• No results found

6. Conclusie en aanbevelingen

6.2 Aanbevelingen

Tot slot volgen enkele aanbevelingen aan de leden van de Tweede Kamer omtrent het opnemen van een regeling van de veronderstelde toestemming als grond voor inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt en de toelichting die hierbij van belang is. Gezien het

wetsvoorstel door de Eerste Kamer zonder stemming is aanvaard zal de Tweede Kamer de wijzigingen doormiddel van een nieuw wetsvoorstel moeten doorvoeren.

Aanbeveling 1 gericht aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Medische Zorg:

Opnemen van de inzagegrond van veronderstelde toestemming in een soortgelijke vorm:

Artikel 7:458a lid 1 sub d BW komt te luiden:

Een nabestaande voor wie geldt dat uit voldoende concrete aanwijzingen blijkt dat de overleden patiënt bij leven zijn toestemming zou hebben verleend voor inzage in het medisch dossier ter behartiging van een voldoende concreet en rechtens relevant belang van die nabestaande en indien dit naar inzicht van de hulpverlener strekt met het goed hulpverlenerschap.

Aanbeveling 2 gericht aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Medische Zorg:

Richting geven aan de invulling van het vereiste van concrete aanwijzingen voor het veronderstellen van toestemming door de wetswijziging als volgt toe te lichten:

Of sprake is van voldoende concrete aanwijzingen voor het veronderstellen van de toestemming hangt af van de omstandigheden van het geval. Bij het bepalen of voor het veronderstellen van de

toestemming voor inzage in het medisch dossier voldoende concrete aanwijzingen bestaan kunnen de volgende, niet-limitatieve, factoren een rol spelen:

- De relatie tussen de nabestaande en overleden patiënt;

- De belangen van de nabestaande die met inzage in het medisch dossier gediend zijn;

- De veronderstelde eigen belangen van de overleden patiënt;

- De aard van de verzochte gegevens;

- De mogelijke gevolgen van de inzage in het medisch dossier;

- Overige aanwijzingen dan wel contra-indicaties die van belang zijn voor het veronderstellen van de toestemming.

Aanbeveling 3 gericht aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Medische Zorg:

Richting geven aan de invulling van het begrip rechtmatig belang door de wetswijziging als volgt toe te lichten:

Een rechtmatig belang dient in ieder geval voldoende concreet en rechtens relevant te zijn. Emotionele belangen wegen mee in de rechtmatigheid van het belang maar zijn op zichzelf onvoldoende. Een voldoende specifiek toegelichte vordering tot schadevergoeding alsmede het toetsen van de kwaliteit van het medisch handelen van de hulpverlener worden in ieder geval als rechtmatig belang

Literatuurlijst

Boeken

Bannier e.a. 2008

F.A.W. Bannier e.a., Beroepsgeheim en verschoningsrecht, Den Haag: SDU uitgevers 2008.

Langemeijer 1953

G. Langemeijer, Ontmoeting tussen Themis en Aesculaap, Leiden: E.J. Brill 1956.

Leenen e.a. 2017

H.J.J. Leenen e.a., Handboek gezondheidsrecht, Den Haag: Boom Juridisch 2017.

Legemaate e.a. 2000

J. Legemaate e.a., Knelpunten rond het medisch dossier, Lelystad: Koninklijke Vermande 2000.

Wijne 2014

R.P. Wijne, Medische aansprakelijkheid, Den Haag: Boom Juridisch 2014.

Richtlijnen en factsheets

KNMG 2004

KNMG, WGBO rapport deel 4, Utrecht 2004.

KNMG 2018

KNMG, Omgaan met medische gegevens, Utrecht 2018.

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport 2016

Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Factsheet Basisprincipes medisch beroepsgeheim, VWS 2016.

Rapporten en adviezen

AP 2016

CBP 2009

CBP, Advies inzake concept voorstel van Wet Cliëntenrechten zorg, Den Haag 2009.

Gezondheidsraad 2004

Gezondheidsraad, Bewaartermijnen patiëntengegevens: Pleidooi voor wetswijziging (Aanbieding advies Bewaartermijn patiëntgegevens 2004/08 van 1 april 2004 aan De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport), Den Haag: Gezondheidsraad 2004, p. 1 – 156.

Jong 2004

E.J.C. de Jong, ‘Het beroepsgeheim en derdenbelangen’, in: Het beroepsgeheim, continuïteit en verandering (Preadvies voor de Vereniging voor Gezondheidsrecht) Den Haag: Sdu Uitgevers 2004, p. 77 – 142.

NVZ, NFU, VGN en ActiZ 2016

NVZ, NFU, VGN en ActiZ, reactie op consultatieversie van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wgbo en de Jeugdwet, 10 juni 2016.

RvdR 2016

RvdR, Advies wijziging van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst, Den Haag 2016.

Artikelen

Duijst & Thoonen 2018

W.L.J.M. Duijst & E. Thoonen, ‘Het beroepsgeheim reikt over de dood heen’, AA 2018, afl. 10.

Dute & Ploem 2013

J.C.J. Dute & M.C Ploem, ‘Medisch beroepsgeheim en familieleden’, TvGR 2013, afl. 8.

Dute & Ploem 2016

Dute & Ploem, annotatie bij Rechtbank Noord-Nederland 3 februari 2016, TvGR 2016/4, p. 272.

Engberts & Philips 2017

D. Engberts & C. Philips, ‘Het medisch beroepsgeheim na overlijden: stand van zaken en ontwikkelingen’, ZIP 2017, nr. 5.

Gaal & Hendriks 2017

E. van Gaal & A. Hendriks, ‘Zwijgen is zilver, spreken is goud?’, ZIP 2017, nr. 8.

Gevers 1993

J.K.M. Gevers, ‘Het beroepsgeheim na overlijden van de patiënt’, Ntvg 1993, afl. 3.

Groot 2002

G.R.J. de Groot, ‘Zwijgen als het graf’, Medisch Contact 2002.

Jong 2002

E. de Jong, ‘Rouwverwerking en inzagerecht’, Medisch Contact 2002.

Legemaate 2010

J. Legemaate, ‘WCZ moet van tafel’, Medisch Contact 2010.

Legemaate 2018

J. Legemaate, ‘Aanpassing van de WGBO’, TvGR 2018, afl. 6.

Lopik 2018

M.A. van Lopik, annotatie bij Hof Arnhem-Leeuwarden 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4396, p.1-4, in: GZR Updates annotaties.

Ploem 1999

M.C. Ploem, ‘Een zorgvuldige omgang met medische gegevens na de dood’, TvGR 1999, afl. 9.

Commentaar

Stolker, in: T&C BW

Wijne, in Groene Serie Bijzondere overeenkomsten

R.P. Wijne, GS Bijzondere overeenkomsten, afd. 5 Boek 7 BW.

Kamerstukken

Kamerstukken II 1989/90, 21561, nr. 3 (Memorie van toelichting). Kamerstukken II 1990/91, 21561, nr. 6 (Memorie van antwoord).

Kamerstukken II 1992/93, 21561, nr. 15 (Nota naar aanleiding van het eindverslag). Kamerstukken II, 2004/05, 30049, nr. 3 (Memorie van toelichting).

Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 1 (Koninklijke boodschap). Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 2 (Voorstel van wet).

Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 3 (Memorie van toelichting).

Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 4 (Advies afdeling advisering van RvS en nader rapport). Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag).

Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 18 (Gewijzigd amendement). Jurisprudentie

CTG 6 juni 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2990

Hoge Raad 9 oktober 1998, ECLI:NL:PHR:1998:ZC2735. Hoge Raad 15 oktober 1999, NJ 2001, 42.

Hoge Raad 20 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1201.

Hof Amsterdam 24 juni 1998, NJK 1999/77.

Hof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2001, ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1126. Hof Amsterdam 28 november 2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:AG0075. Hof 's-Hertogenbosch 12 december 2002, ECLI:NL:GHSHE:2002:AI1674. Hof Den Bosch 6 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3901.

Hof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8078. Hof Arnhem-Leeuwarden 15 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4396.

Rechtbank Arnhem 15 augustus 2005, ECLI:NL:RBARN:2005:AU4760. Rechtbank Utrecht 6 juni 2007, TvGR 2007/31.

Rechtbank Zwolle-Lelystad 20 december 2007, ECLI:NL:RBZLY:2007:BC1286. Rechtbank Noord-Nederland 3 februari 2016, TvGR 2016/4.