• No results found

pdf bestandUpdate monetaire tabellen naar 2007 (409 kB)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "pdf bestandUpdate monetaire tabellen naar 2007 (409 kB)"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Update van de monetaire gegevens in het Vlaams milieu-input- outputmodel

Augustus 2011

Luc Avonds, la@plan.be en Guy Vandille, gv@plan.be

Abstract - In het kader van het opstellen van het Vlaams milieu-input-outputmodel heeft het Federaal Planbureau een update gemaakt van de monetaire input-outputtabellen voor Vlaande- ren. De eerste versie was voor het jaar 2003 geconstrueerd. Dit rapport toont hoe de versie voor het jaar 2007 werd opgesteld.

Jel Classification - R15

Keywords - Regionaal, input-outputtabellen, aanbod- en gebruikstabellen

Acknowledgements - Dit rapport kwam tot stand in opdracht en met de financiële steun van het Vlaams Gewest (LNE, OVAM, VMM). Verder gaat onze dank ook uit naar Hans De Dyn, Bertrand Jadoul en Monica Maeseele van de Nationale Bank van België voor het verstrekken van de benodigde gegevens en het afbakenen van de confidentialiteitslimieten.

Federaal Planbureau

Economische analyses en vooruitzichten

(2)
(3)

Executive Summary

In 2007 the Federal Planning Bureau constructed a set of monetary input-output tables for Flanders as part of a Flemish environmental input-output model. These monetary input-output tables reflected how the Flemish industries were interlinked, as well as how they were linked to the other Belgian regions and the rest of the world in the year 2003. After the construction of detailed consumption tables during the second development phase of the Flemish input-output model, the Flemish government requested a more recent version of the monetary input-output tables during the third phase of development. This report explains how the monetary input- output tables for the year 2007 were constructed.

The body of the text describes the methodology which was developed to calculate these tables.

This is done step by step, starting from the Flemish supply table at basic prices and the Flemish use table at purchasers’ prices, to finally end up with the Flemish use table of Flemish output at basic prices, and the Flemish use tables of international and regional imports. On the basis of the use table of Flemish output and the supply table the Flemish input-output table can be cal- culated. The calculation of interregional tables underlying the tables for Flanders, makes it poss- ible to also calculate the input-output table for regional imports. These two input-output tables and the use table of international imports are the three tables which will have to be used in or- der to assess the impact of changes in Flemish final demand on the environmental variables.

In doing so one always needs to keep in mind that the Flemish tables were not constructed bot- tom-up. Due to a lack of data they were primarily calculated by means of top-down methods.

As a consequence the results should not be considered to be official statistics. They were con- structed for a particular purpose, namely the application as part of the Flemish environmental input-output model. The tables could be improved if more regional data were available. More particularly, the availability of regional trade data (international as well as interregional) could make the calculations of the international and interregional relations of Flanders much more precise. The problem to discern the different regional activities of multiregional firms could be solved if the local kind of activity unit instead of the enterprise were to be used as the statistical unit in Belgium.

One also needs to keep in mind that the Flemish supply and use tables, as well as the corres- ponding input-output tables are in current prices. When the emission coefficients per unit of industry output are compared between the years 2003 and 2007, changes in these coefficients will incorporate both changes in emission technology and changes in prices. This does not affect the precision of the input-output calculations, however, conditionally on the use of a set of envi- ronmental variables for 2003 and 2007 respectively.

(4)

Inhoudstafel

1. Inleiding ... 1

2. Beschrijving van de werkwijze en voorstelling van de resultaten ... 8

2.1. Aanbod- en gebruikstabellen 8

2.1.1. De Vlaamse aanbodtabel tegen basisprijzen 8

2.1.2. De Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen 11

2.1.3. De Vlaamse gebruikstabel tegen “basis-, c.i.f.”-prijzen 20 2.1.4. De Vlaamse gebruikstabel voor de internationale invoer en de nationale output 22 2.1.5. De Vlaamse gebruikstabel voor de regionale output en voor de regionale invoer 25

2.2. Vlaamse input-outputtabellen 29

(5)

Lijst van tabellen

Tabel 1: de gehanteerde classificaties in de voorbeelden 7

Tabel 2: output, toegevoegde waarde en intermediair verbruik in de NR, RR, nationale en regionale AGT

(jaar 2007, miljoenen euro’s) 10

Tabel 3: de nationale en Vlaamse aanbodtabellen (2007, miljoenen euro’s) 11 Tabel 4: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen tegen aankoopprijzen (2007, miljoenen euro’s) 19 Tabel 5: de nationale en Vlaamse tabellen betreffende de handelsmarges (2007, miljoenen euro’s) 21

Tabel 6: de nationale en Vlaamse tabellen betreffende het saldo van de productgebonden belastingen en

subsidies (2007, miljoenen euro’s) 21

Tabel 7: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen tegen basis-, c.i.f. prijzen (2007, miljoenen euro’s) 22 Tabel 8: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen voor de internationale invoer (2007, miljoenen euro’s)23

Tabel 9: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen tegen basisprijzen voor de binnenlandse output (2007,

miljoenen euro’s) 25

Tabel 10: de Vlaamse gebruikstabel voor de regionale output 29

Tabel 11: de Vlaamse gebruikstabel van de regionale invoer (2007, miljoenen euro’s) 29 Tabel 12: de Vlaamse regionale input-outputtabel (2007, miljoenen euro’s) 31 Tabel 13: de interregionale input-outputtabel van het Vlaams Gewest (2007, miljoenen euro’s) 32 Tabel 14: de nationale bedrijfstak x bedrijfstak tabel (2007, miljoenen euro’s) 32

Lijst van figuren

Figuur 1 : Een regionale monetaire IO-tabel 4

Figuur 2 : De Vlaamse aanbodtabel 8

Figuur 3 : De Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen 12

Figuur 4 : De Vlaamse gebruikstabel van de Belgische output en de internationale invoer 23 Figuur 5 : De Vlaamse gebruikstabel van de Vlaamse output en de regionale invoer 26

Lijst van afkortingen

ADSEI : Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie

AGT: Aanbod- en GebruiksTabellen

(6)

BBP: Bruto Binnenlands Product

c.i.f.: cost insurance freight

COICOP: Classification Of Individual COnsumption according to Purpose

CPA: Classification of Products by Activity

ESER: Europees Stelsel van Economische Rekeningen

ESR: Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen

FPB: Federaal PlanBureau

f.o.b.: free on board

HBO: HuishoudBudgetOnderzoek

INR: Instituut voor Nationale Rekeningen

IOT: Input-OutputTabellen

KUL: Katholieke Universiteit Leuven

NACE: Nomenclature statistique des Activités économiques dans la Communauté Européenne

NR: Nationale Rekeningen

RR: Regionale Rekeningen

SDP: Supply Demand Pool

SLQ: Simple Location Quotient

(7)

1. Inleiding

In 2007 heeft het Federaal Planbureau (FPB) in opdracht van de Vlaamse Overheid regionale input-outputtabellen (IOT) voor het jaar 2003 (overeenstemmend met de Nationale rekeningen (NR) versie 2005, gepubliceerd in 2006) opgesteld. De compilatie van deze regionale input- outputtabellen (RIOT) voor 2003 is beschreven in een bijhorend rapport (Avonds L. & Vandille G., 2008). Een input-outputsysteem beschrijft op gedetailleerde wijze het productieproces van een economie en de hiermee gepaard gaande goederen- en dienstenstromen en omvat aanbod- en gebruikstabellen (AGT) en input-outputtabellen (IOT). AGT koppelen productgroepen aan bedrijfstakken, terwijl IOT symmetrisch zijn en dus productgroepen aan productgroepen, hetzij bedrijfstakken aan bedrijfstakken, koppelen. 1 AGT dienen vooral statistische doeleinden, terwijl IOT eerder gebruikt worden voor analysedoeleinden.

De kolommen en rijen van IOT geven de input- en outputstructuren van de (homogene of hete- rogene) bedrijfstakken weer. Langs de inputzijde (kolomsgewijze lezing van de IOT) wordt weergegeven welke inputs verwerkt worden bij de productie van de output van iedere bedrijfs- tak. Dit betreft enerzijds intermediaire inputs die aangekocht worden bij andere bedrijfstakken of ingevoerd worden, en anderzijds primaire inputs die tijdens het productieproces in de be- drijfstak zelf ontstaan, met name de toegevoegde waarde en sommige belastingen. Langs de outputzijde (rijgewijze lezing van de IOT) geeft de tabel de bestemming weer van de output van iedere bedrijfstak, met name intermediaire leveringen aan de andere bedrijfstakken en leve- ringen aan het finaal verbruik (goederen en diensten die niet aangewend worden in het produc- tieproces van andere goederen en diensten en dus dienen voor private en overheidsconsumptie, investeringen of uitvoer).

Een traditionele input-outputtabel is niet dynamisch en slaat dus maar op één periode (meestal één jaar). Een nationale of regionale input-outputtabel is gerelateerd met de basis van de natio- nale of regionale rekeningen (aanbod en verbruik van goederen en diensten, productie en in- komensvorming) Alle verdere fases van de nationale boekhouding vallen buiten het kader van een traditionele input-outputtabel.

Door de inputstructuren van de bedrijfstakken uit te drukken als coëfficiënten in termen van hun output kan een input-outputtabel omgezet worden in een eenvoudig lineair model waar- van het resultaat de impact weergeeft van het finaal verbruik van een goed of een dienst op de output van iedere bedrijfstak en vervolgens op zijn bijdrage tot het BBP en tewerkstelling. Deze impact bestaat niet enkel uit het direct effect dat enkel plaatsvindt in de bedrijfstak die het pro- duct levert aan de finale verbruiker, maar omvat ook de indirecte effecten veroorzaakt door de

1 IOT kunnen dus zowel opgesteld worden voor een aggregatie van statistisch waargenomen eenheden (onderne- mingen, lokale vestigingen, bedrijfseenheden…, zogenaamde heterogene bedrijfstakken) als voor een aggregatie van analytisch geconstrueerde eenheden (zogenaamde homogene bedrijfstakken, samenvallend met productgroe- pen).

(8)

interdependenties tussen verschillende bedrijfstakken (intermediaire leveringen). De verhou- ding tussen de totale impact en het direct effect is de zogenaamde input-outputmultiplicator.

De band tussen het input-outputsysteem en de nationale regionale rekeningen wordt in het huidige Europese systeem van nationale en regionale rekeningen, het ESR 1995, niet meer ge- legd door de IOT (zoals in het ESER792 het geval was), maar door de AGT. De bedrijfstakken in de AGT zijn heterogeen, in de zin dat ze een groepering zijn van waargenomen statistische een- heden. Aangezien in de Belgische nationale rekeningen de ondernemingen (en niet de vestigin- gen) fungeren als statistische eenheid, is die heterogeniteit vrij groot. De graad van heterogeni- teit kan worden afgelezen uit de aanbodtabel. Die geeft immers de mate weer waarin bedrijfs- takken niet enkel hoofdproductie (hun karakteristiek product) maar ook nevenproductie (het karakteristiek product van andere bedrijfstakken) realiseren. De gebruikstabel geeft het inter- mediair verbruik weer van goederen en diensten door deze bedrijfstakken, alsook hun primaire inputs en hun finaal verbruik.

De transformatie van AGT naar IOT laat toe meer inzicht te krijgen in de volgende drie punten:

– ten eerste, de mate waarin de inputs van de bedrijfstakken verdeeld zijn over hun hoofd- en nevenproducties. Die wordt bepaald door input-outputtabellen gebaseerd op homo- gene bedrijfstakken (officieel “product x product”-tabellen genoemd) te berekenen. Deze zijn zodanig (analytisch) geconstrueerd dat de bedrijfstakken maar één type goed of dienst (hun karakteristiek product) voortbrengen. Hun overige productie (nevenproduc- tie) wordt met de bijhorende (geschatte) inputs overgebracht naar de bedrijfstakken waar ze het karakteristieke product van zijn. Men kan aantonen dat enkel “product x product”- tabellen, en dan nog wel enkel diegene die gebaseerd zijn op het principe van product- technologie (ieder product heeft een unieke inputstructuur ongeacht in welke bedrijfstak het als hoofd- of nevenproduct wordt voortgebracht), overeenstemmen met de principes van input-output analyse.

– ten tweede, de mate waarin de output van de heterogene bedrijfstakken verdeeld is over de componenten van het intermediair en finaal gebruik, gegeven per product in de AGT.

Die wordt bepaald door input-outputtabellen gebaseerd op heterogene bedrijfstakken (officieel “bedrijfstak x bedrijfstak”-tabellen genoemd) te berekenen, gebaseerd op be- paalde veronderstellingen met betrekking tot de verkoopstructuur. De meest gebruikte veronderstelling is deze van een “fixed product sales structure”. Hierbij is het aandeel van iedere (heterogene) bedrijfstak in alle componenten van het intermediair en finaal verbruik van een product gelijk aan het aandeel van deze (heterogene) bedrijfstak in de totale nationale of regionale productie van dit product. Dit soort “bedrijfstak x bedrijfs- tak”-tabellen is heel eenvoudig te berekenen maar is in principe minder geschikt voor in- put-outputanalyse. Hun gebruik ervoor is aanvaardbaar in de mate dat ze als een redelij- ke benadering kunnen beschouwd worden van de “product x product”-tabel gebaseerd op producttechnologie waarvan de compilatie een ingewikkelde zaak is.

2 De voorloper van het ESR 95.

(9)

– ten derde, het onderscheid tussen gebruik uit nationale en/of regionale invoer en gebruik afkomstig van nationale of regionale productie. Het is noodzakelijk dit onderscheid te maken om impactstudies te kunnen maken. Indirecte effecten in België worden immers enkel veroorzaakt door intermediair verbruik van in België geproduceerde goederen en diensten.

Een ander, door het ESR 95 voorgeschreven, maar niet essentieel kenmerk van de IOT is de an- dere waardering van de stromen dan in de AGT. In de aanbodtabel is de nationale productie gewaardeerd tegen basisprijzen. Dit is de opbrengstprijs van de producent. Dit betekent ten eerste dat de indirecte belastingen die per eenheid product geïnd worden (BTW, accijnzen, regi- stratierechten, …) en subsidies die per eenheid product worden toegekend uit de prijs verwij- derd worden. Ten tweede betekent dit dat de prijzen van de goederen geen distributiemarges omvatten. Deze worden apart geregistreerd als een productie van de bedrijfstakken van de dis- tributiesector. Het aanbod van invoer wordt geregistreerd tegen een overeenstemmende prijs, de zogenaamde “c.i.f.”3-prijs. Dit is de prijs tot aan de grens van het invoerende land (exclusief invoerbelastingen). In de gebruikstabel zijn alle stromen gewaardeerd tegen aankoopprijzen.

Dit is de prijs betaald door de verbruiker, dus inclusief het saldo van de productgebonden be- lastingen en inclusief de distributiemarges voor de goederen. De hiermee overeenstemmende prijs voor de uitvoer is de “f.o.b.”4-waarde, de prijs aan de grens van het uitvoerende land. In de IOT zijn alle stromen gewaardeerd tegen “basis/c.i.f.”-prijzen. Het saldo van de productgebon- den belastingen en subsidies wordt uit de prijs verwijderd. Het totaal van de productgebonden belastingen en het negatieve totaal van de productgebonden subsidies op het intermediair ver- bruik van iedere bedrijfstak wordt overgebracht naar de primaire inputs. De totale productie- kosten van een bedrijfstak moeten immers onveranderd blijven. Distributiemarges op het ver- bruik van goederen worden getransfereerd naar verbruik geleverd door de bedrijfstakken van de distributiesector.

Regionale input-outputtabellen zijn het equivalent van nationale input-outputtabellen voor één regio. De kern is een tabel voor het intermediair en finaal verbruik van goederen en diensten geproduceerd en verbruikt binnen de eigen regio. Analoog met wat voor het buitenland ge- beurt, worden alle andere regio’s samen als één entiteit behandeld:

– Het intermediair en finaal verbruik van producten voortgebracht in de andere regio’s wor- den in één enkele tabel van de regionale invoer samengevoegd zonder onderscheid naar de regio van oorsprong.

– De uitvoer naar de andere regio’s wordt in een enkele kolom samengevoegd als onderdeel van de finale vraag zonder onderscheid naar de regio van bestemming en de aard van het verbruik (intermediair per bedrijfstak of finaal per categorie) in de invoerende regio’s.

Figuur 1 toont de (vereenvoudigde) structuur van een regionale IO-tabel voor Vlaanderen.

3 Cost, insurance, freight.

4 Free on board.

(10)

Figuur 1 : Een regionale monetaire IO-tabel

Onderliggend aan de RIOT is voorafgaand een volledig interregionaal input-outputsysteem voor de 3 gewesten ontwikkeld.

Interregionale tabellen geven de samenhang weer tussen alle regio’s van één land. De nationale tabel van het verbruik van de binnenlandse productie is dan ontbonden in n2 tabellen (met n = het aantal regio’s) die per cel telkens de stromen tussen 2 regio’s weergeven (regio van oor- sprong en van bestemming). Deze bevat dus meer informatie dan wat bekomen wordt door het gewoon samenvoegen van alle regionale tabellen. In dit laatste geval hebben we maar 2.n tabel- len waarvan de som gelijk is aan de nationale tabel van het verbruik van binnenlandse produc- tie.

Het nieuwe project vraagt, net zoals het eerste, enkel regionale IOT voor het Vlaamse Gewest op te stellen, maar er zijn net als voor die eerste opdracht regionale IOT voor de drie (in princi- pe 4) gewesten ontwikkeld (Brussels Hoofdstedelijke Gewest, Vlaamse Gewest, Waalse Gewest, en het Extraregionale gebied5). Deze extra inspanning is ondernomen omdat net zoals de Regi- onale rekeningen (RR) van de vier gewesten moeten sommeren tot de NR, het regionale input- outputsysteem moet sommeren tot het nationale. Als men op dezelfde wijze als voor het Vlaamse Gewest regionale input-outputsystemen voor de andere gewesten maakt moet de som van al deze tabellen gelijk zijn aan het nationale input-output systeem, waarbij terzelfdertijd aberraties, zoals bijvoorbeeld een negatief finaal verbruik van een bepaald product, vermeden

5 Dit laatste heeft een marginaal aandeel in de Belgische totalen maar de nationale boekhouding moet net zoals iedere boekhouding voor 100% kloppen.

uitvoer Uitvoer WalBru

heruitvoer uitvoer Uitvoer buitenl

Totale invoer uit Wal en Bru huishoudens

(consumptie), overheid, bedrijven (investeringen) Intermediaire

consumptie Producten invoer

WalBru

Binnenlandse output Som rijen

Beloning van productiefactoren arbeid en kapitaal Bruto toegevoegde

waarde

Totale invoer uit buitenland huishoudens

(consumptie), overheid, bedrijven (investeringen) Intermediaire

consumptie Producten invoer

buitenland

Binnenlandse output huishoudens

(consumptie), overheid, bedrijven (investeringen) Intermediaire

consumptie Bedrijfstakken

Vlaams

Som kolommen Vlaamse finale vraag

Bedrijfstakken Vlaams

uitvoer Uitvoer WalBru

heruitvoer uitvoer Uitvoer buitenl

Totale invoer uit Wal en Bru huishoudens

(consumptie), overheid, bedrijven (investeringen) Intermediaire

consumptie WalBru

Binnenlandse output Som rijen

Beloning van productiefactoren arbeid en kapitaal Bruto toegevoegde

waarde

Totale invoer uit buitenland huishoudens

(consumptie), overheid, bedrijven (investeringen) Intermediaire

consumptie buitenland

Binnenlandse output huishoudens

(consumptie), overheid, bedrijven (investeringen) Intermediaire

consumptie Vlaams

Som kolommen Vlaamse finale vraag

Vlaams

(11)

dienen te worden. Als additionele test en om eventuele aberraties te kunnen opsporen en corri- geren werden daarom coherente regionale input-outputsystemen opgesteld voor ieder gewest.

De Vlaamse Overheid heeft een meer recente versie van de regionale input-outputtabellen ge- vraagd. Hiervoor is eerst, net als bij de tabel voor 2003, een interregionaal input-outputsysteem ontwikkeld. In dit rapport is de methodologie van de compilatie van dit systeem in zijn geheel beschreven. De compilatie van deze actualisering steunt op dezelfde principes als deze van het interregionaal systeem voor 2003:

– Vertrekpunt zijn de meest recente nationale aanbod- en gebruikstabellen (AGT), met name deze voor het jaar 2007 (INR, 2010a), overeenstemmend met de NR 2009 (INR, 2010b)

– Deze zijn top-down ontbonden tot een interregionaal input-output systeem voor 2007 dat overeenstemt met de cijfers van de Regionale rekeningen (RR) voor dat jaar (INR, 2010c) ui- teraard eveneens onvereenstemmend met de NR 2009;

– De opsplitsing van de nationale tabellen is gedaan door middel van een mechanische me- thode aan de hand van verdeelsleutels die hoofdzakelijk van de RR komen;

– (inter)regionale input-outputtabellen zijn het einddoel van de berekeningen. Deze zijn niet direct afgeleid van nationale input-outputtabellen. Eerst zijn regionale aanbod- en gebruik- stabellen afgeleid van de overeenstemmende nationale tabellen. Deze zijn vervolgens stap voor stap ontwikkeld tot een volledig (inter)regionaal input-outputsysteem met als eindre- sultaat interregionale IOT, net als bij het nationale input-outputsysteem, waarbij de tussen- resultaten in iedere fase corresponderen met de overeenstemmende nationale tabellen;

– De (inter)regionale IOT zijn van het bedrijfstak x bedrijfstak type.

De AGT voor 2007 van de NBB telt 326 producten (SUTPROD) en 131 bedrijfstakken (SUTTAK).

De RR worden berekend op het niveau van 125 bedrijfstakken. De ‘nationale’ AGT is dus eerst geaggregeerd tot dimensie 326x125 voor regionalisering. Dit leidt tot 125 bedrijfstakken (werk- formaat NR en RR). Hierbij zijn pro-forma de 4 bedrijfstakken bijgevoegd waarvan de activitei- ten niet (meer) in België bestaan6.

De AGT van de NBB bestaan uit een aanbodtabel gewaardeerd tegen basis-, c.i.f. prijzen (indi- viduele elementen, voor de rijtotalen bestaat er een overgang naar aankoopprijzen) en een ge- bruikstabel gewaardeerd tegen aankoop-, f.o.b. prijzen. De gebruikstabel is omgezet naar een versie gewaardeerd tegen basis-, c.i.f. prijzen met onderscheid tussen verbruik van binnenland- se output en van invoer, op gelijkaardige wijze als voor het EUKLEMS project(Avonds L., Hambÿe C. & Michel B., 2007). Hiervoor zijn de 326 SUTPROD uitgebreid met 5 handelsmarges.

Deze 5 marges zijn in alle stadia van de berekeningen behouden als extra SUTPROD. Bij de compilatie van de RIOT voor 2003 waren deze marges samengevoegd met overeenstemmende SUTPROD van de handel (handelsbemiddeling, reparatie van consumentenartikelen). De han-

6 10A1(steenkoolwinning), 11A1 (winning van aardolie- en aardgas), 12A1 (winning van uranium en thoriumertsen) en 13A1 (winning van metaalertsen).

(12)

delsmarges zijn in de huidige versie dus als afzonderlijke producten behouden doorheen de gehele procedure van de compilatie.7

Het werkformaat van de berekeningen is dus 331x129. Omwille van confidentialiteitsredenen worden de finale tabellen voor Vlaanderen opgesteld in een 118x118-formaat. Er is dus 1 be- drijfstak en 1 product meer dan in de Vlaamse tabellen voor 2003. Volgende wijzigingen qua bedrijfstakindeling (en de daarmee overeenstemmende productindeling) werden aangebracht:

– De in Vlaanderen onbestaande bedrijfstakken 11A1 (Winning van aardolie en aardgas en aanverwante diensten) en 12A1 (Winning van uranium- en thoriumerts) werden weggelaten.

– Bedrijfstakken 15B1 (Verwerking en conservering van vis en vervaardiging van visproduk- ten) en 15J1 (Vervaardiging van deegwaren, koffie en thee, en overige voedingsmiddelen) werden samengevoegd. Deze bedrijfstak dient in zijn geheel geïnterpreteerd te worden als een bedrijfstak “Overige voedingsmiddelen”.

– Bedrijfstak 15H1 (Brood, vers banketbakkerswerk, beschuit en koekjes) werd losgekoppeld van bedrijfstakken 15F1+15G1 (Maalderijen en vervaardiging van zetmeel en zetmeelpro- dukten + Vervaardiging van diervoeders).

– Bedrijfstak 16A1 (Vervaardiging van tabaksproducten) werd losgekoppeld van bedrijfstak- ken 15K1+15L1 (Vervaardiging van dranken).

– Bedrijfstakken 24B1 (Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en van chemische produkten voor de landbouw) en 24C1 (Verf, vernis en drukinkt) werden samengevoegd.

– Bedrijfstakken 24F1 (Vervaardiging van overige chemische produkten) en 24G1 (Vervaardi- ging van synthetische en kunstmatige vezels) werden van elkaar losgekoppeld.

– Bedrijfstak 26B1 (Vervaardiging van keramische produkten) werd samengevoegd met 26C1 (Vervaardiging van cement, kalk en gips) in plaats van met 26D1 (Vervaardiging van artike- len van beton, gips en cement, natuursteen en overige niet-metaalhoudende produkten).

– Bedrijfstak 35A1 wordt nu 35A1+B1+C1 genoemd, en bedrijfstak 35B1 wordt 35D1 genoemd, zodat de namen van deze bedrijfstakken nu overeenstemmen met de namen in de Belgische input-outputtabellen. Aan de inhoud van deze bedrijfstakken verandert dit evenwel niets.

– Bedrijfstak 60C1 (Goederenvervoer over de weg en verhuisdiensten; vervoer via pijpleidin- gen) werd losgekoppeld van bedrijfstak 60A1+B1+B3 (Vervoer per spoor, personenvervoer te land volgens een dienstregeling, taxis, overig vervoer van personen te land).

– Bedrijfstakken 85A1 (Gezondheidszorg) en 85B1 (Veterinaire diensten) werden van elkaar losgekoppeld.

In deze nota worden de resultaten, ter wijze van illustratie getoond op het niveau van 3 produc- ten (CPA P3) en 3 bedrijfstakken (NACE A3). Het gaat hierbij om de volgende bedrijfstakken en de daarmee overeenstemmende producten:

7 In de finale tabellen zijn deze marges uiteraard wel bij de producten opgenomen.

(13)

Tabel 1: de gehanteerde classificaties in de voorbeelden

CPA (P3) NACE (A3)

1. Producten van de landbouw, bosbouw, visserij en aqui- cultuur (CPA 01 t/m 05)

1. Landbouw, jacht en bosbouw; visserij en aquicultuur (NACE 01 t/m 05)

2. Delfstoffen, industriële producten, energie, bouwkundi- ge en civieltechnische werken (CPA 10 t/m 45)

2. Industrie, energie en bouwnijverheid (NACE 10 t/m 45)

3. Dienstverlening (CPA 50 t/m 95) 3. Dienstverlening (NACE 50 t/m 95)

(14)

2. Beschrijving van de werkwijze en voorstelling van de resultaten

In deel 1 van dit hoofdstuk wordt de berekening van de AGT voorgesteld. Daarna gaan we in op de methodologie om de IOT hieruit af te leiden.

2.1. Aanbod- en gebruikstabellen

In dit deel wordt uitgelegd hoe de Vlaamse aanbod- en gebruikstabellen werden berekend.

Eerst wordt de Vlaamse aanbodtabel tegen basisprijzen behandeld. Vervolgens wordt de Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen voorgesteld. Deze wordt daarna omgezet in een tabel tegen “basis-/c.i.f.”-prijzen, en gesplitst in een gebruikstabel van de Belgische output tegen basisprijzen enerzijds en een gebruikstabel van de internationale invoer tegen “c.i.f.”-prijzen anderzijds. Ten slotte wordt de Vlaamse gebruikstabel van de Belgische output gesplitst in een gebruikstabel van de Vlaamse output en een gebruikstabel van de regionale invoer.

2.1.1. De Vlaamse aanbodtabel tegen basisprijzen

Figuur 2 toont de verschillende onderdelen waaruit de Vlaamse aanbodtabel bestaat. De aan- bodtabel geeft het aanbod (de output) van producten weer door de verschillende Vlaamse be- drijfstakken enerzijds (dit wordt ook de maaktabel genoemd) en door de niet-Vlaamse aanbie- ders anderzijds (de invoer, zowel internationaal als uit de andere regio’s).

Figuur 2 : De Vlaamse aanbodtabel

In de basisgegevens van de RR8 is de totale output, P.1 (alsook het intermediair verbruik, P.2) per bedrijfstak enkel regionaal verdeeld voor de combinatie tussen de AGT-bedrijfstakken en de institutionele sectoren S.11 en S.14. De bruto toegevoegde waarde (B1.g) daarentegen is ver- deeld voor de combinatie tussen de AGT-bedrijfstakken en de vijf institutionele sectoren die onderscheiden worden in de nationale rekeningen. Deze institutionele sectoren zijn :

8 Niet-gepubliceerde data, ter beschikking gesteld door de Nationale Bank.

Totaal aanbod Buitenlands,

Waals en Brussels aanbod Vlaams aanbod

= Vlaamse maaktabel 3 Producten

Totaal aanbod Invoer

3 Vlaamse bedrijfstakken

Totaal aanbod Buitenlands,

Waals en Brussels aanbod Vlaams aanbod

= Vlaamse maaktabel 3 Producten

Totaal aanbod Invoer

3 Vlaamse bedrijfstakken

(15)

– S11: Niet-financiële vennootschappen – S12: Financiële vennootschappen – S13: Overheid

– S14: Huishoudens

– S15: Instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van de huishoudens

De vereisten van Eurostat betreffende de RR zijn zeer beperkt. Enkel de bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak is vereist, niet de output en het intermediair verbruik.

De AGT-bedrijfstakken zijn zeer homogeen wat betreft hun combinatie met deze institutionele sectoren:

– de bedrijfstakken eindigend op “2” behoren tot de sector S.12 – de bedrijfstakken eindigend op “3” behoren tot de sector S.13 – de bedrijfstakken eindigend op “5” behoren tot de sector S.15

– de overige bedrijfstakken hebben bijna allemaal een deel dat behoort tot de sector S.11 en een deel dat behoort tot de sector S.14 (een aantal behoren wel volledig tot S.11)9.

De regio’s zijn gecodeerd volgens de NUTS classificatie:

– 100: Brussels Hoofdstedelijke Gewest – 200: Vlaamse Gewest

– 300: Waalse Gewest – 400: Extraregionale Gebied

De totalen voor P.1 en P.2. in de RR (NR) en de AGT komen perfect overeen, zoals tabel 2 toont.

Bij de AGT 2003 waren er enkele verschillen met de NR (versie NR 2005). Hier klopte enkel B.1g volledig(Avonds L., 2007a en 2007b).

9 Uitzonderingen zijn 22A1 (Uitgeverijen, S.11, S13 en S.14) en 67A1 (Hulpbedrijven i.v.m. financiële instellingen en het verzekeringswezen, S.12 en S.14)

(16)

Tabel 2: output, toegevoegde waarde en intermediair verbruik in de NR, RR, nationale en regionale AGT (jaar 2007, miljoenen euro’s)

Regionale Rekeningen (Bron: INR, RR 2007; gepubliceerd + niet-gepubliceerd)

P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)

100 200 300 400 tot. 100 200 300 400 tot. 100 200 300 400 tot.

S.11 91128 355971 101884 0 548983 29527 116276 39101 0 184904 61601 239695 62783 0 364079

S.12 - - - - - 9162 5129 1869 0 16159 - - - - -

S.13 - - - - - 11067 20647 13121 157 44992 - - - - -

S.14 6060 42279 20546 0 68885 5026 29703 14665 0 49394 1034 12576 14069 0 27679

S.15 - - - - - 989 1338 676 0 3003 - - - - -

tot. - - - - - 55771 173093 69433 157 298453 - - - - -

Nationale Rekeningen (Bron: INR, NR 2007)

P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)

S.11 - - - - 548983 - - - - 184904 - - - - 364078

S.12 - - - - 34769 - - - - 16159 - - - - 18610

S.13 - - - - 57008 - - - - 44992 - - - - 12015

S.14 - - - - 68885 - - - - 49394 - - - - 19490

S.15 - - - - 4520 - - - - 3003 - - - - 1517

tot. - - - - 714164 - - - - 298453 - - - - 415711

Nationale AGT (Bron: INR, AGT 2007)

P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)

S.11 - - - - - - - - - - - - - - -

S.12 - - - - - - - - - - - - - - -

S.13 - - - - - - - - - - - - - - -

S.14 - - - - - - - - - - - - - - -

S.15 - - - - - - - - - - - - - - -

tot. - - - - 714164 - - - - 298453 - - - - 415711

Regionale AGT (Bron: Federaal Planbureau, eigen berekeningen)

P.1(output) B.1g (bruto toegevoegde waarde) P.2 (intermediair verbruik)

S.11 - - - - - - - - - - - - - - -

S.12 - - - - - - - - - - - - - - -

S.13 - - - - - - - - - - - - - - -

S.14 - - - - - - - - - - - - - - -

S.15 - - - - - - - - - - - - - - -

tot. 132820 437070 144065 209 714164 55771 173093 69433 157 298453 77050 263977 74633 52 415711

Voor de regionale verdeling van de output per bedrijfstak van de bedrijfstakken die tot S.11 en S.14 horen, konden de outputcijfers van de RR gewoon overgenomen worden. Voor de regiona- le verdeling van de output van de bedrijfstakken die tot S.12, S.13 en S.15 behoren, is de regio- nale verdeling van de bruto toegevoegde waarde als verdeelsleutel genomen.

Voor de bedrijfstak 60B3 Personenvervoer te land volgens een dienstregeling, niet-markt (de regionale maatschappijen voor openbaar vervoer behorende tot S.13) konden regionale output- en inputcijfers afgeleid worden uit het basismateriaal voor de berekening van de Rekening van de Gemeenschappen en Gewesten (zie verder).

Dit levert uiteindelijk de regionale verdeling op van de output van elke bedrijfstak.

(17)

Een volgende stap is de indeling van de totale output per bedrijfstak volgens de geproduceerde producten. De bedrijfstakken van het Extraregionale gebied, 75A3 (Openbaar bestuur, excl. de- fensie en verplichte sociale verzekering) en 75B3 (Defensie) zijn als homogeen verondersteld10. Voor de bedrijfstakken in de drie “echte” regio’s is verondersteld dat ze de nationale product- mix hebben (met uitzondering uiteraard van de bedrijfstakken 75A3 en 75B3 die in de drie re- gio’s dezelfde samenstelling hebben als in de nationale aanbodtabel min de output van deze bedrijfstakken in het Extraregionale gebied).

Het resultaat voor Vlaanderen wordt gepresenteerd in tabel 3. Ter vergelijking wordt ook de nationale aanbodtabel getoond. Deze tabellen bevatten twee extra kolommen, één voor het sal- do van de productgebonden belastingen min de productgebonden subsidies, en één voor de marges. Deze kolommen worden aan de aanbodtabel toegevoegd om de overgang naar het to- taal aanbod per product tegen aankoopprijzen te kunnen maken, wat noodzakelijk is om de aanbodtabel te kunnen vergelijken met de gebruikstabel.

Tabel 3: de nationale en Vlaamse aanbodtabellen (2007, miljoenen euro’s)

01 02 03 P.1 P.7 reg. invoer tot., basisprijzen D.21-D.31 marges tot., aankoopprijzen België

01 7184 79 48 7311 6224 - 13535 292 3739 17566

02 101 271670 12201 283972 212672 - 496645 24611 66112 587367

03 19 14476 408385 422880 39433 - 462313 11730 -69850 404192

tot. 7304 286226 420634 714164 258329 - 972493 36632 0 1009125

Vlaams Gewest

01 5170 73 25 5268 4542 104 9914 185 2515 12614

02 66 185687 7991 193743 142655 4874 341272 14902 43103 399278

03 12 9781 228265 238058 24757 24891 287707 6742 -45618 248831

tot. 5248 195541 236281 437070 171955 29868 638893 21830 0 660723

De internationale (P.7) en regionale invoer, de productgebonden belastingen minus subsidies (D.21-D.31, deze zijn inclusief de niet-aftrekbare BTW) en marges van de regio’s kunnen in dit stadium nog niet berekend worden en zijn daarom hier schuin afgedrukt.

2.1.2. De Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen

De gebruikstabel bestaat uit een intermediair, een primair en een finaal luik. Het intermediaire deel omvat het gebruik van producten door de verschillende bedrijfstakken om hun output te realiseren. Het primaire luik betreft de bruto toegevoegde waarde. Het luik omtrent de finale vraag omvat de consumptieve vraag door de huishoudens, door de instellingen zonder winst- oogmerk ten behoeve van de huishoudens, en door de overheid, de investeringen door de overheid en de bedrijven, en ten slotte de uitvoer. Dit wordt geïllustreerd in figuur 3.

10 In tegenstelling met het jaar 2003 komt Openbaar onderwijs in 2007 niet meer voor in het Extraregionale gebied.

(18)

Figuur 3 : De Vlaamse gebruikstabel tegen aankoopprijzen

Het is de gebruikstabel gewaardeerd tegen aankoopprijzen, inclusief de niet aftrekbare BTW (D.211) die is geregionaliseerd. Voor de berekening van de nationale IOT (tegen basisprijzen) vertrekt het FPB van een versie tegen aankoopprijzen exclusief BTW maar als onderdeel van de NR zijn de AGT gewaardeerd inclusief de niet aftrekbare BTW.

a. Het intermediair verbruik (P.2)

Het totaal intermediair verbruik per bedrijfstak kan gewoon berekend worden door de identi- teit P.2 = P.1 – B.1g toe te passen. P.1 werd berekend voor de regionale aanbodtabellen en B1.g per bedrijfstak is reeds volledig regionaal verdeeld in de RR.

De productindeling van het intermediair verbruik per bedrijfstak is verondersteld gelijk te zijn aan dit van de overeenstemmende nationale bedrijfstak.

b. Het finaal verbruik

De consumptieve bestedingen van de huishoudens (P.31/S.14)

De handleiding van Eurostat over de regionale rekening van de huishoudens voorziet in regio- nale private consumptie, meer bepaald de consumptieve bestedingen (P.3) in de rekening van de besteding van het beschikbaar inkomen van de huishoudens. In België zijn de regionale re- keningen van de huishoudens voorlopig evenwel beperkt tot de minimumvereisten, met name de rekeningen voor de bestemming van de primaire inkomens en de secundaire inkomensver- deling.

De consumptieve bestedingen van de huishoudens zijn dan ook in 2 stappen geregionaliseerd.

Het nationale totaal is eerst over de vier regio’s verdeeld aan de hand van het netto beschikbaar Binnenlandse

output Som rijen

Beloning van productiefacto ren arbeid en kapitaal Bruto

toegevoegde waarde

Binnenlandse output + totale invoer Huishoudens en IZWHs

(consumptie), overheid (consumptie en

investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland (uitvoer)

Intermediaire consumptie 3 Producten

Vlaams + invoer

Som kolommen Finale vraag

3

bedrijfstakken

Binnenlandse output

Som rijen

Beloning van productiefacto ren arbeid en kapitaal Bruto

toegevoegde waarde

Binnenlandse output + totale invoer Huishoudens en IZWHs

(consumptie), overheid (consumptie en

investeringen), bedrijven (investeringen), buitenland (uitvoer)

Intermediaire consumptie 3 Producten

Vlaams + invoer

Som kolommen Finale vraag

3

bedrijfstakken

(19)

inkomen van de huishoudens per regio (B.6N) gegeven in de RR (inkomensrekening van de huishoudens, secundaire inkomensverdelingsrekening).Vervolgens is de private consumptie ingedeeld per AGT-product (SUTPROD) aan de hand van het regionale luik van het Huishoud- budgetonderzoek (HBO) 2007 (niet gepubliceerde versie) van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI). Hierin worden gemiddelde jaarlijkse uitgaven per huis- houden (het ‘gemiddeld’ gezin) in iedere regio geschat aan de hand van een steekproef. De ru- brieken van het HBO (6 cijfers11) zijn een verdere indeling van de COICOP12 (4 cijfers13). Wij hebben het HBO niet gebruikt om de totale regionale consumptieve bestedingen te schatten, maar enkel de indeling van deze totalen.

De HBO rubrieken zijn gekoppeld aan SUTPROD (meestal 1 HBO rubriek aan 1 SUTPROD maar soms ook 1 HBO rubriek aan meerdere SUTPROD). Hiervoor bestaat geen officiële con- versietabel.

De HBO rubrieken, aan meer dan één SUTPROD gekoppeld, zijn (bij benadering) opgesplitst aan de hand van een kruistabel van de NBB, waarin de binnenlandse private consumptie van 2007 zowel per SUTPROD als per COICOP is ingedeeld. Dit zijn nationale gegevens en boven- dien zijn de COICOP-rubrieken in deze tabel zeer geaggregeerd, zodat de opsplitsing een eer- der ruwe benadering is.

Vervolgens zijn de al dan niet opgesplitste HBO rubrieken samengevoegd per SUTPROD. Deze regionale cijfers zijn enkel als initiële verdeelsleutels op de geschatte totalen per regio toegepast.

Om regionale consumpties per SUTPROD zowel te doen overeenstemmen met de totale private consumptie per regio als de nationale private consumptie per SUTPROD is tenslotte de RAS methode14 gebruikt.

De private consumptie van de producten overig personenvervoer te land, niet-markt (bij bena- dering het gedeelte van de output van regionale maatschappijen voor openbaar vervoer dat niet gedekt wordt door toelagen) en openbaar onderwijs (inschrijvingskosten en schoolbewaking in het vrij onderwijs) is anders behandeld. De regionale verdeling werd hier afgeleid uit de bere- keningen van de rekening van de Gemeenschappen en gewesten (zie verder).

Als we de samenstelling van de private consumptie bekijken dan merken we op dat het aandeel van het verbruik van diensten in de private consumptie in het Brussels Gewest nog steeds, zoals

11 De laatste 2 cijfers vormen wel samen één subrubriek. In feite zijn er dus 5 niveaus in de structuur van de classifica- tie.

12 Classification Of Individual COnsumption according to Purpose.

13 De eerste 2 cijfers vormen wel samen één hoofdrubriek. In feite zijn er dus 3 niveaus in de structuur van classifica- tie.

14 De RAS-methode is een wiskundige procedure om een matrix te schatten waarvan men wel de randtotalen maar niet de individuele elementen kent. Men maakt een initiële schatting van deze matrix (waarvan de randtotalen ver- schillen van de doelwaarden). De RAS methode berekent door middel van een iteratieve procedure de biproportio- nele matrix (proportioneel volgens de rijen en volgens de kolommen) die het dichtst bij de initiële matrix ligt (en ui- teraard aan de randtotalen voldoet). Voorwaarde is wel dat de matrices geen negatieve elementen bevatten.

(20)

in 2003, hoger is dan in de andere 2 gewesten maar dat de verschillen tussen de gewesten wel kleiner zijn geworden.

De consumptieve bestedingen van de overheid (P.3/S.13)

De consumptieve bestedingen van de overheid zijn in de berekening van de RIOT net als bij de IOT van het jaar 2005 onderverdeeld gebleven in individuele en collectieve bestedingen.

– Individuele consumptieve bestedingen van de overheid (P.31/S.13) zijn uitgaven van de overheidssector voor goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse be- vrediging van de individuele behoeften van de gemeenschap (in dit geval huishoudens).

Hieronder vallen zowel goederen en diensten aangekocht door de overheid die vervolgens aan de huishoudens worden verstrekt (D.631), als goederen en diensten die geproduceerd worden door de overheid (D.632).

– Collectieve consumptieve bestedingen van de overheid (P.32) zijn uitgaven van de over- heidssector voor goederen en diensten die worden gebruikt voor de rechtstreekse bevredi- ging van de collectieve behoeften van de gemeenschap (gelijktijdig verstrekt aan de gehele of een deel van de samenleving). In de praktijk betreft het enkel diensten geproduceerd door de overheid.

Net als voor de versie voor het jaar 2003 zijn de consumptieve bestedingen van de deelstaato- verheden (Gemeenschappen en Gewesten) specifiek behandeld.

In de rekeningen van de overheid(INR, 2010d) zijn de aggregaten enkel gepubliceerd (en bere- kend) voor het totaal van alle deelstaatoverheden samen. Bij de berekening van de RIOT voor het jaar 2003 was reeds een poging ondernomen om de overheidsbestedingen te schatten per afzonderlijke deelstaatoverheid(Avonds, 2007c):

– Waals Gewest

– Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Vlaamse Gemeenschap

– Franse Gemeenschap – Duitstalige Gemeenschap

– Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie – Franse Gemeenschapscommissie

– Vlaamse Gemeenschapscommissie

De berekeningen waren gemaakt aan de hand van het detail van de berekeningen van de reke- ning van de Gemeenschappen en Gewesten. Vertrekkende van de gegevens die dienen om de output (P.1) te berekenen, hadden we alle tussenstappen berekend die leiden tot de overheids- bestedingen.

(21)

Ondertussen is de rekening van de Gemeenschappen en Gewesten geregionaliseerd in het ka- der van het HERMREG project(Gentil, 2008). De vereisten voor de RIOT zijn anders dan voor de HERMREG regionalisering. Hierin vonden we dus geen kant en klare resultaten. We hebben de berekeningen die voor de RIOT van het jaar 2003 werden gemaakt, dus herhaald met enkele lichte wijzigingen:

– (kleine) wijzigingen in de basisgegevens;

– Aanpassing aan de methodologie van het HERMREG project: zelfde ‘filosofie’, zelfde soort gebruik van dezelfde basisgegevens.

De basisgegevens zijn afzonderlijk ingedeeld per deelstaatoverheid en per (producerende) AGT-bedrijfstak. Voor dit project is een 2 dimensionale indeling per deelstaatoverheid en per AGT bedrijfstak nodig. Hiervoor hebben we verdeelsleutels gebruikt die we hoofdzakelijk heb- ben gevonden in het jaarverslag van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole.

Deze basisgegevens voldoen ook niet aan de definities van het ESR 95. Voor de rekening van de Gemeenschappen en Gewesten worden hierop correcties toegepast die niet zijn berekend voor iedere deelstaatoverheid afzonderlijk maar enkel op gezamenlijk niveau. Ook deze correcties zijn verdeeld moeten worden over de deelstaatoverheden (hiervoor hebben we ons in de mate van het mogelijke gealigneerd op de berekeningen van HERMREG). We willen benadrukken dat we benaderingen hebben gemaakt die we bruikbaar achten binnen het kader van dit project maar niet in het algemeen binnen het kader van de openbare statistiek.

In eerste instantie is de output (P.1) berekend voor iedere combinatie AGT-bedrijfstak - deel- staatoverheid.

Vervolgens zijn de volgende componenten van de output berekend, eveneens voor alle combi- naties AGT-bedrijfstak – deelstaatoverheid:

– P.11 Marktoutput (afgezet op de markt)

– P.12 Output voor eigen finaal gebruik (in de praktijk bruto-investeringen in vaste activa) – P.131 Betalingen voor overige niet-markt output. Het betreft hier diensten die naar hun aard

niet-markt diensten zijn maar die zoals gezegd toch verkocht worden.

De “echte” overige niet-markt output (P.132) per combinatie AGT-bedrijfstak - deelstaatover- heid is als saldo bekomen. Deze is vervolgens opgedeeld in D.632 Sociale overdrachten van in- dividuele niet-marktgoederen en –diensten en P.32, steeds per combinatie AGT-bedrijfstak – deelstaatoverheid. De waarden per AGT-bedrijfstak zijn vervolgens verder ingedeeld per AGT- product aan hand van de basisgegevens en een vergelijking met de nationale AGT. De totale sociale uitkeringen in natura (D.631) per deelstaatoverheid en per overheidsfunctie15 zijn te vin- den in de basisgegevens. We hebben ze enkel verder moeten indelen volgens AGT-product. Op deze manier hebben we P.31 en P.32 voor iedere deelstaatoverheid per AGT-product geschat.

15 COFOG: Classification of the Functions of Government.

(22)

Voor de gebruikstabel van het Vlaamse Gewest zijn de consumptieve bestedingen van de Vlaamse Gemeenschap van belang. Van de consumptieve bestedingen van de Vlaamse Ge- meenschap kan men aannemen dat ze verbruikt worden in het Brusselse en het Vlaamse Ge- west16. Hoe de consumptieve bestedingen van de Vlaamse gemeenschap zijn verdeeld over de twee regio’s hangt af van het feit of het over individuele of collectieve consumptieve bestedin- gen gaat, en welk AGT-product wordt beschouwd. We willen eerst nog wel herhalen dat we ons hier niet afvragen waar deze diensten geproduceerd worden (dit is al bepaald in de RR) maar waar ze verbruikt worden.

Laten we nu eerst de individuele consumptieve bestedingen (P.31) beschouwen. De diensten van openbaar onderwijs zijn verdeeld aan de hand van de regionale indeling van het aantal leerlingen (Eding, Nijmejer, de Vet, Oosterhaven, 1998) in het Gemeenschaps- en Vrij onderwijs, te vinden op de websites van de Vlaamse Gemeenschap. Alle overige goederen en diensten zijn verdeeld volgens bevolkingscijfers, waarbij we een delicate raming van het aantal Nederlands- taligen in Brussel hebben moeten maken.

Laten we nu kijken naar de collectieve consumptieve bestedingen (P.32/S.1312). De administra- tieve diensten zijn verdeeld zoals bij de individuele consumptieve bestedingen. De overige pro- ducten zijn bijzondere gevallen:

– openbaar vervoer en diensten ter ondersteuning van vervoer zijn duidelijk gewestelijke ma- teries waarvan het verbruik volledig aan het Vlaamse Gewest is toegewezen.

– Bij wetenschappelijk onderzoek en diensten van de openbare omroep zijn we ervan uitge- gaan dat deze diensten collectief aan het ganse land ter beschikking worden gesteld, en heb- ben we het verbruik gewoon proportioneel verdeeld over de drie regio’s aan de hand van de bevolkingscijfers17.

De consumptieve bestedingen van de overige overheden (Federale Overheid, Lagere Overheid, Wettelijke Sociale Verzekeringsinstellingen) zijn proportioneel verdeeld volgens de regionale bevolking met uitzondering van de diensten van openbaar onderwijs waarvan het verbruik verdeeld is volgens de regionale indeling van het aantal leerlingen in de andere netten dan het Gemeenschaps- en Vrij onderwijs (provinciaal, gemeentelijk, …).

De instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (P.31/S.15)

De consumptieve bestedingen van de instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (P.31/S.15) zijn verdeeld volgens de regionale bevolking.

16 Een probleem is dat geen onderscheid meer te vinden is tussen de totale productie en verbruik van gewestelijke diensten enerzijds (enkel verbruik in het Vlaamse Gewest) en gemeenschapsdiensten anderzijds (verbruik in het Brusselse en Vlaamse Gewest) omdat er maar één Vlaamse administratie is.

17 Dit betekent dat eveneens een gedeelte van de productie van deze diensten door de Franse en Duitstalige Gemeen- schap als verbruikt wordt verondersteld binnen het Vlaamse Gewest.

(23)

De investeringen in vaste activa (P.51)

De totale bruto investeringen in vaste activa (P.51) per bedrijfstak zijn regionaal verdeeld in de RR. De opdeling per product is gemaakt door te veronderstellen dat de regionale investeringen per bedrijfstak dezelfde productindeling hebben als de nationale investeringen, gegeven in de nationale kruistabel van de investeringen die ons ter beschikking is gesteld door de NBB.

De nationale gebruikstabel geeft weer in welke producten er wordt geïnvesteerd. In de NR is weergegeven hoeveel de totale investeringen van iedere bedrijfstak bedragen. Deze gegevens vormen de randtotalen van de kruistabel die weergeeft hoeveel iedere bedrijfstak investeert in ieder product.

De veranderingen in voorraden (P.52)

De veranderingen in voorraden (P.52) zijn regionaal ingedeeld aan de hand van de totale regio- nale output per product.

De internationale uitvoer (P.6)

Voor de opdeling van de internationale uitvoer (P.6) is verondersteld dat het aandeel van iedere regio in de nationale uitvoer per product gelijk is aan het aandeel van ieder gewest in de totale nationale productie per product18, of met andere woorden dat elke regio per product eenzelfde aandeel van de output uitvoert als nationaal. Er is onderscheid gemaakt tussen de uitvoer naar de Europese Unie (S.21) en naar Derde landen (S.22), volgens de nationale percentages per pro- duct.

Er is, net als voor de RIOT voor het jaar 2003, beslist om de internationale uitvoer per regio van goederen te schatten los van de regionale gegevens van de statistiek buitenlandse handel.

Er bestaan inderdaad gegevens over de internationale invoer en uitvoer van goederen per ge- west. De regionale gegevens van de Statistiek buitenlandse handel, die enkel handel in goede- ren behelst, zijn voorlopig evenwel niet bruikbaar.

Regionale invoer- en uitvoergegevens over de buitenlandse handel geven totalen per goed en per regio. Indien we de economische principes van de NR uitbreiden naar de RR moet de invoer worden toegekend aan de regio waar de uiteindelijke binnenlandse verbruiker is gevestigd en uitvoer aan de regio waar de producent is gevestigd19. We volgen hier het principe dat Statistics Canada hanteert bij de compilatie van hun regionaal input-output systeem: “The region of ex- port or import refers to the ultimate region of origin and destination rather than the port of lad- ing or the region where the goods are trans-shipped. Goods that are shipped into a region but destined for another region do not constitute imports (Siddiqi Y.& Salem M., 2002) Bij inge-

18 Uitzonderingen zijn: Ruwe aardolie waar alle uitvoer is toegekend aan het Vlaams Gewest omdat er geen productie isen tweedehandspersonenwagens waar de desinvesteringen als verdeelsleutel zijn gebruikt.

19 Handelsmarges op uitgevoerde goederen moeten toegekend worden aan de regio waar de tussenpersoon gevestigd is en de uitvoer tegen basisprijzen aan de regio van de industriële producent.

(24)

voerde of uitgevoerde goederen is de invoerder of de uitvoerder (aangever voor de statistiek) niet noodzakelijk de verbruiker of de producent. Bij de nationale gegevens stelt dit geen pro- bleem. Bij invoer bevindt de uiteindelijke verbruiker zich eveneens in het land in kwestie of er vindt internationale wederuitvoer plaats. Uitgevoerde goederen zijn ooit geproduceerd in het binnenland of ingevoerd. Bij de regionale gegevens wordt de invoer toegekend aan de regio van de invoerder en de uitvoer aan de regio van de uitvoerder (aangevers voor de statistiek). Dit is niet noodzakelijk de regio van de uiteindelijke verbruiker of de oorspronkelijke producent. Dit is het zogenaamde “poorteffect”. Een bijkomend probleem is de invoer door multi-regionale ondernemingen. Dit is het zogenaamde “zeteleffect”.

Oorspronkelijk werd in de regionale statistieken van de buitenlandse handel de invoer toege- kend aan de regio waar de administratieve zetel van de aangevende onderneming gevestigd is, wat tot overschatting van de invoer in administratieve centra leidt. Deze onderneming kan bij- voorbeeld een firma zijn gespecialiseerd in import-export-operaties, wat leidt tot een overschat- ting van de invoer toegekend aan regio’s waar zich havens en luchthavens bevinden, wat in de Belgische context zeker het geval is voor het Vlaamse Gewest.

Vanaf 2002 wordt er bijkomende informatie gevraagd aan de ondernemingen om het poort- en zeteleffect zoveel mogelijk op te vangen maar men kan eraan twijfelen of hiermee het probleem is opgelost. De gehanteerde concepten en methoden zijn immers nog steeds niet deze van de RR, zoals geformuleerd door Statistics Canada.

Een eigen statistisch onderzoek van de regionale gegevens van de buitenlandse handel viel bui- ten het kader van dit project.

c. De bruto toegevoegde waarde (B.1g)

De bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak is gepubliceerd in de RR. Hieronder wordt uit- eengezet hoe de componenten van de bruto toegevoegde waarde geregionaliseerd werden.

De beloning van werknemers (D.1) is reeds volledig regionaal verdeeld in de RR. Deze cijfers kunnen gewoon overgenomen worden. Voor de niet-productgebonden belastingen (D.29), de niet-productgebonden subsidies (D.39) en het verbruik van vaste activa (K.1) zijn voor alle be- drijfstakken de nationale waarden proportioneel verdeeld aan de hand van de regionale bruto toegevoegde waarde en is het netto exploitatie-overschot (B.2N) berekend als saldo.

Deze werkwijze werd evenwel niet toegepast voor de bedrijfstakken van de niet- marktproducenten (de bedrijfstakken die volledig tot de sectoren S.13 of S.15 behoren). Volgens de regels van het ESR 95 wordt de totale output van deze bedrijfstakken gewaardeerd tegen de totale productiekosten (P.2 + D.1 + K.1 + D.29 – D.39) en is B.2N per definitie nul. Na de opsplit- sing moet B.2N ook per regio nul blijven voor deze bedrijfstakken. Daarom is voor deze speci- fieke bedrijfstakken B.2N steeds manueel op nul gezet en is K.1 als saldo berekend (dit leverde steeds positieve resultaten op).

(25)

Het luik van de toegevoegde waarde is in deze fase al afgewerkt. Dit luik wordt verder dan ook zonder verdere aanpassingen overgenomen in de gebruikstabellen tegen basisprijzen.

Tabel 4: de nationale en Vlaamse gebruikstabellen tegen aankoopprijzen (2007, miljoenen euro’s)

01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal

België

01 371 7297 1317 8986 4654 0 241 3685 17566

02 3451 170102 49268 222821 77428 0 66052 221066 587367

03 845 37930 145131 183905 133486 28328 10110 48364 404192

tot. 4667 215329 195715 415711 215568 28328 76402 273116 1009125

B.1g 2638 70896 224918 298453 P.1 7304 286226 420634 714164

Vlaams Gewest

01 269 5461 835 6565 2864 0 161 2657 367 12614

02 2506 117714 29719 149938 46641 0 41005 154116 7577 399278

03 617 25012 81845 107473 80184 16048 6014 29776 9336 248831

tot. 3392 148187 112398 263977 129689 16048 47180 186549 17280 660723 B.1g 1856 47354 123883 173093

P.1 5248 195541 236281 437070

In de tabellen werden, omwille van presentatietechnische beperkingen, bepaalde aggregaten samengevoegd tot 1 rij of 1 kolom:

– de individuele consumptieve bestedingen van de huishoudens, de instellingen zonder winstoogmerk en de overheid zijn samengevoegd in kolom P.31;

– de eigenlijke investeringen en voorraadwijzigingen zijn samengeteld in kolom P.5;

– het onderscheid tussen de uitvoer naar de Europese unie en naar derde landen is niet gemaakt, zodat de volledige internationale uitvoer terug te vinden is in kolom P.6;

– de bruto toegevoegde waarde (rij B.1g) is niet verder ingedeeld in haar componenten, met name de beloning van de werknemers (D.1), het saldo van de niet-productgebonden belastingen min de niet-productgebonden subsidies (D.29 - D.39), het verbruik van vaste activa (K.1), en het netto exploitatie-overschot (B.2N).

De regionale uitvoer van iedere regio kan pas in een later stadium geschat worden, gewaar- deerd tegen basisprijzen. Daarom is deze schuin afgedrukt.

Merk op dat de laatste kolom en rij van de nationale en regionale gebruikstabellen overeen- stemmen met de laatste kolom en rij van de nationale en regionale aanbodtabellen (tabel 3):

– totaal aanbod per product tegen aankoopprijzen = totaal verbruik per product tegen aan- koopprijzen

– totale output per bedrijfstak= totaal intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen) + bruto toegevoegde waarde (tegen aankoopprijzen).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

in Prochnow (ed.),blz.108.. Hoewel de laatstgenoemde factor sinds het ontstaan van de Eurodollarcertificaten van geringere betekenis is, dient de rente op Eurodollardeposito's in

Is het college het met de VVD eens dat de gemeente Groningen eindverantwoordelijk is voor de controles en het innen van de hondenbelasting, ook al besteedt zij dat uit aan

Original title: Behold the beauty of the Lord Lowell Alexander, Robert

Bij een verwerving door één van de partijen in onderling overleg die gezamenlijk nog geen 50 % van de eff ecten met stemrecht van de houdsteronderneming houden.. Bij verwerving

Het bezwaarschrift moet gemotiveerd zijn en te worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, Postbus 200, 3940 AE Doorn. Het

Ook voor andere personen worden deze gegevens in de RNI bijgehouden, het is echter niet altijd duidelijk waar deze wijzigingen doorgegeven kunnen worden.. Oplossingen met

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe