• No results found

pdf bestandUpdate milieu-extensietabellen naar 2007 (715 kB)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "pdf bestandUpdate milieu-extensietabellen naar 2007 (715 kB)"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

vlaams milieu-input-outputmodel 1 Eindrapport

2011/TEM/243

In opdracht van:

de Vlaamse overheid

Departement Leefmilieu-, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid OVAM, afdeling Afvalstoffenbeheer VMM Vlaamse Milieumaatschappij

Uitgevoerd door

VITO: An Vercalsteren

Ann Van der Linden Evelien Dils

Theo Geerken Ils Moorkens Sofie Vangeel Marlies Vanhulsel

Mol, December 2011

Het Vlaams uitgebreid milieu-input-

outputmodel: Update van de milieu-

extensietabellen

(2)

Dit rapport kadert in een derde fase van de operationalisering van het Vlaamse milieu input- output model. In de vorige fasen is de monetaire IO-tabel opgesteld, met daaraan gekoppeld de milieu-extensietabellen voor de Vlaamse productie en voor de productie in het buitenland voor import in Vlaanderen. Dit resulteerde in een 117x117 matrix, waarbij de sectoren (landbouw, industrie, diensten) ingedeeld zijn conform de SUT-indeling. De milieu- extensietabellen zijn gekoppeld aan de input-output tabel en dus eveneens ingedeeld in 117 sectoren. Op sectorniveau bevatten de milieu-extensietabellen meer dan 120 milieu- indicatoren (bv. CO2-emissie, gebruik van grondwater), verdeeld over 7 milieucategorieën, namelijk: emissies naar lucht, emissies naar water, emissies naar bodem, gebruik van water, gebruik van energie, afval en materiaalgebruik.

Daarnaast is de monetaire consumptiematrix opgesteld, met daaraan gekoppeld de milieu- extensietabellen. Deze milieu-extensietabellen voor Vlaamse consumptie zijn, conform de andere tabellen, onderverdeeld in 7 milieucategorieën.

Dit rapport beschrijft de aanpak en resultaten van de derde fase, welke opnieuw een belangrijke stap is in het verder operationaliseren van het input-output model voor Vlaanderen. De focus van deze fase is tweeledig:

- Actualiseren van de huidige milieu-extensietabellen met gegevens voor het referentiejaar 2007 (waar de vorige tabellen 2003 als referentiejaar hebben);

- Invullen van hiaten in het huidige model.

Het actualiseren van de monetaire input-output tabellen is parallel gebeurd door het Federaal Planbureau en is opgenomen in een apart rapport.

Dit rapport kwam tot stand mede dank zij de waardevolle opmerkingen van de leden van de stuurgroep-opdrachtgevers alsook van de begeleidingsgroep.

Met dit model kan Vlaanderen zich alvast bij de kopgroep in Europa rekenen van landen/regio’s die een doorgedreven sector-milieu analyse kunnen voeren. Het vormt een bijkomende troef in het voeren van een duurzaam (milieu-)beleid.

Voorwoord

(3)

vlaams milieu-input-outputmodel 3 Stuurgroepleden:

Koen Smeets (OVAM) Kristien Huygh (OVAM) Janna Vandecruys (OVAM) Erika Vander Putten (VMM) Nathalie Dewolf (VMM)

Leden begeleidingsgroep:

Onderstaande tabel geeft de namen weer van die personen die aanwezig waren op de begeleidingsgroep (17/10/2011).

Naam Email Instelling

Jan Van Roo jan.vanroo@lne.vlaanderen.be ALBON

Guy Vandille gv@plan.be FPB

Natasja Elsen natasja.elsen@lne.vlaanderen.be LNE Patrick Wilmots patrick.wilmots@lne.vlaanderen.be OVAM Kristof Rubens kristof.rubens@lne.vlaanderen.be LNE

Erika Vander Putten e.vanderputten@vmm.be MIRA

Nathalie Dewolf n.dewolf@vmm.be MIRA

Koen Smeets koen.smeets@ovam.be OVAM

Kristien Huygh kristien.huygh@ovam.be OVAM

Willy Sarlée willy.sarlee@ovam.be OVAM

Katleen Dierick katleen.dierick@ovam.be OVAM

Miranda Geussens mgeusens@ovam.be OVAM

Leden van de stuur- en

begeleidingsgroepen

(4)

Het Vlaamse milieu input-outputmodel (IO-model), ontwikkeld in periode 2007-2010 in opdracht van OVAM, VMM en LNE, koppelt op een wetenschappelijk onderbouwde manier economie en ecologie. Het model verzamelt alle relevante economische en milieugegevens met betrekking tot consumptie en productie en kan een antwoord bieden op vragen als:

“Welke economische sectoren en welk consumptiegedrag in Vlaanderen veroorzaken de meeste milieudruk?”, “Waar ontstaat die milieudruk: in Vlaanderen zelf of daarbuiten?” of

“Waar in de keten ontstaat de milieudruk?”.

Het Vlaamse milieu-input-outputmodel bestaat uit drie grote modules:

I. De Vlaamse monetaire input-outputtabel en de corresponderende milieu- extensietabellen;

II. De monetaire input-outputtabel van de import en de corresponderende milieu-extensietabellen;

III. De monetaire consumptietabel en de corresponderende milieu- extensietabellen.

Het Vlaams uitgebreid milieu input-outputmodel is dus een tool die toelaat om de milieudruk per bedrijfstak in kaart te brengen en om vervolgens analyses te doen die een antwoord kunnen bieden op verschillende beleidsvragen. Het model is een koppeling tussen de economische (omzet, toegevoegde waarde), sociale (tewerkstelling) en ecologische gegevens (milieudata). Naast de directe milieueffecten laat het model toe tevens de indirecte effecten (stroomopwaarts in de economische waardeketen) te berekenen. Daarenboven wordt niet enkel de milieudruk van de productie in kaart gebracht, maar ook deze van de consumptie. Deze eigenschappen maken het derhalve een goede tool voor integrale analyses. De resultaten die uit het model voortvloeien dienen uiteraard in een bredere beleids- en economische context te worden gekaderd, al dan niet met de nodige voor- en/of nastudies.

De eerste versie van het Vlaamse milieu IO-model is gebaseerd op het referentiejaar 2003.

Productiestructuren hebben over het algemeen een vrij stabiel karakter. Echter gezien de snelle technologische veranderingen en de toenemende globalisering van de productieketens kunnen bepaalde bedrijfstakken aan belang winnen of verliezen. Omdat zowel monetaire als milieudata voor 2007 beschikbaar werden, is besloten om zowel de monetaire als de milieu- extensietabellen van het Vlaamse milieu input-outputmodel te actualiseren voor 2007. Bij het opmaken van beide tabellen wordt op dezelfde manier tewerk gegaan als bij het opstellen van de tabellen voor 2003. De actualisering van de monetaire tabellen is gedaan door het Federaal Planbureau. Het voorliggend rapport beschrijft de actualisering van de milieu- extensietabellen, wat is uitgevoerd door VITO.

De update van de milieu-extensietabellen is zoveel mogelijk gebaseerd op dezelfde databronnen en een consistente methode als voor 2003, namelijk:

• Emissies naar lucht: Energiebalans Vlaanderen (VITO) en databanken VMM;

• Emissies naar water: databanken VMM;

• Emissies naar bodem: gegevens MIRA-T;

• Energiegebruik: Energiebalans Vlaanderen (VITO);

• Gebruik water: databanken VMM;

• Afval: Statistieken OVAM;

Samenvatting

(5)

vlaams milieu-input-outputmodel 5 De nieuwe monetaire tabel voor 2007 bestaat uit 118 sectoren, met een iets andere indeling dan de tabel voor 2003 (117 sectoren). De gegevens in de milieu-extensietabellen zijn volgens dezelfde 118 sectoren gegroepeerd. De milieu-extensietabellen voor de import in Vlaanderen zijn niet geactualiseerd, vermits hiervoor geen recentere gegevens beschikbaar zijn. Op korte termijn worden dergelijke gegevens echter wel beschikbaar, wat de mogelijkheid biedt om in de nabije toekomst ook dit deel van het Vlaamse milieu input- outputmodel te actualiseren.

Het verzamelen en verwerken van de basisgegevens voor het invullen van de milieu- extensietabellen 2007 is zoveel als mogelijk volgens dezelfde bronnen en allocatiemethoden gebeurd als voor de tabellen 2003. Hieruit is gebleken dat het opmaken van milieu- extensietabellen voor het Vlaamse milieu input-outputmodel vlotter gaat, nu de databronnen en methode voor allocatie aan de sectoren gekend zijn. Dit laat eveneens toe om de kwaliteit en dekking van de milieu-extensietabellen te verhogen, en de tabellen uit verschillende jaren beter op elkaar af te stemmen.

Het vergelijken van de milieu-extensietabellen voor 2003 en 2007 is binnen deze opdracht slechts beperkt gebeurd, maar heeft toch geleid tot enerzijds enkele eerste besluiten ten aanzien van evoluties in prioritaire sectoren, anderzijds en vooral ook tot het identificeren van enkele methodologische verschillen tussen de tabellen voor beide jaren. Dit zou echter nog meer in detail kunnen en moeten gebeuren, wat zou toelaten de kwaliteit van de brondata en de allocatie aan sectoren te verifiëren voor die sectoren waar grote verschillen merkbaar zijn die niet onmiddellijk te verklaren zijn.

Een eerste verfijning die is doorgevoerd in de milieu-extensietabellen 2007 is het verdelen van hernieuwbaar energiegebruik volgens type van hernieuwbare energiebronnen. Dit is in de milieu-extensietabel energie 2007 opgenomen als een eindverbruik van vaste, vloeibare en gasvormige hernieuwbare energiedragers per sector. Deze tabel omvat echter nog niet de hoeveelheid elektriciteit en warmte die wordt opgewekt door wind- en zonne-energie. Het is niet mogelijk om beide laatste energiebronnen in de extensietabel energie op een consistente manier op te nemen.

Een andere uitbreidingsmogelijkheid bestaat erin de secundaire materiaalstromen te expliciteren. Hiervoor is echter nodig dat de monetaire input-outputtabel een onderscheid maakt tussen primaire materialen en de recyclageproducten en ook de afval(waarde)stromen weergeeft. Binnen deze opdracht is een verkennende studie hierover uitgevoerd, wat heeft geleid tot enerzijds enkele afspraken over het toekennen van secundaire materiaalstromen in het IO-model en anderzijds een deels ingevulde milieu-extensietabel ‘secundaire materiaalstromen’. Secundaire materialen worden in het IO-model gekoppeld aan ‘de sector die het secundair materiaal gebruikt’. De secundaire materiaalstromen worden in groepen ingedeeld die analoog zijn aan de primaire materiaalstromen: landbouwproducten, bosbouwproducten, mineralen, metalen, kolen en gas&olie. Momenteel zijn in de milieu- extensietabel gegevens opgenomen voor bodemverbeterende middelen, papier en karton, papiervezel, glas, puingranulaten, slakken, grit, assen, granietslib, uitgegraven bodem, bagger-, ruimings- en infrastructuurspecie, ferro en non ferro Om tot een volledig sluitend geheel te komen in het input-outputmodel zou er nog een link gemaakt moeten worden tussen de hoeveelheid afval die momenteel in Vlaanderen wordt geproduceerd én gebruikt wordt voor recyclage of secundaire grondstof (op basis van de ME ‘afval’) . Momenteel is dit niet het geval omdat hiervoor bijkomende gegevens nodig zijn over de bestemming van het geproduceerde afval en/of de herkomst van het secundair/gerecycleerde materiaal.

(6)

Een derde uitbreiding is het opnemen van pesticiden in de milieu-extensietabellen. De meest aangewezen manier om gewasbeschermingmiddelen binnen de landbouw in het Vlaams IO- model op te nemen, rekening houdend met de beschikbare informatie, is om het totaal gebruik (per actieve stof) ervan op te nemen als een emissie naar bodem. De gebruiksgegevens zijn beschikbaar op een voldoende hoog detailniveau, waardoor het mogelijk is om ze, bij het uitsplitsen van SUT 01A1 in het IO-model (wat voor de opdracht

‘Actualisering en uitbreiding van het IO-model’ relevant is) toe te kennen aan de juiste sub- sector binnen de landbouw. Deze zijn dan ook als zodanig opgenomen in de milieu- extensietabellen. Over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in niet- landbouwsectoren en biociden is weinig gekend. Het gewasbeschermingsmiddelengebruik buiten de landbouw en het gebruik van biociden is bijgevolg niet opgenomen in de milieu- extensietabellen.

Parallel aan deze opdracht loopt de opdracht voor actualisering en uitbreiding van het Vlaamse milieu input-output model waarbij volgende aspecten van het model verder worden uitgebreid en verfijnd:

- Opsplitsen van de sector landbouw (01A1) in subsectoren (zowel voor de monetaire als de milieu-extensietabellen);

- Analyseren van de mogelijkheden voor een correcte modellering van de materiaalstromen en opbouwen van een gepaste methode;

- Uitvoeren van enkele (ecodesign) analyses, met focus op energie- versus materiaalgebruik.

De bevindingen en resultaten van deze parallelle opdracht worden in een apart rapport beschreven.

(7)

vlaams milieu-input-outputmodel 7 The Flemish environmentally extended input-output model (EE-IO), developed between 2007- 2010 in commission of OVAM, VMM and LNE, relates economy and ecology on a scientific basis. The model includes all relevant economic and environmental data related to consumption and production and allows to answer questions such as: “Which economic activities (sectors) and consumer behaviour in Flanders and abroad cause the major environmental impact?”, “Where, in Flanders or abroad, originates this impact?”, “Where in the supply chain is the environmental impact caused?”.

The Flemish EE-IO model distinguishes three building blocks:

I. The Flemish monetary input-output table and corresponding environmental extensions;

II. The monetary input-output table for import and corresponding environmental extensions;

III. The monetary (household) consumption table and corresponding environmental extensions.

As such the Flemish EE-IO model is a tool that allows the assessment of the environmental impact of industrial sectors and activities to answer different policy questions. The model is a combination of economic (turnover, added value), social (employment) and ecological data.

Besides the direct environmental effects also the indirect environmental effects can be calculated and assessed with this model (upstream in the economic value chain). Moreover, not only the environmental impact of production but also of consumption can be taken into account. These characteristics make the EE-IO model an appropriate tool for integral analyses. The results that follow from the model must be looked at in a broader policy and economic context, and if relevant complemented with preparatory analyses.

The first version of the Flemish EE-IO model is developed for 2003. Production structures generally have a rather steady character. However, due to rapid technological changes and increasing globalization of production chains the significance of some industries may change.

Since economic as well as environmental data became available during the past years, it is decided to update both types of tables in the EE-IO model for 2007. The methodology for developing both monetary tables and environmental extensions is maintained. Monetary tables are updated by the Federal Planning Office. This report discusses the update of the environmental extensions, as performed by VITO.

As much as possible the update of the environmental extension tables for 2007 is done according to the same methodology and based upon the same data sources as 2003, being:

• Emissions to air: Energy balance Flanders (VITO) and databases VMM;

• Emissions to water: databases VMM;

• Emissions to soil: data MIRA-T;

• Energy consumption: Energy balance Flanders (VITO);

• Water consumption: databases VMM;

• Waste: Statistics OVAM;

• Material use: data MIRA-T.

Executive summary

(8)

The monetary table for 2007 distinguishes 118 industrial sectors (activities), and is as such not completely identical to 2003 (117 SUTs). The environmental extension tables for 2007 are composed in consistency with the monetary table. The environmental extensions related to the import in Flanders are not updated, since more recent data are not available yet. In short term data for import will become available (e.g. Exiopol), which allows an update of this part of the model in the near future.

The inventarisation and processing of environmental data is performed in accordance to the data sources and allocation methods used for the 2003 tables. This repetitive exercise was less time consuming and allowed to increase the quality and covering of the environmental extension tables and to increase the consistency of environmental extension tables for 2003 and 2007.

The environmental extensions for both reference years are (roughly) compared, which leads to conclusions with regard to evolutions in priority sectors but also and particularly to the identification of few methodological differences between the environmental extensions in 2003 and 2007. To identify and solve all important differences, a more in depth comparison is necessary. This would enable to review the quality of source data and the allocation to the sectors for those industrial activities that show large but not expected differences.

A first refinement of the Flemish EE-IO model is related to the further distinction of renewable energy consumption in the environmental extension table according to the type of renewable energy source. The environmental extension table ‘energy consumption’ includes, for 2007, the end use of solid, liquid and gaseous renewable energy carriers per industrial activity. It doesn’t include however the amount of electricity and heat produced by wind- and solar energy.

Another item that is investigated is the possibility to explicate secondary material flows in the Flemish EE-IO model. To enable this, the monetary IO-table should make a distinction between primary materials and recycled materials and needs to show the waste flows between sectors, which is not the case at this moment. An exploratory study is performed, that resulted on the one hand in agreements for the allocation of secondary material flows in the IO-model and on the other hand in a partly completed environmental extension table

‘secondary material flows’. The secondary materials are allocated to the sector that uses the materials. Secondary materials are grouped in clusters that are in line with the primary material flows: agricultural products, forestry products, minerals, metals, coal and gas&oil. At this moment data are included for soil improvement products, paper and cardboard, paper fibers, glass, rubble granulates, slags, grit, ashes, granite sludge, excavated soil, dredging-, abolition- and infrastructure morter, ferro and non ferro. To come to a fully closed cycle in the EE-IO model a link should exist between the waste produced in Flanders and used for recycling or secondary material. This needs additional data on the destination of the produced waste and/or the origin of the secondary/recycled material.

Finally the environmental extension tables are extended with pesticides information. The most appropriate way to include plant protection products in agriculture in the Flemish EE-IO model is (given the information available) to take the total use (per active material) into account as an emission to soil. Detailed use data are available, which allows to allocate them to the different subsectors of agriculture when necessary. The use of plant protection products in non-agricultural sectors and biocides is not included in the environmental extensions, since no data are available.

(9)

vlaams milieu-input-outputmodel 9 Parallel to this study VITO is finalizing another study to update and extend the Flemish EE-IO model, in which following aspects are refined:

- Further dividing the agricultural sector (01A1) in subsectors (for monetary and environmental extension tables);

- Exploring the possibilities to correctly model material flows and developing a suitable method;

- Performing a few (ecodesign) analyses, with a focus on energy versus material consumption.

The findings and results of this parallel study are discussed in a separate report.

(10)

1 INLEIDING 15

1.1 Context 15

1.2 De weg naar een Vlaams uitgebreid milieu-input-outputmodel 15

1.3 Indeling van dit rapport 16

2 HET VLAAMS UITGEBREID MILIEU-INPUT-OUTPUTMODEL 17

3 UPDATE VAN DE MILIEU-EXTENSIETABELLEN VOOR HET JAAR 2007 20

3.1 Inleiding 20

3.2 Energiegebruik 21

3.2.1 Milieu-indicatoren 21

3.2.2 Databronnen en methodiek 21

3.2.2.1 Industrie 22

3.2.2.2 Overige sectoren 24

3.2.3 Aannames en lacunes 24

3.2.4 Vergelijking 2003-2007 24

3.2.5 Besluiten 26

3.3 Gebruik van water 26

3.3.1 Milieu-indicatoren 26

3.3.2 Databronnen en methodiek 27

3.3.3 Aannames en lacunes 27

3.3.4 Vergelijking 2003-2007 27

3.3.5 Besluiten 29

3.4 Gebruik van materialen 29

3.4.1 Milieu-indicatoren 29

3.4.2 Databronnen en methodiek 30

3.4.3 Aannames en lacunes 30

3.4.4 Vergelijking 2003-2007 30

3.4.4.1 Ontginning in Vlaanderen 31

3.4.4.2 Import van ruwe materialen in Vlaanderen 31

3.4.5 Besluiten 31

3.5 Emissies naar lucht 32

3.5.1 Milieu-indicatoren 32

3.5.2 Databronnen en methodiek 33

3.5.3 Aannames en lacunes 33

3.5.4 Vergelijking 2003-2007 34

3.5.5 Besluiten 35

3.6 Emissies naar water 35

3.6.1 Milieu-indicatoren 35

3.6.2 Databronnen en methodiek 36

3.6.3 Aannames en lacunes 37

3.6.4 Vergelijking 2003-2007 37

Inhoudstafel

(11)

vlaams milieu-input-outputmodel 11

3.7 Emissies naar bodem 39

3.7.1 Milieu-indicatoren 39

3.7.2 Databronnen en methodiek 40

3.7.3 Vergelijking 2003-2007 40

3.7.4 Besluiten 40

3.8 Afval 40

3.8.1 Milieu-indicatoren 40

3.8.2 Databronnen en methodiek 41

3.8.3 Vergelijking 2003-2007 41

3.9 Besluiten 41

4 INVULLEN VAN ENKELE HIATEN IN HET VLAAMSE MILIEU INPUT-

OUTPUT MODEL 42

4.1 Inleiding 42

4.2 Opsplitsen van hernieuwbare energie 42

4.3 Gebruik van secundaire materialen 45

4.3.1 Probleemstelling 45

4.3.2 Aanpak 47

4.3.2.1 Via sector die het secundair materiaal produceert 47

4.3.2.2 Via de recyclagesector 47

4.3.2.3 Via de sector die het secundair materiaal gebruikt 47

4.3.3 Methode 48

4.3.3.1 Inleiding 48

4.3.3.2 Indeling 49

4.3.3.3 Toekenning aan sectoren 49

4.3.4 Verdere stappen 51

4.3.5 Validatie van methodiek 52

4.4 Emissies naar bodem: verdere detaillering 54

4.4.1 Atmosferische depositie 54

4.4.2 Emissies van pesticiden 54

4.4.2.1 Inleiding 54

4.4.2.2 Keuze van milieu-indicatoren 56

4.4.2.3 Bestrijdingsmiddelen in het Vlaamse input-ouputmodel 60

4.4.2.4 Databron: MIRA-T 60

4.4.2.5 Methodiek 61

4.4.2.6 Datalacunes 62

4.4.2.7 Conclusie 62

5 BESLUITEN 63

6 BIBLIOGRAFIE 64

(12)

ADSEI Algemene Directie voor Statistiek en Economische Informatie

ALBON LNE Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen BBT Beste Beschikbare Technieken

BOD Biological Oxygen Demand

CH4 Methaan

CO2 Koolstofdioxide

COD Chemical Oxygen Demand FPB Federaal Planbureau HDPE High Density Polyethylene

ILVO Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek IPP Integrated product policy

KGA Klein Gevaarlijk Afval LCA Life Cycle Assessment

LNE Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse Overheid MFA Material Flow Accounts

N Stikstof

N2O Lachgas

NACE Nomenclature générale des Activités économiques dans les Communautés Européennes NAMEA National Accounting Matrix including Environmental Accounts

NMVOS Niet-Methaan Vluchtige Organische Stoffen OVAM Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij

P Fosfor

PAK Polycyclische aromatische koolwaterstoffen PET Polyetheentereftalaat

PMD Plastic flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons POV Producten van onvolledige verbranding

ROW Rest of the World

RWZI Rioolwaterzuiveringsinstallatie SUT Supply and Use Table

VITO Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek VMM Vlaamse Milieu Maatschappij

SWW Sanitair Warm Water

Lijst van afkortingen

(13)

vlaams milieu-input-outputmodel 13

Tabel 1 : Energiedragers uit de Vlaamse energiebalans 21

Tabel 2 (Sub)sectoren uit de Vlaamse energiebalans, relevant voor de milieu-extensietabel 22 Tabel 3 SUT-takken uit de industrie zonder aparte energiegebruiken omwille van vertrouwelijkheid 23 Tabel 4 SUT-takken uit de tertiaire sector waarvoor geen aparte energiegebruiken worden opgegeven

omwille van vertrouwelijkheid 24

Tabel 5: Vergelijking van milieu-extensietabel energie 2003-2007 25

Tabel 6: Overzicht van de milieu-indicatoren voor watergebruik 26

Tabel 7: Vergelijking van totaal watergebruik in 2003 en 2007 28

Tabel 8: Overzicht van in Vlaanderen ontgonnen materialen zoals opgenomen in ME-tabel 31 Tabel 9: Overzicht van in Vlaanderen geïmporteerde ruwe materialen zoals opgenomen in ME-tabel 31

Tabel 10: Overzicht milieu-indicatoren lucht 32

Tabel 11: Vergelijking van de enkele emissies naar lucht in 2003 en 2007 34

Tabel 12: Milieu-indicatoren voor emissies naar water 35

Tabel 13: Overzicht van het aandeel van de verschillende soorten lozingen (en databronnen) in het

totaal 37

Tabel 14: Vergelijking van totale emissies naar water tussen 2003 en 2007 37

Tabel 15: Vergelijking van emissies naar bodem 2003-2007 40

Tabel 16: Overzicht van de energiestromen zoals opgenomen in de Energiebalans Vlaanderen 43 Tabel 17 Primaire productie uit wind-, water- en zonne-energie en finaal verbruik van groene warmte 44 Tabel 18 : indeling secundaire materiaalstromen in materiaalgroepen 49 Tabel 19 : aandeel van de verschillende gebruikssectoren van inerte secundaire stromen 50 Tabel 20 : Vergelijking berekende hoeveelheid secundair materiaal versus toegekende hoeveelheid

secundair materiaal 52

Tabel 21: Overzicht verdeling secundaire materialen over finale vraagcategorieën 52 Tabel 22 : Overzicht primair inert materiaalgebruik door bouwgerelateerde sectoren 53 Tabel 23 : Secundair inert materialengebruik door bouwgerlateerde sectoren (SUT 45A-E1 worden

gesommeerd weergegeven) 53

Tabel 24 : Overzicht verhouding primair tov secundair inert materialengebruik in bouwgerelateerde

sectoren (SUT 45A-1 werden hiertoe gesommeerd) 53

Tabel 25: Verhouding tussen totale hoeveelheid primair hout (bosbouwproducten) ten opzichte van het secundair materiaal (oud papier) gebruikt in de papier- en kartonindustrie in Vlaanderen 53

Tabel 26: Rechtstreekse input van primair hout (bosbouwproducten) in de Vlaamse papier- en

kartonindustrie 54

Tabel 27: Overzicht van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door verschillende doelgroepen in

Vlaanderen 55

Tabel 28: Overzicht van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen in 2007 ingedeeld volgens aard,

teelt en sector 61

Lijst van tabellen

(14)

Figuur 1: Schematisch overzicht van de structuur van het Vlaamse milieu input-outputmodel 17 Figuur 2: Overzicht van de top-10 sectoren voor energiegebruik in 2003 en 2007 25 Figuur 3: Vergelijking van de top sectoren voor enkele indicatoren voor watergebruik 29 Figuur 4: Vergelijking van de top sectoren voor emissies naar lucht in 2003 en 2007 34 Figuur 5: Vergelijking van de top sectoren voor enkele indicatoren voor emissies naar water 39 Figuur 6: Overzicht van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen in miljoen kg

actieve stof (Bron : VMM) 57

Figuur 7: Overzicht van de Seq-index verbonden aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in

Vlaanderen (Bron: VMM) 58

Figuur 8: Overzicht van de POCER-index verbonden aan de top 100 van de

gewasbeschermingsmiddelen gebruikt in Vlaanderen 59

Lijst van figuren

(15)

vlaams milieu-input-outputmodel 15

1.1 Context

Het Vlaams milieubeleid is geleidelijk aan geëvolueerd van een eindelijnsaanpak, waarbij de klemtoon lag op het verminderen van de milieu-impact van afval en emissies, naar preventie en duurzame productie en consumptie. Deze verruiming naar een meer integrale aanpak betekent dat rekening dient te worden gehouden met de milieueffecten over de ganse levenscyclus van een product gaande van de ontginning van primaire grondstoffen, over de productie tot het gebruik en de afvalfase.

Om een doordacht en duurzaam beleid te kunnen voeren is het onvoldoende om te kunnen inschatten hoe groot de totale milieudruk van de Vlaamse productie en consumptie is. Voor een goed gericht beleid is het daarnaast ook belangrijk om een detailbeeld te hebben van de impact volgens sectoren, materialen en producten, maar ook volgens consumptiedomeinen.

Milieu-input-outputmodellen en de daarop gebaseerde analyses laten toe om dergelijke informatie te verkrijgen. Zo kunnen de meest milieubelastende productie- en consumptiedomeinen worden geïdentificeerd, maar kan er door de ontwikkelingen in de tijd te volgen ook inzicht worden verkregen over al dan niet optredende ontkoppeling op diverse niveaus in de economie. Eveneens kunnen de meest belastende stappen in de productie- en consumptieketen worden geïdentificeerd.

1.2 De weg naar een Vlaams uitgebreid milieu- input-outputmodel

In Vlaanderen werd het traject voor de opmaak van een uitgebreide milieu input-outputtabel gestart met een haalbaarheidstudie uitgevoerd door het VITO en het CDO in opdracht van MIRA (Jansen en Gerlo, 2006). Begin 2007 werd een eerste belangrijke concrete stap gezet in de realisatie van een operationeel Vlaams milieu-input-outputmodel. In opdracht van OVAM en aangestuurd door de stuurgroep, werd de structuur van het model uitgetekend en het operationeel haalbare sectordetail verder gespecificeerd. De invulling van zowel de monetaire als milieu-extensietabellen voor de Vlaamse intermediaire en finale consumptie werd in deze fase uitgevoerd (module 1). De ‘roadmap’ voor de verdere operationalisering van de verschillende modules van het model werd eveneens uitgetekend. In 2009 werd verder gewerkt aan de tweede module, met een focus op de milieudruk van de buitenlandse productie. Tenslotte werd een derde module voor de finale consumptie door huishoudens in detail uitgewerkt. Dit eerste Vlaams milieu input-outputmodel is opgemaakt met gegevens voor 2003.

Het Vlaams milieu input-output model bestaat uit monetaire tabellen voor de Vlaamse productie en voor de import vanuit andere regio’s. Daaraan gekoppeld zijn milieu- extensietabellen, eveneens voor de Vlaamse productie en voor de productie in het buitenland. Daarnaast is een gedetailleerde monetaire tabel opgemaakt voor de consumptie door Vlaamse huishoudens, inclusief de daaraan gekoppelde milieu-extensietabel. Het model dat opgemaakt werd, heeft een sectorindeling van 117X117 en omvat 12 consumptiedomeinen (opgesplitst in een 60-tal productgroepen).

Ondertussen zijn monetaire gegevens van 2007 beschikbaar en is aan VITO gevraagd de milieu-extensietabellen op te maken met milieugegevens voor datzelfde jaar. De aanpak en resultaten van o.a. deze taak worden beschreven in dit rapport.

1 Inleiding

(16)

1.3 Indeling van dit rapport

Ter inleiding wordt in hoofdstuk 2 van dit rapport de structuur van het Vlaamse milieu input- outputmodel besproken.

Hoofdstuk 3 beschrijft de update van de milieu-extensietabellen van het Vlaamse milieu input- outputmodel voor 2007, waar de vorige tabellen gebaseerd zijn op data voor 2003. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan (i) de gebruikte gegevensbronnen, (ii) de methode gebruikt voor de dataverwerking en (iii) eventuele veronderstellingen en beperkingen.

Daarnaast worden een aantal algemene bevindingen geformuleerd (knelpunten, aanbevelingen, …). Deze update is uiteraard zoveel mogelijk gebeurd op basis van dezelfde databronnen en methode die bij het invullen van de milieu-extensietabellen 2003 zijn gebruikt.

Op deze manier wordt een maximale consistentie van de tabellen voor 2003 en 2007 gegarandeerd, wat het mogelijk maakt om analyses op basis van tijdsreeksen uit te voeren met het Vlaams milieu input-outputmodel.

In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan een aantal hiaten in de huidige structuur en invulling van het model, met name:

- Opsplitsing van gebruik van hernieuwbare energie over verschillende energiedragers;

- Hoe het gebruik van secundaire materiaalstromen opnemen in het model;

- Emissies naar bodem: atmosferische depositie en pesticiden.

(17)

Het Vlaamse milieu input-

opdracht van OVAM, VMM en LNE

economie en ecologie (OVAM, 2010; Vercalsteren, et al., 2008; Avonds en Vandille, 2008;

Bilsen et al, 2008). Het model verzamelt alle relevante economische en milieugege

betrekking tot consumptie en productie en kan een antwoord bieden op vragen als: “Welke economische sectoren en welk consumptiegedrag in Vlaanderen veroorzaken de meeste milieudruk?”, “Waar ontstaat die milieudruk: in Vlaanderen zelf of daarbuiten

keten ontstaat de milieudruk?”.

Het Vlaamse milieu-input-

weergegeven in onderstaande figuur

IV. De Vlaamse monetaire input extensietabel

V. De monetaire input milieu-extensietabel

VI. De monetaire consumptietabel en de corres extensietabellen.

ROB = rest of Belgium (Brussel, Wallonië), EUR = EU, ROW = rest of world IZW = instellingen zonder winstoogmerk

HH = huishoudens

SUT = economische sectoren Gov. = overheid

Figuur 1: Schematisch overzicht van de structuur van het Vlaamse milieu input

2 Het Vlaams uitgebreid milieu outputmodel

vlaams milieu-input -outputmodel (IO-model), ontwikkeld in periode 2007

OVAM, VMM en LNE, koppelt op een wetenschappelijk onderbouwde manier economie en ecologie (OVAM, 2010; Vercalsteren, et al., 2008; Avonds en Vandille, 2008;

Bilsen et al, 2008). Het model verzamelt alle relevante economische en milieugege

betrekking tot consumptie en productie en kan een antwoord bieden op vragen als: “Welke economische sectoren en welk consumptiegedrag in Vlaanderen veroorzaken de meeste milieudruk?”, “Waar ontstaat die milieudruk: in Vlaanderen zelf of daarbuiten?” of “Waar in de keten ontstaat de milieudruk?”.

-outputmodel bestaat uit drie grote modules weergegeven in onderstaande figuur:

De Vlaamse monetaire input-outputtabel en de corresponderende milieu extensietabellen;

e monetaire input-outputtabel van de import en de corresponderende extensietabellen;

De monetaire consumptietabel en de corresponderende milieu extensietabellen.

ROB = rest of Belgium (Brussel, Wallonië), EUR = EU, ROW = rest of world instellingen zonder winstoogmerk

: Schematisch overzicht van de structuur van het Vlaamse milieu input-

et Vlaams uitgebreid milieu-input outputmodel

input-outputmodel 17 model), ontwikkeld in periode 2007-2010 in oppelt op een wetenschappelijk onderbouwde manier economie en ecologie (OVAM, 2010; Vercalsteren, et al., 2008; Avonds en Vandille, 2008;

Bilsen et al, 2008). Het model verzamelt alle relevante economische en milieugegevens met betrekking tot consumptie en productie en kan een antwoord bieden op vragen als: “Welke economische sectoren en welk consumptiegedrag in Vlaanderen veroorzaken de meeste

?” of “Waar in de

outputmodel bestaat uit drie grote modules, schematisch

outputtabel en de corresponderende milieu-

outputtabel van de import en de corresponderende

ponderende milieu-

-outputmodel

input-

(18)

De monetaire input-outputtabellen (oranje delen van module I en II) brengen de goederen- en dienstenstromen, uitgedrukt in euro, tussen de verschillende economische sectoren en eindgebruikers in kaart. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen intermediaire consumptie en finale vraag:

 De intermediaire consumptie is het gebruik van goederen en diensten door bedrijven voor de productie van hun goederen en diensten. Het gaat dus om goederen en diensten die aangekocht of geproduceerd worden om andere goederen en diensten te maken en die volledig verbruikt worden tijdens dat productieproces.

 De finale vraag bestaat enerzijds uit de Vlaamse finale vraag en anderzijds uit de export.

De Vlaamse finale vraag omvat de finale consumptie van huishoudens en overheid, de investeringen door zowel bedrijven, overheid als huishoudens (deze laatste enkel voor wat betreft woningen), en de verandering in de voorraden. De export omvat producten die nodig zijn om te voldoen aan zowel de finale vraag als de intermediaire consumptie in het buitenland.

De IO-tabel in module I belicht de Vlaamse productie bestemd voor Vlaamse intermediaire consumptie en voor finale vraag (finale consumptie door huishoudens en overheid, investeringen, export en voorraadvorming). Module II geeft de import van goederen en diensten weer die voor de Vlaamse intermediaire consumptie worden gebruikt en die voor de finale vraag worden aangekocht. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen import uit Brussel & Wallonië (Rest of Belgium), import uit EU (EU) en import uit de rest van de wereld (Rest of World). Module II bestaat in de praktijk dus uit drie submodules, elk met een eigen input-outputtabel en milieu-extensietabellen.

In de IO-tabellen worden 117 economische sectoren onderscheiden, ingedeeld volgens de SUT-classificatie. De inputzijde van de IO-tabellen geeft voor elke economische sector de intermediaire inputs uit elk van de 117 sectoren binnen en buiten Vlaanderen weer. De outputzijde geeft voor elk van de 117 economische sectoren de bestemming van de productie weer: enerzijds intermediaire leveringen (van intermediaire producten) die als input dienen voor andere economische sectoren, anderzijds finale vraag (van finale producten).

De monetaire consumptietabel (oranje deel van module III) koppelt de finale consumptie van de huishoudens en de overheid – de bestedingen in euro – aan de 117 economische sectoren van de monetaire IO-tabellen. De finale consumptie van de huishoudens wordt opgesplitst in 12 consumptiedomeinen (bv. voeding), die op hun beurt ingedeeld zijn in consumptieactiviteiten (bv. voedingswaren, opslag van voeding, bereiden van voeding, afwassen & kook- en eetgerei) en nog verder in productgroepen (bv. vis, groenten en fruit, vlees, dranken, melkproducten, andere voedingswaren). De finale consumptie door de overheid is niet opgesplitst in consumptiedomeinen.

Door de koppeling van de monetaire input-outputtabellen en de monetaire consumptietabel met de corresponderende milieu-extensietabellen (groene delen van modules I, II en III) ontstaat het milieu input-outputmodel. De milieu-extensietabellen geven de directe milieudruk weer die overeenstemt met de productieactiviteiten van de 117 economische sectoren in Vlaanderen en in het buitenland (groene delen van modules I en II), en met de consumptieactiviteiten van huishoudens en overheid (groen deel van module III). Voor elk van de economische sectoren (productie) en consumptieactiviteiten (consumptie) wordt de directe milieudruk weergegeven door een reeks milieudrukindicatoren:

 Emissies naar lucht;

 Emissies naar water;

 Emissies naar bodem;

 Gebruik van water;

 Gebruik van energie;

 Gebruik van materialen;

 Afval.

(19)

vlaams milieu-input-outputmodel 19 Met het model kan bijvoorbeeld nagegaan worden hoeveel de productie van verfproducten aan directe milieudruk veroorzaakt (module I) en wat de directe milieudruk is bij het gebruik van verf (module III).

Maar doordat het model de monetaire stromen tussen consumenten en economische sectoren binnen en buiten Vlaanderen in kaart brengt, laat het ook toe om de milieudruk die ontstaat in de voorgaande stappen van de productieketen – de indirecte milieudruk - te berekenen. De toewijzing van indirecte emissies aan een productie- of consumptieactiviteit gebeurt op basis van het aantal euro aangekocht bij de sectoren ‘stroomopwaarts’ in de productieketen. Zo kan bijvoorbeeld berekend worden wat de milieudruk is van producten uit het buitenland die voor productie en consumptie van verf zijn gebruikt (module II).

Het Vlaams uitgebreid milieu input-outputmodel is dus een tool die toelaat om de milieudruk per bedrijfstak in kaart te brengen en om vervolgens analyses te doen die een antwoord kunnen bieden op verschillende beleidsvragen. Mits men de onderliggende hypothesen en de modelstructuur voor ogen houdt en rekening houdt met de databeperkingen, kan het model perfect dienen als tool voor integrale analyses. Het model is een koppeling tussen de economische (omzet, toegevoegde waarde), sociale (tewerkstelling) en ecologische gegevens (milieudata). Naast de directe milieueffecten laat het model toe tevens de indirecte effecten (stroomopwaarts in de economische waardeketen) te berekenen. Daarenboven wordt niet enkel de milieudruk van de productie in kaart gebracht, maar ook deze van de consumptie. Deze eigenschappen maken het derhalve een goede tool voor integrale analyses. De resultaten die uit het model voortvloeien dienen uiteraard in een bredere beleids- en economische context te worden gekaderd, al dan niet met de nodige voor- en/of nastudies.

(20)

3.1 Inleiding

De eerste versie van het Vlaamse milieu IO-model is gebaseerd op het referentiejaar 2003, waarbij de milieugegevens meestal refereerden naar 2004 (voor enkele categorieën 2005).

Productiestructuren hebben over het algemeen een vrij stabiel karakter. Echter gezien de snelle technologische veranderingen en de toenemende globalisering van de productieketens kunnen bepaalde bedrijfstakken aan belang winnen of verliezen. Omdat monetaire data voor 2007 beschikbaar werden, is besloten zowel de monetaire als de milieu-extensietabellen van het Vlaamse milieu input-outputmodel te actualiseren voor dit referentiejaar. Bij het opmaken van beide tabellen wordt op dezelfde manier tewerk gegaan als bij het opstellen van de tabellen voor 2003.

De actualisering van de monetaire tabellen is gedaan door het Federaal Planbureau, en is gerapporteerd in (Avonds et al, 2011). Het voorliggend rapport beschrijft de actualisering van de milieu-extensietabellen, wat is gedaan door VITO.

De update van de milieu-extensietabellen is zoveel mogelijk gebaseerd op dezelfde databronnen en een consistente methode als voor 2003, namelijk:

• Emissies naar lucht: Energiebalans Vlaanderen (VITO) en databanken VMM;

• Emissies naar water: databanken VMM;

• Emissies naar bodem: gegevens MIRA-T;

• Energiegebruik: Energiebalans Vlaanderen (VITO);

• Gebruik water: databanken VMM;

• Afval: Statistieken OVAM;

• Materiaalgebruik: gegevens MIRA-T.

Een aandachtspunt bij de actualisatie blijft het feit dat de milieugegevens worden toegekend aan de sector (via NACE-code) waartoe de vestiging behoort, terwijl deze in het input-output model worden toegekend aan de sector van de hoofdzetel. Deze problematiek is uitvoerig beschreven in de rapportage van de eerste fase (Bilsen V. et al, 2008), maar blijft bij de actualisatie aan de orde.

De nieuwe monetaire tabel voor 2007 bestaat uit 118 sectoren, met een iets andere indeling dan de tabel voor 2003. De gegevens in de milieu-extensietabellen zijn volgens dezelfde 118 sectoren gegroepeerd.

De milieu-extensietabellen voor de import in Vlaanderen zijn niet geactualiseerd, vermits hiervoor geen recentere gegevens beschikbaar zijn. Deze actualisatie is mogelijk door koppeling met input-output databanken voor Europa en de rest van de wereld, dewelke momenteel nog niet publiek beschikbaar zijn (zoals bv. EXIOPOL). Op korte termijn worden dergelijke databanken echter wel beschikbaar, wat de mogelijkheid biedt om ook dit deel van het Vlaamse milieu input-outputmodel te actualiseren.

De volgende paragrafen beschrijven per milieucategorie de databronnen, methode, aannames en lacunes voor het invullen van de milieu-extensietabellen voor 2007.

3 Update van de milieu-extensietabellen

voor het jaar 2007

(21)

vlaams milieu-input-outputmodel 21

3.2 Energiegebruik

3.2.1 Milieu-indicatoren

Energiegebruik wordt in de milieu-extensietabel opgenomen als midpuntindicator. De geïnventariseerde gegevens voor energiegebruik hebben immers geen betrekking op stromen die rechtstreeks uit de natuur onttrokken worden. In deze milieucategorie wordt bijvoorbeeld het gebruik van aardolie geïnventariseerd. Aardolie is echter een output van een economische sector en wordt in de milieu-extensietabel eerder informatief toegevoegd.

3.2.2 Databronnen en methodiek

Vanaf 1994 wordt binnen EMIS (een referentietaak die VITO uitvoert voor de Vlaamse overheid) de energiebalans van Vlaanderen opgesteld (Energiebalans Vlaanderen). De energiebalans van Vlaanderen geeft jaarlijks een overzicht van de energiestromen in het Vlaams Gewest. De energiebalans wordt opgesteld aan de hand van enquêtes en eigen Vlaamse energiecijfers. Ze vormt de uitgangsbron bij uitstek voor het opstellen van de milieu- extensietabel energie.

Alle energiedragers die voorkomen in de energiebalans Vlaanderen worden ook opgenomen in de milieu-extensietabel energiegebruik. Ten opzichte van de milieu-extensietabel voor 2004 is de categorie ‘BIOMASSA’ nog verder uitgesplitst in: vaste, vloeibare en gasvormige biomassa. Deze categorieën komen niet als zodanig voor in de energiebalans maar werden voor dit project speciaal verder uitgesplitst.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de energiedragers die zijn opgenomen in de milieu-extensietabel energiegebruik.

Tabel 1 : Energiedragers uit de Vlaamse energiebalans Kolen

Koolteer Cokes

Aardolie en intermediaire producten Raffinaderijgas

LPG Benzine Kerosine Gas- en dieselolie

Lamppetroleum Zware stookolie

Nafta Petroleumcokes Andere petroleumproducten

Aard- en mijngas Cokesovengas

Hoogovengas Vaste biomassa Vloeibare biomassa Gasvormige biomassa ELEKTRICITEIT

WARMTE NUCLEAIRE WARMTE KOLEN

PETROLEUM- PRODUCTEN

GASSEN

ANDERE BRANDSTOFFEN BIOMASSA

(22)

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de sectoren en subsectoren uit de energiebalans die relevant zijn voor het opstellen van de milieu-extensietabel. Het gaat hier om een dertigtal sectoren en subsectoren. Voor de industriële en tertiaire sectoren wordt in de energiebalans uitgegaan van de NACE-code om de indeling in subsectoren te definiëren. De NACE-codes voor de subsectoren en de overige sectoren zijn ook in de tabel weergegeven. De sectoren zijn in deze tabel eveneens gekoppeld aan de SUT-indeling (laatste kolom).

Tabel 2 (Sub)sectoren uit de Vlaamse energiebalans, relevant voor de milieu-extensietabel

De verwerking van de gegevens uit de energiebalans varieert per subsector. Volgende paragrafen beschrijven daarom per subsector de gevolgde werkwijze.

3.2.2.1 Industrie

Voor de bedrijven waaraan met de gegevens vanuit de energiebalans en de gegevens vanuit de IMJV’s een CBB-code kon gekoppeld worden, is de SUT sector bepaald door de CBB- code op te zoeken in de lijst van de NBB. De SUT code die daar dan toegewezen is aan het bedrijf, wordt ook gebruikt voor de milieu-extensietabel energie. Dit was mogelijk voor een groot aandeel van de grote verbruikers. Voor de kleinere verbruikers waarvan geen CBB- nummer kon worden opgezocht, is net zoals voor de tabel voor 2004 een eigen koppeling tussen NACE- en SUT-sector gemaakt op basis van Tabel 2.

Voor een aantal SUT-takken zijn gegevens van minder dan 5 industriële verbruikers beschikbaar. Bij het bevragen van individuele verbruikers in het kader van de energiebalans wordt vanuit VITO vertrouwelijkheid gegarandeerd aan de deelnemers van de bevraging door te stellen dat geen individuele cijfers gepubliceerd of op andere wijze vrijgegeven zullen worden. Een minimum van vier samengevoegde bedrijven wordt gehanteerd om die vertrouwelijkheid te garanderen. Voor een aantal industriële SUT-takken kon de

Sector NACE 2008 SUT

Industrie

IJzer- en staalnijverheid 24.1; 24.2; 24.3; 24.51; 24.52

27A1 B1

Non-ferro 24.4; 24.53; 24.54 27B1

Chemie 20; 21 24A1 B1 C1 D1 E1 F1 G1

Voeding, dranken en tabak 10; 11; 12 15A1 B1 C1 D1 E1 F1 G1 H1 I1 J1 K1 L1 16A1

Papier en uitgeverijen 17; 18 21A1 22A1 B1

Minerale niet-metaalproducten 07; 08; 09.9; 23 14A1 26A1 B1 C1 D1

Metaalverwerkende nijverheid 29; 30; 33.15; 33.16; 33.17; 25; 26 (excl.

26.5; 26.6; 26.7); 27; 28; 33.11-33.14;

28A1 B1 C1 29A1 B1 C1 D1 30A1 31A1 31B1 32A1 33A1 34A1 B1 35A1 B1

Textiel, leder en kleding 13; 14; 15 17A1 B1 18A1 19A1

Andere industrieën 16; 41.2; 42; 43; 22; 26.5; 26.6; 26.7; 20A1 25A1 B1 36A1 B1 C1 37A1 45A1 B1 C1 D1 E1 Tertiaire sector

Hotels en restaurants 55,56 55 A1 B1

Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening 86, 87, 88, 75 85A1 B1 C1 C5

Onderwijs 85 80A1 A3 A5

Andere gemeenschaps-, sociale en persoonlijke 36, 37, 38 (excl. 38.3), 59, 60, 63, 91, 90, 41A1 90A1 91A1 A5 92A1 B1 B5 C1 C5 D1 D5 93A1 Kantoren en administratie 52, 79, 53,61, 41.1, 58, 62-66 (excl.

63.91), 68-71, 73-74, 77-78, 80-82, 72,

60A1 B1 C1 61A1 B1 62A1 63A1 B1 64A1 B1 65A2 66A2 67A1 70A1 71A1 B1 72A1 73A1 A5 74A1 B1 C1 D1 E1 F1 75A3 B3

Handel 45, 46, 47, 95 50A1 B1 51A1 52A1

Transformatiesector

Elektriciteit en warmte 35.11 40A1

Raffinaderijen 19.2 23A1

Cokesfabrieken 19.1 27A1

Land- en tuinbouw, veeteelt, visvangst

Akkerbouw 01 01A1

Graasdierhouderij 01 01A1

Intensieve veehouderij 01 01A1

Glastuinbouw 01 01A1

Vollegrondstuinbouw 01 01A1

Blijvende teelten 01 02A1

Visserij 03 05A1

Transportsector

Wegvervoer 49.3 - 49.4 60B1 C1

Spoorvervoer 49.1 - 49.2 60A1

Luchtvaart 51.1 - 51.21 62A1

Binnenscheepvaart 50.3 - 50.4 61B1

Transport door pijpleidingen 49.5 40A1

Internationale bunkers

Scheepvaart 50.1 - 50.2 61A1

Luchtvaart 51.1 - 51.21 62A1

(23)

vlaams milieu-input-outputmodel 23 vertrouwelijkheid daardoor niet gegarandeerd worden en worden geen cijfers per SUT-tak weergegeven.

De energiegebruiken van deze SUT-takken worden wel geaggregeerd opgegeven in de milieu-extensietabel energiegebruik. Het totale energiegebruik van deze SUT-takken bedraagt slechts 2,9 PJ. Dit is 0,7% van het totale energiegebruik van de industrie (391,2 PJ).

Tabel 3 SUT-takken uit de industrie zonder aparte energiegebruiken omwille van vertrouwelijkheid

 Cokesfabrieken

ArcelorMittal zit in de monetaire tabel volledig onder ‘vervaardiging van ijzer en staal’. In de monetaire tabel is er geen aparte koppeling aan de cokesfabriek van ArcelorMittal. Vandaar dat in de extensietabel energiegebruik het energiegebruik van de cokesfabriek opgenomen is bij SUT-tak 27A1 om de juiste koppeling met de monetaire gegevens te kunnen voorzien.

Voor de cokesfabrieken (zoals voor alle activiteiten uit de transformatiesector, zie verder) wordt de input aan energie opgenomen in de extensietabel, dit omdat de koppeling input – output in de monetaire tabellen gemaakt wordt.

 Niet-energetisch energiegebruik

Het niet-energetisch gebruik van energiedragers is het gebruik als grondstof voor het aanmaken van andere producten of feedstocks (bijvoorbeeld: aardgas voor kunstmestproductie) of gebruik voor niet-energetische doeleinden (bijvoorbeeld: verbruik als smeermiddel). Het niet-energetisch gebruik is in de energiebalans opgedeeld in het niet- energetisch gebruik van de chemie en het niet-energetisch gebruik van alle overige sectoren.

De feedstocks zijn aan de hand van enquêtegegevens toegewezen aan de basischemie (24A1).

Het overige niet-energetisch gebruik (29,2 PJ) is als één post behouden in de extensietabel omdat een opdeling volgens totaal energiegebruik van alle sectoren een veel te versnipperd gebruik zou opleveren wat geen meerwaarde biedt.

 Niet toe te wijzen warmte industrie

In de energiebalans is een rubriek met niet toe te wijzen warmte in de industriële sector opgenomen. Deze rubriek wordt in de extensietabel ook zo overgenomen omdat een toewijzing op basis van de beschikbare gegevens momenteel niet mogelijk is. In de energiebalans zijn hier onvolledige cijfers over warmte opgenomen, namelijk enkel het gekende, verkochte deel en recuperatie uit processen. Er is geen opdeling naar de industriële deelsectoren beschikbaar.

SUT-tak Benaming bedrijfstak

19A1 Leernijverheid en vervaardiging van schoeisel

22A1 Uitgeverijen

24G1 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels

25A1 Rubbernijverheid

29D1 Vervaardiging van huishoudapparaten 31B1

Vervaardiging van accumulatoren en elektrische batterijen, elektrische lampen en verlichtingsapparaten, en elektrische benodigdheden

36C1

Vervaardiging van muziekinstrumenten, sportartikelen, spellen en speelgoed, en overige industrie

(24)

3.2.2.2 Overige sectoren

Voor de overige sectoren (tertiaire sector, transformatiesector, transportsector, land- en tuinbouw, veeteelt en visvangst) is de methodologie voor het opstellen van deze extensietabel dezelfde als de methodologie gebruikt voor de extensietabel 2003. We verwijzen dan ook naar het rapport over het opstellen en opvullen van de milieu- extensietabel van 2003 voor een beschrijving van de gevolgde methodologie. (Vercalsteren A. et al, 2008, p. 42).

Ook voor de tertiaire sector speelt, analoog aan de industrie, de vertrouwelijkheid. SUT- takken met minder dan vier individuele verbruikers worden niet apart weergegeven (zie Tabel 4). Het totale energiegebruik van deze SUT-takken bedraagt 1,4 PJ, slechts 1,4% van het totale energiegebruik van de tertiaire sector (99,8 PJ).

Tabel 4 SUT-takken uit de tertiaire sector waarvoor geen aparte energiegebruiken worden opgegeven omwille van vertrouwelijkheid

3.2.3 Aannames en lacunes

De milieu-extensietabel energie gaat voor de industrie en de tertiaire sector uit van individuele enquêtegegevens in het kader van de energiebalans Vlaanderen. Voor de industriële sector is een vrij groot aandeel van de gebruikers bevraagd, voor de teriaire sector daarentegen is dit aandeel veel kleiner gezien de omvang van de sector (zeer veel bedrijven met relatief klein gebruik). Voor de industrie was in 2007 81% van het elektriciteitsverbruik vertegenwoordigd via de enquêtes, voor de tertiaire sector daarentegen slechts 14%.

In de databank van de energiebalans Vlaanderen is aan elke verbruiker een NACE-code gekoppeld. Deze NACE-code is niet noodzakelijk exact dezelfde als de NACE-code die aan het bedrijf gekoppeld is in de monetaire tabellen. Voor de grote industriële verbruikers is wel de koppeling gebeurd op basis van de CBB code en zouden de SUT takken uit de extensietabel en uit de monetaire tabel moeten overeenkomen, maar voor de kleine industriële en alle tertiaire verbruikers is deze koppeling niet kunnen gebeuren omdat de CBB code niet eenvoudig op te zoeken is met de huidige beschikbaarheid aan gegevens in de energiebalans..

Zoals reeds in par. 3.2.2 aangegeven is de verdeling over de industriële en vooral de tertiaire sector indicatief. Doch binnen de beschikbare gegevens en het tijdsbestek van de opdracht is het momenteel de best mogelijke verdeling.

3.2.4 Vergelijking 2003-2007

De vergelijking tussen 2003 en 2007 dient vooral om opvallende verschillen te detecteren, waarvoor eventueel de brondata opnieuw moeten geverifieerd worden. Deze cijfers zijn niet bedoeld om conclusies t.a.v. de evolutie tussen 2003 en 2007 aan te koppelen.

Een beperkte vergelijking tussen de milieu-extensietabellen 2003 en 2007 leert dat het totale gebruik van fossiele brandstoffen in die periode gedaald is met 5%. Vooral het gebruik van kolen is sterk gedaald, gas daarentegen is lichtjes gestegen (zie onderstaande tabel).

SUT-tak Benaming bedrijfstak

66A2 Verzekeringswezen

74A1

Rechtskundige dienstverlening, en accountants, boekhouders en belastingconsulenten, markt- en opinieonderzoekbureau's

(25)

vlaams milieu-input-outputmodel 25 Daarnaast valt vooral op dat het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden gestegen is met 41%, maar dit blijft een erg klein aandeel hebben in het totale energiegebruik. Het totale gebruik aan energie (in PJ) is licht gedaald met 4%.

Tabel 5: Vergelijking van milieu-extensietabel energie 2003-2007

TOTAAL (PJ) 2003 2007 % verschil t.o.v.

2003

Kolen 256 187 -27%

Petrol. Prod. 2581 2451 -5%

Gas 311 338 9%

Totaal fossiele 3148 2976 -5%

Andere brandst. 81 83 2%

Elektriciteit 141 149 6%

Warmte 18 19 9%

Nucleaire warmte

234 246 5%

Biomassa 14 19 41%

Biogas 3,5 /

Bio vloeibaar 2,2 /

PJ Totaal 3637 3498 -4%

Onderstaande figuren tonen de top 10 sectoren die het grootste aandeel hebben in het totale energiegebruik in Vlaanderen, zoals opgenomen in de milieu-extensietabel energie. Hieruit blijkt dat voor beide jaren 96% van het energiegebruik bij dezelfde sectoren zit, met name:

raffinaderijen (23A1), productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en warm water (40A1), basischemie (24A1), zee-en kustvaart (61A1), ijzer- en staalsector (27A1) en de transportsector (over land).

Figuur 2: Overzicht van de top-10 sectoren voor energiegebruik in 2003 en 2007 52%

13%

11%

9%

4% 3%

1%1%

0,5%

0,4% 6%

Energie - data 2003

23A1 40A1 24A1 61A1 27A1 60ABC 62A1 01A1 27B1 20A1 rest

48%

14%

12%

11%

4%

2% 1%

1%

0,6%

0,5%

6%

Energie - data 2007

23A1 40A1 61A1 24A1 27A1 60ABC 62A1 01A1 51A1 27B1 rest

(26)

3.2.5 Besluiten

Voor de herverdeling van het energiegebruik van de energiebalans sectoren naar de SUT- takken werd voor de industrie voor de grootste verbruikers uitgegaan van de CBB-code en werd een koppeling gemaakt met de SUT-code volgens de NBB. De kleinere industriële verbruikers werden door VITO gekoppeld aan de SUT-tak op basis van de bij VITO bekende NACE-code. Voor de tertiaire sector werd uitgegaan van de aandelen van de geënquêteerde verbruikers van de verschillende SUT-takken (op basis van VITO NACE-code) en werden deze aandelen toegepast op de totale verbruiken van de subsector uit de energiebalans en voor alle energiedragers. Deze verdelingen geven een indicatie van de werkelijke verdeling van de energiegebruiken over de SUT-takken. Vooral voor de tertiaire sector moeten ze met de nodige voorzichtigheid behandeld worden indien conclusies geformuleerd worden.

Bijgevoegd bij 3.2.3

Voor de transportsector zijn voor het vervoer van personen over de weg ook aannames en verschillende modellen gebruikt om het energiegebruik te kunnen toewijzen. Voor de overige transportmodi was de toewijzing eenvoudiger.

Ook voor de overige sectoren (transformatiesector en land- en tuinbouw) was de toewijzing aan de SUT-takken eenvoudiger.

3.3 Gebruik van water

3.3.1 Milieu-indicatoren

Voor de milieu-extensietabel 2007 zijn dezelfde indicatoren gedefinieerd als voor 2003, zoals opgelijst in onderstaande tabel.

Tabel 6: Overzicht van de milieu-indicatoren voor watergebruik

Milieu-indicator Eenheid

Gebruik aan grondwater

Gebruik aan oppervlaktewater

Gebruik aan hemelwater

Gebruik aan ander water

Gebruik aan leidingwater (midpuntindicator)

Enkel het direct gebruik van water wordt geïnventariseerd in de milieu-extensietabel, het indirecte gebruik kan berekend worden via de monetaire tabel. Oppervlaktewater dat gebruikt wordt als koelwater en nadien opnieuw geloosd wordt niet meegenomen.

Zoals in de tabellen voor 2003 wordt ook nu gebruik van leidingwater opgenomen als (midpunt)indicator. Het gebruik van leidingwater door sectoren kan ook via de monetaire tabellen, door de leveringen van de drinkwatersector aan de andere sectoren, in kaart gebracht worden. Op dezelfde manier kan ook het indirecte gebruik van grondwater, oppervlaktewater en andere gekoppeld aan het leidingwatergebruik van sectoren berekend worden.

(27)

vlaams milieu-input-outputmodel 27

3.3.2 Databronnen en methodiek

Voor het invullen van de milieu-extensietabel gebruik van water zijn dezelfde gegevensbronnen als in 2003 gebruikt. De meeste data zijn afkomstig van de databank grootverbruikers, die bij VMM beschikbaar is. Deze databank vormt de basis voor de milieu- extensietabel watergebruik. Deze databank bevat gegevens over watergebruik voor alle grootverbruikers (meer dan 500 m³ per jaar), met uitzondering van de drinkwatersector en de landbouw.

Deze databank grootverbruikers bevat gegevens op bedrijfsniveau. Deze worden gealloceerd aan de juiste sectoren via het CBB-nummer van de hoofdzetel, en zo via de NACE-code gekoppeld aan de juiste sector in het input-output model. De gegevens voor deze koppeling zijn dezelfde als dewelke gebruikt zijn voor de monetaire tabellen en garanderen op die manier een maximale consistentie tussen beide tabellen.

De databank bevat geen gegevens voor de landbouwsector en de drinkwatersector. Het watergebruik van de landbouw is daarom overgenomen uit gegevens van het landbouwmonitoringsnetwerk van het Departement landbouw en visserij (Lenders S. et al, 2010). In overleg met de experten is gekozen om deze gegevens te gebruiken in plaats van de gegevens uit de MIRA kernset. De cijfers van de MIRA-kernset (geschat op basis van activiteit) zijn op een andere manier samengesteld dan deze cijfers (via bevragingen en dan extrapolatie voor de hele sector).

Gegevens voor de drinkwatersector zijn afkomstig van verschillende bronnen. Het grondwatergebruik voor de productie van drinkwater is ons aangeleverd door VMM en is gebaseerd op de grondwaterheffingen 2007. Gegevens over gebruik van oppervlaktewater door drinkwatermaatschappijen zijn eveneens afkomstig van VMM, en zijn gebaseerd op gegevens die de watermaatschappijen rapporteerden aan de dienst reguleringsinstantie.

Deze laatste gegevens zijn echter representatief voor 2009, en zijn niet voorhanden voor 2007.

3.3.3 Aannames en lacunes

Behalve voor de landbouw en de drinkwaterproductie sector zijn de gegevens voor watergebruik afkomstig van de databank grootverbruikers van VMM, welke gebaseerd is op heffingscijfers en dus enkel gekend voor bedrijven die jaarlijks meer dan 500 m³ water gebruiken. Er zijn geen bijschattingen gemaakt voor het watergebruik van de resterende bedrijven. Er wordt echter verwacht dat dit aandeel eerder beperkt is.

In de milieu-extensietabellen 2003 is geen oppervlaktewatergebruik opgenomen voor de drinkwatermaatschappijen, bij gebrek aan gegevens hierover. Slechts voor een beperkt aantal bedrijven, die via hun CBB-nummer ingedeeld worden bij de drinkwatersector (41A1), is het oppervlaktewater in 2003 gekend. Dit is evenwel slechts een fractie van het totaal oppervlaktewatergebruik van deze sector. Voor 2007 is dit gegeven wel beschikbaar en blijkt het aandeel van de drinkwatermaatschappijen in het totale oppervlaktewatergebruik aanzienlijk (>50%). Dit is dus een belangrijke verbetering in de milieu-extensietabellen 2007.

Omgekeerd moeten de cijfers hiervoor in de milieu-extensietabellen 2003 met de nodige voorzorg gebruikt worden. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de cijfers voor oppervlaktewatergebruik door drinkwatermaatschappijen geldig zijn voor 2009, ze zijn niet beschikbaar voor 2007.

3.3.4 Vergelijking 2003-2007

De vergelijking tussen 2003 en 2007 dient vooral om opvallende verschillen te detecteren, waarvoor eventueel de brondata opnieuw moeten geverifieerd worden. Deze cijfers zijn niet bedoeld om conclusies t.a.v. de evolutie tussen 2003 en 2007 aan te koppelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle nodige energie die niet via hernieuwbare bronnen in het land opgewekt kan worden, wordt vandaag de dag nog altijd geïmporteerd uit het buitenland.. 2

De regering Rajoy II (2016- 2018) werd opgevolgd door de regering Sánchez I, subsidies kwamen terug, de productie van hernieuwbare energie werd niet meer belast en er

De opmars van hernieuwbare energie heeft gevolgen voor het elektriciteitsnetwerk.. De toelevering aan het netwerk is minder constant en minder voorspelbaar dan in geval van

eigendom of financiële participatie zonder eigendom. Met name vanuit de ‘ontwikkelkant’ zien we deze bredere blik terug. De meeste respondenten geven daarbij ook aan op koers te

September Oktober November December Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober. Besluit- vorming

Door haar groot vulkanisch potentieel, wordt er door specialisten geopperd dat deze vorm van energie tegen 2025 25% van de Chileense hernieuwbare energie zou kunnen verschaffen..

Als er geen maatregelen worden genomen om de energie-efficiëntie te bevorderen kan alleen worden verwacht dat het marktpotentieel voor energiebesparing in de praktijk

Langs de outputzijde (rijgewijze lezing van de IOT) geeft de tabel de bestemming weer van de output van iedere bedrijfstak, met name intermediaire leveringen aan