• No results found

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927 · dbnl"

Copied!
1329
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927

bron

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927.

Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent 1927

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ver025192701_01/colofon.php

© 2012 dbnl

(2)

Vergadering van 19 Januari 1927

Waren aanwezig: de HH. Prof. Dr. A. V

ERMEYLEN

, bestuurder, J. J

ACOBS

, onderbestuurder, en Dr. L. G

OEMANS

, bestendig secretaris;

de HH. Dr. L. S

IMONS

, Kan. Dr. J. M

UYLDERMANS

, Kan. A

M

. J

OOS

, I

S

. T

EIRLINCK

, F

RANK

L

ATEUR

, O. W

ATTEZ

, Prof Dr. L. S

CHARPÉ

, Mr. L. W

ILLEMS

, Prof. Dr. A.J.J.

V

ANDEVELDE

, Prof. Dr. J. P

ERSYN

, Prof. Dr. M. S

ABBE

, Mej. M.E. en Dr. J.

VAN

M

IERLO

jun. S.J., briefwisselende leden.

de HH. Prof. Dr. F

RANS

D

AELS

, Prof. Dr. R. V

ERDEYEN

en Dr. J.

VAN

M

IERLO

jun.

S.J., briefwisselende leden.

Lieten zich verontschuldigen: de HH. G. S

EGERS

, Prof. Dr. J. M

ANSION

en Prof. Dr.

A.

VAN

H

OONACKER

, werkende leden.

*

*

*

De Bestendige Secretaris leest het verslag over de December-vergadering; het wordt goedgekeurd.

*

*

*

Bestuur der Academie. - Bij het openen der Vergadering geeft de Bestendige

Secretaris mededeeling van een brief van 27 December 1926, waarbij de heer Minister

van Wetenschappen en Kunsten aan de Academie drie afschriften laat geworden van

het Koninklijk Besluit van 13 December, houdende goedkeuring van de verkiezing

van Prof. Dr. A. V

ERMEYLEN

, tot bestuurder, en van J. J

ACOBS

, tot onderbestuurder

der Academie voor het jaar 1927.

(3)

Aangeboden boeken.

Door de Bibliotheek en Leeszalen der Gemeente Rotterdam:

Catalogus. Lijst N

r

9: Fransche Romans; - N

r

10: Aanwinsten op verschillend gebied.

Catalogus van de eerste bij-bibliotheek Lijst N

r

1: Aardrijkskunde en Geschiedenis.

Catalogus van de tweede bij=bibliotheek. Aanwinsten Studieboeken 1923-1925; - Lijst 2: Aanwinsten Nederlandsche romans.

Door de Akademie der Wissenschaften in Wien:

Denkschriften. 67. Band, 3. Abhandlung.

Sitzungsberichte. 203. Band, 3. Abhandlung. 204. Band, 3. Abhandlung.

Anzeiger. 62. Jahrgang 1925. N

r

I-XXVII.

Almanach für 1925 und 1926. 75. und 76. Jahrgang.

Door het Willemsfonds:

75-jarig Jubelfeest (1851-1925).

Door Prof. Dr. P.J. B

LOK

, buitenlandsch eerelid:

Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, door Prof. Dr. P.J. B

LOK

. 3

de

, herziene druk. Vierde deel.

Door Kan. Dr. J. M

UYLDERMANS

, werkend lid:

Mgr. Jan-Baptist van Hemel (1798-1866). Zijn werking op 't gebied van opvoeding en onderwijs, door Kan. Dr. J. M

UYLDERMANS

.

Over schuim- of bestaardwoorden en Over de Nederlandsche taal door E

DW

. P

EETERS

.

Sint-Lucasschool te Gent.

Vlaanderen boven! door R

UTGER

H

INSSERS

.

Hoe Vlamingen Duitsche Vlaamschgezindheid schatten.

Taal- en Letterkundig Genootschap ‘Met Tijd en Vlijt’. Ledenlijst en Verslag over de Werkzaamheden: 1907-1908, door A.

DE

G

ROEVE

, 1908-1909, door A

UG

.

VAN

C

AUWELAERT

; 1911-1912, door A. V

ERSTREKEN

Berek tot Bescherming van de Westvlaamsche Tijdelijke uitwijkelingen naar Frankrijk. Verslag 1902-1903 en 1909-1910, door E.H.E. D

ENYS

.

Antwerpen bij winterdag, door Joz.

VAN DEN

B

ROECK

. Door de erfgenamen V

ERRIEST

:

De Rijndwergen. Sprookjesspel in 3 bedrijven en 5 tafereelen.

Handelingen van het Nederlandsch Congres, gehouden te Gent den 26, 27, 28 en 29 Augustus 1849.

Door den heer P.Th. J

USTESEN

: Die physiologische Grundlage der prae- und

posthomerischen altgriechischen Psychologie. Von P.T

H

. J

USTESEN

, Arzt.

(4)

Door den Schrijver:

De kleine ‘Thomas a Kempis’ of De Navolging Christi tot volksboek bewerkt, door E.J. O

SSENBLOK

.

Voyage autour de ma Bibliothèque. Livres populaires et Livres d'école flamands in 4

o

, par E

MILE VAN

H

EURCK

, secrétaire de la Société des Bibliophiles anversois.

12 reproductions.

De Hymnen van 't Norbertijner en Roomsche Getij- en Misboek... door Kan.

R

OMBOUT

J

AN

J

ORDENS

.

Voor den Aug. Beernaert-Wedstrijd zijn ingekomen:

G

EERT

G

RUB

, Haver: Kernen.

C

LEMENS VAN DER

S

TRAETEN

, Stille preludiën.

Aangekochte boeken.

De regenboogkleuren van Nederlands Taal, door Dr. J

AC

.

VAN

G

INNEKEN

en Dr. J.

E

NDEPOLS

.

De oorzaken der taalveranderingen, door J.

VAN

G

INNEKEN

. De erfelijkheid der klankwetten, door J

VAN

G

INNEKEN

.

A dictionary of the Low-Dutch element in the English Vocabulary, by J.F. B

ENSE

, Lit. Ph.D. Part I: Aam-Dowel.

Nieuwe bijdragen tot de Geschiedenis van het Nederlandsche Tooneel in de 17

de

en 18

de

eeuw, door E.F. K

OSSMANN

.

Das niederländische Faustspiel des 17. Jahrhunderts (De Hellevaart van Dokter Johan Faustus). Herausgegeben von E.F. K

OSSMANN

.

Schets eener historische Grammatica der Nederlandsche taal, door J. V

ERCOULLIE

, Professor in de Nederlandsche Philologie te Gent. Met 2 kaarten. 4

de

, zeer

vermeerderde uitgave, bevattende Phonologie en Flexie, Syntaxis en Woordvorming.

Algemeene Inleiding tot de Taalkunde, door J. V

ERCOULLIE

, Professor in de Nederlandsche Philologie te Gent 3

de

herziene en met een geschiedenis der taalkunde vermeerderde uitgave.

Les Littératures celtiques, par G

EORGES

D

OTTIN

, correspondant de l'Institut, doyen de la Faculté des Lettres de Rennes.

Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, naar hun oorsprong en beteekenis verklaard, door Dr. F.A. S

TOET

. Vierde druk: I en II.

Letterkundige mededeelingen.

(5)

waardigheid Tr. L. Heylen, Bisschop van Namen. Drukk. Eucharistisch Bureau, Tongerloo, 1926, 240 blzz. (18×23 c

m

).

Namens den zeer eerw. schrijver heb ik de eer en 't genoegen dit boek voor de bibliotheek der Kon. Vl. Academie aan te bieden. Kanunnik Jordens zet de overlevering der abdij van Tongerloo vlijtig voort. Na Tongerloo's Lindeloover (1904) dichtte hij, in 1911, Veder en Harp, dichtte hij nog menig gelegenheidsstuk, - en vandaag biedt hij ons de bewer king, zoo niet de vertaling der kerkelijke hymnen uit getij- en misboek. Mijn bestelling van het boek wil geen bespreking er van wezen.

De titel doet den inhoud kennen, en het inleidend woord van Zijne Hoogweerdigheid van Namen leert ons: ‘Het werk is eenig in Vlaamsch België. Wel tellen wij er verscheidene vertalers van kerkhymnen, maar geen enkele, tot nog toe, heeft het aangedurfd ze alle over te zetten. Daarbij vertaalt de schrijver volgens de

oorspronkelijke, latijnsche lezing, gelukkiglijk onveranderd, o.a. bij de Norbertijnen gebleven. Dewijl deze lezing soms nog al merkelijk verschilt met de verbeterde, onder Paus Urbanus VIII bewerkt, diende zij de vertaling te vergezellen. Eene aantrekkelijkheid te meer voor de Latinisten, die aldus de twee lezingen kunnen vergelijken, en tevens vaststellen, dat de oorspronkelijke latijnsche lezing niet altijd gelukkig veranderd werd. De vertaling volgt het metrum van 't Latijn, zoodat ze kan gezongen worden op de muziek eigen aan elke hymne’. - Uit die woorden van Monseigneur van Namen, mogen wij besluiten, dat het werk van Kan. Jordens een ernstig werk is. Zijne vertaling wil tevens een uitlegging zijn, naar de woorden van Mgr Henry, welke hij aanhaalt, en die in de inleiding van het boek van den eerw.

Matth. Brit over de Brevierhymnen voorkomen: ‘Een goede vertaling is tevens eene uitlegging. Zij geeft niet enkel in eene andere taal de woorden en de gedachten van den oorspronkelijken schrijver weer, maar tracht tevens zijne onuitgesproken meening te doorgronden, en deze aan anderen mede te deelen’. Zoo trachtte Kan. Jordens te werken; hij wilde de liefde tot de kerkhymnen er door ontsteken... en ten slotte getuigt hij, ‘dat het aanwijzen der tekortkomingen en onnauwkeurigheden behoorlijk zal erkend en grootelijks gewaardeerd worden door den vertaler’.

Intusschen echter zij hem uiter herte dank gezeid voor zijn noeste vlijt en degelijk

werk. Het strekke onze taal en zijn geliefd Tongerloo tot eere!

(6)

II. - Dr. M. S

ABBE

schenkt uit naam van den schrijver aan de bibliotheek der Academie het werk Voyage autour de ma Bibliothèque, door Em. van Heurck, uit Antwerpen (1927).

M.H.

Het is mij een eer u dit geschenk te mogen brengen namens den schrijver, wien onze Vlaamsche folklore en bibliographie al zoo vele verdienstelijke studiën verschuldigd zijn. De heer E. van Heurck schrijft zijn werken in de Fransche taal omdat de toevalligheden van zijn opleiding hem daartoe beter in staat stellen, maar de inhoud van wat hij schrijft is door en door Vlaamsch. Elk van zijn boeken is een verrijking van ons Vlaamsch wezen en ook ditmaal is dit in ruime mate het geval.

Hij geeft ons hier de zeer uitgebreide studie van 41 oude Vlaamsche school- en volksboeken in 4

o

formaat, waarvan hij in zijn persoonlijke bibliotheek verscheidene uitgaven bezit (159). Gedurende zijn lange loopbaan van boekenliefhebber heeft de heer E. van Heurck schatten van zeldzame uitgaven vereenigd, vooral op het gebied der populaire literatuur. Zijn verzameling volksboeken is zeker wel een van de rijkste, die wij hier te lande kunnen aantreffen, zoodat hij enkel bij het opmaken van een catalogus van zijn eigen volksboeken bijna een volledig overzicht op onze heele productie van dien aard kan geven.

De heer E. van Heurck heeft er zich niet bij bepaald ons enkel een beschrijving te bezorgen van het uiterlijke van de behandelde boeken, hij heeft tevens met veel kennis van zaken den inhoud van elk dier werken besproken en geeft bovendien veel wetenswaardigs over hun schrijvers en over hun lotgevallen.

De arbeid van den heer E. van Heurck draagt den stempel van een voortreffelijk wetenschappelijken, volstrekt betrouwbaren geest, tevens geholpen door een onberispelijk-goeden smaak, die zich in den gemakkelijken, vloeienden stijl van het boek openbaart.

Wij verheugen ons in de verschijning van dit mooie werk en hopen, dat de schrijver

er eerlang zal toe besluiten om ook een dergelijke studie te wijden aan de Vlaamsche

volks- en schoolboeken van klein formaat. Hij is de man om dat werk naar behooren

te voltooien.

(7)

Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.

1

o

) Gent: ‘Congrès international d'Hygiène et de Santé publiques’. - Brief van 22 December 1926, waarbij het comiteit van het Congres den heer Voorzitter der Academie uitnoodigt, lid te willen zijn van het Inrichtingscomiteit. - De Heer Voorzitter heeft aàngenomen.

2

o

) Geschenk aan de Academie. - De heer Bestuurder kondigt aan dat de heer Max Lamberty bereid is aan de Kon. Vl. Academie een verzameling handschriften van zijn oom Lodewijk de Raet te schenken; daaronder zijn het hs. van zijn Vlaamsche Volkskracht, en tal van brieven, uitknipsels en documenten die betrekking hebben op de Vlaamsche Beweging van 1880 tot 1914. - Met dank aangenomen.

Mededeelingen namens de commissiën.

1

o

) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De H. Prof.

Dr. J. M

ANSION

, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.

Waren aanwezig de HH. Mr. L

EONARD

W

ILLEMS

, voorzitter, Kan. Dr. J.

M

UYLDERMANS

, Dr. L. S

IMONS

, I

S

. T

EIRLINCK

, Dr. L. G

OEMANS

, Prof. Dr. M.

S

ABBE

, de EE. HH. Dr. J.

VAN

M

IERLO

en J. S

ALSMANS

, hospiteerende leden.

Aan de dagorde staat:

1

o

) Hadewijch-Studiën: I. De namen Hadewijch en Heilwijch. II. Wat beteekent

‘de Bloemardinne’ III. Hadewijch en de antithese (bijdrage tot de stijlstudie). IV.

De Geschiedenis eener hypothese. - Lezing door Mr. L. W

ILLEMS

.

Mr. L. Willems toont aan met voorbeelden uit Maerlant, Boendale, Hein van Aken e.a. dat de twee volkomen verschillende namen Hadewijch en Heilwijch in de practijk soms met elkander verward werden.

E.H. van Mierlo doet opmerken dat deze verwarring zich niet voordoet in de

bescheiden betreffende Hadewich en Bloemardine (Heilwich).

(8)

2. Mr. L. Willems herinnert dat die ‘Bloemardine’ beteekent een vrouw uit het geslacht Bloemaert. Zoo dit het geval is, zouden wij dergelijke vrouwelijke vormen van andere familienamen moeten vinden. Bij gemis aan dergelijke vor men, onderstelt M. Willems dat met die Bloemardine, niet bedoeld wordt een gewone vrouw, maar wel een zeer bekende vrouw uit dat geslacht.

3. Het derde punt wordt gebracht op de dagorde der Commissie voor Middelnederlandsche letteren.

4. Het vierde punt zal later in de e.v. zitting van de Commissie voor Geschiedenis behandeld worden.

2

o

) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch.

- De H.O. W

ATTEZ

, wn. secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.

Waren aanwezig: de HH. Prof. Dr. A.J.J. V

ANDEVELDE

voorzitter, J. J

ACOBS

, ondervoorzitter, Kan. Dr. J. M

UYLDERMANS

, Kan. A

M

. J

OOS

, Dr. L. G

OEMANS

, O

MER

W

ATTEZ

, Prof Dr. J. P

ERSYN

, leden.

De heer S

EGERS

, lid-secretaris, afwezig zijnde zal de heer W

ATTEZ

het ambt van secretaris waarnemen.

Aan de dagorde staat:

1) Eenvoud en gepastheid. - Lezing door G. S

EGERS

.

De heer Dr. L. Goemans leest een deel van het stuk dat door den heer Segers werd ingezonden.

Onder den titel Eenvoud en Gepastheid ontwikkelt de heer Segers de stelling van E. Gerhard: ‘Wat de school is voor de jeugd is het lezen voor hen die de school hebben verlaten’. Hij handelt vervolgens over de voorwaarden waaraan de volksschool en de volksletterkunde moeten beantwoorden om hare roeping te kunnen vervullen.

Daarna ontstaat onder de leden eene bespreking over het onderwerp.

Na de lezing van Dr. Goemans vraagt de voorzitter de toelating om voor enkele

minuten de aandacht te mogen vestigen op eene kwestie van onderwijs, namelijk de

onbekwaamheid van sommige hoogeschoolstudenten, die gebleken is uit een

schriftelijk examen. Dr. Vandevelde zou er willen de oorzaken van kennen.Ligt zij

in het lager, in het middelbaar of in het hooger onderwijs zelf?

(9)

Spreker vraagt om op de dagorde voor de volgende zitting te willen brengen:

Gemis aan algemeene kultuur bij de studenten.

Dagorde.

1

o

) Nieuwe uitgaven door Leden van de Academie. - Prof. Dr. R. V

ERDEYEN

, briefwisselend lid, biedt aan de Academie een ex. aan van Colloquia et Dictionariolum septem Linguarum, gedrukt door Fickaert te Antwerpen in 1616, opnieuw uitgegeven door Prof. Dr. R. V

ERDEYEN

. I. (Uitgave van de Vereeniging der Antwerpsche Bibliophilen. Antwerpen en 's Gravenhage, 1926).

2

o

) Beethoven-feest in de Koninklijke=Vlaamsche Academie. - De heer Bestuurder, Prof. Dr. A. V

ERMEYLEN

, deelt aan de vergadering mede, dat op Donderdag 24 Maart aanstaande, in de Academie een Beethoven-dag wordt ingericht ter gelegenheid van de honderdste verjaring van het afsterven van dezen wereldberoemden muziekreus.

De plechtigheid zal opgeluisterd worden door spreekbeurten en uitvoering van werken van den grooten meester.

3

o

) Plechtige openbare Vergadering van 1927. - De vergadering zal gehouden worden op Zondag 26 Juni, te 11 uur. De Bestendige Secretaris zal de noodige schikkingen nemen.

4

o

) Lezing door den heer Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde, werkend lid: De Kruidboeken van Dodoens, Clusius en De Lobel.

De Bestendige Secretaris deelt vooreerst aan de vergadering mede, dat Prof. Dr. A.

VAN

H

OONACKER

, die in de vergadering van vandaag zou spreken, door ziekte verhinderd is aanwezig te zijn. Prof. Dr. V

ANDEVELDE

, die voor een lateren datum ingeschreven was, werd echter bereid gevonden heden als spreker op te treden, waarvoor de Secretaris hem den hartelijksten dank van het Bestuur der Academie betuigt.

Na de lezing wenscht de Bestuurder Prof. V

ANDEVELDE

geluk en stelt voor dat

zijn rede in de Verslagen en Mededeelingen zou worden opgenomen. (Onder

toejuiching aangenomen.)

(10)

De Kruidboeken van Dodoens, Clusius en de Lobel door Prof. Dr. Alb. J.J. Vande Velde,

werkend Lid der Kon. Vlaamsche Academie.

Om het roemvol drietal Dodoens, Clusius en de Lobeeenige oogenblikken te herinneren kunnen wij van deze gelegenheid gebruik maken dat in 1526, dus juist vier eeuwen geleden, Karel de l'Ecluze of Clusius te Atrecht werd geboren. Op 19 October 1926 werd te Leiden door Dr. F.W.T. Hunger een gedachtenisrede gehouden, waarin de verdiensten van Clusius voor zijn oorspronkelijken arbeid en voor zijne talrijke vertalingen op het gebied der kruidkunde werden gehuldigd.

Na een bewogen en vlijtig leven, kwam Clusius zich op 19 October 1593 als hoogleeraar te Leiden vestigen; daar overleed hij op 84-jarigen leeftijd den 4 April 1609. Hij werd begraven in de kerk van O.L.V. te Leiden, waar een koperen

epitaphium zijne rustplaats aanduidde. Toen in 1819 de kerk werd afgebroken, werd het epitaphium naar de St-Pieterskerk van de zelfde stad overgebracht, waar het heden nog berust; maar de rustplaats, waar het lichamelijk overschot van Clusius aan de aarde werd toevertrouwd, is verloren.

Op dit epitaphium leest men: Bonae memoriae/Caroli Clusii/Atrebatis pos./Qui ob nominis celebritatem/probibate, eruditione, tum rei/imprimis Herbariae illustratione/partam, inter aulae Caes. familiares/allectus; et post varias peregrinationes a nobb. Demum et ampliss. DD./Curr. et Coss. in hanc urbem conde-/corandae Academiae evocatus, et sti-pendio pub. per annos XVI. honora-/tus, XXCIV

M

AE. S. annum ingressus/obiit celebs IV. Apr. M.DC.IX.

Een groote gebeurtenis voor de wetenschap werd in 1554, in den vollen woeligen tijd der godsdienstoorlogen volbracht. In 1554 verscheen te Antwerpen het Cruijde Boeck van Rembert Dodoens, als Vlaamsche uitgave van De Stirpium historia, ook door den drukker-uitgever Vander Loe in 1553 bezorgd.

In dien tijd droomt Keizer Karel, evenals later een Napoleon I, een Willem II, de

alheerscher van de wereld te worden; hij laat de grootste rampen uitbreken, brengt

tallooze onschul-

(11)

dige slachtoffers tot den dood, en staat vermoeid in 1555 zijn zijn troon af aan zijn zoon Philips II.

De beweging voor de vrijheid wordt in de Nederlanden geleid door Willem van Nassau, later prins van Oranje; Alva voert in naam van Spanje op de gruwelijkste wijze den strijd tegen die vrijheidsbeweging: Leyden, waar eens eene Universiteit op den grond van de vrijheid zal worden gesticht, wordt in 1573 en 1574 belegerd, Antwerpen, waar de drukkerij Plantin zooveel licht op de wereld zal verspreiden, wordt in 1576 geplunderd. Gedreven door hetzelfde gevoel van vrees en onrust, komen de Zuidelijke katholieke gouwen met de Noordelijke protestantsche tot een verbond, en na de Pacificatie van Gent in 1576 worden de Spaansche soldaten verdreven.

Merkwaardig is het hoe in deze beroerde tijden, de geest van den mensch naar een stil en rustig ideaal zoekt: de wetenschap, de kunst, de letterkunde bloeien, frissche, zoetruikende bloemen groeien op de slagvelden en de doodenakkers, de zon, de sterren, de weldoende regenwolken, de geest van den mensch, dit alles staat hooger, boven de plunderaars en de moordenaars.

Dodoens, Clusius, Lobelius ondernemen wetenschappelijke reizen en schrijven de uitslagen van hunne ondervinding in hunne beroemde kruidboeken.

Michelangelo (1475 †1564) versiert de Sixtijnsche kapel en de St-Pieters hoofdkerk met zijne meesterstukken en bewerkt de laatste ontwikkeling der Renaissance. Tiziano Vecellio, (1477 †1576) schildert, met kracht en waarheid, portretten, godsdienstige en geschiedkundige tafereelen. Paolo Caliari Veronese, (1528 †1588) schept op weeldevolle oorspronkelijke wijze eene reeks schilderijen uit de heilige geschiedenis.

Peter Breughel de oude (1530 †1600) geeft met kluchtige geestdrift tafereelen uit het landelijk leven, uit de fantazie, terug, met dezen Vlaamschen geest die later in de gewrochten van Teniers, Brauwer, Ostade wordt gevonden.

Giovanni Pierluigi Palestrina (1524 †1594) brengt de heerlijkheid van den

godsdienst met de vereischten van de kunst overeen in zijne mis van Paus Marcellus,

en redt de toonkunst die op het punt was de kerk te verlaten, alleen de kerkzang na

zich achterlatend. De Belgische toonkundige Orlando di Lasso (1520 †1594), schrijft

missen, psalmen, liederen, met de frischste en zuiverste bezieling, onder den indruk

van de Renaissancebeweging.

(12)

Bernard Palissy (1510 †1590) ontdekt het glazuren op het aardewerk, Andreas Vesalius (1514 †1564) wordt de vader der ontleedkunde van het menschelijk lichaam, de heelkundige Ambroise Paré (1517 †1590) past nieuwe onderbindingsmethoden op de bloedingen toe, Gerhard Kremer of Mercator, de beroemde zoon van

Rupelmonde (1512 †1594) vervaardigt een wereld- en een hemelglobe, de kaart van Europa en de wereldkaart voor de zeevaarten; Luiz de Camoens (1524 †1579), na een avontuurlijk leven in Azië, schrijft Os Lusiadas, het nationaal epos over de nakomelingen van Lusus, den fabelachtigen stamvader der Portugeezen, Pierre de Ronsard (1524 †1585) geeft oden, hymnen en elegieën in het licht, Michel Eyquem de Montaigne (1533 †1592) schept in de Essais eene schatkamer voor de Fransche taalvorming; de Brugsche wiskundige Simon Stevin (†1620) bepaalt het evenwicht van een vast lichaam op een hellend vlak, het evenwicht van drie krachten werkende op een enkel punt, en voert het gebruik der exponenten in de algebra, Galileo Galilei (1564 †1642), ontdekt het beginsel van den val der vaste lichamen en schrijft zijn vermaard Dialogo (1632) over de beweging van onzen aard bol, Johannes Kepler (1571 †1630) ontdekt de wetten van de beweging der planeten, Justus Lipsius (1547

†1606), de Leidsche-Leuvensche hoogleeraar, publiceert zijne uitgave van Tacitus, zijn Antiquarum lectionum libri V, zijn De Constantia libri duo, zijn Politicorum libri sex, de ongelukkige zenuwlijdende Torquato Tasso (1544 †1595) schenkt ons zijn Gerusalemme liberata, William Shakespeare (1564 † 1616) schept zijne grootsche treurspelen en blijspelen, Johan Baptist Helmont (1577 †1644) maakt zich beroemd met zijne ontdekkingen op het gebied der geneeskunde en der chemie, en brengt de bewerkingen der gassen tot stand.

Wel worden reeds in 1590 door Zacharias Jansen van Middelburg en in 1621 door Cornelis Drebbel (1572 †1634) microscopen vervaardigd, maar de stichter der micrographie, Antony van Leeuwenhoek (1632 †1723), de beroemde zoon van Delft, is nog niet geboren. Vondel, de hoofdfiguur van de gulden eeuw der Nederlandsche letterkunde, schrijft zijn eerste groot werk de Verlossinghe der kinderen Israëls uit Egypte alleen in 1617; ook wordt de dageraad van Rubens en van Rembrandt verwacht.

De drukkunst is door Gutenberg (ca 1397 †1467) ingevoerd en Albert Dürer (1471

†1528) heeft aan de graveerkunst

(13)

een machtigen stoot gegeven. Vander Loe, Plantin, Moretus werken practisch om de voortbrengselen van den menschelijken geest te verspreiden; bij hen te Antwerpen en te midden van allerlei sociale rampen worden de kruidboeken van Dodoens, Clusius en de Lobel uitgegeven. De planten die in deze kruidboeken worden beschreven en verbeeld, zijn de bewerkers van de levende stof uit de lijken der vermoorden; de bloemen dezer planten zijn op graven tot een eeuwige lente geboren.

Het is onder den indruk van dien beroerden, en tevens roemvollen tijd, dat wij de kruidboeken van Dodoens, Clusius en de Lobel wenschen te bespreken.

*

*

*

De oudst gekende kruidboeken zijn in het Nederlandsch geschreven, zooals het ons bekend gemaakt wordt door ons geacht medelid Is. Teirlinck

(1)

: in 1482 verscheen te Utrecht het Herbarius of Kruydboek van Mathias Goes; in 1514 werd te Antwerpen bij Claes de Grave gedrukt Den groten Herbarius met al sijn figueren Die Ortus sanitatis ghenaemt is met sijnder tafele in latyn ende in duytsche.

De eerste kruidboeken, van het begin der 16

e

eeuw, hebben vooral voor doel de geneeskundige eigenschappen der planten te doen kennen; als wetenschappelijke werken zijn zij onmethodisch bewerkt en op naïeve wijze opgesteld. Het boek van Brunfels

(2)

in 1530 verschenen, is op alphabetische wijze gerangschikt; het boek van Fuchs

(3)

van 1542 heeft, meer als de andere een wetenschappelijken vorm, en beschrijft ongeveer 500 soorten; de kinderlijke beschrijvingen van Hierony-

(1) Een Kruidboek van 1514, 2

e

Bot. Jaarboek Dodonaea, 1890, blzz. 1-39. M. Is. Teirlinck heeft mijn aandacht gevestigd op de zeer nauwkeurige aanwijzigingen van de Nederlandsche Bibliographie van 1500 tot 1540 door W. Nyhoff en Kronenberg ('s Gravenhage 1923); daar leest men:

Den Herbarius, in dijetsche; Antwerpen, Gov. Bac. 28 Nov. 1511, 4

o

, 174 blzz.; id. Antwerpen, Willem Vorsterman, ca 1511, 4

o

, 174 blzz.. Vertaling van den Latijnschen Herbarius, Mainz, Peter Schöffer 1484.

Den groten Herbarius (Ortus Sanitatis), Antwerpen, Claes de Grave, 17 Juni 1514, 210 blzz.;

18 Juni 1526, 188 blzz.; 20 Juni 1533, 198 blzz.; Utrecht, Jan Berntsz., 31 Aug. 1538, 186 blzz.

(2) Otto Brunfels, geboren te Mainz vóór 1500, eerst theoloog en monnik, dan protestant, leeraar en medicus; hij stierf in 1534.

(3) L. Fuchs, geboren te Membdingen, medicus en hoogleeraar te Tubingen, waar hij in 1566

overleed.

(14)

mus Bock

(4)

heeft betrekking op indeelingen in kruiden, struiken en boomen; het kruidboek van Mattioli

(5)

die meer dan 60 uitgaven heeft gehad is in den grond niets anders dan eene reeks uitleggingen van de geschriften van Dioscorides; Dalechamp

(6)

is meer een philoloog dan een plantenonderzoeker.

Die vlijtige arbeiders hebben al de middelen van hun tijd gebruikt om aan den vooruitgang te helpen, en wij zijn liever bereid te beknibbelen omdat wij de

overtuiging hebben dat wij mogen denken met onzen geest van de 20

e

eeuw als wij de gewrochten van vroegere eeuwen beoordeelen; zeker zijn die uitdrukkingen naïef, onmethodisch ongepast. Als wij denken aan hetgeen die onderzoekers gedaan hebben, in eene periode van moeilijk maatschappelijk leven, toen de wetenschappelijke opzoekingen aan de orde van den dag niet waren, toen het wetenschappelijk materiaal bijna totaal ontbrak, dan staan wij in volle bewondering voor het schoone dat de menschengeest in dien tijd heeft kunnen voortbrengen.

In het midden van die namen, die met nog anderen, tot de geschiedenis behooren, komt het prachtig drietal op den voorrang: Rembert Dodoens, Karel de l'Ecluse en Mathias de Lobel, die volgens die gewoonte van den tijd ook in Latijnsche namen Dodonaeus, Clusius en Lobelius werden vertaald. In de geschiedenis der

wetenschappen bekleeden zij een schitterende plaats; voor ons hebben zij een bijzonder belang, omdat zij den stempel dragen van de Vlaamsche kracht, omdat het uitgeven van hunne werken in verband staat met de Vlaamsche drukkunst, omdat hun arbeid in nauw verband staat met de beroemde Universiteit van Leiden en met de niet minder beroemde Plantijnsche drukkerij van Antwerpen.

Rembert Doedesz. Joenkem of Dodoens werd geboren te Mechelen in 1517

(6a)

, studeerde te Leuven de medecijnen,

(4) Hier. Bock, geboren te Heiderbach in 1498 en in 1554 gestorven, medicus.

(5) Pierandrea Mattioli, Siena 1501 †1577, lijfarts van Ferdinand I

(15)

werd in 1548 stadsarts te Mechelen, werd tusschen 1574 en 1579 lijfarts van Maximiliaan II en van Rudolf II, en eindelijk in 1582 hoogleeraar te Leiden waar hij stierf in 1585.

Karel de l'Ecluze werd geboren te Atrecht in 1526, bestudeerde de humaniora te Gent, de rechten en de klassieke talen te Leuven, de geneeskunde te Wittenberg, te Montpellier en te Parijs bereisde Spanje, Portugal, Frankrijk, Engeland, Nederland, Duitschland en Hongarije, werd opzichter van den keizerlijken tuin te Weenen, waar hij 14 jaren verbleef, en eindelijk in 1593 hoogleeraar te Leiden en bestuurder van den nieuw aangelegden plantentuin werd. Hij overleed in 1609.

Matthias de Lobel of De L'Obel werd geboren te Rijssel in 1538, uit eene familie van Vlaamschen oorsprong, studeerde de medecijnen te Montpellier, verbleef als arts te Antwerpen en te Delft, werd lijfarts van den prins van Oranje en eindelijk opzichter over den Koninklijken tuin te Hackney. Hij stierf in 1616 te Highgate bij Londen.

In de Historia stirpium van Fuchs in 1542 treft men de eerste poging tot het vaststellen van een botanische nomenclatuur en vier volle bladzijden worden aan die poging gewijd. Vele plantkundige uitdrukkingen worden er uitgelegd, en betreffen vooral den vorm van den stam en van de stengels, eigenaardig is het dat van bloeiwijze en van wortel gewoonlijk niets wordt vermeld. De vooruitgang op het gebied van nomenclatuur is echter zeer traag. In zijne laatste uitgave der pemptaden van 1616, met een omvang van 872 blzz. in folio, behoudt Dodoens slechts een paar bladzijden voor de uitlegging der plantendeelen; de wortel is aldus het onderste, onderaadsche deel, waardoor de plant in den grond gevestigd en gevoed wordt. Van wortels wordt geen onderscheid gemaakt, op enkele uitzonderingen na, zooals voor den marentak.

Het blad is bij alle planten eene kleeding, en als dat kleed weg is, zijn de boomen en de andere planten naakt. In de bloem onderscheidt Dodoens de kelk en de

meeldraadjes. De vrucht is het orgaan waarin het zaad ontstaat; soms ook is de vrucht

afwezig en het zaad is naakt. In de moderne plantkunde spreekt men nog van

naaktzadigen.

(16)

de Lobel geeft geen verklaring over plantendeelen; maar reeds vindt men in zijn overzicht de kern van de plantenfamiliën; van Coniferen, Umbelliferen, Verticilleën wordt reeds melding gemaakt. Bij de Lobel eerst treft men dat gevoel van de natuurlijke verwantschap onder de soorten.

De meeste plantkundigen van den tijd bestudeeren de planten der streken waar zij groeien en beschrijven de uitheemsche soorten volgens de andere schrijvers. Aldus werken Dodoens en de Lobel voor het gebied der Nederlanden. Boven de

plantkundigen van den tijd staat Clusius door zijne lange wetenschappelijke reizen door Spanje, Duitschland en Hongarije; in zijn boek beschrijft hij aldus de talrijke soorten die hij zelf in de natuur heeft gezien; daarom zoekt hij in zijne rangschikking verder te gaan, en in de Rariorum plantarum historia, uitgegeven in 1576 en in 1607, handelen de hoofddeelen of boeken over: het 1

e

boek over de boomen, de struiken, het 2

e

boek over de bolplanten, het 3

e

boek over de welriekende bloemen, het 4

e

boek over de niet-ruikende bloemen, het 5

e

boek van de giftige, slaapverwekkende planten, het 6

e

boek over de melksaphoudende planten, de Umbelliferen, de varens, de grassen, de leguminosen en eenige kryptogamen. Het is echter vooral de uiterlijke vorm, en ook het kunstgevoel die den schrijver leiden, b.v. als hij zegt: ‘Na onze studie van de boomen, de struiken en de halfstruiken, zooals het werd gedaan in het vorig boek, bespreken wij nu in dit tweede boek zulke planten waarvan de wortel den vorm vertoont van eenen ui of van eenen knol, die voor het grootste getal door de sierlijkheid en de menigvuldigheid der bloemen aantrekken en op buitengewone wijze verlustigen, en die daarom ook niet de laatste plaats bekleeden onder de kroonplanten. Wij zullen ook met de planten van de leliesoorten aanvangen, uit reden van den omvang en de schoonheid der bloemen’.

Dat het tweede boek over de bolplanten de beschrijving van andere planten als

onze moderne monocotylen met uivormige organen bevat, is geen reden om het werk

van Clusius te kleineeren; wij leven voor enkele oogenblikken vier eeuwen vóór

onzen tijd. En daarom stellen wij vast, zonder daarvoor een verwijt te maken aan

den vernuftigen en vlijtigen schrijver, dat wij in dat boek over de bolplanten na de

Liliaceeën, de Asphodeleeën, de Melantaceeën, de Irideeën, de Ranunculaceeën

treffen, daarna de Cyclamensoorten en talrijke Orchi-

(17)

deeën; onder de Orchideeën worden Orobanche, Corydalis gerekend. Op vele andere plaatsen worden soortgelijke vaststellingen gedaan, hetgeen ons stellig niet moet verwonderen: Clusius schrijft rond 1575 en wij leven in 1927!

Wat wij nog heden als echte moderne meesterstukjes mogen beschouwen, dat zijn de beschrijvingen zelf, die uitmunten van duidelijkheid en volledigheid.

In de werken van Gaspar Bauhin

(7)

, onder den invloed van zijn roemrijke voorgangers geschreven, vindt men vaste wetenschappelijke gronden. In de Prodromus Theatri Botanici van 1620 vindt men de bespreking van den vorm der wortels, de lengte en den vorm van den stengel, de eigenschappen der bladen, der bloemen, der vruchten en der zaden; de beschrijvingen zijn volledig, tevens ook zeer kortbondig. Verder hebben de planten den rang van soorten gekregen en bekomen eene plaats met binaire benaming, in een volledig stelsel van familiën, dat een eeuw later den sterken grond zal worden, waarop Linnaeus opbouwen zal.

De taak om over de kruidboeken van Dodoens, Clusius en de Lobel te spreken wordt door het raadplegen van de Bibliotheca Belgica zeer gemakkelijk: daar vindt men schatten van bibliographische en biographische inlichtingen; deze inlichtingen werden daar door Th.J.J. Arnold geboekt, zooals uit het levensbericht

(7a)

van den vlijtigen en geleerden bibliothecaris blijkt. Daar heb ik op ruime wijze geput; daarvan heeft ook A. Decock gebruik gemaakt, zooals hij het zelf zegt, om zijne studie van 1890 over Rembert Dodoens op te stellen.

(8)

*

*

*

Over het leven en het werk van den beroemden Mechelaar Rembert Dodoens, schreef P.J. Van Meerbeeck, medicus te Mechelen, een prachtig boek

(9)

dat hij met de meest overtuigde geestdrift aan zijne stad en aan zijne stadsgenooten toewijdt. Dat boek was voor de Bibliotheca Belgica een zeer be-

(7) 1550 †1624, hoogleeraar te Basel.

(7a) Levensbericht van Arnold (1882 †1899) door W. De Vreese, Jaarb. Kon. Vlaamsche Acad., 1901, blz. 149 (Zie namelijk op blzz. 171 en 192).

(8) 2

e

Botanisch Jaarboek Dodonaea, 1890, blzz. 40-82.

(9) Recherches historiques et critiques sur la vie et les ouvrages de Rembert Dodoens (Dodonaeus)

par P.J. Van Meerbeeck de Malines. Malines, Hanicq, 1841, 340 blzz.

(18)

langrijk hulpmiddel, en wordt daar ook, op menigvuldige plaatsen genoemd. De Bibliotheca Belgica noemt van Dodoens

(10)

de volgende geschriften:

Cosmographica. Antw., vander Loe, in 8.

1548

De Sphaera. Antw., Plantin, in 8 (Bibl.

Univ. Gent A 11459).

1584.

Almanack prognosticatie. Antw., vander Loe, in f

o

.

1549.

Almanack prognosticatie. Antw., vander Loe, in f

o

.

1549.

Almanack ende prognosticatie. Antw., vander Loe, in 16.

(11)

1558.

(10) Als documentatie over Dodoens, zie: Biographie nationale Van Hasselt, Soc. med. Malines 1850 Eloge par d'Avoine (Bibl. Univ. Gent A 2550), d'Avoine en Morren in Concordana Malines 1850 (Bibl. Univ. Cent G 8151), Recherches sur Dodoens par Van Meerbeeck Malines 1841, Broeckx Lettre à Van Meerbeek Anvers 1862 (Bibl. Univ. Gent 1 K 21

1

), Broeckx notice (Bibl. Univ. Gent A 10219), Bull. Bibl. Belge XII p. 335, Dodoens door De Cock Gent. (2

e

Bot. Jaarboek Dodonaea 1890), Goethals notices sur Van Meerbeeck Bruxelles 1841 (Bibl. Univ. Gent A 10022, G 7729), Grenius Animadversiones 1697-1720, Brief aan Clusius in Rarior. Stirpium hist. Antw. 1576, Limborch Medulla Simplicium ex Dodoneo et Schrodero Lovanii 1702 (Bibl. Univ. Gent A 9558), Ibid., Brussel 1724 (Bibl. Univ. Gent A 12012), In Clusius Clusius ad Rediger Brussel 1847, In Lobel Plantarum hist. Antw. 1576 (Bibl. Univ. Gent A 11010), in Menabenus Tractatus de alce epistola 1581 (Bibl. Univ. Gent R 854

1

), Messager des Sciences 1841 p. 285 en 1863 p. 454, Modius Lectiones 1584, Ann.

Acad. Archeol. Anvers 1843 p 62, Illustria Acad. 1613 (Bibl. Univ. Gent Hi 5227), Belges Illustres par Morren Vol. III (Bibl. Univ. Gent Hi 1341, In Ronsicus Miscell. Lugd. Bat.

1590 (Bibl. Univ. Gent G 7956 en G. 7958), Bibliotheca Belgica 1883-1884, Van Doorslaer Bl. cercle archéol. Malines 1900, Hunger Catalogus Dodoens-Tentoonstelling Leiden 1917, Nederl. Tijdschr. Geneesk. 1923 en Janus 1923, Jaarb. Dodonaea 1889 p. 1 en 1890 p. 1.

Twee verhandelingen van Is. Teirlinck, Discours Dumortier Bull. Soc. bot. Belg. I n

o

1, Clusius-Tentoonstelling Catalogus door F.W.T. Hunger 1926. Schierbeek, A. wijdt in zijn merkwaardig boek, Van Aristoteles tot Pasteur, 1923, het gansche hoofdstuk III aan Dodonaeus en Konrad Gesner.

Portretten: Ill. Hollandiae 1614 (Bibl. Univ. Gent Hi 5227

1

), Bullart Acad. Sc. Arts 1682

(Bibl. Univ. Gent Hi 4047), Foppens Bibl. Belg. 1739 vol. II (Bibl. Univ. Gent Hi 6439),

Galle effigies 1572 (Bibl. Univ. Gent R 1127), De Pas Hortus floridus 1614-1616 (Bibl.

(19)

Gent A 11460)

(20)

De stirpium historia Antw., vander Loe, in 8. (Bibl. Univ. Gent A 11461).

1553.

Posteriorum trium... de Stirpium historia.

Antw., vander Loe, in 8. (Bibl. Univ.

Gent A 11461).

1554

De stirpium historia. Antw., vander Loe, 2 vol. in 8, 2

e

uitgave.

1559.

Cruijde Boeck, Antw., vander Loe, in f

o

. 1554.

Cruijde Boeck, Antw., vander Loe, in f

o

(Bibl. Univ. Gent A 8208).

1563.

Histoire des plantes, vertaald door Clusius, Antw., vander Loe, in f

o

. (Bibl.

Univ. Gent A 11015).

1557.

A niewe herball or historie of plantes, vertaald door Lyte London, Dewes en 1578.

Antw., vander Loe, in f

o

. Andere uitgaven in 1586, 1595, 1600 en 1619. (Bibl. Univ.

Gent A 11034 voor 1578, A 56225 voor 1586).

Frumentorum... historia. Antw., Plantin, in 8. (Bibl. Univ. Gent A 11462).

1566

Hstoria frumentorum... Antw., Plantin, in 8.

1569.

Florum... historia, Antw., Plantin, in 8;

2

e

uitgave 1569. (Bibl. Univ. Gent A 12013).

1568

Purgantium... historiae libri IIII. Antw., Plantin, in 8. (Bibl. Univ. Gent A 12011, Bibl. G. VdV.).

1574.

Historia vitis vinique. Keulen, Cholin, in 8.

1580.

Stirpium historiae pemptades sex. Antw., Plantin, in f

o

(Bibl. Univ. Gent A 11028).

1583.

(21)

Cruydt-boeck. Antw., Moretus, in f

o

(Bibl. Univ. Gent 157 A 4, A 7502 en A 9961).

1644

Medicinalium observationum exempla.

Keulen, Cholin. (Bibl Univ. Gent A 14216

2

).

1580.

Medicinalium observationum exempla rara. Keulen, Cholin, in 8; idem Leiden, 1581.

Plantin, in 8; idem Amsterdam, Laurentsz en Harderwijk, Hendricksz in 8, 1621 (Bibl. Univ. Gent A 12002, R 854, A 14216).

Physilogices medicinae partis tabulae.

Keulen, Cholin.

1581.

Praxis medica. Amst., Laurentsz, in 8.

(Bibl. Univ. Gent A 12001).

1616.

Ars medica, ofte ghenees-kunst. Amst., Walschart in 4.

1624.

In praxin artis medicae... scholia. Amst., Laurentsz, in 8.

1640.

Paulus Aegineta, a Joanne Guintero latine conversus. Basel, Oporin, in 8.

1546

Talrijke brieven.

De Bibliotheca belgica duidt talrijke biographische en bibliographische fouten

aan, niet alleen door Van Meerbeeck gepleegd, maar ook door een aantal onderzoekers

die de oorspronkelijke bronnen op onvoldoende wijze, of ook niet geraad-

(22)

pleegd hebben. Het historisch woordenboek van Paquot noemt aldus een aantal uitgaven die nooit hebben bestaan; onze gewone encyclopedieën bevatten ontelbare vergissingen.

Hetgeen voor ons in het werk van Dodoens zeer belangrijk is te vermelden, dat is het uitgeven van het Vlaamsch Cruijde Boeck die verscheidene uitgaven heeft gekend, zoowel te Antwerpen bij vander Loe en later bij Moretus, als te Leiden bij Van Raphelengen. Van Meerbeeck vertelt daarover dat in onze gewesten de studie van de plantkunde zeer verspreid was, zoodanig dat de eerste Vlaamsche uitgave van 1554 van 818 blzz. in f

o

in 9 jaren werd verkocht, en dat reeds in 1563 een tweede, verbeterde en vermeerderde uitgave in het licht kon gebracht worden.

Ook dient vermeld te worden dat van de geneeskundige werken van Dodoens een Nederlandsche uitgave te Amsterdam in 1624 verscheen, aldus een veertigtal jaren na den dood van den schrijver.

De Cosmographica van 1548 is het eerste wetenschappelijk werk van Dodoens, - zijn eerste werk was de Latijnsche vertaling van een Grieksche geneeskundige verhandeling van Paulus Aegineta in 1546 te Basel verschenen. Het werd opgesteld in 1546 na een lange reis door Frankrijk, Italië en Duitschland. In de Cosmographica bespreekt Dodoens de werelddeelen, de hemellichamen, onze aarde, de bewegingen der hemellichamen volgens het stelsel van Ptolemeus. De almanakken zijn in betrekking met de Cosmographica en geven aanteekeningen aan betreffende de sterrekunde, en de gezondheidsregelen in de verschillende jaargetijden.

Het boek De Frugum Historia handelt over de producten verkregen uit de tarwe en de gerst, en vergelijkt deze producten in de oudheid en in den tijd van den schrijver:

Dodoens spreekt onder andere de meening uit dat het zythum der ouderen een andere drank was als het bier; hij schrijft den bitteren smaak van het bier toe aan het gebruik van tarwe, de purgeerende kracht aan de gerst en aan de tarwe, de bedwelmende werking aan de hop. Daarover trad hij in een langdurigen redetwist met de medici Vischaven en Ronss en met zijn stadgenoot Roelants, ook een geneeskundige.

Het verschijnen van het boek Remberti Dodonaei Mechliniensis De Stirpium

historia in 1553 bij Jan van der Loe te Antwerpen heb ik eene wetenschappelijke

gebeurtenis genoemd; voor de tweede maal wordt een groot kruidboek in

(23)

ons land uitgegeven; in 1514 werd te Antwerpen bij Claes de Grave Den groten Herbarius in het licht gezonden. Van het werk van Dodoens verscheen het volgend jaar bij den zelfden uitgever vander Loe een Vlaamsche uitgave, het vermaard Cruijde Boeck. Het is ook dat boek dat door Clusius, den vriend van Dodoens, in het Fransch werd vertaald en in 1557 ook door vander Loe werd uitgegeven.

Het Vlaamsch Cruijde Boeck van 1554 werd aan Maria van Hongarije opgedragen.

Het privilegie van Keizer Karel aan vander Loe is door den Raad van Brabant op 27 Mei 1551 onderteekend. Na de opdracht van Dodoens aan Maria van Hongarije, landvoogdes der Nederlanden, komt een portret van den schrijver; daarna zes synoniemenlijsten, in het Nederlandsch, het Fransch, het Duitsch, het Latijnsch, het Grieksch, en ook eene lijst der pharmaceutische benamingen. De titelplaat is het werk van den teekenaar Pieter van der Borcht en den kunstgraveerder Antonius Bosch, die zich volgens de gewoonte van den tijd Sylvius noemt, bovenaan treft men het wapen van Maria van Hongarije, dan links en rechts Flora en Apollo, Pomona en Aesculapius. Aan de linkerzijde ziet men Gentius, Koning van Illyrië, die volgens Plinius en Dioscorides de geneeskundige eigenschappen ontdekte van het

gentianakruid, en Mithridates, Koning van Pontus, die uit vrees vergiftigd te worden, zich zoodanig aan de werking der giften gewoon maakte, dat hij in zijne oude dagen niet meer er in gelukken kon zich zelf te vergeven. Aan de rechterzijde ziet men Arthemisia, koningin van Caria, en Lysimachus, koning van Thracië, die in hunne handen de planten dragen waaraan zij hunne namen hebben gegeven. Onderaan wordt de Hesperidentuin verbeeld.

Het in folioboek, met zijn 818 blzz., bevat zes deelen: het eerste boek met 182 figuren bespreekt de plantensoorten die geen bijzondere eigenschappen bezitten, het tweede boek met 142 figuren, de bloemen en de planten die zich door hunne schoonheid onderscheiden, de planten met welriekende zaden; het derde boek met 121 figuren handelt over de planten die geneeskundige eigenschappen vertoonen, het vierde boek met 79 figuren, over de graangewassen, de groenten en de

voederplanten, het vijfde deel met 121 figuren over de wortels en de vruchten die in

de voeding van den mensch worden gebruikt, het zesde en laatste boek met 70 figuren

beschrijft de boomen en struikgewassen.

(24)

De geneeskrachten der planten en plantendeelen worden niet verwaarloosd, zoodanig dat het Cruyde-Boeck bij geneeskundigen en apothekers veel bijval heeft gevonden;

het Cruyde-Boeck was voor den tijd een echt pharmacopee.

In zijne opdracht schrijft Dodoens dat het te betreuren is dat de plantkunde zoo zeer in de Nederlanden verwaarloosd werd, dat de medici het ook beneden hunne waardigheid vonden de kruiden te bestudeeren, zoodanig dat de kruiden alleen menschen die niet gestudeerd hebben aanbelangen; onder die menschen brengt zelfs Dodoens de apothekers voor wie hij slechts geringe genegenheid gevoelt: ‘Apotekers oft sommighen anderen ongheleerden die daghelijcx die cruyden in die bosschen, ende op die velden soecken.’ Het is om in dien toestand te helpen dat hij zijn boek liet verschijnen.

Aldus beschrijft Dodoens 1060 planten. Zekere schrijvers, zooals Dupetit-Thouars, Dezeimeris, hebben getracht de waarde van het Cruijde-Boeck van Dodoens te verminderen, namelijk door te beweren dat het eene vertaling zou zijn van het boek van Fuchs verschenen in 1542 onder den titel De historia stirpium. De Bibliotheca belgica weerlegt deze bewering op hardnekkige wijze: ‘ces auteurs, qui probablement ne connaissaient pas la langue neerlandaise, ont jugé de l'ouvrage de Dodoens comme un aveugle des couleurs. Il suffit de comparer l'ouvrage de Fuchs et celui de Dodoens, pour être convaincu qu'ils n'ont de commun que la forme, c'est à dire que Dodoens, dans sa description des plantes, a suivi la manière adoptée par Fuchs....’; en verder:

‘De plus Dodoens relève et rectifie plusieurs erreurs de Fuchs.’ Zonderling is het dat de Fransche uitgave, door Clusius bezorgd, de beknibbelaars niet heeft gediend om hun oordeel over het boek van Dodoens te staven.

In 1618 kwam bij van Raphelengen te Leiden een uitgave van het Cruydt-boeck op 1495 blzz., en eindelijk in 1644 wordt het Cruydt-boeck in ons land gedrukt, door de zorgen van Balthazar Moretus in de Plantijnsche drukkerij van Antwerpen. Deze laatste uitgave, in fol. van 1492 blzz., bevat verbeteringen en aanvullingen, op een exemplaar door Joos van Raphelengen achtergelaten, en werd door den uitgever aan den magistraat van Antwerpen opgedragen.

Over de uitgaven van het kruidboek door Ravelingen heeft Is. Teirlinck eene

uitvoerige mededeeling in 1913 geschre-

(25)

ven

(12)

waarin hij onderzoekt wie de bewerker is van de uitgave van 1608, Joost van Ravelingen of zijn broeder Frans. De Bibliotheca belgica beschouwt François van Raphelengen als zijnde de commentator en vermeerderaar, tegen de algemeen aangenomen meening die het auteursrecht toekent aan Joost, den jongste der twee broeders. Frans was boekdrukker te Leiden en Joost medeëigenaar der drukkerij;

beiden staan als geleerden bekend, waren leerlingen van Justus Lipsius; Joost was daarenboven een beslagen plantkundige en ook dichter; hij heeft namelijk

verscheidene uittreksels van Vergelius, Ovidius, Macer Floridus, Theokritos, Hesiodos en Tibullus in Nederlandsche verzen overgebracht; alhoewel niet zeer sierlijk, behooren die verzen volgens Is. Teirlinck tot de eerste proeven van poëtische vernederlandsching van oude classieke schrijvers.

Onder de uiteengezette gronden van Teirlinck, namelijk uit de feiten dat de voorrede van de uitgave van 1618 uitsluitend onderteekend is door Joost van Ravelingen van Antwerpen, en dat een exemplaar van 1618 door Joost geannoteerd tot het

vervaardigen van de uitgave van 1644 heeft gediend, besluit Teirlinck dat Joost zeker de bewerker van de uitgave van 1618, en ook van deze van 1608 zal geweest zijn.

De Fransche uitgave Histoire des Plantes van 1557 is geen eenvoudige vertaling van het Cruijde Boeck, maar zij is de vertaling, door Clusius, van een verbeterd handschrift van Dodoens; zij bevat de beschrijving van 1291 plantensoorten met 800 figuren, waarvan de meeste de zelfde zijn als deze van het Cruijde Boeck, terwijl de nieuwe door Pieter Vander Borcht werden geteekend en door Antonius Bosch gegraveerd. Het is de Fransche uitgave die gediend heeft voor de Engelsche vertaling van Henry Lyte door vander Loe in 1578 voor rekening van den Londenschen uitgever Dewes gedrukt. Kort nadien overleed de Antwerpsche uitgever Jan vander Loe, en in 1581 werden de figuren der werken van Dodoens door Plantin gekocht.

Zoo komt het dat Plantin die van 1566 af reeds de Frumentorum historia, de Florum Historia en de Purgantium herbarum historia had uitgegeven, in 1583 het groot werk van Dodoens, Stirpium historiae pemptades sex in 1583 in het licht

(12) Joost van Ravelingen, botanist en dichter. Versl. en Med. Kon. Vl Acad. 1913, blzz. 871-892.

(26)

zond. In dat boek in f

o

van 860 blzz. geeft Dodoens zijne nieuwe rangschikking in 6 pemptaden, elk 5 boeken behelzende De eerste pemptade bevat de planten die door de apothekers Vulneraria worden genoemd, waaronder de Geraniaceeën, de

Rutaceeën, de Compositen, de Scrophularineeën, de Labiaten, de Cruciferen, de Solaneeën, de Primulaceeën, enz. In de tweede pemptade vindt men de planten met sierlijke bloemen, de welriekende planten en de schermbloemigen, in de derde pemptade al de geneeskundige planten niet in de twee eersten aanwezig, namelijk Gentianeeën, Valerianeeën, Rubiaceeën, Euphorbiaceeën. De vierde pemptade behandelt vele gramineeën, vele leguminosen, de Caryophylleeën en de Cyperaceeën, alsook talrijke waterplanten. In de vijfde pemptade vindt men de groenten en de specerijen en in de zesde de boomen en de heesters.

Dodoens stierf in 1585, twee jaren na het verschijnen van zijn Stirpium historiae pemptades sex; in zijne laatste wilsbepalingen, vermaakte hij aan Plantin een exemplaar van het Loek, gansch herzien en met aanteekeningen voorzien, alsook een exemplaar van de Nederlandsche uitgave van 1563 op dezelfde wijze omgewerkt.

Het zijn die stukken die later hebben gediend, het eerste tot het drukken van de Latijnsche uitgave van 1616 door Jan Moretus, het tweede tot het drukken van de Nederlandsche uitgave van Frans van Raphelengen in 1608. Deze twee boeken moeten aldus beschouwd worden als de wetenschappelijke bekroning van het vlijtig leven van Dodoens.

Het epitaphium van Rembert Dodoens op zijn graf in de St-Pieterskerk te Leiden draagt deze woorden:

(13)

D.O.M./Remberto Dodonaeo Machlin./D. Maximiliani II et Rudolphi II Impp./Medico et Consiliario/cujus in re astronomica, Herb. Medic./eruditio scriptis inclarvit,/qui jam senex in Acad. Lugdunensi/apud Batavos publicus/medicinae professor feliciter obiit/An. CI I L XXXV ad VI idus Mart./Aetatis suae LXVIII/Rembertus Dodonaeus/Fil. M.P.

De stad Mechelen bezit sedert 1839 een marmeren borstbeeld van haren beroemden

stadgenoot. Op 1 December 1887 stichtte Prof. Julius Mac Leod het Kruidkundig

Genootschap Dodonaea, en op de volgende vergadering van het jong genoot-

(27)

schap gaf hij eene voordracht over de richting welke dient gevolgd te worden bij het maken eener flora; die eerste voordracht werd als het ware ter eere van het kruidboek van Dodoens gegeven. Het eerst Botanisch Jaarboek uitgegeven in 1889 door het Kruidkundig Genootschap Dodonaea begint met een artikel van de hand van Is.

Teirlinck over oude kruidkundigen, uit een folkloristisch oogpunt, en in dit werk van onzen geachten collega vinden wij dezelfde geestdriftige waardeering voor het grootsch werk van Dodoens, als bij den steeds betreurden stichter van het Genootschap Dodonaea. Het tweede Botanisch Jaarboek van 1890 bevat een belangrijke

verhandeling van de hand van den Vlaamschen folklorist A. De Cock.

Hier volgt het overzicht der verschillige uitgaven der kruidboeken van Dodoens, met de volledige aanwijzing van het titelblad.

[1553-1554] Remberti/Dodonaei Mechlinien/sis Medici Trium Priorum De/Stirpium historia Commentariorum/imagines ad vivum expressae./Una cum indicibus, Graeca, Latina, Officinarum, Germa-/nica, Biabantica, Gallicaq; nomina complectentibus./Antverpiae,/Ex Officina Joannis Loei./Anno M.D.LIII./Cum Gratia Et Privilegio/Ad Decennium./

(Bibl. Mons, Tournai, Brussel, Plantin, Antwerpen, Amsterdam, Leuven, Gent, in-8, 24 lim.+439+9 blzz.)

Met: Posteriorum Trium./Remb. Dodonaei/Mechliniensis Medi-/ci De Stirpium Historia Com-/mentariorum imagines ad vivum arti-/ficiosissime expressae, una cum mar-/ginalibus annotationibus./Item

Ejusdem./Annotationes in aliquot prioris tomi imagines qui triû/priorum librorum figura complectitur./Antverpiae,/Ex officina Joannis Loei./Anno M.D.LIIII./Cum gratia & Privilegio ad decennium./

(14 lim.+301 blzz.).

[1559] Remberti Dodo/naei Medici De Stirpi-/um Historia

Commentariorum,/Imagines, In Duos Tomos Digestae,/supra priorem aeditionem multarum no-/varum Figurarum accessione locu-/pletatae ac postremo recognitae./Accessere/Succinctae ac breves, In Utriusq;

Tomi/Imagines, Annotationes./ Antverpiae./Ex Officina Joannis Loëi./Anno M.D.LIX./

(Bibl. Brussel, Plantin (A 2300), in 8, 24 lim., 439+9 blzz.) Met: Remb. Dodonaei/Commentariorum De Stir-/pium Historia

Imaginum/Tomus secundus./Item/Annotationes in aliquot Utriusq; Tomi Imagines./Et,/Stirpium Herbarumq; complures Imagines novae, quae su-/pra priores, huic posteriori aeditioni accesserunt./Antverpiae./Ex Officina Ioanhis Loëi./Anno M.D. LIX./

(16 lim., 445 blzz.)

[1554] Cruijde Boeck./In den welcken die ghehee-/le historie, dat es

Tgheslacht, tfatsoen, naem, na-/tuere, cracht ende werckinghe, van-

(28)

den Cruyden,/niet alleen hier te lande wassende, maer oock van/den auderen vremden in der Medecijnen oorboor-/lijck, met grooter neersticheyt begrepen ende/verclaert es, met der selver Cruyden na-/tuerlick naer dat leven conterfeitsel/daer by ghestelt./Der hoochgheborene ende alder doorluchtich-/ste Coninghinhe ende Vrouwe, Vrouw Ma-/rien Coninghinne Douaigiere van Hungheren/ende Bohemen &. Regente ende Gouvernante/

van des K.M. Neerlanden, toegheschreven./ Duer D Rembert Dodoens, Medecijn van/der Stadt van Mechelen./

(Bibl. Brussel, Haarlem, Plantin A 1863,

(14)

in f

o

, 20 lim., 818+10 blzz., Antw., vander Loe, 1554; (zeldzaam, met een portret van I odoens.) [1563] Cruijde Boeck./In den welcken die geheele historie, dat es Tgheslacht, tfatsoen, naē,/natuere, cracht ende werckinghe, van den Cruy-/den, niet alleen hier te lande wassende, maer oock/ van dē anderē vremdē in der Medecynen oorboor-/lijck, met grooter neersticheyt begrepen ende/verclaert es, met der selver Cruyden/natuerlijck naer dat leven con-/terfeytsel daer by/ghestelt./Deur D. Rembert Dodoens, Me-/decijn van der stadt van/Mechelen./Van nieuws oversien, ende met seer veel/schoone nieuwe figueren vermeerdert./

(Bibl. Leuven, Brussel, Haag, Utrecht, Gent, Plantin A 2660,

(15)

in f

o

, 20 lim.,

VCC

I

XXXII

+26 blzz., Antw., Vander Loe 1563.)

[1557]. Histoire Des Plantes,/En Laquelle/Est Contenue La De-/scription Entiere Des Her-/bes, c'est à dire, leurs Espèces, Forme,/Noms,

Temperament, Vertus & Opera-/tions: non seulement de celles qui/croissent en ce païs, mais aussi/des autres estrangeres qui/viennent en usage de/Medecine./Par Rembert Dodoens/Medecin de la Ville de

Malines./&/Nouvellement traduite de bas Aleman en/François par Charles de l'Escluse./En Anvers,/De l'Imprimerie de Jean Loë./M D.LVII./

(Bibl. Brussel, Leiden, Gent, Plantin A 2666

(16)

, in f

o

, 12 lim., 584+18 blzz.)

[1578]. A Niewe Herball,/Or Historie Of Plantes: wherin is contayned/the whole discourse and per-/fect description of all sortes of Herbes/and Plantes: their divers & sundry kindes:/their straunge Figures, Fashions, and Shapes:/ their Names, Natures, Operations, and Ver-/tues: and that not onely of those whiche are/here growyng in this our Countrie

of/Englande, but of all others also of/forrayne Realmes, commonly/used

in Physicke./First set foorth in the Doutche or Almaigne/tongue, by that

learned D. Rembert Do-/doens, Physition to the Emperour:/And nowe first

translated out of/French into English, by

(29)

Hen-/ry Lyte Esquyer./At London/by my Gerard Dewes, dwelling in/Pawles churchyarde at the signe/of the Swanne./1578.

(Bibl. Gent, Plantin 1557 Impr. Anv. 71,

(17)

in f

o

, 12 lim, 779+25 blzz.) [1583]. Remberti/Dodonaei/Mechliniensis/Medici Caesarei/Stirpium Historiae/Pemptades Sex./Sive/Libri XXX./Antverpiae, Ex officina Christophori Plantini./M.D.LXXXIII./

Bibl. Brussel, Gent, Leiden, Utrecht, Plantin zaal XVII, 34

(18)

, in f

o

, 10 lim., 860+14 blzz.)

[1608]. Cruydt-Boeck/

(19)

van Rembertus Dodonaeus,/volgens sijne laetste verbeteringe:/Biivoegsels achter elck Capittel,/wt verscheyden Cruydt beschrijvers:/Item in 't laetste een Beschrijvinge vande Indiaensche Gewassen,/meest getrocken wt de schriften van Carolus Clusius./Tot Leyden,/Inde Plantijnsche Druckerije/van/Françoys van Ravelingen./1608./

(Bibl. Leiden, Brugge, Gent, Plantin A 1327

(20)

, in f

o

, 4 lim., 1580+40 blzz.) [1616]. Remberti

(21)

Dodonaei/Mechliniensis/Medici Caesarei/Stirpium Historiae/Pemptades Sex/Sive/Libri XXX./Varie ab Auctore, paullo aute/mortem, aucti & emendati./Antverpiae/Ex Officina Plantmiana/Apud Balthasarem et Joannem Moretos./M.DC.XVI./

(Bibl. Haag, Brussel, Luik, Gent, Plantin A 1331,

(22)

in f

o

, 8 lim., 872+30 blzz.)

[1618]. Cruydt-Boeck/

(23)

van/Rembertus Dodonaeus,/volgens sijne laetste verbeteringe:/Met biivoegsels achter elck Capittel,/ uut verscheyden Cruydtbeschrijvers:/Item in 't laetste een Beschrijvinge van de Indiaensche Gewassen,/meest getrocken wt de schriften van Carolus Clusius./Tot Leyden,/Inde Plantijnsche Druckerije/van/Françoys van

Bavelingen./1618./Is te coope t'Antwerpen in den Plantijnschen Winckel./

(Bibl. Brussel, Haarlem, Amsterdam, Gent (Acc 9587), Kortrijk, Tournai, Utrecht, Plantin A 1313

(24)

, in f

o

, 16 lim., 1495+28 blzz.)

[1644]. Cruydt-Boeck/

(25)

Remberti Dodonaei,/volghens sijne laetste verbeteringhe:/Met Biivoeghsels achter elck Capitel,/uyt verscheyden Cruydt-beschrijvers:/Item, in 't laetste een Beschrijvinghe vande

Indiaen-sche/ghewassen, meest ghetrocken uyt de schriften/van Carolus Clusius./Nu wederom van nieuws oversien ende verbetert./ T'Ant-

(17) In Bibliotheca Belgica niet vermeld.

(18) In Bibliotheca Belgica niet vermeld.

(19) In Bibliotheca Belgica worden de regels niet aangeduid.

(20) In Bibliotheca Belgica niet vermeld.

(21) In Bibliotheca Belgica worden de regels niet aangeduid.

(22) In Bibliotheca Belgica niet vermeld.

(23) In Bibliotheca Belgica in regels niet verdeeld.

(24) In Bibliotheca Belgica niet vermeld.

(25) Regelsverdeeling met het exemplaar A.J.J.V. gedaan.

(30)

werpen./Inde Plantijnsche Druckerije/van/Balthasar Moretus./M.DC.

XLIV./

(Bibl. Haag, Amsterdam, Gent, A.J.J.V., Plantin A 1314,

(26)

in f

o

, 18 lim., 1492+30 blzz.)

*

*

*

De Bibliotheca Belgica vermeldt van Clusius

(27)

de volgende werken:

Petit recueil... description gommes et liqueurs... traduit en français. Anvers, vander Loe, in f

o

.

1557.

Rariorum aliquot stirpium per Hispanias observatorum historia. Antw., Plantin, in 1576.

8

o

, 529 blzz. (Bibl. Univ. Gent A 12010 en A 11010).

Aliquot Notae in Garciae aromatum historiam... Antw. Plantin, in 8

o

, 48 blzz.

1582.

Rariorum aliquot Stirpium, per

Pannoniam... Antw. Plantin, in 8

o

, 766 blzz.

1583

Stirpium nomenclator Pannonicus. Antw., Plantin, in 8

o

, 166 blzz.

1584.

(26) In Bibliotheca Belgica niet vermeld.

(27) Documentatie over Clusius: Baudaert Viva delineatio Amst 1621-1622 (Bibl. Univ. Gent A 3780), Ann. Acad. Archeol. Anv. 1843 p. 224, Baudius Poemata 1640 (Bibl. Univ. Gent Bl 1404), Belges illustres 1844-1845 vol. II (Bibl. Univ. Gent Hi 1341), Bull. Bibl. Belge XIII p. 245 en XVII p. 271, Burmannus Sylloges epist. 1727 (Bibl. Univ. Gent Bl 1935), Crenius Animadversiones 1720 (Bibl. Univ. Gent Bl 2701), Cruydt-Boeck Dodoens Leiden 1618, Epistolae Brussel 1847 (Bibl. Univ. Gent Hi 7529), Rediger Comm. roy. hist. XII, Gillis Emblemata 1566 (Bibl. Univ. Gent Bl 5744), Heinsius Poemata 1649 (Bibl. Univ. Gent G 322), Lettre à Jean Vivien 1598 (Bibl. Univ. Gent G 3521), Lipsius Epistolae 1621 (Bibl.

Univ. Gent Bl 3225

1

en A 12513), Lipsius Epistolae 1605 (Bibl. Univ. Gent Bl 7221), Lipsius Musae errantes 1610 (Bibl. Univ. Gent Bl 361

1

), Modius Novant. lectiones 1584 (Bibl. Univ.

Gent Bl 3248), Illustr. Hollandiae 1614 (Bibl. Univ. Gent Hi 5227

1

), Serrure Vaderl. Museum

IV p. 247, Velserus opera 1682 (Bibl. Univ. Gent Bl 134

9

), Clusiustentoonstelling catalogus

(31)

(Bibl. Univ. Gent A 9589).

Exoticorum libri decem. Leiden, van Raphelengen, in f

o

, 242 blzz. met bijvoegsels.

1605.

(32)

Curae posteriores. Leiden, van

Raphelengen, in 4

o

, 134 blzz., en in f

o

, 71 1611.

blzz, (Bibl. Univ. Gent A 9589

1

en A 10901).

Galliae Belgicae corographica descriptio posthuma. Leiden, Marcus, in 8

o

, 64 blzz.

1619.

Acciaioli, les vies de Hannibal et de Scipion, traduit du latin. Leiden, Paedts 1603.

en Bouwens, in f

o

. Ook Delft, van Beyeren en van Sambix, in f

o

(1644) (Bibl. Univ Gent A 33428, H 509, Hi 480).

Acosta, aromatum... India nascentium liber. Antw. Plantin, in f

o

Ook Antw., Plantin en Moretus, in f

o

(1593).

1582.

Antidotarium. Antw., Plantin, in f

o

. Ook Lyon, Paganus, in 16

o

(1561).

1561.

Galliae Narbonensis ora maritima recenter descripta, in Theatrum orbis terrarum van Ortelius, Antw.

1570.

Bellon, Observationes. Antw., Plantin, in 8

o

. (Bibl. Univ. Gent A 12008).

1589.

Cleynaerts, epistolarum libri duo. Antw.

Plantin, in 8

o

. (Bibl. Univ. Gent Hi 3823).

1566.

Dodoens, histoire des plantes. Antw., vander Loe, in f

o

.

1557.

Histoire des drogues. Lyon, Pillehotte, in 8

o

. Ook Lyon, Pillehotte, 2

e

uitgave, in 8

o

. (1619).

1602.

Monardes, de simplicibus medicamentis ex India... Antw., Plantin, in 8

o

; 2

e

1574.

uitgave, in 8

o

(1579). 3

e

uitgave (1593).

(33)

Lamberg, in 4

o

.

Orta, aromatum... apud Indos... historia.

Antw., Plantin, in 8

o

. 2

e

uitgave in 8

o

1567.

(1574). 3

e

uitgave 8

o

(1579). 4

e

uitgave in 8

o

(1593) (Bibl. Univ. Gent A 12005 voor 1567, A 12009 voor 1574, A 12007 voor 1579, A 12006 voor 1593).

Orta, due libri dell'historia de i semplici.

Venetië, in 8

o

. Ook 1582, 1589, 1597, 1605, 1616.

1576.

Pona, plantae... in Baldo Monte. Antw., Moretus.

1601.

Veer, diarium nauticum. Amsterdam, Claesz, in f

o

.

1598.

Epistolae ineditae. Leipzig, Voss, in 8

o

. 1830.

Epistolae. Brussel, Hayez, in 8

o

. 1847.

Brieven, in verscheidene verhandelingen.

Verscheidene teekeningen van het kruidboek Rariorum aliquot stirpium per Hispanias observatarum historia van 1576 werden door Clusius uit de Purgantium historia van Dodoens ontleend. Trouwens zijn vele figuren in Clusius en Dodoens - de twee kruidkundigen waren echter ook twee verkleefde vrienden - dezelfde, en indien Clusius aan Dodoens ontleende, werd ook het tegenovergestelde in ruime mate gedaan. Pieter van der Borcht, van Mechelen, heeft voor de twee

natuuronderzoekers een aantal teekeningen vervaardigd, en in

(34)

1567 kwam zelf Clusius uit Brugge, waar hij in dien tijd verbleef, naar Mechelen over, om de uitvoering der teekeningen beter te kunnen volgen.

In zijn boek leert ons Clusius een aantal namen kennen van plantkundigen en plantenliefhebbers met wie hij in wetenschappelijke briefwisseling verkeerde, waaronder leeraren, medici, apothekers, kunstenaars, handelaars, edellieden. Zijne kennismaking met Dodoens dagteekent van 1555, toen hij, als aanhanger der Reformatie, zijne familie te Antwerpen ging vervoegen na een driejarig verblijf te Montpellier, waar hij aan het werk van Rondelet De piscibus marinis libri XVIII, in 1554 gedrukt, had medegewerkt, en waar hij ook de kaart van de Narbonsche streek had bezorgd, opgenomen in het Theatrum orbis terrarum van Ortelius onder den titel van Galliae Narbonensis ora maritima.

Dodoens had in 1554 de eerste uitgave van zijn Vlaamsch Cruydeboek te Antwerpen bij vander Loe in het licht gegeven. Het was Clusius die zooals hooger gezeid de Fransche vertaling van het Cruydeboeck bezorgde, en reeds in 1557 kwam van den zelfden uitgever Jan vander Loe die vertaling: Histoire des plantes par Rembert Dodoens. Die vertaling van Dodoens door Clusius is gevolgd door het: Petit recueil d'aucunes gommes et liqueurs, provenans tant des arbres que des herbes, waarin de oorsprong van een aantal pharmaceutische stoffen en drogerijen wordt bekend gemaakt

Gedurende zijn verblijf te Parijs rond 1561 bezorgde Clusius de Latijnsche vertaling van het Antidotarium Florentinum, die in 1561 te Antwerpen en te Lyon verscheen, en de Latijnsche vertaling van een geschiedkundige verhandeling van Donat Acciaioli, de Scipionis et Annibalis vita.

De reis in Spanje gedurende de welke 200 nieuwe planten werden ontdekt bracht Clusius in de gelegenheid het Spaansch boek van Garcia de Orta in het Latijnsch te vertalen, en die vertaling Aromatum et simplicium aliquot medicamentorum apud Indos nascentium historia verscheen te Antwerpen in 1567 door de zorgen van Christoffel Plantin. Clusius ontdekte te Salamanca en te Grenada een aantal

oorspronkelijke brieven van den philoloog Nicolaas Cleynaerts, geboren te Diest in

1495 en te Grenada overleden in 1542; eene verzameling dezer brieven verscheen

ook bij Plantin in 1566 onder den titel Clenardi epistolarum libri duo. De vertaling

van Garcia de Orta, werd te Brugge gedaan, waar Clusius verkleefde vrienden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De verwers zullen hebben twee regeerders of meesters ‘die deselve gilde of natie en haar altaar gehouden zullen zijn te regeeren’, welke regeerders alle jaren gekozen worden door

De Reis van Jan Van Eyck naar Portugal. V AN P UYVELDE beschrijft eerst het midden aan het Bourgondische hof om den.. Jan van Eyck zich gaat bewegen. Deze maakt deel uit van

B AUR ons in de Commissie voor Kultuurgeschiedenis nog vanmorgen een zoo belangwekkenden commentaar heeft geleverd. Ziedaar inderdaad lokkende voorbeelden, voorbeelden die

daaromtrent hier mede te deelen. Van Collega O BRIE heb ik vernomen, dat het Bestuur der Academie is samengeweest, en dat het aan President E CKER geschreven heeft dat de Academie

Mededeelingen, 1919, blz.. eenige exemplaren verzocht van het verslag bij de Noordnederlandsche Regeering ingezonden, tot mededeeling aan de Leden der Academie. - Den 25

Groot-Brussel. Hij gaat van het standpunt uit, dat in deze onderwijsinrichtingen onze beide landstalen grondig moeten en kunnen aangeleerd worden, omdat de kinderen daar de

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922.. B ARBIER , door wiens mild toedoen het aan de Academie, zal gegeven zijn

Daarenboven schijnt de Luiksche professor niet te weten, dat in Vlaanderen buiten de drie uren thans uitsluitend aan de studie der Vlaamsche taal gewijd vaak nog twee, drie of