij heen, die mij ondanks alles zijn blijven steunen. Het vertrouwen dat zij in mij hadden en hun opmerkingen dat het mij zeker zou lukken, overstegen mijn zelfvertrouwen en ik putte daar veel energie uit. De grootste dank ben ik verschuldigd aan diegenen die zich hebben ingezet ten behoeve van dit onderzoek. Als deelnemer, meelezer, begeleider, docent, uittyper, of als kritische vriend. Zonder hun hulp was dit onderzoek gedoemd om te falen. Het hele proces vanaf de opzet, via de uitvoering tot de afronding was voor mij een grote zoektocht. Ik voelde me als een pionier met de ene voet op bekend terrein, namelijk mijn eigen werkterrein, en mijn andere voet in de onbekende wereld van onderzoek. Tijdens deze zoektocht heb ik veel geleerd. Over mezelf, over anderen, over het onderwerp en waar het uiteindelijk om ging, over het verrichten van onderzoek. Ik neem deze waardevolle ervaring mee in mijn verdere loopbaan. Wellicht kan ik er uit putten als ik nog eens een onderzoek mag uitvoeren. Voor nu is het een afsluiting van een leerzame periode. Dit onderzoek heb ik natuurlijk niet alleen voor mezelf uitgevoerd, maar juist voor anderen. Voor mijn collega’s, voor onze samenwerkingspartners, voor het management en voor de beleidsmedewerkers. Ik hoop dat zij, samen met mij, verder gaan op deze ingeslagen weg van gezamenlijke betekenisgeving aan de werkpraktijk. Dat maakt alle inspanningen die voor dit onderzoek zijn verricht, de moeite waard. Een grote opgave was het zeker, inderdaad in een korte periode, maar onrealistisch? Nee, want het rapport ligt hier voor u. Veel leesplezier.

Dagmar Alders Mei 2013

(4)

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 wordt het praktijkvraagstuk geïntroduceerd als een urgent en actueel vraagstuk. Er wordt nader ingegaan op het professionaliserings- en veranderingsaspect van dit vraagstuk. Vervolgens worden de doel- en vraagstellingen uit dit onderzoek besproken.

In hoofdstuk 2 wordt antwoord gegeven op de eerste deelvraag, namelijk het theoretische kader. Er wordt uitleg gegeven over wat een Centrum voor Jeugd en Gezin inhoudt en volgens welk beleid en welke uitgangspunten er gewerkt wordt. Vervolgens wordt het jongerenwerk beschreven, waarbij ook ingegaan wordt op de werkwijze en uitgangspunten. Ten slotte wordt er aandacht besteed aan de internationale ontwikkelingen met betrekking tot dit onderwerp.

In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksopzet uiteengezet en wordt er nader ingegaan op de kwaliteitscriteria en de afbakening van dit onderzoek.

In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten beschreven per dataverzamelmethode. Deze geven antwoord op de deelvragen twee, drie en vier.

Hoofdstuk 5 bestaat uit de conclusies die getrokken zijn naar aanleiding van de diverse resultaten. Dat gebeurt aan de hand van de kerntaken van de Centra voor Jeugd en Gezin. Binnen dit hoofdstuk wordt de hoofdvraag beantwoord.

In hoofdstuk 6 staan de aanbevelingen geformuleerd. Daarbij worden aanbevelingen gegeven voor de professionals, de organisaties en de hele sector jeugdwelzijnswerk. Na de literatuurlijst vindt u de bijlagen, waarin handleidingen van de dataverzamelmethoden zijn opgenomen als ook de datamatrices.

Voor de leesbaarheid heb ik ervoor gekozen ‘hij’ te gebruiken wanneer er hij of zij bedoeld wordt. Als er geschreven wordt over ‘ouders’ dan bedoel ik ouders en/of verzorgers.

(5)

Samenvatting

Praktijkvraagstuk

In elke gemeente in Nederland is sinds 2011 een Centrum voor Jeugd en Gezin opgericht. Per gemeente is er minimaal één fysiek inlooppunt waar opvoeders en jeugd terecht kunnen met vragen over opvoeding en opgroeien. Een Centrum voor Jeugd en Gezin stemt als netwerkorganisatie ook de hulp aan een gezin af op lokaal niveau. Naast jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk, participeren de jongerenwerkers van het regionaal team van welzijnsorganisatie Kern8 in deze netwerkorganisaties. In de praktijk is gebleken dat de jongerenwerkers van Kern8 niet goed weten welke bijdrage zij kunnen leveren aan de Centra voor Jeugd en Gezin. Daarnaast kwam naar voren dat de andere participanten van deze netwerkorganisaties, de zogenaamde kernpartners, ook niet goed weten wat zij van de jongerenwerkers kunnen verwachten. Deze onduidelijkheid staat een goede samenwerking in de weg, vandaar dat besloten is om een onderzoek naar de bijdrage van de jongerenwerkers aan de Centra voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG) uit te voeren. Te meer omdat dit onderwerp erg actueel is geworden door de veranderingen in de sector zorg en welzijn, maar ook door de aangekondigde bezuinigingen. De legitimiteit en de waarde van het jongerenwerk zijn voor de kernpartners en de beleidsmedewerkers niet altijd even duidelijk. Het onderzoek richt zich op de regionaal jongerenwerkers van welzijnsorganisatie Kern8 die werkzaam zijn in de gemeenten Schagen en Hollands Kroon. De doelstelling van dit onderzoek is het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de samenwerking binnen de CJG’s van Schagen en Hollands Kroon, door duidelijkheid te creëren voor de jongerenwerkers, coördinatoren en kernpartners CJG, over de bijdragen die de jongerenwerkers kunnen leveren binnen het CJG.

De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt:

“Welke bijdragen kunnen de regionaal jongerenwerkers van Kern8 leveren aan de Centra voor Jeugd en Gezin in de gemeenten Schagen en Hollands Kroon?“

De vier deelvragen richten zich op het theoretisch kader, namelijk literatuur over CJG, het jongerenwerk en internationale voorbeelden, op de opvattingen van de kernpartners en andere betrokkenen van het CJG over het jongerenwerk, op de meningen van de regionaal jongerenwerkers van Kern8 en op ervaringen van jongerenwerkers elders in Nederland.

CJG en jongerenwerk

De basisstructuur van een CJG is door de landelijke overheid vormgegeven. Gemeenten zijn vrij om een bredere invulling te geven aan een CJG. De doelen zijn gericht op bevorderen van gezondheid, opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen. Het gaat met name om gelijke opgroeimogelijkheden voor ieder kind. Dat wordt geborgd middels een preventieve aanpak en het tijdig inzetten van steun of hulp. Het CJG heeft vier kerntaken:

(6)

2. Ondersteuning en dienstverlening bieden, zoals voorlichting, advies/consultatie, informatie en hulp;

3. Integrale zorg organiseren;

4. Monitoren, screenen en vaccineren.

Het jongerenwerk is ook gericht op het ontwikkelen van jeugdigen, met als toevoeging ‘als onderdeel van de samenleving’. Deze verbinding met de samenleving is binnen het jongerenwerk erg belangrijk en komt bij het CJG minder tot uiting. Het jongerenwerk past heel goed binnen het CJG. De doelen van het CJG zijn iets smaller geformuleerd dan die van het jongerenwerk. Daarmee zou geconcludeerd kunnen worden dat het jongerenwerk gedeeltelijk binnen het CJG kan vallen en dat er ook een deel buiten valt. Andersom zijn er taken binnen het CJG die het jongerenwerk niet zou kunnen uitvoeren, zoals op het gebied van gezondheidszorg en hulpverlening. De doelgroep van het CJG is breder dan die van het jongerenwerk. Er zijn vooral raakvlakken zichtbaar op het gebied van informatie, voorlichting en advies, preventie en signalering en toeleiding naar hulpverlening. De uitgangspunten in de werkwijze komen grotendeels met elkaar overeen. Opvallend is de overlap in de kerntaken van het CJG en de drie functies van het jongerenwerk, namelijk netwerkontwikkeling en belangenbehartiging (1), dienstverlening en educatie (2), en ontmoeting en participatie (3). Alleen kerntaak vier, monitoren, screenen en vaccineren behoort niet tot de taken van het jongerenwerk. De eerste drie kerntaken van het CJG worden daarom gebruikt als het theoretisch kader binnen dit onderzoek. Op internationaal vlak zijn er weinig vergelijkbare voorbeelden van jongerenwerk binnen Centra voor Jeugd en Gezin. Een opvallend en interessant project is het Luotsi project in Finland.

Resultaten en conclusies

De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat het jongerenwerk een onmisbare schakel is binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin. Jongerenwerk verschilt van de andere organisaties, omdat jongerenwerkers werken in de leefwereld van jongeren en een laagdrempelig aanspreekpunt zijn. Hierdoor bereiken jongerenwerkers jongeren die door andere professionals niet bereikt worden en zijn ze in staat zeer vroeg zorgsignalen in kaart te brengen. De verbindende functie die het jongerenwerk van oudsher heeft, maakt het tot een sterke samenwerkingspartner. Verbinden van systeem- en leefwereld, van formeel en informeel, van jongeren en samenleving, etc. Deze verbindingen zijn nodig om gebruik van eigen kracht en de kracht van sociale netwerken te versterken. Door het veelzijdige en flexibele karakter van het jongerenwerk hebben veel betrokkenen geen duidelijk beeld van wat jongerenwerkers kunnen bijdragen. Daarom is het belangrijk dat de jongerenwerkers het jongerenwerk en zichzelf goed profileren binnen de CJG’s. Hierbij is het van belang dat de jongerenwerkers ook duidelijk maken dat zij een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan het versterken van de pedagogische civil society, ook een taak van het CJG, maar een nog niet volledig ontwikkelde functie. De bijdragen die de jongerenwerkers aan het CJG kunnen leveren worden in de volgende tabel weergegeven.

(7)

Bijdrage jongerenwerkers Competenties Kerntaak 1: signaleren en

toeleiden naar hulpverlening

- vroegtijdig signaleren van individuele zorgen en overlast van groepen

- laagdrempelig aanspreekpunt en vraagbaak zijn voor zowel jongeren als ouders - verbindingen leggen tussen leefwereld en

systeemwereld als intermediair - signalen ontvangen en oppakken van

kernpartners

- kunnen herkennen van signalen - flexibele open houding - monitoren en registreren - kennis van de sociale kaart - vasthoudendheid en

doorzettingsvermogen

Kerntaak 2: Ondersteuning en dienstverlening op het gebied van voorlichting, informatie, advies en hulp

- voorlichting geven aan jongeren en ouders (op formele of informele wijze)

- adviseren van beleidsmedewerkers en kernpartners over trends en ontwikkelingen bij jongeren

- jongerencoaching bij lichte hulpvragen - jongerenparticipatie bevorderen - versterken pedagogische civil society - profileren van jongerenwerk

- didactische- en (ped)agogische vaardigheden

- voldoende kennis van jeugdcultuur - gesprekstechnieken (motiveren,

helder communiceren)

- methodisch en planmatig werken

Kerntaak 3: Integrale (zorg)aanpak

- zorgcoördinatie - deelnemer 1G1P

- woordvoerder en vertaler van en voor jongeren

- expert op gebied van jongeren, ook groepsaanpak - delegeren en loslaten - netwerk beheren - grenzen stellen - onderbouwen/debatteren

Aanbevelingen

Een belangrijke aanbeveling is dat de jongerenwerkers doorgaan op de ingeslagen weg van professionalisering van hun beroep. Bijvoorbeeld door het oprichten van werkgroepen en door beroepsontwikkeling een vast agendapunt te laten zijn tijdens teamvergaderingen. Ook is het van belang dat zij zich goed scholen in de competenties die nodig zijn voor bijvoorbeeld vroegsignalering en coaching. Daarnaast is het aan te bevelen dat de jongerenwerkers deelnemen aan intervisie. De onderzoeksresultaten kunnen het beste geïmplementeerd worden door het geven van workshops aan de jongerenwerkers binnen Kern8. Vervolgens kunnen de onderzoeksresultaten door deze jongerenwerkers aan de CJG kernpartners en beleidsmedewerkers worden gepresenteerd. De jongerenwerkers moeten zich actief gaan profileren bij de kernpartners van het CJG en bij de beleidsmedewerkers. De aanbeveling is om per team een plan te maken hoe men zich kan profileren. Een onderdeel van deze profilering is de bijdrage die het jongerenwerk aan het versterken van de pedagogische civil society kan leveren. Deze taak moet hoger op de agenda komen te staan binnen de CJG’s. Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat de jongerenwerkers niet eenduidig omgaan met hun Figuur 1: Tabel bijdrage jongerenwerk aan CJG

(8)

rol naar ouders toe. Er ligt een kans voor het jongerenwerk om hier mee aan de slag te gaan. Mijn aanbeveling is dan ook om intern af te spreken wat de rol van de jongerenwerkers is ten opzichte van ouders.

Aanbevelingen aan de organisaties, aan Kern8 en aan de CJG’s zijn om de bijdrage van de andere welzijnswerkers van Kern8 binnen het CJG te onderzoeken. Een andere aanbeveling is om te zorgen voor voldoende deskundigheidsbevordering en de professionals voldoende ruimte te geven hun beroep te ontwikkelen met elkaar. Een ander aandachtpunt is de Verwijsindex Risicojongeren (VIR), dit systeem wordt te weinig benut door de betrokken professionals. Binnen de CJG’s zou het versterken van de pedagogische civil society hoger op de agenda moeten komen te staan, jongerenwerk kan dienen als voorbeeld voor de invulling van deze taak. Een andere belangrijke aanbeveling is dat de CJG’s geen zelfstandige organisaties dienen te worden.

De aanbeveling voor de hele sector jeugdwelzijnswerk is het beter afstemmen van de invulling van de CJG’s en de invulling van het jongerenwerk door gemeenten. Verder is het aan te bevelen nader onderzoek te doen naar: de bijdrage van het jongerenwerk aan het CJG, geldend voor de gehele begroepsgroep, hoe de pedagogische civil society versterkt kan worden via het CJG en waarom de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) niet succesvol werkt. Daarnaast is het aan te bevelen om het Finse Luotsi project nader te bestuderen als voorbeeld voor de Nederlandse werkwijze.

(9)

Abstract

This study is a search for the possible contribution of youthwork at Child and Family Centres in which youthworkers participate. The search concentrates on the regional youthworkers team of welfare organisation Kern8. The Child and Family Centres in the Netherlands are network organisations that help give children a safe and healthy childhood. To achieve this, Child and Family Centres work on health, optimal raising and development of juveniles, on preventing problems when growing up, and on the early deployment of assistance when and if problems evolve. The contribution of youthwork to Child and Family Centres turned out to be unclear for most stakeholders. The outcome of this study is the conclusion that youthwork is a vital link within Child and Family Centres. The unique approach of youthwork ensures that youthworkers are close to youth in their living environment. Youthworkers can recognise problems in an early stage and act upon it. They also make connections between the "living- and system world”, between young people, authorities and their parents. Youthworkers are working on strengthening the Pedagogical civil society. This aspect can be highlighted even more as a task of Child and Family Centres. Youthworkers need to profile themselves to everyone involved, so that the value of youthwork is clear to all.

(10)

Inhoudsopgave

VOORWOORD ... 3 LEESWIJZER... 4 SAMENVATTING... 5 PRAKTIJKVRAAGSTUK... 5 CJG, JONGERENWERK EN INTERNATIONAAL... 5 RESULTATEN EN CONCLUSIES... 6 AANBEVELINGEN... 7 ABSTRACT... 9 INHOUDSOPGAVE...10 1. INLEIDING ...11 1.1 HET PRAKTIJKVRAAGSTUK...11 1.2 PROFESSIONALISERINGS- EN VERANDERINGSVRAAGSTUK...12 1.3 DOELSTELLING...13 1.4 VRAAGSTELLING...14 2. CJG EN JONGERENWERK ...16

2.1 CENTRA VOOR JEUGD EN GEZIN...16

2.2 JONGERENWERK...19 2.3 INTERNATIONAAL...23 2.4 CONCLUSIE...24 3. ONDERZOEKSOPZET...26 3.1 REGULATIEVE CYCLUS...26 3.2 ONDERZOEKSTRATEGIE...26 3.3 ONDERZOEKSMETHODEN...27 3.4 KWALITEIT...29 3.5 AFBAKENING...31 4. RESULTATEN ...32 4.1 RESULTATEN INTERVIEWS...32

4.2 RESULTATEN REFLECTIVE WRITTEN NARRATIVES...43

4.3 RESULTATEN FOCUSGROEP...47

5. CONCLUSIE ...57

5.1 ONMISBARE EEND...57

5.2 PEDAGOGISCHE CIVIL SOCIETY...58

5.3 INTEGRAAL...58

5.4 PROFILEREN...58

5.5 DE KERNTAKEN...59

6. AANBEVELINGEN...62

6.1 AANBEVELINGEN VOOR PROFESSIONALS...62

6.2 AANBEVELINGEN VOOR DE ORGANISATIES (KERN8 EN CJG’S) ...63

6.3 AANBEVELINGEN VOOR DE HELE SECTOR JEUGDWELZIJNSWERK...65

7. LITERATUURLIJST ...66

8. BIJLAGEN...69

BIJLAGE 1:HANDLEIDING INTERVIEW KERNPARTNERS...70

BIJLAGE 2:HANDLEIDING INTERVIEW MANAGEMENT/COÖRDINATOREN...72

BIJLAGE 3:HANDLEIDING FOCUSGROEP...74

BIJLAGE 4:HANDLEIDING FOCUSGROEP...75

BIJLAGE 5:HANDLEIDING REFLECTIVE WRITTEN NARRATIVES...76

BIJLAGE 6: CODEBOOM INTERVIEWS KERNPARTNERS...77

BIJLAGE 7:DATAMATRIX INTERVIEWS...78

(11)

1.

Inleiding

Praktijkgericht onderzoek is onderzoek dat door professionals in de eigen beroepspraktijk wordt uitgevoerd (De Lange, Schuman, Montesano Montessori, 2011). De HBO Raad definieert het als volgt: “Onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan de verbetering en innovatie van die beroepspraktijk. Dit vindt plaats door het generen van kennis en inzichten, maar ook door het leveren van toepasbare producten en ontwerpen en concrete oplossingen voor praktijkproblemen” (De Lange et al., 2011, p. 21). Uit deze definitie wordt duidelijk dat praktijkgericht onderzoek, in tegenstelling tot wetenschappelijk onderzoek, voornamelijk gericht is op het oplossen van praktische problemen en vraagstukken waar professionals in de praktijk tegenaan lopen. Deze vraagstukken kunnen gericht zijn op verbetering, vernieuwing en/of professionalisering van het beroep. In dit onderzoek is dat niet anders.

1.1

Het praktijkvraagstuk

1.1.1

Aanleiding

Sinds 2011 is er in elke gemeente tenminste één Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna CJG). Kinderen en jongeren tot 23 jaar en hun ouders of opvoeders kunnen hier terecht met vragen over opgroeien en opvoeden. Daarnaast zorgt het CJG als netwerkorganisatie voor afstemming van hulp op lokaal niveau. Er zijn diverse lokale en regionale instellingen verbonden aan de CJG’s, zoals jeugdzorg, welzijn en gezondheidszorg. In sommige gemeenten is het jongerenwerk hier ook aan verbonden. Van de jongerenwerkers van Stichting Welzijnsbevordering Kern8 (hierna Kern8) wordt vanwege deze ontwikkeling verwacht, dat zij gaan participeren binnen de CJG’s in de gemeenten waarin zij werken. Maar er is onduidelijkheid over welke bijdrage zij daaraan kunnen leveren. Deze onduidelijkheid leeft bij de kernpartners van de CJG’s en de beleidsambtenaren van de gemeente, maar ook bij de jongerenwerkers zelf. Het gevolg hiervan is dat de positie van het jongerenwerk binnen het CJG niet helder is, wat de samenwerking niet ten goede komt. Uit een interne SWOT1 analyse kwam zelfs naar voren dat door de

onduidelijkheid, het jongerenwerk zelfs genegeerd wordt door andere organisaties en

gemeentemedewerkers. Een goede samenwerking is juist van groot belang om jeugdigen tijdig en op maat van dienst te kunnen zijn en te ondersteunen in hun ontwikkeling naar volwassenheid. Tijdens een CJG overleg werd eens aan een jongerenwerker gevraagd wat hij eigenlijk bij dit overleg deed, jongerenwerkers hadden toch vrij weinig met jeugdzorg te maken? Vervolgens kwam de betreffende jongerenwerker in zijn antwoord niet veel verder dan dat hij signalen over jongeren binnen het CJG bespreekbaar kan maken. Dit voorbeeld illustreert dat zowel voor de samenwerkingspartners als voor de jongerenwerkers de mogelijke bijdragen van de jongerenwerkers aan het CJG niet duidelijk zijn uitgekristalliseerd. Uit de literatuur komt ook naar voren dat de functie van het jongerenwerk voor velen niet duidelijk is (Van Ginkel, 2006; Metz, 2011; Ketner et al., 2011). Dat maakt dat het jongerenwerk vaak niet serieus wordt genomen (Ketner et al., 2011), of geen vaste partner in samenwerkingsverbanden is (Metz, 2011). Als knelpunt in de samenwerking met andere organisaties noemen Ketner et al. (2011) dat er bij andere professionals te weinig kennis bestaat over de rol en functie van het jongerenwerk. Binnen dit

1

(12)

onderzoek ga ik daarom op zoek naar de mogelijke bijdragen die de jongerenwerkers aan de CJG’s kunnen leveren, met als doel de bijdrage van de jongerenwerkers te verduidelijken.

1.1.2

Urgentie

Het is erg onrustig in de sector zorg en welzijn. Dat heeft twee redenen, de eerste reden is dat er de afgelopen jaren grote veranderingen in gang gezet zijn op het gebied van welzijn en zorg. De invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en het hieruit voortgekomen ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en de aanstaande transitie jeugdzorg in 2015 zijn hier voorbeelden van. De tweede reden zijn de grote bezuinigingen die op stapel staan. Alle gemeenten waarin Kern8 werkzaam is, hebben flinke bezuinigingen aangekondigd, ook voor het jongerenwerk. Door deze veranderingen en bezuinigingen wordt de roep om verantwoording van de legitimiteit van het werk steeds groter. Om de bezuinigingen niet alleen voor rekening van het jongerenwerk te laten komen, moeten de gemeenten overtuigd worden van de waarde van het jongerenwerk. Met dit onderzoek kan het nut en de noodzaak van het jongerenwerk binnen het CJG beter onderbouwd worden en wordt de waarde zichtbaar gemaakt.

1.2

Professionaliserings- en veranderingsvraagstuk

1.2.1

Professionalisering

Door te verkennen welke mogelijke bijdragen het jongerenwerk kan leveren aan het CJG en hiermee de waarde van het jongerenwerk zichtbaar te maken, draagt dit onderzoek bij aan de professionalisering van het beroep. De mate van professionalisering van het huidige jongerenwerk is niet hoog. Dit kan onderbouwd worden aan de hand van de vijf dimensies van mate van professionalisering van Freidson (2001). In het kort komt het er op neer dat de body of knowledge, de theoretische onderbouwing van het beroep, onvoldoende is uitgewerkt. De arbeidsdeling wordt voornamelijk bepaald door de opdrachtgevers of managers. Er is weinig controle op de toegang tot de arbeidsmarkt. Er is geen officiële beroepsregistratie of beschermde titel. Opleiding en training van jongerenwerkers is zeer divers. Er is geen controle op de inhoud van opleidingen en trainingen voor jongerenwerkers en er zijn geen academische opleidingen op het gebied van jongerenwerk. Ten slotte staat de ontwikkeling van een beroepsideologie nog in de kinderschoenen. Binnen dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de eerste dimensie van Freidson; de body of knowledge. Impliciete kennis van de jongerenwerkers wordt expliciet gemaakt door gezamenlijk de dialoog aan te gaan over het onderwerp. Ook draagt het onderzoek bij aan de tweede dimensie van Freidson: arbeidsdeling. Door de bijdrage van het jongerenwerk aan het CJG duidelijk te maken, weten ook managers en opdrachtgevers beter wat er van het jongerenwerk gevraagd kan worden. Daarnaast wordt de rol van het jongerenwerk duidelijk in relatie tot andere beroepsgroepen binnen het CJG.

1.2.2

Verandering

Met het uitvoeren van dit onderzoek beoog ik een aanzet te geven tot een verandering. Zoals hiervoor betoogd zal deze verandering bijdragen aan de professionalisering van het jongerenwerk en het CJG. Het veranderaspect binnen deze thesis zit in het ontdekken van de bijdrage die het jongerenwerk kan leveren aan het CJG. De vraag welke bijdragen de jongerenwerkers binnen de CJG’s kunnen leveren, impliceert een verandering in houding, werkwijze en handelen. De zoektocht naar het antwoord op deze vraag

(13)

behelst een veranderingsproces. Binnen dit proces ga ik met mijn collega’s op zoek naar de mogelijke bijdrage van de jongerenwerker aan het CJG en de betekenis hiervan.

Boonstra, De Caluwé e.a. (2006) geven in hun boek ‘Interveniëren en veranderen; zoeken naar betekenis in interacties’ aan dat de visie op verandermanagement in organisaties aan verandering onderhevig is. Zij maken onderscheid tussen klassieke en actuele thema’s. De klassieke, oude thema’s weerspiegelen een bureaucratische, marktgerichte houding (New Public Management; NMP), terwijl de nieuwe, actuele thema’s meer een filosofische, ethische insteek hebben en vooral gaan over relaties en interacties tussen mensen. Waar voorheen alles beheersbaar moest zijn en begrepen moest worden, is er een ommekeer zichtbaar naar acceptatie van complexiteit en ruimte voor dynamiek. De actuele thema’s komen niet in plaats van de klassieke thema’s, ze komen erbij en de aandacht verschuift naar deze nieuwe, actuele thema’s. In de praktijk betekenen die nieuwe, actuele thema’s, dat plannen maken in complexe, dynamische omgevingen weinig zin heeft. Als het plan op tafel ligt, is door de dynamiek de situatie zodanig veranderd dat het plan alweer achterhaald is. Daarom gaat het in dit onderzoek niet om het maken van plannen, maar staan de jongerenwerkers centraal. De jongerenwerkers zijn als professionals onderdeel van het jongerenwerk als systeem, maar ook van het CJG als systeem. De jongerenwerkers moeten dus laveren binnen deze verschillende systemen. Dit onderzoek speelt zich af op microniveau, het niveau van de werkvloer waar de uitvoerende jongerenwerkers zich bevinden en niet op het systeemniveau dat gezien kan worden als mesoniveau. Een verandering teweegbrengen binnen de systemen is dan ook niet aan de orde. Het onderzoek beoogt de individuele professional te verrijken met voldoende bagage om zijn of haar positie binnen het CJG te versterken. Hiermee wordt ook bijgedragen aan het functioneren van het jongerenwerk en het CJG als systeem. Daarnaast is ook belangrijk dat het jongerenwerk beter geprofileerd wordt bij andere beroepsgroepen. Dan weten ook andere professionals wat zij van jongerenwerkers kunnen verwachten en kunnen zij meer gebruik maken van hun expertise (Ketner et al., 2011).

1.3

Doelstelling

1.3.1

Hoofddoelstelling

De hoofddoelstelling van dit onderzoek luidt:

Een bijdrage leveren aan het verbeteren van de samenwerking binnen de CJG’s van Schagen en Hollands Kroon, door duidelijkheid te creëren voor de jongerenwerkers, coördinatoren en kernpartners CJG, over de bijdragen die de jongerenwerkers kunnen leveren binnen het CJG.

1.3.2

Subdoelstelling

Het CJG behelst voor alle partners een nieuwe manier van werken, in plaats van op de eilandjes van de eigen organisatie te blijven. De participatie van de jongerenwerkers binnen het CJG vraagt van hen een verandering van werkwijze op dit gebied. Hoe deze verandering er precies uit moet komen te zien is nog niet duidelijk. Door middel van het doen van onderzoek naar de verwachtingen en meningen over de rol van de jongerenwerkers binnen het CJG hoop ik de verandering al tijdens het onderzoek in te zetten. Zodra de jongerenwerkers hierover gaan nadenken en er met elkaar over gaan praten, wordt er in principe al gereflecteerd op de huidige manier van werken. Deze reflectie brengt een bewustwording van handelen

(14)

te weeg, die het begin is van een veranderingsproces. Door het doen van onderzoek draag ik bij aan dit veranderingsproces.

Subdoelstellingen:

• Het inzetten van het hiervoor beschreven veranderingsproces bij de jongerenwerkers van het Regionale team Kern8.

• Een bijdrage leveren aan de body of knowledge door impliciete kennis van jongerenwerkers over mogelijke bijdragen aan een CJG, expliciet te maken.

1.4

Vraagstelling

1.4.1

Hoofdvraag

Welke bijdragen kunnen de regionaal jongerenwerkers van Kern8 leveren aan de Centra voor Jeugd en Gezin in de gemeenten Schagen en Hollands Kroon?

Toelichting:

Met ‘regionaal jongerenwerkers van Kern8’ worden de jongerenwerkers bedoeld die werkzaam zijn in de zogenaamde regiogemeenten. Dit zijn kleinere, voornamelijk plattelandsgemeenten in de kop van Noord-Holland. Binnen dit onderzoek gaat het over de gemeenten Hollands Kroon en Schagen.

1.4.2

Deelvragen

1. Welke relevante kennis en informatie is er beschikbaar over het CJG en het Jongerenwerk? a. Wat is het CJG?

I. Wat is het landelijke beleid?

II. Wat is het beleid m.b.t. CJG in de Regio’s Schagen en Hollands Kroon?

III. Wat zijn de uitgangspunten voor professionals over samenwerken binnen het CJG?

b. Wat is er bekend in de literatuur over de opdracht en de uitgangspunten van de werkwijze van het jongerenwerk?

c. Wat is er bekend in de literatuur over de huidige rollen en taken van jongerenwerkers? d. Wat is er op internationaal gebied bekend over jongerenwerkers binnen CJG of

soortgelijke samenwerkingsverbanden?

2. Wat zijn de uitgangspunten, kennis en opvattingen van de kernpartners in het CJG m.b.t. jongeren en jongerenwerk?

a. Hoe denken zij over de mogelijke bijdrage van jongerenwerkers in het CJG?

b. Wat is hun opdracht en wat zijn de uitgangspunten van hun werkwijze op het gebied van jongeren?

c. Welke specifieke kennis en expertise over jongeren is er aanwezig?

3. Hoe denken de regionaal jongerenwerkers van Kern8 over hun mogelijke bijdrage aan het CJG? a. Welke mogelijke bijdragen kunnen de regionaal jongerenwerkers aan het CJG leveren

(15)

b. Wat hebben de jongerenwerkers hiervoor nodig?

c. Welke betekenis heeft het CJG voor het jongerenwerk in het realiseren van haar opdracht? d. Hoe verhoudt de bijdrage van het jongerenwerk zich tot de bijdrage van de andere

ketenpartners aan de algemene doelstellingen van het CJG?

4. Welke goede ervaringen zijn er van jongerenwerkers in Nederland die binnen een CJG werken? a. Welke bijdragen van de jongerenwerkers aan het CJG zijn hieruit af te leiden?

(16)

2.

CJG en jongerenwerk

In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste deelvraag: welke relevante kennis en informatie is er beschikbaar over het CJG en het Jongerenwerk? Hierbij ga ik in op wat het CJG is, vanuit welk landelijk en lokaal beleid dit wordt vormgegeven en wat de uitgangspunten zijn in de werkwijze binnen het CJG. Daarnaast geef ik een beschrijving van het jongerenwerk. Ik beschrijf wat het is, welke uitgangspunten er zijn in de werkwijze en welke competenties hiervoor nodig zijn. Ten slotte ga ik in op vergelijkbare internationale ontwikkelingen.

2.1

Centra voor Jeugd en Gezin

2.1.1

Ontstaan

Ten tijde van het kabinet Balkenende II hebben diverse ministeries de handen ineengeslagen om een onderzoek te doen naar het jeugdbeleid onder de noemer ‘Operatie JONG’. Aanleiding hiervoor was dat het toenmalige jeugdbeleid niet meer voldeed. Er was sprake van verregaande verkokering, bureaucratisering en onduidelijkheden over verantwoordelijkheden (Van Eijk, 2006). Gevolg hiervan was dat signalen vaak bleven liggen en er geen tijdige hulp geboden werd. Uit het onderzoek van Operatie JONG kwam naar voren dat de sturing vanuit de rijksoverheid op het jeugdbeleid ondoorzichtig was en dit leidde tot versnipperd beleid, ook op provinciaal en lokaal niveau. Hierdoor konden de middelen voor kinderen en gezinnen niet altijd goed worden ingezet. Naar aanleiding hiervan is ruimte gemaakt voor het programmaministerie voor Jeugd en Gezin (2007-2010). Minister André Rouvoet zette het beleidsprogramma ‘Alle Kansen voor Alle Kinderen’ op, waarbij één van de speerpunten het opzetten van de Centra voor Jeugd en Gezin was (Van Eijk, 2006).

2.1.2

Wat is het CJG?

Het is een universeel recht van elk kind om gezond en veilig op te groeien. Deze brede maatschappelijke opdracht sluit aan bij het Verdrag van de Rechten van het Kind. Er zijn veel basisvoorzieningen in Nederland om jeugd en ouders hierbij te ondersteunen. Het CJG bundelt de krachten van deze basisvoorzieningen (Jeugd en Gezin, 2010). Sinds 2011 heeft iedere gemeente een CJG. Dit is een herkenbaar inlooppunt in de buurt, waar ouders en jongeren terecht kunnen met hun vragen over gezondheid, opgroeien en opvoeden. Een CJG biedt (laagdrempelig) advies, ondersteuning en hulp op maat, om zodoende de zelfregulatie van gezinnen te versterken of te herstellen. Daarnaast is het in kaart brengen van risicogezinnen en jeugd en het inzetten van preventieve of vroegtijdige interventies om problemen of escaleren te voorkomen een belangrijk doel (Möhle & Van Katwijk, 2010). Achter de schermen is het CJG een multidisciplinair samenwerkingsverband tussen diverse instanties op het gebied van jeugd en opvoeding. Er wordt onder andere gewerkt aan de hand van het ‘één gezin, één plan’ principe (hierna 1G1P). Dat houdt in dat de hulpverlening voor de ondersteuning van een gezin zodanig op elkaar afgestemd wordt, dat er één plan per gezin komt onder leiding van één zorgcoördinator. Een uitgangspunt binnen de CJG’s in Schagen en Hollands Kroon is dat alle kernpartners werken volgens de uitgangspunten van Positief Opvoeden (Triple P).

(17)

De ambitie van het CJG start bij een brede maatschappelijke opdracht, namelijk het universele recht van elk kind om veilig en gezond op te groeien. Om deze ambitie te bereiken zijn drie doelen geformuleerd:

1. Bevorderen van de algemene gezondheid, een optimale opvoeding en een brede ontwikkeling van alle jeugdigen;

2. Voorkomen van problemen bij gezondheid, ontwikkeling, opgroeien en opvoeden;

3. Vroegtijdig inzetten of mobiliseren van effectieve steun of hulp bij (beginnende) problemen die een belemmerende of negatieve invloed (kunnen) hebben op de domeinen van gezondheid, ontwikkeling, opgroeien en opvoeden (Jeugd en Gezin, 2010)

2.1.3

Landelijk beleid voor het CJG

Vanuit het Programmaministerie Jeugd en Gezin is het ‘basismodel CJG’ opgesteld. Gemeenten kunnen het CJG naar eigen inzicht inrichten, maar deze moet voldoen aan een vast takenpakket op het gebied van opvoeden en opgroeien, zogenaamde ‘kerntaken’. Het Kabinet beoogt met de CJG’s vroegtijdig problemen te kunnen signaleren en samenwerking tussen instanties te bevorderen. Het resultaat hiervan is dat snel, goed gecoördineerd advies en hulp op maat vanzelfsprekend wordt. De ambitie is laagdrempelige fysieke inlooppunten waar (aanstaande) ouders, kinderen en jongeren voor alles met betrekking tot opgroeien en opvoeden terecht kunnen. Binnen het basismodel van het CJG gaat het om:

- De jeugdgezondheidszorg van 0-19 jaar;

- Vijf functies die voortkomen uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo): informatie & advies, signalering, toeleiding naar hulp, licht pedagogische hulp, coördinatie van zorg.

- Schakel met Bureau Jeugdzorg (BJZ) en Zorg Adviesteams (NJi z.d. De kerntaken van het CJG)

Hieruit vloeien vier kerntaken voort welke vanuit het CJG uitgevoerd dienen te worden: 1. Signaleren, analyseren en indien nodig gespecialiseerde hulp inschakelen;

Bij het onderkennen van een risico of probleem daar aandacht voor vragen. Dit kan op diverse niveaus zoals populatieniveau, waar vervolgens beleid op gemaakt kan worden. Op individueel niveau gaat het om het onderkennen van niet normale aspecten van de ontwikkeling of omgeving van een jongere, samen taxeren of en welke hulp er nodig is en deze samen met de jongere of ouder regelen, of intensievere hulp inschakelen.

2. Ondersteuning en dienstverlening bieden, zoals voorlichting, advies/consultatie, informatie en hulp;

Individueel of groepsgewijze voorlichting of advies. Bijvoorbeeld preventieprogramma’s, folders, cursussen, advies, of kortdurende hulp zoals gezinscoaching. Daarnaast heeft het CJG een rol in het vormen van sociale netwerken rondom jeugd en opvoeders; het versterken van de pedagogische civil society. Ouders en jongeren kunnen zodoende meer een beroep doen op informele en sociale steun.

3. Integrale zorg organiseren;

Inschakelen en coördineren van zorg. Op algemeen niveau, door het bouwen aan samenhangende dienstverlening, maar ook specifiek voor de doelgroep, zoals 1Gezin1Plan, samen met de cliënt.

(18)

4. Monitoren, screenen en vaccineren.

Periodiek volgen van de ontwikkeling van jongeren en opvoeders. Op populatie niveau; trends en ontwikkelingen, kwaliteit van opvoeding. Maar ook op individueel niveau, zoals bezoek aan consultatiebureau, jeugdarts op school en vaccinatie.

Naar eigen inzicht kunnen gemeenten ervoor kiezen om meer functies aan het CJG te koppelen. Dit zijn bijvoorbeeld kinderopvang, voor- en vroegschoolse educatie, peuterspeelzalen, leerplichtambtenaren, brede scholen, welzijnswerk zoals algemeen maatschappelijk werk en jongerenwerk, eerste lijnszorg, Jeugd GGZ, diverse gemeentelijke diensten, schuldhulpverlening, politie, etc. (Programmaministerie Jeugd en Gezin, 2007).

In de brochure ‘Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin’ (Jeugd en Gezin, 2010) wordt geconstateerd dat het basistakenpakket van het CJG voornamelijk vanuit een gezondheidskundig en psychosociaal perspectief is opgezet, terwijl de WMO taken meer een sociaal- (ped)agogisch perspectief hebben. Om hier meer samenhang in te creëren zijn de vier kerntaken voor het CJG geformuleerd. Van Yperen en Woudenberg (2011) geven aan dat hiermee een basis is gelegd voor het versterken van de pedagogische civil society als taak van het CJG. Hiermee wordt het opvoedklimaat verbeterd en dat zorgt voor een vermindering van problemen. Inhoudelijk betekent het minder inzet van gespecialiseerde voorzieningen (exclusie) en meer inzet van voorzieningen om opvoeding in de eigen sociale context te versterken (inclusie). In het project ‘Allemaal Opvoeders’ (NJi. z.d. Allemaal opvoeders) krijgt dit vorm door actief burgerschap rondom opvoeden en opgroeien een impuls te geven vanuit de CJG’s. Dit project is in elf gemeenten in Nederland uitgevoerd. In het lokale CJG beleid, zie volgende paragraaf, komt niet naar voren dat de CJG’s in de gemeenten Schagen en Hollands Kroon het versterken van de pedagogische civil society als taak hebben.

2.1.4

CJG beleid regio’s Schagen en Hollands Kroon

Gemeente Hollands Kroon en sinds dit jaar gemeente Schagen, zijn fusie gemeenten. Een gevolg hiervan is dat beleid op elkaar aangepast, of opnieuw ontwikkeld moet worden. Zo ook op het gebied van jeugd en opvoeden. Er is nog geen nieuw beleid en in de oude beleidsstukken gaat het nauwelijks over de Centra voor jeugd en gezin. Om beter integraal te kunnen samenwerken op het gebied van jeugd, hebben gemeenten, schoolbesturen en zorginstellingen in de kop van Noord-Holland de handen ineen geslagen en zijn een samenwerkingsverband aangegaan onder de noemer: Bestuurlijk Overleg Jeugd, Onderwijs en Zorg (BOJOZ). De samenwerkingspartners binnen BOJOZ hebben een gezamenlijke visie geformuleerd waarop het gemeentelijk jeugdbeleid gebaseerd kan worden. In december 2010 is een gezamenlijke visie geformuleerd in de notitie ‘Het kind centraal’ (BOJOZ, 2010). Dit visiedocument bestaat slechts uit hoofdlijnen, welke onderschreven worden door alle deelnemende partijen. Nadere inhoudelijke uitwerking moet nog plaatsvinden. In het visiedocument wordt voornamelijk aandacht besteed aan de visie op het vormgeven van de zorgketen (derde doel). Het CJG wordt ook gezien als een instrument om deze ketensamenwerking te verbeteren, met als doel hulpverlening rondom jeugdigen te verbeteren. De Verwijsindex Risicojongeren (VIR)2 wordt hierbij genoemd als belangrijkste instrument. Er is in het document vrijwel geen aandacht besteed aan het realiseren van de eerste twee doelen van het CJG.

2

De verwijsindex risicojongeren (VIR) is een landelijk digitaal systeem waarin hulpverleners meldingen kunnen doen over jongeren tot 23 jaar met problemen. Zo weet een hulpverlener sneller of een kind ook bekend is bij zijn collega’s. Ze kunnen dan overleggen wat de beste aanpak is voor hulpverlening.

(19)

2.1.5

Samenwerken binnen het CJG

Wie de samenwerkingspartners zijn binnen een CJG, is afhankelijk van de organisaties die werkzaam zijn in de gemeente of het gebied van het betreffende CJG. Dat houdt in dat de samenstelling qua samenwerkingspartners per CJG kan verschillen. De jongerenwerkers van Kern8 zijn, in de gemeenten waar Kern8 actief is, kernpartners binnen de CJG’s. Dat houdt in dat de jongerenwerkers, of afgevaardigden van het team jongerenwerkers, deelnemen aan de overleggen van het CJG en meewerken aan de uitvoering van één gezin, één plan. Door de komst van CJG’s wordt structureel vorm gegeven aan een sluitende multidisciplinaire samenwerking, waardoor dubbelingen in zorgaanbod voorkomen worden en er een betere afstemming ontstaat binnen het (zorg)aanbod.

2.1.6

Uitgangspunten voor professionals over samenwerken binnen het CJG

In de notitie ‘Professionals in het CJG, samenwerken in het belang van jeugdigen en opvoeders’ (Jeugd en Gezin, 2009) staan de uitgangspunten beschreven voor de gezamenlijke werkwijze in het CJG.

Deze werkwijze kenmerkt zich door: - Vraaggericht werken;

- Versterken van eigen kracht van jeugdigen, gezinnen en sociale omgeving; - Indien nodig zorg aanbieden (integraal) via 1G1P;

- Belang van de jeugdige staat voorop;

- Jeugdigen en ouders worden actief betrokken bij hun hulpverleningstraject.

Door middel van deze uitgangspunten in de werkwijze, is het de bedoeling dat de kernpartners gezamenlijk werken aan twee opdrachten. Dit zijn:

1. het realiseren van een dekkend basisaanbod van informatie, voorlichting en algemene en preventieve opgroei- en opvoedsteun, inclusief de jeugdgezondheidszorg;

2. het waarborgen van een sluitende (zorg)keten, zodat risico’s en problemen rond gezondheid, ontwikkeling, opgroeien en opvoeden tijdig en effectief gesignaleerd en aangepakt worden.

2.2

Jongerenwerk

2.2.1

Wat is het jongerenwerk?

Jongerenwerk is een beroep dat aan het einde van de negentiende eeuw ontstaan is, mede dankzij de industriële revolutie. In deze periode kwam het besef dat de fase van kind naar volwassenheid een aparte levensfase is die speciale aandacht vraagt. En die aandacht kwam er, eerst vanuit particulier en kerkelijk initiatief, later overgenomen door de overheid. Van oudsher is het jongerenwerk gericht op het begeleiden van jongeren naar het volwassen worden in de samenleving. Hoe dat gebeurt en met welk doel, is afhankelijk van de tijdgeest en ontwikkelingen in de maatschappij (Metz, 2011). Het huidige jongerenwerk kan gezien worden als een preventieve voorziening voor alle jongeren (Van Ginkel et al., 2006). Volgens de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is het de bedoeling dat mensen eerst proberen op eigen kracht problemen op te lossen; als dat niet lukt, kunnen ze hun eigen sociale netwerk aanspreken. Als ook dat niet lukt, kan men terugvallen op diverse collectieve voorzieningen. Mocht dat geen uitkomst bieden, dan kan men een beroep doen op individuele voorzieningen. Figuur 2 geeft deze werkwijze weer. Jongerenwerk kan gepositioneerd worden binnen de collectieve voorzieningen, maar

(20)

werkt wel binnen de andere cirkels, voornamelijk als ondersteuner en verbinder. Jongerenwerk kent verschillende verschijningsvormen. In dit onderzoek gaat het om een mengvorm, afhankelijk van wat de opdrachtgevers vragen en wat er lokaal speelt. De jongerenwerkers zijn de uitvoerende professionals

binnen het jongerenwerk Dit

onderzoek is er op gericht de jongerenwerkers toe te rusten zodat zij zelf invulling kunnen geven aan hun bijdrage aan het CJG waar zij kernpartner van zijn. In dit hoofdstuk wordt het jongerenwerk als beroep nader beschreven, omdat dit het vertrekpunt is van de professionals die in dit beroep werkzaam zijn.

2.2.2

Opdracht

Een jongerenwerker is een pedagoog. Een specialist op het gebied van jongeren in de leeftijd van ongeveer 10 tot 23 jaar. Jongerenwerkers leveren een bijdrage aan de pedagogische infrastructuur in buurten en wijken en hebben een verbindende functie, zodoende dragen zij bij aan het versterken van de civil society. Het jongerenwerk vult het pedagogische ‘gat’ bij jongeren die tussen wal en schip dreigen te vallen. Individuele opvoedingsdoelen worden gecombineerd met maatschappelijke wensen en het jongerenwerk vormt een verbindende schakel tussen de verschillende spelers in het jeugdveld (Ketner et al., 2011). Jongerenwerkers hebben een belangrijke rol in de periode naar volwassenheid. Het jongerenwerk kenmerkt zich dan ook door de pedagogische opdracht welke luidt:

“Jongeren procesmatig begeleiden bij het volwassen worden als onderdeel van de samenleving” (Metz, 2011)

Enerzijds leert het jongerenwerk de jongeren om mee te doen met en invloed te hebben op de samenleving (persoonlijke ontwikkeling). En anderzijds leert het jongerenwerk de samenleving om zich open te stellen voor het zijn en de inbreng van jongeren (sociale ontwikkeling en versterken pedagogische civil society). De kern hiervan is participatie als wederzijds proces. Inzet van het jongerenwerk is de volwaardige deelname van jongeren aan de samenleving (Metz 2011). Om dit te bereiken is het nodig dat de jongerenwerker kan verbinden. Hij moet in staat zijn dwarsverbanden te leggen tussen gezin, buurt, school en de omgeving en (zorg)instanties (Lenders, Luttik, 2009). Het jongerenwerk biedt een combinatie van laagdrempelige vrijetijdsactiviteiten, het leren van vaardigheden, educatie, informatie en advies en toeleiding naar hulpverlening. Hiertoe houdt het jongerenwerk zich bezig met contact maken, signaleren, motiveren, activeren en toeleiden (Ewijk, 1992). Hierbij wordt gewerkt vanuit de behoeften en leefwereld Figuur 2: Principe WMO

(21)

van de jongeren. Jongerenwerkers bewegen mee met maatschappelijke ontwikkelingen, trends en de wisselende prioriteiten van opdrachtgevers en partners (Metz, 2011).

2.2.3

Doelen en functies

Om de pedagogische opdracht te kunnen vervullen, werkt het jongerenwerk aan verschillende doelstellingen. Afhankelijk van de opdrachtgever, de jongeren en maatschappelijke ontwikkelingen wordt er in meer of mindere mate aan elk doel gewerkt. In de literatuur over het jongerenwerk worden de doelen met diverse nuances geformuleerd. Ik heb ze in vier doelstellingen samengevat:

1. Versterken sociale binding in de buurt en binding aan de samenleving (pedagogische civil society) 2. Opvoeding en voorlichting d.m.v. vorming en educatie

3. Participatie vergroten d.m.v. ontmoeting en recreatie 4. Gedragsbeïnvloeding

(Metz, 2011; Van Ginkel et al., 2006; Veenbaas, Noorda en Ambaum, 2011; Dam, Zwikker, 2008).

Van Ginkel et al. (2006) hebben in hun boek Jongerenwerk, stand van zaken en perspectief drie basisfuncties van het jongerenwerk beschreven. De vier beschreven doelstellingen passen binnen deze drie functies. Opvallend genoeg zijn er met deze drie basisfuncties van het jongerenwerk parallellen te trekken met de eerste drie kerntaken van het CJG.

1. Ontmoeting en participatie - Contactlegging, vroegsignalering - Ontmoeting en recreatie

- Participatie en verbinding met samenleving 2. Dienstverlening en educatie

- Jongerencoaching

- Doorverwijzen

- Vraagbaak

- Vertalen van signalen naar beleid

- Bijzondere projecten om lokale problemen aan te pakken - Voorlichting, informatie en advies (workshops)

- Huiswerkbegeleiding

3. Netwerkontwikkeling en belangenbehartiging

- Casuïstiek overleg over integrale aanpak groepen en individuen - Sociale kaart kennen en onderhouden

- Optreden als intermediair tussen partijen: afstemmen van belangen jongeren en samenleving

2.2.4

Uitgangspunten in de werkwijze

Jongerenwerkers werken bij het uitoefenen van hun beroep volgens enkele uitgangspunten: - Gericht op jongeren van 10 tot 23 jaar (Metz, 2011)

- Aansluiten bij de leefwereld en behoeften van de jongeren, waarbij vrijetijdsbesteding een belangrijke invalshoek is. Werkt niet vanuit een specifieke methodiek (Veenbaas et al., 2011) - Vindplaats gericht

- Uitgaan van kansen in plaats van problemen (Ketner et al., 2011)

(22)

- Preventief

- Omgevingsgericht: werkt voor de hele omgeving (en niet voor één jongerencentrum). En werkt ook met volwassenen en instanties die belangrijk zijn in het leven van jongeren (Veenbaas et al., 2011)

- Integraal werken in twee betekenissen:

1. Actieve schakel in brede integrale aanpak van lokaal jeugdbeleid. Het jongerenwerk werkt binnen de driehoek jeugd, onderwijs en zorg, op integrale wijze (zie figuur 3)

2. Integraal werken: oog hebben voor ouders, bewoners, vrijwilligers, organisaties en instanties en zorgen voor verbinding. Als schakel tussen leef/belevingswereld van jongeren en andere partijen. (Dam, Zwikker, 2008; Van Ginkel, Veenbaas & Noorda, 2007)

2.2.5

Jongerenwerk van Kern8 in Schagen en Hollands Kroon

Het jongerenwerk van Kern8 in de gemeente Hollands Kroon is gemengd jongerenwerk, maar kan worden samengevat onder de noemer ‘plattelands jongerenwerk’. De jongerenwerkers werken in een landelijk, veelal agrarisch gebied met veel kleine kernen. Binnen het jongerenwerk van Schagen zijn zowel het plattelandsjongerenwerk als het kleinschalige stedelijke jongerenwerk verenigd. In Schagen zelf werken de jongerenwerkers zowel locatiegebonden als ambulant. Het jongerenwerk in beide gemeenten richt zich op jongeren vanaf ongeveer 10 tot 23 jaar. Jongerenwerkers in grotere steden richten zich veelal op jongeren vanaf 14 à 15 jaar, de reden hiervoor is dat er meestal ook tienerwerkers actief zijn, die zich richten op de jeugd van 9 tot 15 jaar.

2.2.6

Competenties

Het rapport Nieuwe eisen aan sociale professionals (Van Vliet, 2009) en het artikel van Fabri (2009) over de toenemende eisen aan de jongerenwerker gaan in op de veranderende competentieprofielen van welzijnswerkers. De komst van de CJG’s en de laatste ontwikkelingen op het gebied van welzijnswerk, zoals Welzijn Nieuwe Stijl (WNS), stellen ook nieuwe eisen aan de jongerenwerkers. De vraag welke bijdrage de jongerenwerker kan leveren aan het CJG, geeft al aan dat deze nieuwe eisen nog niet duidelijk zijn uitgekristalliseerd. Wat zijn de verwachtingen over en weer? Welke mogelijkheden zijn er voor jongerenwerkers binnen een CJG en welke nieuwe competenties zijn hier aan verbonden? Er wordt bijvoorbeeld steeds meer van de jongerenwerker verwacht dat deze de betrokkenheid van de sociale omgeving van de jongere vergroot. Binnen het CJG komt dit bijvoorbeeld tot uiting volgens het werken met één gezin, één plan.

Kern8 heeft in 2012 voor alle disciplines van de organisatie een competentieprofiel opgesteld en gebundeld in het boekje De Kern8 Competenties (Kern8, 2012). In dit boekje zijn algemene competenties vermeld, die iedere welzijnswerker moet beheersen. Daarnaast zijn voor elke discipline competenties geformuleerd, ook voor het niet locatiegebonden jeugd- en jongerenwerk, waar het regionaal jongerenwerk onder valt. De door Kern8 opgestelde competenties zijn: betrokkenheid, vraaggericht

(23)

werken, samenwerken, visie en omgevingsbewustzijn, aanpassingsvermogen en coachen/individu gericht sturen en motiveren. De participatie van jongerenwerkers binnen het CJG vraagt wellicht andere vaardigheden van de jongerenwerkers dan zij in huis hebben. Binnen dit onderzoek is meegenomen welke competenties dat zijn.

2.3

Internationaal

In het buitenland zijn vergelijkbare ontwikkelingen zichtbaar als het CJG. Daar spreekt men niet van Centra voor Jeugd en Gezin, maar van familie centra (NJi z.d. Internationaal beleid). In Groot-Brittannië spreekt men van Children’s centres. Deze zijn voornamelijk gekoppeld aan scholen en de medewerkers zijn veelal laag opgeleid. In Zweden spreekt men van ‘Familjencentraler’. Kenmerkend bij deze organisaties is dat de ouders centraal staan. Zij bepalen zelf wat ze nodig hebben. Verplegers, voorschoolse leerkrachten en maatschappelijk werkers werken samen in Familjencentraler. In Duitsland is men ook bezig met de ontwikkeling van een ‘Familiezentrum’. Deze worden opgezet vanuit kinderopvangcentra en zijn gericht op baby’s en peuters. Wat betreft de CJG ontwikkeling zijn er dus vergelijkbare internationale voorbeelden te verkennen, maar niet in relatie tot jongerenwerk. Het valt op dat deze buitenlandse voorbeelden voornamelijk gericht zijn op ouders en het ‘jongere’ kind. Het lijkt alsof deze centra niet voor jongeren bedoeld zijn. Daar komt bij dat jongerenwerk lastig internationaal te vergelijken is. Vaak wordt jongerenwerk oftewel ‘Youth Work’ uitgevoerd binnen de vrijwillige sector of vanuit de kerk. Professionals die met jongeren werken zijn veelal werkzaam binnen het algemene sociaal werk of (jeugd)zorg en het gaat hierbij vaak om kwetsbare jongeren. Een interessant voorbeeld in Finland is het LUOTSI project. Vanuit vrijwillige deelname worden risicojongeren van 12 tot 15 jaar, samen met hun ouders en directe relationele netwerken, begeleid. Het gaat hierbij om tieners die afwijkend gedrag vertonen, maar niet in aanmerking komen voor hulpverlening. Ouders krijgen tegelijkertijd opvoedingsondersteuning en nemen deel aan informele peergroepen. Deze aanpak is om te voorkomen dat lichte problemen escaleren en uitgroeien tot grotere problemen. Deze aanpak lijkt erg op de 1G1P aanpak en Eigen Kracht Conferentie, in combinatie met groepsgewijze ondersteuning, zoals de peergroepen en voorlichtingen en in combinatie met individuele begeleiding van de jongere. Hierbij is een multi-professioneel team betrokken, van wie één persoon contactpersoon en begeleider voor de jongere is. De aanpak is sterk gericht op het versterken van het sociale netwerk rondom de jongere. Het LUOTSI project wordt uitgevoerd door maatschappelijk werkers, jongerenwerkers en wijkverpleegkundigen. Binnen het LUOTSI project kunnen verschillende methodieken ingezet worden, afhankelijk van de vraag. Er worden groepsactiviteiten aangeboden aan de jongeren uit het LUOTSI project. Indien nodig kunnen ze meedoen aan een agressie regressie training en er is een speciale methodiek ontwikkeld voor de integratie van immigranten uit de Sovjet Unie, om uitsluiting te voorkomen (NJi, z.d. Youth work unit Luotsi). Duidelijk is dat bij het LUOTSI project jongerenwerkers betrokken zijn, maar hun exacte rol hierin was helaas niet te achterhalen. Als vervolgonderzoek is het zeker interessant om dit project nader te onderzoeken. In Ierland wordt momenteel gewerkt aan de invoering van een Child and Family Agency, die grote overeenkomsten vertoont met de CJG’s in Nederland. Het verschil is dat Ierland voornemens is dit een landelijke organisatie te laten zijn welke valt onder het ‘Ministerie van Kinderen en Jeugdzaken’ waarbij personeel in dienst genomen wordt, terwijl in Nederland de CJG’s per gemeente (gedecentraliseerd) zijn opgezet en er

(24)

geen sprake is van een eigen organisatie, maar een netwerkorganisatie, zonder eigen personeel (DCYA z.d. Department of Children and Youth Affairs)

2.4

Conclusie

Het CJG is een netwerkorganisatie met een front-Office, namelijk een inloopfunctie en een BackOffice die bestaat uit een multidisciplinair samenwerkingsverband. Sinds 2011 is er in elke gemeente minstens één CJG. De basisstructuur van een CJG is door de landelijke overheid vormgegeven. Gemeenten zijn vrij om een bredere invulling te geven aan een CJG. De doelen zijn gericht op bevorderen van gezondheid, opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen. Het gaat met name om gelijke opgroeimogelijkheden voor ieder kind. Dat wordt geborgd middels een preventieve aanpak en het tijdig inzetten van steun of hulp. Het versterken van de

pedagogische civil

society is ook een taak van het CJG, maar deze taak komt nog niet concreet genoeg naar voren in de lokale beleidsstukken. Het jongerenwerk is ook gericht op de

ontwikkeling van

jeugdigen, met als toevoeging ‘als onderdeel van de samenleving’. Deze verbinding met de samenleving is binnen het jongerenwerk erg belangrijk en komt bij het CJG minder tot uiting. Zoals uit de literatuurstudie en documentanalyse geconcludeerd kan worden past het jongerenwerk zeer goed binnen het CJG. De doelen van het CJG zijn iets smaller geformuleerd dan die van het jongerenwerk. Daarmee zou geconcludeerd kunnen worden dat het jongerenwerk gedeeltelijk binnen het CJG kan vallen en dat er ook een deel buiten valt. Andersom zijn er taken binnen het CJG die het jongerenwerk niet zou kunnen uitvoeren, zoals op het gebied van gezondheidszorg en hulpverlening. De doelgroep van het CJG is breder dan die van het jongerenwerk. Er zijn vooral raakvlakken zichtbaar op het gebied van informatie, voorlichting en advies, preventie en signalering en toeleiding naar hulpverlening. De uitgangspunten in de werkwijze komen grotendeels met elkaar overeen. Opvallend is de overlap in de kerntaken van het CJG en de drie functies van het jongerenwerk. Alleen kerntaak vier, monitoren, screenen en vaccineren behoort niet tot de mogelijkheden van het jongerenwerk. Kort gezegd past een groot deel van het jongerenwerk zeer goed binnen een deel van het CJG. In figuur 4 is dit schematisch weergegeven. De tabel op de volgende bladzijde (figuur 5) maakt inzichtelijk waarin het CJG en het jongerenwerk op elkaar aansluiten en verschillen.

Figuur 4: Overlap Jongerenwerk en CJG

Jongerenwerk: - Competentie ontwikkeling - Ontmoeting - Versterken binding samenleving CJG: - Hulpverlening - Jeugd gezondheidszorg Overlap: - Voorlichting, info en advies - Versterken eigen kracht - Signaleren en doorverwijzen

(25)

CJG JW

Ambitie Jeugdigen kunnen gezond en veilig opgroeien Jongeren kunnen zich optimaal ontwikkelen tot volwassenen die volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving

Doelen 1. bevorderen algemene gezondheid, optimale opvoeding en brede ontwikkeling van de jeugd

2. voorkomen van problemen bij gezondheid, ontwikkeling opgroeien en opvoeding 3. vroegtijdig inzetten van steun of hulp bij

problemen die negatieve invloed kunnen hebben op gezondheid, ontwikkeling en opvoeding.

1. versterken sociale binding in de buurt en aan de samenleving

2. opvoeding en voorlichting d.m.v. vorming en educatie

3. participatie vergroting d.m.v. ontmoeting en recreatie

4. gedragsbeïnvloeding

Uitgangspunten 1. vraaggericht

2. versterken eigen kracht (jeugd, gezin, omgeving)

3. 1G1P

4. belang jeugdige staat voorop

5. ouders en jeugdige worden actief betrokken bij hulpverleningstraject

1. gericht op jeugd 10-23 jaar 2. aansluiten bij leefwereld 3. uitgaan van kansen 4. uitgaan van eigen kracht 5. omgevingsgericht 6. integraal werken

Opdracht 1. Realiseren van een dekkend basisaanbod van informatie, voorlichting en opgroei- en opvoedsteun, inclusief de

jeugdgezondheidszorg;

2. het waarborgen van een sluitende keten

jongeren procesmatig begeleiden naar het volwassen worden als onderdeel van de samenleving

Kerntaken 1. signaleren, analyseren en toeleiden naar hulpverlening

2. ondersteuning en dienstverlening 3. integrale zorgaanpak

4. monitoren, screenen en vaccineren

1. ontmoeting en participatie 2. dienstverlening en educatie

3. netwerkontwikkeling en belangenbehartiging

Competenties 1. vraaggericht werken 2. klantversterkend werken 3. omgevingsgericht werken 4. samenwerkingsgericht werken 5. werken in een netwerkorganisatie

1. vraaggericht werken 2. betrokkenheid

3. visie en omgevingsbewustzijn 4. samenwerken

5. aanpassingsvermogen

6. coachen/individu gericht sturen en motiveren. Figuur 5: Tabel vergelijking CJG jongerenwerk

(26)

3.

Onderzoeksopzet

3.1 Regulatieve Cyclus

De regulatieve cyclus is een model dat gericht is op beslissen en geeft het denken van de besluitvormer weer en is ontwikkeld door Van Strien (1986). Het vertrekt vanuit het handelen van de professional (De Lange et al., 2011). De regulatieve cyclus is ontwikkeld om te komen tot ‘adequaat handelen, met het doel

te veranderen of te verbeteren’ (De Lange, et al., 2011, p. 40). Het praktijkvraagstuk binnen dit onderzoek bevindt zich in de diagnosefase. Voor de beantwoording van dit vraagstuk moet er een analyse van de uitgangssituatie gemaakt worden. Een analyse van de bestaande toestand (’t Hart et al., 2007), met andere woorden het in kaart brengen van de werkelijke situatie met alle verwachtingen, visies en uitgangspunten. Vervolgens kan in de planfase worden bedacht welke mogelijke bijdragen de jongerenwerkers aan de CJG’s kunnen leveren. Voor dit onderzoek beperk ik me tot de diagnose fase en sluit daarbij af met aanbevelingen voor de planfase. Met andere woorden: het rapport is richtinggevend. Door gezamenlijk een co-creatief proces aan te gaan, maakt het onderzoek een uitstapje naar de ‘Ingreepfase’. Door het onderzoek wordt namelijk een veranderingsproces op gang gebracht, dat invloed kan hebben op de houding en het handelen van de jongerenwerkers. Echter, dit veranderingsproces is geen hoofdzaak, maar bijzaak binnen dit onderzoek en daarom ligt de focus op de diagnosefase. Binnen deze fase van de regulatieve cyclus is de diagnose te onderbouwen met wetenschappelijke theorie. Hierbij haakt de empirische cyclus in op de regulatieve cyclus.

3.2

Onderzoekstrategie

De gekozen onderzoeksstrategie is ontwerponderzoek. De reden dat ik hiervoor gekozen heb, is dat ik het goed vind aansluiten bij wat ik met het onderzoek wil bereiken. Dat is duidelijkheid creëren over welke bijdrage het jongerenwerk kan leveren aan het CJG. Ik heb echter geen nieuw methodiekontwerp voor ogen. In het boek van De Lange et al. (2011), wordt beschreven dat binnen de definitie van ontwerponderzoek voornamelijk wordt uitgegaan van het ontwerpen, vernieuwen of verbeteren van een interventie. Een vernieuwde handelwijze, die deze bijdrage van het jongerenwerk met zich mee brengt, kan gezien worden als een interventie. Deze interventie komt niet in plaats van een al oude, bestaande interventie, maar is een aanvulling op het huidige takenpakket van de jongerenwerker. Volgens De Lange et al. (2011) is ontwerponderzoek een vorm van interventieonderzoek en participatief praktijkonderzoek. Dit onderzoek is voornamelijk een participatief praktijkonderzoek. De betrokkenen bij het

1. Probleem 2. Diagnose 5. Evaluatie 4. Ingreep 3. Plan

(27)

praktijkvraagstuk spelen namelijk in alle fasen van het onderzoek een rol. Ontwerponderzoek richt zich vooral op het verbeteren van de beroepspraktijk en dat is wat ik wat ik met dit onderzoek heb beoogd. Binnen deze onderzoekstrategie worden theorie en praktijk gecombineerd om te komen tot een dergelijke verbetering. Bij Interventieonderzoek staat de interventie centraal. Dat is in mijn onderzoek niet het geval, wel wordt de focusgroepmethode ingezet als de start van een interventie. Een interventieonderzoek kan een vervolg van dit onderzoek zijn. Het onderhavige onderzoek is een vooronderzoek, dat een onderdeel (eerste fase) is van ontwerponderzoek en geeft met aanbevelingen een aanzet tot een ontwerp. De ontwerpfase en evaluatiefase kunnen in een vervolgonderzoek nader worden vormgegeven.

3.3

Onderzoeksmethoden

Om de onderzoeksvraag en deelvragen te beantwoorden is informatie verzameld, ook wel data genoemd. Voor het verzamelen van deze data heb ik gekozen voor verschillende onderzoeksmethoden: literatuurstudie en documentanalyse, interviewen, focusgroepen, en reflective written narratives. De resultaten die voortkomen uit de dataverzameling zijn geanonimiseerd. Het aantal respondenten is klein, zodat gemakkelijk te herleiden is wie welke uitspraken heeft gedaan als de organisatie en functie genoemd worden. Vandaar dat ik er voor gekozen heb dat niet te doen.

3.3.1

Literatuurstudie & Documentanalyse

De documentanalyse en literatuurstudie gebruik ik voor de verkenning van het praktijkvraagstuk dat in deze thesis centraal staat. Om achtergrondinformatie over het onderwerp te verkrijgen, om de thema’s voor de focusgroep uit af te leiden en om de bestaande context te verhelderen. Documentanalyse kan globaal of heel gedetailleerd uitgevoerd worden. Ik heb ervoor gekozen om dit globaal te doen, omdat het gaat om het verhelderen van de context en achtergrondinformatie en het een aanvullende onderzoeksmethode is. Met deze onderzoeksmethode wordt de eerste deelvraag beantwoord in hoofdstuk twee.

3.3.2

Interviews

In het onderzoek naar de bijdragen van de jongerenwerkers binnen het CJG wilde ik ervaringen, meningen en verwachtingen van de diverse betrokkenen verzamelen. Een geschikte methode om dit te realiseren is het afnemen van half gestructureerde interviews. De keuze voor een interview heb ik gemaakt, omdat dit meer diepgang geeft dan een enquête. Een half gestructureerd interview versterkt de inductieve benadering meer dan een gestructureerd interview. Het aantal respondenten is niet groot, een interview is daarom ook haalbaar. Binnen dit onderzoek heb ik afgevaardigden van de kernpartners geïnterviewd, twee coördinatoren van CJG’s en een manager. Zodoende kreeg ik een representatieve afspiegeling van diverse meningen en verwachtingen. Interviewen is een zeer effectieve onderzoeksmethode. Het gaat namelijk in dit onderzoek over de ‘betekenis die men geeft aan de wereld om hem heen en hoe men daarin tot handelen komt’ (May, 2001 in De Lange et al., 2011, p. 168). Een groot voordeel van interviewen is de mogelijkheid tot reflectie die tijdens het interview ontstaat. Omdat de participanten de eigen verwachtingen, meningen en ervaringen onder woorden moeten brengen, wordt men zich bewust van de eigen attitude, wat zelfreflectie tot gevolg heeft. Elk interview is opgenomen en volledig uitgeschreven (getranscribeerd) en vervolgens is deze data geanalyseerd en gecodeerd met het programma MaxQDA.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is vanzelfsprekend dat huisarts en CJG hierin samenwerken en elkaar versterken, zodat de kwaliteit van preventie en zorg voor jeugd en gezin verbetert.. Hoe werken CJG

First, if a self-governance form is adopted, organizational managers, in effect, become network- level managers since all members participate in network governance!. Thus,

Uitgangspunt van het programma is dat allochtone jeugd en hun ouders minder goed bereikt worden door algemene voorzieningen en preventieve zorg binnen de jeugd- sector en daardoor

Ouders verwoorden verschillende essentiële aspecten in de grondhouding die zij verwachten van professionele hulpverleners: de vragen en wensen van ouders ernstig

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Omdat de arbeidsmarkt voor HBO-Rechten kwantitatief nog slechts beperkt in kaart is gebracht, ligt de nadruk in dit onderzoek juist op dit aspect: welke functies kunnen in

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Door de rol van feedback in het leren van studenten te verkennen, en vragen te stellen over welke proces- sen gaande zijn bij studenten tijdens het ontvangen van feedback en