Henriëtte Blaauw
bron
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel. Gebroeders Kluitman, Alkmaar 1910
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/blaa012vang01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
2
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Goeden Morgen.
't Zonnetje gluurt heel brutaal Even door 't gordijn, Zouden die twee kleuters daar
Soms al wakker zijn?
Waarlijk, Mientje zit alweer Rechtop in haar bed, En ze heeft den zwarten aap
Bij zich neer gezet.
‘Juf, mag het gordijn op zij?
't Is al tijd,’ roept Mien,
‘Popjelief moet aangekleed Maar ik kan niet zien.’
Daar komt nog een zachte stem Uit het ledikant,
Broer zit met z'n knietjes al Boven op den rand.
‘Toe juf, helpt u mij het eerst?’
Bedelt kleine broer, Ja, ja, ja zoo'n klimpartij
Is een heele toer.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
4
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Na het Bad.
Broer trekt al vast zijn kousen aan, Want juf kamt Mientjes haar, Hij doet het liever maar alleen,
Dan is hij eerder klaar.
De beer, die al den heelen nacht Voor 't bedje heeft gestaan, Is blij dat hij zijn baas weer ziet
En kijkt hem telkens aan.
‘Brrr, 't water was toch wel wat koud,’
Zucht broer, ‘ik tril er van, Zeg Mientje, denk je dat die pop
Daar zoo maar tegen kan?’
Maar Mien vergeet haar kleine schat Nu op dit oogenblik;
Straks krijgt ze in het blonde haar Een mooie zijden strik!
En voor het eerst mag zij vandaag Haar rose jurkje aan,
Och, Mientje zou het allerliefst Maar gauw naar buiten gaan.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
6
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Aan het Ontbijt.
Daar zitten zij nu kant en klaar, Te zamen aan 't ontbijt En poesje komt er ook maar bij
Voor de gezelligheid.
Haar bordje melk staat op den grond, Daar houdt ze zooveel van, Ze weet het wel, die slimme poes,
Waar of ze smullen kan.
‘Kom kindertjes, nu eten hoor,’
Zegt juf, ‘het wordt al laat, Je weet wel, dat je klaar moet zijn,
Als 't klokje negen slaat.’
Och, broertje lust die pisangs niet, In brood heeft hij geen zin, Alleen maar gaat zijn kopje thee
Er 's morgens lekker in.
Maar juf klopt nooit eens tevergeefs Bij onze Mientje aan,
Die eet ook zoet haar bordje leeg En laat geen restjes staan.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
8
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Het Lesuurtje.
't Is negen uur, broer haalt de doos Met letters voor den dag, Hij weet wel, dat hij toch met Mien
Vooreerst niet spelen mag.
Een uurtje moeten zij aan 't werk, Juf gaat dan altijd mee, Ze leerde broer nu deze week
Het heele a.b.c.
En Mientje zet met pen en inkt Al letters op 't papier, Dat doet ze keurig en ze werkt
Altijd met groot pleizier.
Maar nu van morgen wil het niet, 't Is ook zulk prachtig weer, Och, als mijn jurkje maar niet kreukt,
Denkt Mientje ieder keer.
Zoo strakjes, toen ze vóór de les Ging zitten op haar stoel, Heeft zij haar rokje opgetild,
Dat helpt een heeleboel.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
10
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Bij Mama.
Daar slaat de groote torenklok, 't Is tijd om uit te gaan, Juf haalt de hoeden uit de kast
En trekt haar mantel aan.
Maar vóór ze allebei met juf Een wandeling gaan doen, Krijgt maatje van haar tweetal eerst
Een dikken morgenzoen.
Broer neemt zijn houten hoepel mee En Mien haar kaatsebal,
Daar komen ze de kamer in, Mamaatje wacht hen al.
Ze vraagt, of juf soms over Mien Te klagen heeft gehad, En of van morgen kleine broer
Weer huilde in zijn bad.
‘Nee, het is alles best gegaan,’
Zegt juf nu met een lach, En daarop kust mama heel blij
Haar kleintjes goeden dag.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
12
Op de Wandeling.
Mien is een klein nieuwsgierig ding, Ze loopt nog niet op straat Of 't is: ‘toe juf vertel eens gauw
Of u de stad in gaat.’
‘Nee, maak je maar niet ongerust,’
Zegt juf, ‘ik heb gedacht 't Zou aardig zijn, als jullie eerst
De zwanen koekjes bracht.’
‘We loopen langs den dierentuin Zoo door naar het plantsoen;
Daar kunnen jullie met je bal Dan spelletjes gaan doen.’
‘O! dat is leuk,’ en broertje doet Er gauw een stapje bij,
Mien huppelt aan den arm van juf En kijkt al even blij.
En als ze nog vóór koffietijd Met juf naar huis toe gaan, Dan hebben zij zoo'n morgen toch
Al heel wat afgedaan.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
14
In den Middag.
Om twaalf uur zijn Mien en broer De voordeur ingestapt, En hebben toen ook weer bij juf
Hun broodje opgehapt.
't Ging vlugger dan van morgen hoor!
Nu wachtte hun ook pret, Want in de kamer vlak er naast,
Is speelgoed klaar gezet.
Hoera, nu gaat het er van door!
Het paard loopt in galop En broertje heeft den grooten steek
Met veeren er bij op.
‘Toe zusje, maak jij nu voor ons Een lekker kostje klaar, Dan kunnen we, straks na de reis
Eens smullen met elkaar.’
‘Ja, heerlijk hoor,’ roept Mientje blij,
‘De soep is in de pan, Juf, komt u ook eens even zien
Hoe best ik koken kan?’
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
16
Het Middagmaal.
Nu schept mama het soepje op, Net als straks Mientje deed, Ik denk, dat onze kleine meid
Dit toch nog liever eet.
‘Nu netjes zitten,’ zegt papa,
‘Broer, houd je lepel goed, 't Is nu al voor de tweede maal
Dat ik het zeggen moet.’
De pop zit bij de voetenbank, Miens kleintje eet niet best,
Maar poes helpt graag een handje mee, Die zorgt wel voor de rest.
Als straks papa dien kippebout In kleine stukjes snijdt, Dan is poes tot zoo'n smulpartij
Natuurlijk graag bereid.
Vandaag is om een uur of zes Het eten al gedaan, Omdat de kleintjes alle twee
Naar een partijtje gaan.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
18
Op het Bal.
O, wie herkent ons Mientje niet Daar vooraan in de rij?
Ze heeft een keurig jurkje aan Van lichte blauwe zij.
Ze houdt haar rokje in de hand, Wat een parmantig nest!
Mien ziet er alleraardigst uit, Dat weet zij dan ook best.
En broertje is in 't groen fluweel, Och, zie hem daar eens staan, Het meisje aan zijn rechterkant
Kijkt hij maar al door aan.
Het is toch ook zoo'n vroolijk kind, Ze danst maar van pleizier En vindt het net als Mien en broer
Maar wàt gezellig hier.
De glaasjes met vanille-ijs Gaan op een blaadje rond.
Dat is een lekkernijtje hoor!
't Smelt zóó maar in je mond.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
20
Het Bedje wacht.
Om negen uur zijn Mien en broer Pas weer naar huis gegaan, En gauw heeft juf ze allebei
De kleertjes uitgedaan.
De kleine vent valt haast in slaap, Moe van den langen dag;
Broer is maar blij dat hij nu weer Gauw naar zijn bedje mag.
En Mien ligt in haar nachtjapon Ook op haar knietjes neer;
Ze zegt een kort gebedje op En dankt den ‘Lieven Heer.’
‘U hoeft mij niet te helpen juf,’
Zegt Mientje, ‘wees maar stil, Ik weet wel wat ik verder nog
Vanavond vragen wil.’
‘Och, spaar mijn ouders, broer en juf Nog lang hoor Lieve Heer, Maar ook mijn kleine, beste pop
En broertjes zwarten beer.’
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel
22
Slaap Wel!
Juf heeft ze lekker ingestopt, Nu droomen zij ook al Van wat ze speelden op dien dag
En 't groote kinderbal.
Ze liggen diep er onder hoor, De krullebol van Mien Komt even boven 't laken uit
En is haast niet te zien.
Gelukkig, dat die lieve pop Naast Mien een plaatsje vond, Want 's avonds sliep de stumper eerst
Maar op den harden grond.
Broers handjes liggen op het dek En 't neusje van den guit, Maakt bij het ademhalen soms
Een wonderlijk geluid.
Zoo slapen Mien en broertje nu Den heelen nacht gerust, Totdat het zonnetje opnieuw
Hen morgen wakker kust.
Henriëtte Blaauw, Van goeden morgen tot slaap wel