• No results found

A Asynchrone ontwikkeling, hoog-sensitiviteit en zelfbeeld

Hoofdstuk 2: Wat zorgt ervoor dat hoogbegaafde leerlingen gaan onderpresteren?

2.1. A Asynchrone ontwikkeling, hoog-sensitiviteit en zelfbeeld

In de literatuur wordt de asynchrone ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen gezien als een oorzaak van onderpresteren. In psychologisch opzicht hebben hoogbegaafde kinderen een

ontwikkelingsvoorsprong waardoor ze vaak intellectuele belangstelling hebben die ver boven hun kalenderleeftijd ligt. Lichamelijk ontwikkelen zij zich echter meestal wel net als ieder ander kind, met als gevolg dat er een discrepantie tussen het lichaam en de geest van het kind ontstaat.179 Het

ontwikkelingsprofiel van hoogbegaafde kinderen kan hierdoor behoorlijke verschillen tonen tussen verschillende vaardigheidsgebieden. Deze interne verschillen worden aangeduid met een asynchrone ontwikkeling. Kenmerken die hierbij horen zijn onder andere het hebben van een grote woordenschat, een groot abstract denkvermogen, een goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheid en diepgaande kennis met betrekking tot onderwerpen waarin leeftijdgenoten nog niet geïnteresseerd zijn.180

176 Koenderink en Van Dijk (2015): 5. 177 Betts en Neihart (1988): 248-252.

178 Betts en Neihart (1988): 248-252; Houkema (2008): 34-35. 179 Mönks en Ypenburg (2011): 21-22 en 57.

38 De asynchrone ontwikkeling kan een grote risicofactor zijn omdat deze ontwikkeling ervoor zorgt dat de intellectuele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen enkele jaren voorloopt op hun kalenderleeftijd waardoor hun emotionele ontwikkeling en beoordelingsvermogen vaak ook voorlopen. Hoogbegaafde leerlingen kunnen hierdoor het gevoel hebben dat ze sociaal-emotioneel jonger zijn. Dit heeft te maken met het feit dat ze niet altijd emotioneel kunnen verwerken wat ze cognitief (deels) begrijpen.181 Dit gevoel kan veel stress opleveren, omdat intelligentie en kennis niet hetzelfde zijn als emotionele volwassenheid, begrip en wijsheid.182 Een hoogbegaafde leerling kan zich hierdoor ‘anders’ dan anderen voelen, met als gevolg dat er gevoelens van eenzaamheid en vervreemding kunnen ontstaan en de leerling een negatief zelfbeeld opbouwt.183 Onderpresteren kan hierop een reactie zijn.184

De hierboven beschreven gevoelens kunnen volgens onderzoekers versterkt worden als een hoogbegaafde leerling door een sterke asynchrone ontwikkeling grote verschillen vertoont in ontwikkeling op verschillende leer- en levensgebieden.185 Mönks en Ypenburg stellen dat hoe begaafder en creatiever een hoogbegaafde leerling is en hoe onafhankelijker hij denkt, hoe groter de kans is dat deze leerling een sterke vorm van asynchroniteit ervaart.186 Als gevolg hiervan kunnen deze leerlingen gedrag- of leerstoornissen hebben, zoals een stoornis binnen het autismespectrum of een leerstoornis als dyslexie. Deze kinderen worden aangeduid met ‘dubbel uitzonderlijk’, omdat ze op twee gebieden een uitzonderlijke positie innemen.187

Een andere risicofactor die in de literatuur aan bod komt is de hoog-sensitiviteit die zich vaak in samenhang met hoogbegaafdheid voordoet.188 Door de hoog-sensitiviteit kunnen zij aspecten van ontwikkelingen sterker en intenser ervaren. Zo kan de puberteit, de fase van identiteitscrisis waarin de jongere op zoek gaat naar autonomie en zijn ware identiteit probeert te vinden, bij hoogbegaafde leerlingen risico’s met zich meebrengen. Tijdens de puberteit komt voor het eerst een afgeronde identiteit tot stand die de persoon het gevoel geeft van continuïteit en uniciteit.189 De Poolse psycholoog Dabrowski heeft de identiteitsvorming gecategoriseerd in perioden die onmisbaar zijn voor een gezonde groei, namelijk periodes van uiteenvallen, twijfel, desintegratie, verlies van

zekerheden en depressies. Daarbij wordt gesteld dat bij hoogbegaafde mensen deze perioden door hun asynchrone ontwikkeling eerder voorkomen, en dat als deze ontwikkeling voorspoedig verloopt zij zich kunnen ontwikkelen tot een hoger niveau met betrekking tot het ideale zelf, moreel besef en 181 Kieboom (2012): 51. 182 Webb e.a. (2013): 122-123. 183 Kieboom (2012): 39 en 59; Mönks en Ypenburg (2011): 48. 184 Van Gerven (2008): 6. 185 Webb e.a. (2013): 267. 186 Mönks en Ypenburg (2011): 123. 187 Webb e.a. (2013): 3 en 247.

188 Zo komt uit de onderzoeken van Kieboom naar voren dat het versterkt bewustzijn als het hart van

hoogbegaafdheid kan worden beschouwd; T. Kieboom (2007). Hoogbegaafd. Als je kind (g)een einstein is. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.

39 levensbeschouwelijk of spiritueel kader.190 In de literatuur wordt gesteld dat de asynchrone

ontwikkeling en de hoog-sensitiviteit risico’s met zich meebrengen die voor problemen kunnen zorgen. Zo wordt het ervaren van tegenstellingen tussen hoge verwachtingen en idealen, en negatieve reacties uit de omgeving van hoogbegaafde leerlingen in verband gebracht met het meer risico lopen op het ontwikkelen van een laag zelfvertrouwen, een zwakke disciplinering, een slecht zelfbeeld en gevoelens van twijfel en stress.191

Daarbij wordt in de literatuur vermeld dat de stressgevoelens versterkt kunnen worden als de leerling erg perfectionistisch is en een sterke druk voelt om iets belangrijks in de wereld tot stand te brengen. Perfectionisme wordt vanuit dit perspectief in verband gebracht met vermijdingsgedrag en faalangst: de grote angst om fouten te maken.192 Als leerlingen succesvol presteren, leidt dat in veel gevallen tot toenemende verantwoordelijkheid. In de maatschappij bestaat het beeld dat hoogbegaafde leerlingen uitdaging nodig hebben en een grote zelfstandigheid hebben. Er wordt hierdoor niet altijd rekening gehouden met het feit dat sommige hoogbegaafde leerlingen juist uitdagingen en toenemende verantwoordelijkheden met het oog op nog meer succes als een bedreiging ervaren. Zij kunnen

hierdoor juist uitdagingen uit de weg gaan en weinig doorzettingsvermogen tonen.193 Het gevolg is dat hun hoogbegaafdheid niet wordt herkend en zij niet de begeleiding krijgen die zij nodig hebben.

De bovenstaande risico’s kunnen ervoor zorgen dat er bij een hoogbegaafde leerling (zware) depressies kunnen ontstaan. Zo zijn er bijvoorbeeld aanwijzingen dat zelfdoding meer voorkomt onder jongeren die buitengewoon creatief of sensitief zijn, of die op zeer competitieve en selectieve scholen zitten.194 Dit roept de vraag op waar dit causale verband uit voortkomt, wat er precies wordt verstaan onder buitengewoon creatief en sensitief en welke definities en maat hierbij worden gehanteerd. Het gebrek aan eenduidige definities van hoogbegaafdheid en creativiteit, maar ook hoog-sensitiviteit en de onduidelijkheid omtrent hoe deze elementen zich tot elkaar verhouden en in een bepaalde

combinatie kunnen leiden tot problemen, zorgen ervoor dat onderzoeken naar depressies en suïcidaliteit in verband met hoogbegaafdheid uiteenlopen.195