I N S T I T U U T VOOR T U I N B O U W T E C H N I E K TE W A G E N I N G E N
I A A T
'vW
proei-installaties
BIBLIOTHEEK
T ^ j T VOOR
H T B * * * * ^
~,EN
Sproeiinstallaties in de tuinbouw
Voor het goed functioneren van een sproeiinstallatie is het nodig dat b r o n , pomp, leidingen en sproeiers op elkaar zijn afgestemd.
D e b r o n Het laten boren van een bron is een zaak van v e r t r o u w e n . Vooraf opgeven
van een prijs is v r i j w e l onmogelijk, omdat tijdens het boren pas b l i j k t hoe diep gegaan moet w o r d e n en welk filter nodig is om de gewenste capaciteit te bereiken. Eventueel kan men wel de prijs van het boren, van het filter en van de stijgbuis per meter opgeven. W o r d t de gewenste capaciteit bereikt met een afzuiging van 2 meter of minder, dan is dat gunstig; meer dan 3 meter afzuiging is als regel teveel.
W e n d t U in elk geval t o t een betrouwbare b r o n n e n b o o r d e r ; deze garandeert U de constructie en de (zandvrije) capaciteit schriftelijk voor 10 jaar.
Z u i g l e i d i n g De diameter van de zuigleiding dient meestal g r o t e r te zijn dan de aansluiting
op de pomp. De voetklep in de zuigleiding moet eveneens voldoende r u i m zijn. O o k bij zelfaanzuigende pompen is een voetklep of tussenklep gewenst om het t e r u g s t r o m e n van water uit de leidingen in de bron te verhinderen.
P o m p De niet-zelfaanzuigende centrifugaalpomp is het meest geschikt. De capaciteit
moet gelijk zijn aan het w a t e r v e r b r u i k van het aantal sproeiers dat tegelijk w e r k t . De opvoerhcogte ( d r u k ) moet zo g r o o t zijn, dat er na aftrek van zuig-hoogte, leidingverliezen en hoogteverschillen, nog voldoende druk aan de sproeiers overblijft. In het algemeen w o r d t vereist v o o r :
- kleine draaiende sproeiers 3 à 4 ato - g r o t e draaiende sproeiers 4 ato - sproeidoppen 2-3 ato
A a n d r i j v i n g Elektrische aandrijving geniet de
v o o r k e u r d o o r : - eenvoudige bediening - g r o t e bedrijfszekerheid - geringe onderhoudskosten Toezicht is bij een e l e k t r o m o t o r niet vereist.
Bij e l e k t r o m o t o r e n van 3 - 7 ' / j pk moet een sterdriehoekschakelaar met motorbeveiligingsschakelaar g e b r u i k t w o r d e n . Bij zwaardere m o t o r e n is een c o n t r o l l e r met nul-spannings-en thermische beveiliging voorgeschreven.
V o o r ondergrondse aanleg moet gepantserde rubber-loodkabel w o r d e n g e b r u i k t . V o o r aanleg in gebouwen kan men volstaan met de goedkopere plastickabel.
Bij onvoldoende capaciteit van het elektriciteitsnet zal het elek-t r i c i elek-t e i elek-t s b e d r i j f de aansluielek-ting van de m o elek-t o r nieelek-t elek-toeselek-taan; pleeg dus'steeds van te voren overleg. O o k bij te hoge kosten van de aansluitkabel moet men naar een andere oplossing zoeken. Een benzinemoter is bij minder dan 250 draaiuren per jaar het voordeligst.
Een dieselmotor k o m t in aanmerking bij meer dan 250 draaiuren en boven 10 pk zelfs bij minder dan 250 draaiuren per jaar. Trekkeraandrijving is mogelijk, mits de t r e k k e r op het bedrijf gedurende het besproeien gemist kan w o r d e n . Bij sproei-installaties tegen nachtvorst is trekkeraandrijving zeer geschikt, omdat de t r e k k e r dan toch niet voor ander w e r k nodig is. bij verbrandingsmotoren en trekkeraandrijving is altijd toezicht noodzakelijk.
Crote sproeier op statief in boomgaard
Vaste leidingen w o r d e n bij v o o r k e u r ondergronds aangelegd, minstens 50 cm diep. Bij vorstgevaar moeten ze afgetapt of leeggepompt kunnen w o r d e n , Als materiaal g e b r u i k t m e n : - polyethyleen en p.v.c. in de kleine diameters - p.v.c. en asbestcement in de g r o t e r e diameters - v e r z i n k t staal
Hoe g r o t e r de diameter van de lei-ding, des te meer water kan er door zonder dat al t e veel d r u k -verlies ontstaat.
Verplaatsbare leidingen van dunwan-dig verzinkt staal of aluminium zijn voorzien van snelkoppelingen. A l u -minium buizen zijn lichter, maar iets duurder.
De diameter van een leiding met sproeiers moet zo g r o o t zijn, dat het drukverschil tussen de eerste en de laatste sproeier niet meer bedraagt dan 1 5 % .
D e sproeiers Een sproeiinstallatie voor de volle g r o n d moet een capaciteit hebben van
3 t o t 6 m ; water per uur per ha. V o o r glascultures ligt de benodigde
capa-citeit hoger.
Voor de volle grond hebben kleine draaiende sproeiers met een waterafgifte van 1,5 tot 3,5 m: ; per uur de v o o r k e u r . De neerslag hiervan bedraagt per uur 3-6 m m , zodat ze niet vaak verplaatst behoeven te w o r d e n . Ze zijn ook ge-schikt voor nachtvorstwering.
In grasbcomgaarden zijn g r o t e r e sproeiers ook bruikbaar.
Voor grcentetee/t op kleine percelen is een leiding met eenzijdig werkende sproeidoppen geschikt. De neerslag hiervan bedraagt 40 t o t 70 mm per u u r ; vaak verplaatsen is noodzakelijk.
Kleine draaiende sproeiers
Onder g/as g e b r u i k t rr.en het best alzijdig werkende sproeidoppen. O m rede-nen van arbeidsbesparing w o r d e n de sproeileidingen vaak vast aangelegd, in hoogte verstelbaar, en op een onderlinge afstand van ca 3 meter.
De opening van de sproeidoppen kan bij een onderlinge afstand van 2 meter ca 2'/_> mm zijn. De neerslag bedraagt dan 4 0 - 5 0 mm per uur. G r o t e r e ope-ningen geven teveel neerslag, kleinere verstoppen gemakkelijk. De sproei-doppen moeten zo vlak mogelijk sproeien, het glas blijft dan droog en er kan b.v. ook onder tomaten water w o r d e n gegeven.
S p r o e i e n V o o r dit doel kunnen draaiende sproeiers met een spuitopening van 5 mm tegen n a c h t v o r s t op een onderlinge afstand van 24 x 24 meter staan. Bij een druk van 3'/->ato
aan de sproeiers is de gemiddelde neerslag ca 3 mm per uur.
De t i j d waarin een sproeier ronddraait moet niet langer zijn dan ca 1 m i n u u t , daar steeds water op het gewas aanwezig moet zijn. De sproei-installatie moet in w e r k i n g w o r d e n gesteld zodra de t e m p e r a t u u r t o t 0e C is gedaald, ook als
het gewas enige vorst kan verdragen. Er mag pas w o r d e n gestopt als het ijs van de planten dooit. Bij strenge nachtvorsten van - 8 ° C b.v., is het n u t t i g om door te gaan met sproeien t o t al het ijs op de planten is gesmolten. De t h e r m o m e t e r s die bij de nachtvorstwering g e b r u i k t w o r d e n , moeten van goede k w a l i t e i t en geijkt zijn. Opstellen t e r hoogte van het gewas, in boom-gaarden t e r hoogte van de onderste takken. Het beste is, de t h e r m o m e t e r s liggend op te stellen, met een vrije uitstraling naar boven.
Er zijn b e t r o u w b a r e nachtvorstmelders in de handel, die w e r k e n met een c o n t a c t t h e r m o m e t e r . Het veiligste is, als ze werken op contactonderbreking, zodat ook bij een eventuele storing of draadbreuk de bel overgaat.
Enkele tips
Aan de bedrijfszekerheid van de installatie w o r d e n zeer hoge eisen gesteld. Denk aan de volgende p u n t e n :
- houdt reserve zekeringen in voorraad (bij e l e k t r o m o t o r ) . - zorg voor voldoende motorbrandstof (bij verbrandingsmotor). - zet laarzen, oliekleding en zaklantaarns gereed.
- laat de installatie overdag proefdraaien, maar . . .
- bedenk dat leidingen met stilstaand water gemakkelijk dichtvriezen. In sommige streken kunt U krachtstroom betrekken tegen een speciaal tarief. Informeer bij het elektriciteitsbedrijf.
V o o r de aanleg van een sproeiinstallatie is volgens de H i n d e r w e t vergunning nodig van het Gemeentebestuur. De vergunning heeft b e t r e k k i n g op lawaai, maar ook op w a t e r o n t t r e k k i n g e.d.
Laat de leverancier een koopcontract opmaken, waarin schriftelijk de materialen, prijzen, l e v e r t i j d , betalingsvoorwaarden en garantiebepalingen zijn vermeld.
I N L I C H T I N G E N
Vraag over de aanleg van een sproeiinstallatie advies bij U w Rijkstuinbouwconsulent of bij het Instituut voor T u i n b o u w -techniek, Dr. S. L. Mansholtlaan 10, Wageningen.