Kapconstructies uit de 18
d eeeuw:
stilstand of vernieuwing?
Dirk J. de Vries
Enigszins sceptisch kan men zich afvragen of er in de barok
ke tijd ü b e r h a u p t n o g i n t e r e s s a n t e k a p c o n s t r u c t i e s w e r d e n gemaakt. De achttiende e e u w is een overgangsperiode tussen de G o u d e n E e u w waarin nog grootse stadhuizen, kastelen en n i e u w e kerken v e r s c h e n e n en de n e g e n t i e n d e e e u w waarin a m b a c h t e l i j k t i m m e r w e r k g a a n d e w e g d o o r industriële pro
ducten v e r v a n g e n werd. Eind 18de e e u w w e r d e n de gilden o p g e h e v e n . I n t e r n a t i o n a a l g e o r i ë n t e e r d e i n g e n i e u r s k u n d e k w a m in de plaats van het empirische h a n d w e r k dat de voor
afgaande e e u w e n kenmerkte.
D e a c h t t i e n d e e e u w valt o p w e g e n s het verhullen van c o n structies: d o o r middel van beschilderd doek en stucwerk op latten onttrok men plafondbalken en spanten aan het oog. De achttiende e e u w kenmerkt zich wat de Noordelijke Nederlan
den betreft d o o r niet-zichtbare, nauwelijks interessant te noe
m e n constructieve opgaven, zo lijkt het.
Desalniettemin zijn de oplossingen die men toen koos ken
merkend voor hun tijd en in diverse opzichten sterk verschil
lend van wat voordien en later tot stand k w a m . In deze bij
drage proberen we de traditionele en vernieuwende aspecten van de 18de-eeuwse kappen te definiëren. Twee traktaten hel
pen daarbij, namelijk die van J a c o b Poley, Architectura Civi-
lis, of naauwkeuhge ontwerpen en verzamelingen van verscheidene zeer fraaijen groote Kapwerken van huizen, schu
ren, pakhuizen, enz. ( A m s t e r d a m 1770) e n van A d r i a n u s
Erzey, Architectura of Bouw-Konst... ( A m s t e r d a m 1777) waarin vooral de vormgeving van het burgerhuis aan de orde komt. De theorieën die hierin naar voren k o m e n , zullen d o o r w a a r n e m i n g e n in de praktijk aangevuld worden o m tenslotte n o g een vergelijking aan te kunnen gaan met de o m s t r e e k s 1772 d a t e r e n d e prijsvraag voor het G r o n i n g e r stadhuis die d o o r J a c o b Otten Husly gewonnen werd.
U i t g a n g s p u n t e n
In de t w e e d e helft van de 1 8
d ce e u w is het in heel N e d e r l a n d i n m i d d e l s gebruikelijk om S c a n d i n a v i s c h en Duits g r e n e n hout te gebruiken. De herkomst kan blijken uit b e n a m i n g e n , r e k e n i n g e n , archiefstukken en d e n d r o c h r o n o l o g i s c h onder
zoek.' Bij J a c o b Poley lezen we: "Dit geheele werk te maaken van greenen hout, alle vierkant b e z a a g d " .
2De toepassing van naaldhout bepaalde in zekere zin ook de vormgeving van de
kapconstructie. Tot en met de eerste helft van de 1 7
d ee e u w werd op zolders met een (stenen) borstwering namelijk nog k r o m gegroeid eikenhout voor de spantbenen gebruikt waar
mee een effectieve benutting van de zolderruimte o n t s t o n d . Met het schaarser worden van het eikenhout raakte in de wes
telijke N e d e r l a n d e n in de l o o p van de 1 7
d ee e u w de eiken k r o m m e r in onbruik.
Hoewel nog niet systematisch in heel Nederland onderzocht, bestaat de indruk dat in de 18de eeuw de traditionele, zicht
baar blijvende telmerken k o m e n te vervallen. In de 1 7
d eeeuw- w e r d e n daarentegen nog volop de z o g e n o e m d e gehakte tel
m e r k e n toegepast. O n d e r s c h e i d tussen de linker en r e c h t e r zijde van d e constructie maakte men d o o r verschillende bei
tels te gebruiken. O m d a t we deze merken meestal niet m e e r aantreffen op 1 8
d e- e e u w s e c o n s t r u c t i e s , dienen zich vragen aan: ging men toen over o p een andere wijze van n u m m e r e n - m e t verwijderbaar krijt of iets dergelijks? Is de n u m m e r i n g m i s s c h i e n o n z i c h t b a a r in de v e r b i n d i n g a a n g e b r a c h t ? Ging men over op een andere m a n i e r van werken/prefabriceren van de constructie waarbij n u m m e r e n overbodig w e r d ?
In de 1 8
d ee e u w kon men putten uit een groot aantal construc- tievormen, zo veel, dat Adrianus Erzey sprak van willekeur en oneindig veel mogelijkheden wat de huizen betreft: " D e ordi
naire Huis-kappen, zijn zoo veel variatie, (of veranderingen) onderworpen, dat bijna het e i n d e daarvan w e g is, want het is g e n o e g bekend, dat de meeste voorvallen in den B o u w k u n s t willekeurig z i j n . . . " .
3Hierop terugblikkend, na t w e e e e u w e n industrialisatie, zien we dat m e n in de 1 8
d ee e u w toch m a a r een beperkt aantal con
structieprincipes toepaste. Vergeleken met de late middeleeu
w e n doen z i c h in detail e c h t e r wel d i v e r s e v e r n i e u w i n g e n voor, maar deze zijn marginaal, zeker in vergelijking met wat er in de 1 9
d een 2 0
ee e u w zou plaatsvinden. We zullen p r o b e ren o n d e r s c h e i d te maken tussen traditionele e l e m e n t e n en wat nieuw was voor de 1 8
d eeeuw. Bij dit alles dient men te bedenken dat onder Franse invloed tegen het einde van 1 8
d ceeuw het gildenstelsel werd opgeheven in Nederland, hetgeen een grote v e r a n d e r i n g in de kennisoverdracht met zich mee zou brengen. De gilden kenden een opleidingsstelsel van leer
j o n g e n tot gezel en meester dat m o n d e l i n g en plaatsgebonden w a s . V e r n i e u w i n g e n deden zich slechts o p b e p e r k t e schaal
P A G I N A ' S
224-232
B U L L E T I N K N O B
2008-5/6 225
voor. In de loop van de 19de e e u w ontstond een m e e r theore
tisch g e r i c h t e o n t w e r p p r a k t i j k d i e b o v e n d i e n sterk w e r d bepaald door constructieve inventies uit het buitenland.
S l e c h t s w e i n i g g e d r u k t e b o e k e n over b o u w k u n s t bevatten afbeeldingen van c o n t e m p o r a i n e N e d e r l a n d s e h o u t c o n s t r u c ties. Het ging doorgaans m e e r om de beheersing van de klas
sieke vormentaal die op Italië w a s georiënteerd of om vertaal
de F r a n s e of Duitse standaardwerken. Het tweedelige tekst
en p l a a t w e r k van J a c o b P o l e y uit 1 7 7 0 is d a a r o p e e n uitzondering. Als stadsarchitect en directeur van de z a a g m o lens te Zierikzee wist hij wat g a n g b a r e kapconstructies waren voor huizen, schuren en loodsen, ook hoe daarvoor een bestek opgesteld diende te worden en hoe men een calculatie van d e benodigde materialen moest m a k e n .
In 1777 schreef de A m s t e r d a m s e l e e r m e e s t e r in de w i s - en b o u w k u n d e A d r i a n u s Erzey een boek over de Architectura of
Bouw-Konst. Hierin staan v o o r b e e l d e n van allerlei k a p p e n ,m e e s t voor h u i z e n , voorzien van een b e k n o p t e uitleg. A a n 'verheeven, of zwaare K a p p e n ' komt hij niet toe o m d a t het beperkte formaat van de afbeeldingen en het uitzonderlijke karakter ze buiten de 'ordinaire b o u w k u n d e ' plaatsen.
4Erzey wilde ten b e h o e v e van de w e r k m a n uit een oneindig aantal m o g e l i j k h e d e n s l e c h t s e n k e l e p r i n c i p e s van c o n s t r u e r e n tekenkundig verduidelijken o m die "in een goede order, zoo als de natuur van de zaak verëischt, te k u n n e n uitvoeren, het
geen voor een w e r k m a n wel het voornaamste i s " .
5Het werk van d e z e m e e r theoretisch g e o r i ë n t e e r d e m e e s t e r zullen we met de eerder g e n o e m d e studie van Poley en met enkele con
t e m p o r a i n e ontwerpen en uitgevoerde werken vergelijken.
Poley m a a k t o n d e r s c h e i d t u s s e n e e n k a p " i n g e r i g t tot e e n p a n n e d a k " en een o n t w e r p dat bestemd is voor een leiendak.
Tabel I, het p a n n e n d a k , laat een schilddak op r e c h t h o e k i g e grondslag zien, enerzijds traditioneel van opzet m a a r in a n d e re opzichten ook m o d e r n te n o e m e n (afb. 1). Het vrijstaande schilddak w a s niet o n b e k e n d in d e 1 5
d een 1 6
d ee e u w m a a r toch vrij uitzonderlijk voor g e b o u w e n met een rechthoekige plattegrond. Dit type dak k o m t in de 1 7
d ee e u w tot verdere o n t w i k k e l i n g in c o m b i n a t i e m e t r e c h t e k r o o n l i j s t e n e n gesleepte rookkanalen met d a a r o p sierschoorstenen, een type dat M e i s c h k e ' p r o n k d a k ' n o e m t .
6Verder valt op dat op de spanten in de lengterichting gordingen liggen, twee per dakvlak plus een nokgording. Vergelijkbare toepassingen van gordingen k o m e n in de provincie Limburg al in de 1 5
d een 1 6
d ee e u w voor maar ten noorden van de grote rivieren zijn volledige gordingkappen -afgezien van enkele uit
zonderingen- niet ouder dan de 1 7
d eeeuw. H e r m a n Janse defi
nieerde dit kaptype aldus: "Bij de zuivere gordingkappen b e h o ren de spantbenen o n o n d e r b r o k e n van de voet tot de nok te lopen. De gordingen zijn daarop ingelaten".
7In die zin kan het o n t w e r p van Poley dus e e n m o d e r n e , zuivere g o r d i n g k a p g e n o e m d worden, bovendien voorzien van kreupele stijlen die met blokkeels aan de muurplaten verbonden zijn. Deze kreupe
le stijlen zijn het meest opvallende, moderne kenmerk dat vóór 1700 nauwelijks te vinden is. Uit de toelichting van Poley
Afb. 1. Ontwerp van een spantenkap met pannendak, Jacob Poley 1770 (collectie auteur)
blijkt, dat niet langer de stijlen, korbelen en de horizontale balk als gebint gezien worden, maar het A-vormige spant met door
gaande kapstijlen en de trekbalk (hier: 'hanebalk' g e n o e m d ) .
8Tenslotte valt op dat de spanten niet langer individueel van w i n d s c h o r e n zijn voorzien m a a r alleen het middelste exem
plaar dubbele, lange windlatten, 'jagtschoren' heeft.
Afb. 2. Ontwerp van een spantenkap met leiendak, Jacob Poley 1770 (collectie auteur)
226
B U L L E T I N K N O B2008-5/6
Tabel II toont een kap o m met leien te bedekken (afb. 2). D e doorgaande spantbenen en de gordingen (hier vier in één dak- vlak) tonen een met het vorige voorbeeld vergelijkbare opzet maar dan in zwaardere uitvoering. Er zijn dubbele trekbalken en een middenstijl a a n g e b r a c h t m a a r geen kreupele stijlen omdat borstweringen ontbreken. De windlatten zijn verdub
beld en vormen zo andreaskruisen. G e m e e n s c h a p p e l i j k ken
m e r k van beide voorbeelden is de doorgaande gebintstijl, een oplossing die duidelijk de voorkeur heeft van Poley: "Ik stel dat een Kap met doorgaande spanten, een veel ruimer zolders en een sterker dak geeft, o m reden dat d o o r g a a n d e spanten een gebonden werk i s " .
9N i e u w versus o u d
Interessant is dat Poley vervolgens een vergelijking aangaat tussen de k a p met doorgaande spantbenen en een kap bestaan
de drievoudig gestapelde traditionele ' b i n t e n ' met flieringen ( g e b i n t p l a t e n ) , korte w i n d s c h o r e n , m i d d e n s t i j l e n met k o p - schoren en een nokgording o p ' s p r u i t e n ' (makelaars met voet
schoren) (plaat III, afb. 3). Deze kapvorm was vanouds vooral in eikenhout uitgevoerd, misschien ook wel gestapeld/gebro
ken o m d a t l a n g e s t u k k e n eiken s c h a a r s g e w o r d e n w a r e n .
"Welke Kap van deeze t w e e het best i s ? " . . . " D a a r een K a p met binten een verdeelt en gebroken werk geeft en veel m e e r arbeid onderhevig is, het welk door alle die verdeelingen een onsterkte m a a k t , dat ik aan het oordeel van k u n d i g e luiden o v e r l a a t " .
1 0D e vergelijking lijkt e c h t e r e n i g s z i n s v o o r g e k o o k t te zijn omdat de traditionele kap met twee in plaats van drie gesta
p e l d e ' b i n t e n ' u i t g e v o e r d had k u n n e n w o r d e n . H o e w e l d e conclusie op voorhand vast lijkt te staan, wordt gestreefd naar een objectieve calculatie: " . . . om te weten welke van die t w e e kappen het meeste kosten". Uit de d a a r o p volgende bereke-
C .JS _ » .<._ JP
Afb. 3. Traditionele kap met drievoudig gestapelde 'binten ', Jacob Poley 1770 (collectie auteur)
Afb. 4. Het rechte spant, basis van alle spanten volgens Adrianus Erzey 1777 (collectie RACM)
ningen blijkt dat de kap met ' b i n t e n ' 2 8 4 , 1 3 gulden duurder is dan de kap met de m o d e r n e ' s p a n t e n ' die op 2 5 5 3 , - gulden begroot i s . "
Toch waren er m e n s e n die m e e n d e n dat vroeger betere con
structies gemaakt werden:
" M e n zegt dat men in oude tyden beeter werk g e m a a k t heeft als t e g e n w o o r d i g , het welk met de o n d e r v i n d i n g zeer wel beweesen werd, m a a r vraagt men of tegenwoordig zulke g o e - ije werken niet m e e r maaken k a n ? Ik antwoor van j a . . . " .
1 2Volgens J a c o b Poley komen mislukkingen voort uit ontoelaat
bare bezuinigen, door de toepassing van lichtere of inferieure m a t e r i a l e n , " . . . o m z o o e e n laage prijs te k o o m e n als m e n genoodzaakt is, zoo dat ik nu meen de oorzaak van den sleg- ten B o u w beweezen te h e b b e n " .
1 3Bij Adrianus Erzey is ook sprake van kwaliteitsbesef maar hij stelt niet expliciet dat een o n t w e r p m o d e r n dan wel o u d e r w e t s was. Het ging hem eerder o m de toepassing van w i s k u n d e en tekenkunst aannemelijk te maken voor de man op de werk
vloer, om voorts te beginnen met
" . . . d e beschryving van de s c h e e l u w e , en vliegende Spanten voor af laaten gaan, schoon deeze laatste juist zeldzaam voor
vallen, want de ordinaire werking, hoe een Kap, met pen en gat moet bewerkt worden, is g e n o e g z a a m b e k e n d " .
1 4Het zeldzame van een kap met ' v l i e g e n d e s p a n t e n ' , c.q. voor
o v e r h a n g e n d e v o o r g e v e l , w a s dat deze i n m i d d e l s h o p e l o o s verouderd, dat wil zeggen meer dan een e e u w buiten gebruik was. Zijn primaire voorstelling is die van 'Het regte Spant, d a a r z e alle uitgehaalt w o r d e n ' en wel een met d o o r g a a n d e spantbenen, zoals ook door Poley voorgesteld (afb. 4). Ouder
wets of traditioneel is dat er n o g platen/flieringen -nogal diep ingelaten in de s p a n t b e n e n - toegepast w o r d e n en g e e n gor
ding of n o k g o r d i n g . De m e e r eigentijdse variant, waarbij er
buiten de spantbenen platen liggen op een doorgaande hori-
B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 5 / 6
227
Afb. 5. Kap voor het Huis Verwolde te Laren (gem. Lochern) ontworpen door Philip Willem Schonck, 1776 (repro door Eva Röell Utrecht)
toegelaten te worden tot het g i l d e .
1 6Ter voorbereiding moest o p wiskundige grondslag een o n t w e r p gemaakt worden voor een complex werkstuk. Voor timmerlieden kon dat een spil- trap of een kruiskozijn zijn. dan wel een vliegend kapspant op scheluwe grondslag. Hoewel het in s o m m i g e steden k w a m tot een zekere modernisering van de opgave, blijken dat de m e e s te gilden tot ver in de 1 8
d eeeuw vasthielden aan verouderde werkstukken, o n d e r d e l e n die in de praktijk van het b o u w e n niet meer gangbaar waren. Het waren b o u w d e l e n die inmid
dels a n d e r e v o r m e n hadden g e k r e g e n : spanten en d a a r m e e gevels o p vlucht werden niet m e e r g e b o u w d , spiltrappen wer
den steektrappen (met bordessen) en kruiskozijnen maakten na 1700 plaats voor s c h u i f v e n s t e r s .
1 7Daarin tekent zich het m o r e l e failliet van het g i l d e n s t e l s e l ruim v ó ó r de F r a n s e Revolutie reeds af, zoals we voor de metselproeven in Dor
drecht hebben aangetoond, m a a r wat ook bij het t i m m e r w e r k het geval lijkt te z i j n .
1 8zontale spantbalk (afb. 5 ) , k o m t bij Erzey evenmin voor. Het b e h a n d e l e n van e e n s c h e e l u w spant - o p een huis met een niet-rechthoekige plattegrond- lijkt daarentegen wel relevant voor de dagelijkse praktijk. O p de platen X X X V I I en X X X - VIII toont Erzey een spant met kreupele stijlen, zonder overi
gens dit ' m o d e r n e ' kenmerk expliciet te n o e m e n . In de tekst spreekt hij over ' k r o m m e stijlen' m a a r tekent rechte exempla
ren, c o n f o r m de bouwpraktijk a n n o 1777 (afb. 6 ) . K r o m m e stijlen zijn in kappen - z e k e r die te A m s t e r d a m - in het tweede kwart van de 1 7
d ee e u w geheel van het toneel verdwenen. Er w o r d t wel een n o k g o r d i n g toegepast die in korte stijltjes ' m a k e l a a r s ' rusten en wat hij ' g o r d i n g s ' n o e m t zijn platlig
gende platen of flieringen. De spraakverwarring tussen plaat/
fliering en g o r d i n g bestaat overigens tot o p de dag van van
d a a g , m a a r principieel is er e e n verschil tussen die begrip
p e n .
1 5Als het gaat om metselwerk, blijkt Erzey goed op de hoogte te zijn van de eisen die het gilde stelde aan proefstukken om
Afb. 6. Ontwerpen van kappen met kreupele stijlen van Adrianus Erzey 1777 (collectie RACM)
Variaties in afmetingen
De afmetingen van het hout waren voor Erzey van onderge
schikt belang: " D e zwaarte van het Kaphout hebben wij 5 a 6 duim g e n o o m e n . het welk egter geen wiskunstige reegel is, en een iegelyk na zyn believen kan neemen. Nota: De zwaarte van 't Hout, de w y d t e of m e e n i g t e der Spanten, b e n e e v e n s deszelfs j u i s t e h o o g t e n zyn w i l l e k e u r i g en d e r h a l v e n geen vast b e p a a l i n g " .
1 9Hiermee wordt een interessant punt aangesneden. In de res
tauratiepraktijk, dat wil zeggen thans, na enkele e e u w e n van gebruik, dienen zich uit de p e r i o d e 1 7
d etot en m e t de 1 9
d ee e u w nogal eens kappen aan met te lichte of met disproporti
onele afmetingen. Met dat laatste bedoelen we bijvoorbeeld solide g e d i m e n s i o n e e r d e spanten in combinatie met vierkante of ronde sporen in een maat van vijf of zes centimeter. Rond 1800 neigt men er toe kappen te maken waarvan de spanten vrijwel even zwaar/licht zijn als de s p o r e n , s o m s met als gevolg dat het hout breekt bij de verbindingen, daar waar de grootste lasten of een verzwakte d o o r s n e d e aanwezig zijn.
Erzey toont een model kap dat geschikt w a s voor een extra breed huis: "Als een erf zeer breed is, het welk men een d u b belden grond pleeg te n o e m e n , zijnde ruim 36 voet breed, zoo laat men o m niet te hoog te kappen dezelve van binnen in kil
len, en maakt g e n o e g z a a m een dubbelde Kap. het welk men
Afb. 7. Dubbele kap ofwel kap met zak door Adrianus Erzey 1777 (collectie RACM)
228
B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 5 / 6Afb. 8. Langsdoorsnede van een woonhuis met hoge pronkgevel en toegevoegde verdieping in de vorm van een 'leugenaar'. Adrianus Erzey 1777 (collectie RACM)
als dan gewoon is een kap met een zak te n o e m e n . . . " .
2 0(afb. 7) De toepassing van dubbele kappunten heeft te m a k e n met de behoefte aan een niet al te hoog dak in combinatie met een grotere overspanning, in dit geval van ruim tien m e t e r .
2 1Dit principe kan met beperking van materialen te maken hebben maar bovenal m e t de g e w e n s t e klassieke verschijningsvorm van het (soms vrijstaande) gebouw.
In het verlengde daarvan wijst Erzey op het gebruik o m de gevel aan de voorkant h o g e r op te trekken, tot aan de gebint- balk, het bovenste haanhout of zelfs de nok " o m de Voorgevel
des te briljanter te v e r t o o n e n " , waarbij het aandeel van het dak frontaal gezien m i n i m a a l i s .
2 2D e z e c o n s t r u c t i e w i j z e , waarbij een pand aan de voorzijde een verdieping hoger lijkt te zijn dan de structuur daarachter, treffen we overal in Neder
land aan g e d u r e n d e de 1 8 * eeuw. In A m s t e r d a m gaf m e n aan deze ondiepe, meestal functieloze h o o g s t e verdieping de tref
fende n a a m van ' l e u g e n a a r ' . L a n g s d o o r s n e d e n van h u i z e n met een dergelijke opzet worden door Erzey afgebeeld (afb.
8).
Bij een d u b b e l e k a p is een steunpunt in het midden a a n g e bracht, d o o r g a a n s in de v o r m van een t u s s e n m u u r . O p die plaats bevindt zich tussen de dakpunten dan een zakgoot, die d o o r E r z e y w a t o n e i g e n l i j k ' m i d d e l s t e m u u r p l a a t ' w o r d t g e n o e m d (omdat die niet op een muur rust). Erzey tekent een basaal gebint waarvan de ' k r o m m e stijlen' toch recht blijken te zijn en niet uitgevoerd als kreupele stijlen (afb. 7). Vanwe
ge de grote verticale belasting rust de horizontale gebintbalk op het drietal stijlen en is die niet ingepend in de buitenste spantbenen zoals bij de oplossing met kreupele stijlen.
De t w e e bovenste kappunten " . . . maakt m e n van binnen en van buiten driekant, (of daar omtrent,) nogtans heeft het niet te beduiden, schoon m e n dezelve van binnen wat steilder, of vlakker kapte, indien dezelve van buiten m a a r egaal i s . . . " .
2 3De b i n n e n h o e k e n van de punten blijken in de praktijk regel
m a t i g enigszins af te wijken van het b u i t e n s t e hellingsvlak dat boven alles een d o o r g a a n d e lijn diende te vertonen.
Bij een oplossing met d u b b e l e breedte doet zich een interes
sante complicatie voor indien het m i d d e n s t e u n p u n t zich niet uit de o n d e r l i g g e n d e b o u w m a s s a aandient. Bij de L u t h e r s e Kerk in Den H a a g hebben de b o u w k u n d i g e n C o e n r a a d van Valkenburg en Sibout Bollard d a a r t o e in 1760 de drie d a k - vlakken in drie punten verdeeld en die geplaatst op een rela
tief lage d r a a g s t r u c t u u r (afb. 9 ) .
2 4O m de o v e r s p a n n i n g van
krap 16 m e t e r mogelijk te m a k e n , is in die zone een hang-
werk met twee stijlen gerealiseerd. De flankerende voetscho-
B U L L E T I N K N O B
2008-5/6 229
Afb. 10. Kasteel Loenersloot met modernisering en verhoging uit 1772- '77 waartoe ook de kap met hangwerk behoort (tekening auteur 2007)
ren d r u k k e n o n d e r een v l a k k e hoek de stijlen als het w a r e o m h o o g en deze ' o p w a a r t s e k r a c h t ' draagt voorts de drievou
dige bedakingen en belet de trekbalk om d o o r te buigen d o o r middel van ijzeren stroppen. Vergelijkbaar maar eenvoudiger van opzet is de kap die o m s t r e e k s 1773 o p het reeds bestaan
de en toen verhoogde kasteel Loenersloot werd aangebracht (afb. 1 0 ) .
2 5M e n heeft hier de gebruikelijke o p l o s s i n g m e t d u b b e l e dakpunten toegepast zonder een middensteunpunt bij een overspanning van k r a p tien meter. O p het tweede niveau wordt de b o v e n b o u w opgevangen door een enkelvoudig hang
werk waarvan de stijl aan de onderzijde diep in de gebintbalk is gepend, voorzien van twee houten nagels. Een smeedijze
ren strop gaat b o v e n d i e n om de g e b i n t b a l k h e e n e n is met veel spijkers en een schroefbout aan de stijl bevestigd. Het oudst b e k e n d e voorbeeld met beperkte h o o g t e is in 1681 toe
gepast op O u d e Vest 159 te Leiden, een pand dat ontworpen is d o o r de toenmalige stadsarchitect J a c o b R o m a n .
2 6D e k a p op de burgerzaal van het stadhuis in A m s t e r d a m was een veel g e w a a g d e r e constructie omdat de overspanning circa 16 meter bedraagt en er geen trekbalken onder het tongewelf zijn a a n g e b r a c h t . Het o o r s p r o n k e l i j k e , uit 1660 d a t e r e n d e schaargebint m e t kruisschoren vertoonde gebreken als gevolg van lekkage. O m s t r e e k s 1700 werden d a a r o m diverse ontwer
pen en maquettes gemaakt waarbij koos men voor de o p l o s sing van Adriaan de Jonge en Peterson d ' O u d e die in eiken
hout werd uitgevoerd. Het is een schaargebint met gordingen waarvan het vrij vlakke bovendeel een h a n g w e r k - c o n s t r u c t i e heeft met drie stijlen.
2 7Afb. 11. Matthias Soiron tekent het 'Inwendig gesigt van de franse kerck op de St. Petersstraet' te Maastricht 'met een fraij gebond daer boven' waarvan de trekbalk een 'denne balk uvt een stuck gespannen tussen de muren 'is. De kap is ontworpen door de Luikse architect Nicolas Comhaire in 1732- '33 (repro Eva Róell Utrecht)
230
B U L L E T I N K N O B 2008-5/6Afb. 12. M. Soiron tekende de manege aan het Lindenkruis te Maastricht, gebouwd omstreeks 1748 en in de 19de eeuw afgebroken'2 (repro Eva Röell Utrecht)
De vraag is, hoe en waar het h a n g w e r k is ontstaan. Met een vlakke d a k h e l l i n g is het in principe r e e d s bij de R o m e i n e n b e k e n d , o n d e r een h e l l i n g s h o e k van 2 2 , 5 ° , geplaatst achter een klassiek t y m p a a n . In die vorm zijn in Nederland echter nauwelijks v o o r b e e l d e n van vóór 1800 b e k e n d . U i t g e v o e r d met een centrale midden-hangstijl zijn ze al toegepast in gro
te, steile kappen uit de late m i d d e l e e u w e n , m a a r ook nog lang daarna (afb. 11). Aan de basis hiervan staat de constructie met g e s t a p e l d e s c h a a r g e b i n t e n d i e men s o m s m e t b e h u l p van i n w e n d i g e s c h o r e n p r o b e e r d e aan te p a s s e n aan b i j z o n d e r e o m s t a n d i g h e d e n , b i j v o o r b e e l d ten b e h o e v e van een g r o t e o v e r s p a n n i n g .
Een dergelijke p o g i n g werd in 1660 o n d e r n o m e n boven de burgerzaal van het A m s t e r d a m s e stadhuis. E e n schaargebint met vrijwel vlakke b o v e n z i j d e werd i n w e n d i g met andreas
kruisen versterkt m a a r voldeed in m i n d e r dan 4 0 j a a r al niet m e e r .2 8 O p een o n t w e r p uit 1775 van de hofarchitect F.L.
Gunckel is te zien dat de kap op de stadhouderlijke vleugel op het H a a g s e B i n n e n h o f ook van traditionele s p a n t e n w a s voorzien. Bij gebrek aan trekbalken moesten de spantkrach- ten hier ook met een stelsel van andreaskruisen versterkt wor
d e n . Bij het g e r i n g e r w o r d e n van de k a p h e l l i n g heeft zo"n parallelle s c h o r i n g waarschijnlijk m a a r een b e p e r k t effect.
Zoiets lijkt ook toegepast in de d o o r M a t t h i a s Soiron gete
kende Maastrichtse m a n e g e uit circa 1748 (afb. 12).
S t a d h u i s G r o n i n g e n
De n i e u w b o u w van het stadhuis in G r o n i n g e n w a s een lang
durig p r o c e s .2 9 In 1774 werd een prijsvraag uitgeschreven die e n k e l e tientallen p l a n n e n o p l e v e r d e n w a a r v a n diverse a n o niem bleven en andere met de naam van de indiener verbon
d e n zijn. Overal uit Nederland en zelfs het buitenland kwa
men o n t w e r p e n zodat men kan spreken van een project van nationale allure met een internationaal tintje. Het stadsbestuur had de geleerde Petrus C a m p e r aangetrokken om voorwaar
d e n te formuleren en de plannen in 1775 te beoordelen. De A m s t e r d a m s e architect J a c o b Otten Husly k w a m als w i n n a a r uit de bus (afb. 13). Opmerkelijk is dat de afgewezen ontwer
pen zowel stilistisch achterhaald en dat de bijbehorende kap
pen eveneens steil en o u d e r w e t s g e n o e m d kunnen worden.
Afb. 13. J.O. Husly (toegeschreven), ontwerp van het stadhuis in Groningen. 'Naar 't Programma' 1775 (Groninger Archieven)
H o e w e l in 1793 de e e r s t e steen van de n i e u w b o u w w e r d gelegd, zorgde de inval van de Fransen in 1795 voor een stil
stand van de bouw. In 1802 k w a m e n de w e r k z a a m h e d e n weer o p gang, gevolgd d o o r de afronding in 1810 in een enigszins bijgewerkte m a a r o n m i s k e n b a r e neoclassicistische opzet.
De uiterlijke v e r s c h i j n i n g s v o r m k r e e g p r i m a i r e a a n d a c h t , maar liet onverlet dat ook de kapconstructies zorgvuldig uit
gewerkt w e r d e n . In 1776 paste J.O. H u s l y o p verzoek van het g e m e e n t e b e s t u u r de k a p c o n s t r u c t i e s namelijk aan (afb. 14).
Aanvankelijk waren ze steiler, c.q. traditioneler van opzet. D e nieuwe g o r d i n g s p a n t e n3 0 met d o o r g a a n d e spantbenen volde
den beter aan de eisen van de tijd hoewel de daken nog steeds vrij h o o g uitvielen en slechts één variant voorzien w a s van t w e e hoge puntjes.
Geen van de inzenders paste h a n g w e r k e n toe om tot reductie van h o o g t e te k o m e n . E n k e l e a n d e r e g u n s t i g b e o o r d e e l d e plannen getuigen van eveneens m o d e r n e constructieve opvat
tingen. Z o kregen de H a a g s e a m b a c h t s l i e d e n J o h a n n e s van N o o r t en J a c o b u s B e r k m a n een g u n s t i g e b e o o r d e l i n g . Hun kappen op de hoofdvleugels hebben tweedelige toppen boven een e n k e l v o u d i g j u k . De Italiaanse R o t t e r d a m m e r G i o v a n n i G i u d i c i b e d a c h t een s l i m m e o p l o s s i n g d o o r de u i t w e n d i g e b o r s t w e r i n g zo h o o g op te trekken dat een a - s y m m e t r i s c h e k a p v o r m o n t s t o n d met een klein d a k v l a k aan de zichtzijde (afb. 15). O p de trekbalk van zijn g o r d i n g s p a n t e n staat een spruitstuk waarvan de stijl als hangstijl zou kunnen functio
neren.
C o n c l u s i e en s a m e n v a t t i n g
Ten opzichte van de gevelarchitectuur kreeg het dak in de 1 8d e e e u w een m i n d e r opvallende, zelfs ondergeschikte positie in vergelijking met het hoge p r o n k d a k dat in de 1 7d c e e u w n o g in de m o d e w a s . Dit k w a m tot uiting in een reductie van de hoogte door de o v e r s p a n n i n g in twee of m e e r dakpunten op te verdelen. Om een huis in de rij meer aanzien te verschaffen, werd aan de voorzijde een extra verdieping toegevoegd met
B U L L E T I N K N O B 2008-5/6
23
IAfb. 14. J.O. Husly (toegeschreven), varianten van de verbeterde kap op ontwerp van het stadhuis in Groningen, gesigneerd Jacob Otten Husly 1776 f Groninger A rchieven)
v
PMBOCESM or n>: una cMt r. irr
Afb. 15. J. Giudici (toegeschreven), ontwerp voor het stadhuis van Groningen 1775 (Groninger Archieven)
een o n d i e p dwars kapje, ook wel ' l e u g e n a a r g e n o e m d ' . D e a - s y m m e t r i s c h e d o o r s n e d e van het o n t w e r p van J. G i u d i c i voor het G r o n i n g s e stadhuis (1775) kan een variant op d e z e benadering g e n o e m d worden.
Uit de behoefte een grote o v e r s p a n n i n g met beperkte hoogte te o v e r k a p p e n , kwam het h a n g w e r k voort dat vanaf de tweede helft van de 1 7d e e e u w in N e d e r l a n d t o e p a s s i n g vond. Het p r i n c i p e van een centrale i n g e p e n d e hangstijl, voorzien van smeedijzeren verbindingen, kende men reeds in de late mid
d e l e e u w e n . Toen ging het echter nog om h o g e , steile k a p p e n die later in de 18d t' e e u w uit de m o d e waren, evenals de gesta
p e l d e j u k k e n die m e n in de 1 8d e e e u w ' g e b r o k e n b i n t e n ' n o e m d e .
In hoeverre bepaalde de architectonische m o d e , de opdracht
gever of de architect de uitwendige vorm en d a a r m e e dikwijls de i n w e n d i g e o p z e t van de k a p ? D e z e o m s l a g , z o men wil verschillende uitwerkingen in de vier stadia van één projecto- pgave, laten zich begin 1 8d e e e u w treffend illustreren aan de hand van de o n t w e r p t e k e n i n g e n voor Le chateau de Lunévil- le. D e F r a n s e hofarchitect G e r m a i n Boffrand ( 1 6 6 7 - 1 7 5 4 ) m a a k t e aanvankelijk een ontwerp met hoge daken 'projet 1 a hautes toitures' waarin e n k e l v o u d i g e spanten met spruiten te
232 B U L L E T I N K N O B 2008-5/6
zien zijn. B i n n e n een relatief korte p e r i o d e ( 1 7 0 8 - ' 0 9 ) veran
d e r d e dit in d e ogenschijnlijk d a k l o z e variant 'projet 3 avec les l o n g e s a i l e s ' . '1 O n d e r d e l a g e , s o m s platte d a k e n zijn uit
sluitend nog h a n g w e r k e n te zien.
M e e r in detail k e n m e r k e n de 1 8d e- e e u w s e k a p p e n in N e d e r land zich d o o r d e t o e p a s s i n g van g r e n e n h o u t e n g o r d i n g - s p a n ten w a a r v a n de s p a n t b e n e n van m u u r p l a a t tot nok d o o r l o p e n . In tegenstelling tot de 1 7d e e e u w blijven ( g e h a k t e ) t e l m e r k e n meestal a c h t e r w e g e . In e n k e l v o u d i g e v o r m k u n n e n d e z e k a p pen u i t g e v o e r d zijn m e t k r e u p e l e stijlen, s o m s d o o r l o p e n d e t r e k b a l k e n , spruiten en b l o k k e e l s waarbij in t o e n e m e n d e m a t e ijzeren v e r b i n d i n g e n g e b r u i k t w e r d e n .
Noten
* Dit artikel is de Nederlandse versie van een voordracht die decem
ber 2007 aan de TU (Leipniz Universität) te Hannover is uitgespro
ken op verzoek van Prof.Dr.Ing. Paul Zalewski. Onder zijn redactie zal binnen afzienbare tijd een congresbundel over barokke kapcon
structies verschijnen.
1 In Nederland door RING. Nederlands Centrum voor Dendrochrono- logisch Onderzoek. Dr. Gabri van Tussenbroek, bouwhistoricus bij de gemeente Amsterdam laat eiken en naaldhout onderzoeken bij de Universität Berlin waarbij ook de herkomst vastgesteld wordt, zie zijn bijdrage aan het congres van T U Hannover, december 2007.
2 Jacob Poley, Architectura Civilis, of naauwkeurige ontwerpen en verzamelingen van verscheidene zeer fraaye groote Kap-werken van huizen, schuuren. pakhuizen, &c. Met eenige Uireekeninge van de Materialen, volgens de Bestekken daar van Articulen verdeelt;
Dienstig voor alle Liefhebbers en Leerlingen van de Bouw-Konst, Amsterdam 1770, 6.
•' A. Erzey, Architectura of Bouw-Konst, Amsterdam 1777, 4 7 .
I Erzey 1777, 4 3 .
5 Ibidem, 4 8 .
6 Zie de paragraaf "Stadse pronkdaken, hun ornamenten en schoorste
nen (± 1590-1620)' in R. Meischke en H.J. Zantkuyl. 'De wederop
bouw van kastelen en buitenhuizen na circa 1600; met centraal het Huis te Capelle bij Rotterdam', Bulletin KNOB 104(2005), 119-120.
7 H. Janse, Houten kappen in Nederland 1000-1940, Delft/Zeist 1989, 125.
s Poley 1770, 2.
» Ibidem.
'" Ibidem. 2-3.
I I Ibidem, 19.
1 2 Ibidem, 22.
'•' Ibidem, 2 3 .
" Erzey 1777, 4 8 .
1 5 Een gording ligt evenwijdig aan het dakvlak.
1 6 D.J. de V r i e s , ' A m b a c h t e l i j k m e t s e l w e r k ' . Bulletin KNOB 105(2006), 2-14.
1 7 In 1615 waren deze opgaven nog wel actueel zoals in Leiden waar
"degenigen die van nu voorstaen int gild versoucken te comen gehouden sullen sijn te maecken, te weten de timmerluyden twee stucken werck, namentlic een gebonden bint met dubbelde pennen wel in sijn vijrsteeck. Item een cruijscasijn met dobbele spongen
wel in syn viercant met dobbele veijnsters daer ingewrocht". Regio
naal Archief Leiden, Archieven van d e gilden, inv. 509, timmerlie
den en metselaarsgilde.
1110 Ordonnantie van het Gerecht of gildebrief voor de timmerlie
den en metselaars, uit 1615.
w D.J. de Vries. "Beproefde gevels'. Bulletin KNOB 106(2007), 148- 156.
1 9 Ibidem 53, vergelijk met de uitvouwbare plaat XXXVII.
2 0 Ibidem 56, vergelijk met de uitvouwbare plaat X X X I X .
2 1 10,19 meter uitgaande van een afgeronde Amsterdamse voetmaat van 28.31 centimeter. Met dank aan ir. G. Berends te Zeist.
2 2 Ibidem. 5 8 . S Erzey 1777, 57.
2- R. Stenvert e.a.. Monumenten in Nederland. Zuid-Holland, Zeist/
Zwolle 2 0 0 4 , 2 1 6 .
2 5 J.W.C. van Schaik. 'Het kasteel Loenersloot', De Woonstede, nr. 9 6 , 1992, 19-32. De Utrechtse timmerman Hendrik van Doornenburg wordt hier genoemd als leverancier van allerlei binnentimmerwerk, vensters, daklijst e.d. maar niet expliciet de kapconstructie. Desge
vraagd kan Joop van Schaik te Utrecht zich o o k niet herinneren daarover informatie te hebben gevonden in het huisarchief.
2 6 Vriendelijke mededeling van ir. Edwin Orsel van de Gemeente Lei
den.
2 7 Janse 1989, 267-269.
2 S Ibidem, 267.
2 9 T H . von der Dunk, Een Hollands heiligdom. De moeizame archi
tectonische eenwording van Nederland, Amsterdam 2007, 45-49.
3 0 O p één van de tekeningen noemt Husly ze 'binten'.
3 1 M . Gallet & Jörg Garns (eds.), Germain Boffrand. L'aventure dun architecte independent, Paris/Lunéville 1986, 161-180. Het hoofd
stuk 'Le Chateau de Lunéville' is geschreven door Pierre Simonin.
3 2 Vriendelijke mededeling van d r s . Serve Minis van de gemeente Maastricht