• No results found

Ptot - model 2007

EUR ROW ROB

4.4 Emissies naar bodem: verdere detaillering

4.4.2 Emissies van pesticiden

4.4.2.2 Keuze van milieu-indicatoren

Verspreiding in het milieu

Gewasbeschermingsmiddelen worden teruggevonden in zowel lucht, water als bodem. Er wordt aangenomen dat bij het behandelen van gewassen meer dan 80% van het gewasbeschermingsmiddel niet op de bedoelde plaats terecht komt.

Waarschijnlijk schuilt in de vervuiling van het grond- en oppervlaktewater het grootse risico voor nadelige effecten van gewasbeschermingsmiddelen. De gewasbeschermingsmiddelen kunnen zich langs deze weg wijd verspreiden over de verschillende milieucompartimenten.

Er zijn verschillende potentiële wegen waarlangs gewasbeschermingsmiddelen het milieu kunnen contamineren. Deze wegen zijn in hoofdzaak afhankelijk van de actieve stof in het pesticide en de klimatologische omstandigheden. Zo kunnen gewasbeschermingsmiddelen tijdens en na de toepassing op de bodem terecht komen. Door uitloging en afvloeiing komen de gewasbeschermingsmiddelen vervolgens in het oppervlakte- en grondwater terecht.

Daarnaast kunnen gewasbeschermingsmiddelen ook in de atmosfeer terecht komen bijvoorbeeld wanneer er vluchtige stoffen aanwezig zijn. Voor de contaminatie van het oppervlaktewater zijn 5 routes gekend: druppeldrift, spoelen van de sproeitanks, afspoeling na voerbehandeling, uitspoeling uit behandelde velden en depositie over lange afstand.

Er worden twee soorten van bronnen onderscheiden waaruit gewasbeschermingsmiddelen in het milieu terecht komen: punt of puntbronnen en diffuse bronnen. Punt of semi-puntbronnen zijn gelokaliseerde bronnen waarlangs gewasbeschermingsmiddelen in het milieu komen en dit op een beperkt aantal locaties. Voorbeelden van punt of semi-puntbronnen zijn bijvoorbeeld lekkages, lozen van spuitresten, enz. Diffuse bronnen kunnen niet worden toegeschreven aan een specifieke locatie of persoon, maar zijn alom tegenwoordig. Diffuse bronnen zijn bijvoorbeeld spuittoepassingen, uitloging, depositie, afspoeling, enz.

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Het gebruik (kg/jaar) van gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen wordt geschat op basis van verkoopcijfers van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD VVVL). Het betreft de hoeveelheid actieve of werkzame

vlaams milieu-input-outputmodel 57 stof en niet de handelsformuleringen welke nog allerlei hulpstoffen bevatten (solventen, uitvloeiers, vulstoffen, e.a.). Onderstaande figuur geeft hiervan een overzicht.

*geen verkoopcijfers beschikbaar

Figuur 6: Overzicht van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen in miljoen kg actieve stof (Bron : VMM)

Zoals blijkt uit de figuur is het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen afgenomen. Tot 2001 is er een afname merkbaar in de tuinbouw. Voor niet –landbouwtoepassingen is er een sterke daling sinds 2005. Voor het gebruik in de akkerbouw is er geen trend waar te nemen in de cijfers.

Het gebruik en de mogelijke indelingen van gewasbeschermingsmiddelen zoals hoger vermeld, zeggen echter niets over de impact die wordt veroorzaakt op het milieu door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De toxiciteit van gewasbeschermingsmiddelen en de tijd die nodig is om ze af te breken verschillen sterk van stof tot stof. Daarom werd in het verleden door de VMM een indicator in het leven geroepen die deze kenmerken in rekening brengt. De indicator “Druk op het waterleven door gewasbescherming” weegt de jaarlijks verkochte hoeveelheid per gewasbeschermingsmiddel naar toxiciteit voor waterorganismen en de verblijftijd in het milieu. Deze indicator wordt uitgedrukt als de som van de verspreidingsequivalenten (∑Seq). Het is een maat voor de risico’s voor het waterleven die verbonden zijn aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De indicator wordt jaarlijks berekend in het kader van de MIRA-rapportering. Figuur 7 toont het verloop van de totale Seq-index ten opzichte van het voor 2010 vooropgesteld doel en per gebruiksgroep (landbouw, tuinbouw en overige)

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5

gebruik (miljoen kg actieve stof)

akkerbouw tuinbouw niet-landbouw

*geen verkoopcijfers beschikbaar

Figuur 7: Overzicht van de Seq-index verbonden aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen (Bron: VMM)

Uit de figuur blijkt dat de druk die op het waterleven wordt veroorzaakt voor het grootste deel afkomstig is van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de tuinbouw. Deze sector vertegenwoordigde in 2008 72% van de totale druk die werd veroorzaakt.

Op dit moment wordt in Vlaanderen de ΣSeq-indicator gebruikt om een beeld te krijgen van de evolutie van het gebruik van gewasbeschermingsmaatregelen doorheen de jaren en meer specifiek ook van de impact van het gebruik op mens en milieu. De grootste beperking van de ΣSeq-indicator is dat deze slechts rekening houdt met de impact op één milieucompartiment, namelijk het oppervlaktewater.

Een andere risico-indicator die een idee probeert te geven van de impact van gewasbeschermingsmiddelen op 12 of meer mens- en milieucompartimenten is de POCER-indicator (Pesticide Occupational and Environmental Risk Indicator). Deze POCER-indicator tracht de impact van verschillende beperkende maatregelen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw te evalueren op verschillende componenten:

toepasser, werknemer (die in een bespoten veld werkt), omstaander (toevallige voorbijganger tijdens en na bespuiting), persistentie, grondwater, waterorganismen, vogels, regenwormen, bijen en nuttige arthropoden. Zoals ook blijkt uit onderstaande figuur geeft deze indicator een genuanceerd beeld, maar tegelijkertijd ook een zeer complex beeld om te interpreteren.

0 20 40 60 80 100 120

index seq (totaal seq 1990 = 100)

Seq akkerbouw Seq tuinbouw Seq niet-landbouw totaal Seq

doel Seq 2010

vlaams milieu-input-outputmodel 59 Bron: VMM

Figuur 8: Overzicht van de POCER-index verbonden aan de top 100 van de gewasbeschermingsmiddelen gebruikt in Vlaanderen

Pesticiden in andere IO-modellen

 USA Input Output 98

In de USA IO 98 zijn emissies verbonden aan het gebruik van pesticiden opgenomen. Er wordt hiervoor gebruik gemaakt van de NCFAP (National Center for Food and Agricultural Policy) database. In deze databank is het gebruik van 235 pesticiden voor 88 verschillende types van gewassen opgenomen (stand van zaken in 1997, rapportering in 2000).

Of het gebruik van een pesticide resulteert in een emissie naar lucht, water of bodem is sterk afhankelijk van de eigenschappen van het product, het klimaat enz. Echter, in het model wordt met deze argumenten geen rekening gehouden en worden de emissies van pesticiden beschouwd als emissies naar de bodem. Bovendien wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de toegepaste hoeveelheid gelijk is aan de emissie. Er wordt dus met andere woorden verondersteld dat de gebruikte hoeveelheden rechtstreeks worden geëmitteerd naar de bodem.

 EU27 NAMEA

In de EU27 NAMEA zijn eveneens emissies verbonden aan het gebruik van pesticiden opgenomen, zij het in beperkte mate. Er zijn voor 3 types van pesticiden gegevens opgenomen. Het is onduidelijk waarop de opgenomen informatie is gebaseerd. Het gebruik van pesticide wordt ook hier beschouwd als een emissie naar de bodem.

 EXIOPOL

Het is momenteel onduidelijk of en hoe pesticiden zijn opgenomen in EXIOPOL. Tijdens de ontwikkelingsfase werden bij het afbakenen van de emissies die in het model opgenomen zouden kunnen worden, ruim driehonderd types van pesticiden opgenomen. Er werd voorzien om deze emissies te beschouwen als emissies naar bodem (zie DIII 4 b 1_FINAL, oktober 2008). Echter in Deliverable DIII 1 a 5, annex III (januari 2008), waar de geharmoniseerde classificatie van de te gebruiken milieugegevens in het model wordt voorgesteld, worden slechts 11 pesticiden vermeld, op te nemen als emissie naar lucht. Uit recente contacten met

0 20 40 60 80 100 120

1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2007

RItoepasser RIwerknemer RIomstander

RIconsument RIpersistentie RIgrondwater

RIwaterorganismen RIvogels RIregenwormen

RIbijen RIzoogdieren RInuttige artropoden

risico-index (1993 =

de uitvoerders van dit project is gebleken dat emissies van pesticiden uiteindelijk niet werden opgenomen in het model.