• No results found

De Vlaamse gebruikstabel voor de regionale output en voor de regionale invoer

Vervolgens zijn de regionale gebruikstabellen voor de binnenlandse output opgedeeld in intra- regionale gebruikstabellen die het verbruik van de regionale output van één regio weergeven en de tabellen die het verbruik van interregionale invoer in één regio weergeven, zonder even-wel de oorsprong van deze invoer in te delen naar de uitvoerende regio’s. Figuur 5 illustreert de inhoud van deze tabellen.

Figuur 5 : De Vlaamse gebruikstabel van de Vlaamse output en de regionale invoer

Om te bepalen of het Vlaamse Gewest haar verbruik uit eigen productie voldoet of invoert uit het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, het Waalse Gewest of eventueel het Extraregionale Ge-bied, werd gebruik gemaakt van de “Simple Location Quotients” (SLQ)-methode.

De SLQ-methode is een non-survey methode. Dit soort methodes hebben de neiging om het intraregionaal verbruik te overschatten en “cross-hauling” of interregionale intra-bedrijfstakhandel (regionale uitvoer en invoer van hetzelfde product door één regio) uit te slui-ten of te minimaliseren. Er zijn meerdere non-survey methodes mogelijk om de schatting te ver-richten. De SLQ-methode werd door de Vlaamse overheid geselecteerd omdat deze bij een voorstudie23 van het Vlaamse input-output project de meest geloofwaardige resultaten gaf.

De “Simple location quotients” zijn (in onze situatie met regionale aanbod- en gebruikstabellen) gelijk aan de volgende parameters:

 

Een SLQ is een maatstaf voor de mate waarin een regio haar verbruik uit eigen productie weet te voldoen. Indien

SLQ

Vj

≥ 1

besluit men dat het Vlaamse Gewest in staat is haar verbruik vol-ledig uit eigen productie te voldoen. Indien

SLQ

Vj

< 1

veronderstelt men het tegenovergestel-de.

23 Buyst W., Soete A., Haine W., Bilsen V. (2000), Uitgebereide regionale rekeningen volgens ESR95, Centrum voor Economische Studies, Katholieke Universiteit Leuven.

Totale invoer

Op basis van de beschikbare gegevens, met name de regionale gebruikstabellen van

u

dVji : het intermediair verbruik van Belgische output van product j door bedrijfstak i in het Vlaamse Gewest

u

VVji : het intermediair verbruik van Vlaamse output van goed j door Vlaamse industrie i –

f

jkVV: het intraregionaal finaal verbruik in het Vlaamse Gewest van product j voor finaal

verbruikstype k

f

jkdV: het finaal verbruik van Belgische output van product j voor finaal verbruikstype k in het Vlaamse Gewest

De regionale intermediaire en finale invoer is berekend als saldo:

VV van NR en RR kan internationale uitvoer enkel voldaan zijn uit regionale productie (of interna-tionale invoer) maar niet uit regionale invoer. De kolom P.6 in de regionale gebruikstabellen voor de regionale output is gewoon overgenomen uit de regionale gebruikstabel voor de bin-nenlandse output.

Bij de berekening van de SLQ’s kunnen een aantal problemen opduiken. Een eerste (zeer goed gekend) probleem is dat de toepassing van de SLQ’s soms tot een intraregionaal verbruik (in-clusief internationale uitvoer) voor een productgroep leidt die hoger is dan de regionale output.

Dit is telkens gecorrigeerd zodanig dat het totaal intraregionaal verbruik herleid is tot de regio-nale output.

Het tweede probleem werd vastgesteld door de simultane berekening van de regionale ge-bruikstabellen van de regionale output en invoer voor de verschillende regio’s waarbij de regi-onale uitvoer van iedere regio per SUTPROD verdeeld wordt over de invoerende regio’s. Per productgroep klopte de regionale handelsbalans steeds. De totale regionale uitvoer was steeds gelijk aan de totale regionale invoer. Maar er moet steeds aan een bijkomende voorwaarde vol-daan worden. De regionale uitvoer van een product door één regio moet volledig door de ande-re ande-regio’s ingevoerd worden. Veronderstellen dat een ande-regio een bepaald goed of een bepaalde

dienst (regionaal) uitvoert om ze later weer opnieuw in te voeren is in feite (volgens de princi-pes van RR, zie hoger) intraregionaal verbruik. Dit probleem stelt zich telkens wanneer de regi-onale uitvoer van een bepaald product door één regio kleiner is dan de som van de regiregi-onale invoer van de andere gewesten. Voor de producten en regio’s waarvoor de regionale uitvoer en invoer om deze reden gecorrigeerd zijn, zijn de betrokken rijen van de intraregionale gebruik-stabellen aangepast. Het intraregionaal verbruik is verhoogd en de regionale invoer is verlaagd.

De interregionale stromen zijn vrij laag ten opzichte van het totaal verbruik van binnenlandse output (9.1% voor de regionale tabellen van alle regio’s samengevoegd). Dit is vrij logisch om-dat de SLQ-aanpak, net als alle mechanische methoden, uitgaat van een minimalisering van de regionale handel. Het Vlaamse Gewest heeft de hoogste graad aan interregionale autarchie (93.4%).

Cross-hauling (simultane regionale uitvoer en invoer van hetzelfde type product door één re-gio) komt 72 keer voor bij het Vlaams Gewest (op een totaal van 327 in aanmerking komende producten24). Het resultaat voor de regionale invoer in Vlaanderen wordt weergegeven in tabel 11.

Voor Tweedehandspersonenwagens werkt de SLQ methode niet. Er bestaat namelijk geen out-put van dit product (wel handelsmarges maar geen outout-put tegen basisprijzen, deze auto’s zijn namelijk in vorige jaren geproduceerd). Alle verbruik van binnenlandse oorsprong is afkomstig van desinvesteringen. Hiervoor is de “Supply demand pool” (SDP) methode toegepast. Hierbij wordt verondersteld dat iedere regio een absolute voorkeur heeft voor zijn eigen productie. De regionale vraag wordt zoveel mogelijk voldaan uit eigen regionale productie. Enkel een over-schot wordt uitgevoerd naar andere regio’s. Enkel als de eigen regionale productie niet volstaat is er invoer uit andere regio’s. Op deze manier is er voor één product per regio ofwel regionale uitvoer, ofwel regionale invoer, maar nooit beide. “Cross-hauling” is dus per definitie uitgeslo-ten.

24 De 4 producten die enkel internationaal worden ingevoerd vallen buiten deze beschouwing.

Tabel 10: de Vlaamse gebruikstabel voor de regionale output

01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal

01 182 2281 396 2859 961 0 53 1028 367 5268

02 1475 43240 12965 57680 11610 0 23239 93637 7577 193743

03 779 29514 59081 89374 79000 11623 7139 41587 9336 238058

tot. 2436 75035 72442 149913 91572 11623 30431 136252 17280 437070

D.21-D.31 312 726 4251 5289 11394 0 4731 416 - 21830

P.7. 472 68070 28013 96555 13988 0 11531 49882 - 171955

reg. invoer. 172 4355 7693 12220 12736 4426 487 - - 29868

tot. 3392 148187 112398 263977 129689 16048 47180 186549 17280 660723 B.1g 1856 47354 123883 173093

P.1 5248 195541 236281 437070

De regionale uitvoer is nu berekend en kan in de verschillende gebruikstabellen die in de vorige stappen zijn berekend geplaatst worden.

De kolom van de internationale invoer is gewoon overgenomen uit de Vlaamse gebruikstabel van de totale binnenlandse output (tabel 9). De kolomtotalen van de gebruikstabel van de regi-onale invoer zijn als één rij tussengevoegd om onderaan de totale regiregi-onale output per bedrijfs-tak te behouden De laatste kolom komt overeen met de kolom van de totale regionale output per product in de regionale aanbodtabel (tabel 3).

Tabel 31: de Vlaamse gebruikstabel van de regionale invoer (2007, miljoenen euro’s)

01 02 03 totaal P.31 P.32 P.5 P.6 reg. uitvoer totaal

Vlaams Gewest

01 2 93 5 100 2 0 1 - - 104

02 75 2248 1107 3429 1171 0 274 - - 4874

03 95 2015 6580 8690 11563 4426 212 - - 24891

tot. 172 4355 7693 12220 12736 4426 487 - - 29868

De Vlaamse tabel van de regionale invoer is als saldo berekend na de berekening van de ge-bruikstabellen van de regionale output. De kolommen van de internationale en regionale uit-voer zijn beide zonder betekenis, zoals hoger uitgelegd. Nu de regionale inuit-voer berekend is kunnen ook de regionale aanbodtabellen (Tabel 33)Tabel 3 vervolledigd worden.