• No results found

Weergave van Traditie en vernieuwing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van Traditie en vernieuwing"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Traditie en vernieuwing

In de aanloop naar de vernieuwingen van de 20= eeuw heeft de 19

de

eeuw het bouwen in Nederland blijvend veranderd. Lange tijd is die verandering gezien als een ontwikkeling die onont- koombaar leidde naar de triomf van het Nieuwe Bouwen. Een dergelijke rechtlijnige, optimistische visie op de geschiedenis van de bouwkunst is achterhaald. Er is eerder sprake van een winst en verlies rekening die voor ieder aspect van het bouwen anders kan uitvallen. In het artikel van De Vries wordt niet alleen aangetoond dat een deel van het vakwerk verloren ging bij de opheffing van de gilden, maar ook dat dit verlies aan vakmanschap nog doorwerkt in de huidige restauratiepraktijk.

Ondanks de intense hernieuwde aandacht voor kunstige com- posities in baksteen bij de Amsterdamse School is het niveau van de meesterproeven nooit meer gehaald.

Dit verlies van het directe contact van meester en gezel is ook de verklaring voor de opkomst van tekenonderwijs tot verhef- fing van de bouwkunst. Het Bulletin heeft die ontwikkeling van het professionaliseren van het vak van architect al vroeg in een aantal artikelen aan de orde gesteld.

R.C. Hekkers publicatie 'De Nederlandse bouwkunst in het begin van de 19

de

eeuw' uit 1951 mag baanbrekend genoemd worden. Ruim dertig jaar later volgden twee bijdragen die licht wierpen op het onderwijs in die periode. J. Reynaerts schreef in 1985 over 'Prijsuitreikingen uit het Amsterdamse bouwkundig onderwijs 1820-1844' en een jaar later volgde door E.B.M. Lottman 'Het koninklijk besluit van 13 april 1817 en de getuigschriften van bekwaamheid tot het geven van (bouwkundig) tekenonderwijs'. In beide artikelen spelen Amsterdam en de opleiding een belangrijke rol, aspecten die in een andere vorm bekroning kregen in het proefschrift van C R Krabbe getiteld Ambacht, kunst, wetenschap: de bevor- dering van de bouwkunst in Nederland (1775-1880) uit 1998.

Het artikel van Meischke en Zantkuijl brengt een relatief onbekend boekje van de Amsterdamse aannemer-architect J.

van Straaten (1781-1858) onder de aandacht. Het werd in 1812 geschreven, zeven jaar voordat dezelfde Van Straaten een "Maatschappij tot aanmoediging van de bouwkunde" had opgericht die zich de vraag stelde: "Hoedanig moet een Leer- boek der Bouwkunde ingericht zijn, zowel wat inhoud als vorm betreft, om hetzelfde tot eene beknopte, doch tevens duidelijke en volledige handleiding te doen strekken voor den Nederlandschen architect en werkman?"

Onder auspiciën van de Maatschappij tot nut van 't algemeen zou pas in 1833 een bekroonde publicatie ten behoeve van de werkman volgen. Meer geschikt voor architecten was het handboek van W.C. Brade uit 1827, terwijl J.D. Pasteur rond dezelfde tijd een boek voor toekomstige civiel-ingenieurs en genie-officieren schreef. Die leerboeken legden de nadruk op de grotere architectuur. Het aardige van de publicatie van Van Straaten is dat het een unieke bron voor kennis van het bur-

gerwoonhuis uit die periode is. Meischke stelt terecht dat er weinig bekend is uit deze 'duistere periode' waar grote veran- deringen plaatsvonden. Dat komt omdat juist de alledaagse architectuur moeilijk in het grote verhaal van de ontwikkeling van de bouwkunst is in te passen. De veranderende, aller- daagse behoeften zorgen voor aanpassingen van de wooncul- tuur, een prelude op de later zo massaal geproduceerde 'door- zonwoning' van de 20

e

eeuw.

Bij de zeldzame grote monumentale gebouwen in Nederland dreigt eerder het omgekeerde. Te snel wordt een oordeel gevormd in het licht van de bekende grote verhalen. Zo is het na lezing van Surveiller et Punir van Foucault bijna onmoge- lijk om nog open en onbevangen het verhaal van de totstand- koming van de koepelgevangenissen in Nederland te beschrij- ven zonder het woord 'panopticum'. Natuurlijk is het volledig isoleren en observeren van de gestraften het hoofdthema van het toen zeer moderne Nederlandse strafsysteem. In de over- gang naar de koepelgevangenis is het vinden van een zo ratio- neel en duurzaam en dus goedkoop mogelijke oplossing min- stens zo belangrijk. Toch is ook bij dit onderwerp de wil van de ontwerper om bouwkunst te maken belangrijk. Het lukt Tichelhoven goed om het ideologisch zo zwaar beladen beeld te onderzoeken op de feitelijke productievoorwaarden.

Toen Rem Koolhaas als een van zijn eerste opdrachten in Nederland de renovatie van de Koepelgevangenis in Arnhem mocht onderzoeken, richtte hij zich wel direct en agressief op het beeld van het alziend oog. In zijn S,M,L,XL (1995) gebruikt hij in de toelichting zelfs het snijden met een scheer- mes in een oog, uit de surrealistische film un chien andalou, als beeld. In de renovaties die daarna zijn uitgevoerd zijn mis- • schien de ondermijning van het hoofdvolume en het lege cen- trum daar nog een echo van.

Dat ook op geheel andere wijze architectuur agressieve ele- menten in zich kan hebben toont Rosa Visser-Zaccagnini al in haar titel aan: 'Een Hollands paleis in Limburg'. Is het stad- huis van Maastricht van Pieter Post nog een uiterst subtiel spel tussen de verschillende machten en culturen die toen en gedeeltelijk nu nog samenkomen in Maastricht, het ontwerp van de Rotterdamse ingenieur in Rijksdienst, Bremer, laat in het hart van Maastricht het 'gouvernement' nadrukkelijk aan- wezig zijn. Hoewel het om een modern en efficiënt kantoor- en bestuursgebouw gaat, past het ook in de wil om de lijn van de geschiedenis te willen vasthouden en een schakel in de ware en eeuwige bouwkunst te maken. Dat Bremer ook stu- dent was geweest van de eerste hoogleraar bouwkunst van de moderne bouwkundeopleiding in Delft maakt dit nummer nog meer tot een eenheid dan de redacteuren vermoeden toen ze aan de samenstelling begonnen.

Namens de redactie, Rob Dettingmeijer en Dirk de Vries

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

tiese von:ning dat die student 1 n deeglike kennis van die vak.n1etodieke en die vaardigheidsvakl-re soos bordwerk, skrif 9 sang, apparaatwerk, ens. r,aastens

The present study extended this work into an HIV stigma reduction and wellness enhancement intervention in the community focusing on PLWH and people living close (PLC)

In hoofdstuk 4 bespraken we deze passage al als voorbeeld van een huwelijk onder voorbehoud. We zien hier dat een dergelijk belangrijk moment gemarkeerd wordt

6 Van het eigen oeuvre van Toki Lammers-Koeleman (1911-2000), wier werk en dat van haar echtgenoot altijd onder beider naam werd gepubliceerd, kon dankzij een ooit afgeno-

De nooit als architect afgestudeerde Staal-Kropholler voltooide in 1917 haar eerste zelfstandige werk, waar- door zij als eerste vrouwelijke architect van Nederland werd (en

‘Een prachtig excursieobject voor vakantiegangers in binnen- en buitenland’, zo werd de Zaanse Schans in 1962 door de Zaanse genoemd. De Typhoon reageerde hier cynisch op:

Ontwerp van een spantenkap met pannendak, Jacob Poley 1770 (collectie auteur).. blijkt, dat niet langer de stijlen, korbelen en de horizontale balk als gebint gezien worden, maar

‘Dat in één gezin meerdere kinderen met heel erg verschillende problematiek kunnen wonen, of dat problemen maar al te vaak in gebroken gezinnen voor- komen waarbij ouders niet