Antwoorden Nederlands Cursus Woordenschat
Antwoorden door een scholier 5e klas vwo
3331 woorden 9 jaar geleden
6,9
191 keer beoordeeld
Vak Nederlands
Cursus Woordenschat
Hoofdstuk 1 – Moeilijke woorden
Opdracht 1
1 gegarandeerde verzorging van iedereen van jong tot oud 2 prioriteit hebben in de politiek
3 overeenstemming
4 steeds minder met elkaar eens zijn 5 gezamenlijke
6 betrokken zijn bij de maatschappij
7 taken van de overheid in particuliere handen brengen 8 bedrijfstak van de zorgsinstellingen
9 beleid met twee verschillende en zelfs strijdige uitgangspunten 10 vraag en aanbod moeten het bepalen
11 maatschappij waarin alles door de overheid geregeld (gemaakt) is 12 volksraadpleging
Opdracht 2 A
1 g 2 f 3 b 4 i 5 e 6 j 7 d 8 l 9 c 10 a
11 h 12 k
B
1 rechtsorde 2 kenniseconomie
3 BNP, BNP per hoofd van de bevolking 4 verzuiling
5 participatie 6 pluralisme 7 markteconomie 8 hiërarchie 9 dereguleren 10 innovatie 11 interventie
Opdracht 3 -
Opdracht 4
1 in jezelf gekeerd zijn om zo de diepste werkelijkheid te ervaren 2 vragen naar (de zin van) het bestaan
3 onjuiste ideeën 4 filosofie
5 beroemde filosofen van vroeger 6 hedendaagse filosofie
7 het bestuderen van het niet-zintuiglijk waarneembare 8 redeneerkunst
9 filosofie over de wetenschap 10 datgene dat geleerd moet worden 11 leer van de welsprekendheid 12 leer van het redeneren in taal
Opdracht 5 A
1 k 2 l 3 h 4 i 5 c 6 f 7 d
8 e 9 o 10 g 11 b 12 m 13 n 14 a 15 j
B
1 agorafobie 2 schizofrenie 3 déjà vu 4 syndroom 5 archetypen 6 aha-erlebnis 7 projectie 8 empathie 9 existentialisme 10 esthetisch 11 Verlichting 12 axioma 13 ethisch 14 embleem 15 dilemma
Opdracht 6 -
Opdracht 7
1 geschiedkundigen 2 voorspellers
3 ideale maatschappij
4 bericht dat alles (zo) goed zal komen 5 tot werkelijkheid gemaakt
6 systeem met aan het hoofd een dictator, immuun voor kritiek en mensen met kritiek worden vervolgd 7 over vijanden zien die samenspannen tegen het systeem
8 de culturele elite, de gestudeerden
9 de heersende klasse, de gegoede burgerij 10 buiten het land gaan leven
11 totalitaire
Opdracht 8 1 c
2 f 3 g 4 h 5 a 6 l 7 d 8 b 9 i 10 k 11 e 12 j
B
1 cynisme 2 opportunisme 3 exhibitionisme 4 hedonisme 5 fatalisme 6 utilitarisme 7 zionisme 8 patriottisme 9 fundamentalisme 10 pacifisme 11 expansionisme 12 anarchisme
Opdracht 9 -
Opdracht 10 A
1 c 2 g 3 i 4 h 5 f 6 k 7 l 8 b 9 a
10 j 11 d 12 e
B
1 betrad … de politieke arena 2 op de schop gaan
3 een verborgen agenda hanteren 4 is … aangeschoten wild
5 zit … in de pijplijn 6 was … debat aan
7 een proefballon opgelaten 8 zijn visitekaartje afgegeven 9 de lat hoog leggen
10 proletarisch winkelen 11 alle registers opentrekken
12 naar het rijk der fabelen verwezen C –
Opdracht 11 A
1 a 2 c 3 i 4 f 5 l 6 g 7 d 8 k 9 e 10 h 11 j 12 b
B
1 zit op het vinkentouw 2 op eieren lopen 3 staan haaks op
4 komen … op de helling te staan 5 advocaat van de duivel spelen 6 gaan … in conclaaf
7 wars … zijn van
8 acte de présence geven
9 stak … de hand in eigen boezem 10 ziet er geen been in
11 geen soelaas bieden
12 niet … het achterste van je tong laten zien C –
Opdracht 12 A
1 l 2 c 3 b 4 d 5 i 6 g 7 h 8 a 9 f 10k 11 j 12 m 13 e
B
1 Het staat buiten kijf 2 Het doek is gevallen
3 er blijft veel aan de strijkstok hangen 4 Het mes snijdt aan twee kanten 5 de kou is uit de lucht
6 de teerling is geworpen 7 alle alarmbellen gaan rinkelen 8 sprak boekdelen
9 tart elke beschrijving 10 laat mij Siberisch
11 dat is te kort door de bocht
12 daar zitten veel haken en ogen aan 13 is dat de dood in de pot
C –
Opdracht 13 A
1 c 2 b 3 m 4 i 5 d 6 a 7 e 8 k 9 f 10l 11 j 12 h 13 g
B
1 een streep door de rekening 2 een heilig huisje
3 een storm in een glas water 4 iemand met ballen
5 een lijk uit de kast 6 de heilige hermandad 7 een teken aan de wand 8 een hard gelag
9 achter de coulissen 10 een sigaar uit eigen doos 11 een heet hangijzer
12 de kop van Jut
13 een brevet van onvermogen C –
Opdracht 14 A
1 f 2 k 3 c 4 b 5 j 6 d 7 i
8 h 9 e 10 l 11 g 12 a
B
1 een januskop … hebben
2 het paard van Troje ingehaald 3 de doos van Pandora
4 het ei van Columbus 5 het Adoniscomplex
6 tussen Scylla en Charibdis 7 zijn Waterloo vinden
8 geen wet van Meden en Perzen 9 een pyrrusoverwinning
10 in Morpheus armen liggen 11 het zwaard van Damocles
12 een Babylonische spraakverwarring C –
Cursus Woordenschat
Hoofdstuk 2 – Woordenschat eindexamen
Opdracht 1 A
1 d 2 s 3 p 4 l 5 n 6 b 7 r 8 h 9 c 10 f 11 i 12 a 13 m 14 o 15 q 16 k 17 j 18 t 19 e 20 g
B
1 ontaarden 2 discutabel 3 oratie
4 establishment 5 populatie 6 utilitaire 7 abusievelijk 8 ideologisch 9 doemscenario 10 instituties 11 transparante 12 manifest 13 façade
14 allooi 15 seculiere 16 logenstraffen 17 consensus 18 bejegenen 19 puriteinse 20 bespiegelingen C –
Opdracht 2 A
1 t 2 b 3 g 4 o 5 n 6 k 7 s 8 d 9 c 10 f 11 r 12 q 13 m 14 i 15 l 16 a 17 p 18 j 19 h 20 e
B
1 ondermijnen 2 evident 3 stante pede 4 achilleshiel 5 marchanderen 6 geinterneerde 7 latent
8 contradictio in terminis
9 orthodoxe 10 hedonistisch 11 provocatie 12 assimileren 13 ten spijt 14 koesteren 15 etniciteit 16 ventileren 17 canon 18 inboeten
19 primus inter pares 20 duchtig
C –
Opdracht 3 A
1 m 2 t 3 e 4 q 5 i 6 r 7 f 8 o 9 g 10 s 11 k 12 j 13 h 14 d 15 l 16 n 17 b 18 p 19 a 20 c
B 1 louter 2 ratificeren 3 ad hoc
4 mandaat 5 nivelleren 6 controverse 7 ontwaren 8 ettelijke 9 universeel 10 autonomie 11 onderschrijven 12 scepsis
13 excessen 14 vermaard 15 cesuur
16 modale/modaal (komt beide voor) 17 opportunisten
18 egalitaire 19 polemiek 20 grosso modo C –
Opdracht 4 A
1 n 2 a 3 d 4 f 5 h 6 e 7 c 8 g 9 r 10i 11 l 12 o 13 m 14 s 15 p 16 b 17 j 18 q 19 k 20 t
B
1 markante 2 wederrechtelijk 3 decorum 4 beknopt 5 exorbitant 6 ontzuiling 7 adagium 8 versus 9 impact 10 teloorgang 11 electoraat 12 prompt 13 innovatief 14 bagatelliseren 15 kanttekeningen 16 wrang
17 euforisch 18 navenant 19 calamiteit 20 pathologische C –
Opdracht 5 A
1 f 2 k 3 j 4 l 5 p 6 e 7 q 8 d 9 o 10 m 11 n 12 i 13 g 14 a 15 b 16 t
17 r 18 h 19 s 20 c
B
1 prominent 2 eruptie 3 nipt 4 pareren 5 bakermat 6 jegens 7 representant 8 evenwel 9 povere 10 conform 11 taboe 12 fenomeen 13 ontberen 14 adequaat
15 veronachtzamen 16 institutionaliseren 17 floreren
18 desastreus 19 verworden 20 malaise C –
Opdracht 6 A
1 a 2 d 3 l 4 b 5 f 6 h 7 g 8 i 9 c 10 e 11 j
12 k 13 n 14 m
15 o (Eigenlijk had er moeten staan: ‘geen zorg dragen voor’ / ‘zich niet bekommeren om’.)
B
1 geen blaam treft 2 prat op gaat 3 het veld ruimen 4 van likmevestje 5 aan de kaak stellen 6 gemeen hebben 7 over één kam scheren 8 uit hoofde van
9 breken … een lans voor 10 het lood om oud ijzer is
11 liet zich niets gelegen liggen aan 12 gepaard gaan met
13 inbreuk maken op 14 onderhevig zijn aan 15 lichten de hand met C –
Opdracht 7 A
1 d 2 e 3 b 4 o 5 m 6 f 7 n 8 h 9 j 10c 11 k 12 g 13 z 14 l 15 i
B
1 een hart onder de riem steken 2 het hoofd bieden aan
3 dat laat onverlet 4 inherent zijn aan
5 namen … het heft in handen 6 op de spits drijven
7 afbreuk doen aan 8 Van de weeromstuit
9 niet veel in de melk te brokkelen hebben 10 bij de gratie van
11 verschoond blijven van 12 onder curatele stellen 13 de hand houden aan 14 te kampen hebben met 15 (is) gebaat bij
C –
Hoofdstuk 2 – Woordenschat eindexamen
Opdracht 1 A
1 d 2 s 3 p 4 l 5 n 6 b 7 r 8 h 9 c 10 f 11 i 12 a 13 m 14 o 15 q 16 k 17 j
18 t 19 e 20 g
B
1 ontaarden 2 discutabel 3 oratie
4 establishment 5 populatie 6 utilitaire 7 abusievelijk 8 ideologisch 9 doemscenario 10 instituties 11 transparante 12 manifest 13 façade 14 allooi 15 seculiere 16 logenstraffen 17 consensus 18 bejegenen 19 puriteinse 20 bespiegelingen C –
Opdracht 2 A
1 t 2 b 3 g 4 o 5 n 6 k 7 s 8 d 9 c 10 f 11 r 12 q
13 m 14 i 15 l 16 a 17 p 18 j 19 h 20 e
B
1 ondermijnen 2 evident 3 stante pede 4 achilleshiel 5 marchanderen 6 geinterneerde 7 latent
8 contradictio in terminis 9 orthodoxe
10 hedonistisch 11 provocatie 12 assimileren 13 ten spijt 14 koesteren 15 etniciteit 16 ventileren 17 canon 18 inboeten
19 primus inter pares 20 duchtig
C –
Opdracht 3 A
1 m 2 t 3 e 4 q 5 i 6 r 7 f
8 o 9 g 10 s 11 k 12 j 13 h 14 d 15 l 16 n 17 b 18 p 19 a 20 c
B 1 louter 2 ratificeren 3 ad hoc 4 mandaat 5 nivelleren 6 controverse 7 ontwaren 8 ettelijke 9 universeel 10 autonomie 11 onderschrijven 12 scepsis
13 excessen 14 vermaard 15 cesuur
16 modale/modaal (komt beide voor) 17 opportunisten
18 egalitaire 19 polemiek 20 grosso modo C –
Opdracht 4 A
1 n 2 a
3 d 4 f 5 h 6 e 7 c 8 g 9 r 10i 11 l 12 o 13 m 14 s 15 p 16 b 17 j 18 q 19 k 20 t
B
1 markante 2 wederrechtelijk 3 decorum 4 beknopt 5 exorbitant 6 ontzuiling 7 adagium 8 versus 9 impact 10 teloorgang 11 electoraat 12 prompt 13 innovatief 14 bagatelliseren 15 kanttekeningen 16 wrang
17 euforisch 18 navenant 19 calamiteit 20 pathologische C –
Opdracht 5 A
1 f 2 k 3 j 4 l 5 p 6 e 7 q 8 d 9 o 10 m 11 n 12 i 13 g 14 a 15 b 16 t 17 r 18 h 19 s 20 c
B
1 prominent 2 eruptie 3 nipt 4 pareren 5 bakermat 6 jegens 7 representant 8 evenwel 9 povere 10 conform 11 taboe 12 fenomeen 13 ontberen 14 adequaat
15 veronachtzamen 16 institutionaliseren 17 floreren
18 desastreus
19 verworden 20 malaise C –
Opdracht 6 A
1 a 2 d 3 l 4 b 5 f 6 h 7 g 8 i 9 c 10 e 11 j 12 k 13 n 14 m
15 o (Eigenlijk had er moeten staan: ‘geen zorg dragen voor’ / ‘zich niet bekommeren om’.)
B
1 geen blaam treft 2 prat op gaat 3 het veld ruimen 4 van likmevestje 5 aan de kaak stellen 6 gemeen hebben 7 over één kam scheren 8 uit hoofde van
9 breken … een lans voor 10 het lood om oud ijzer is
11 liet zich niets gelegen liggen aan 12 gepaard gaan met
13 inbreuk maken op 14 onderhevig zijn aan 15 lichten de hand met C –
Opdracht 7 A
1 d 2 e 3 b 4 o 5 m 6 f 7 n 8 h 9 j 10c 11 k 12 g 13 z 14 l 15 i
B
1 een hart onder de riem steken 2 het hoofd bieden aan
3 dat laat onverlet 4 inherent zijn aan
5 namen … het heft in handen 6 op de spits drijven
7 afbreuk doen aan 8 Van de weeromstuit
9 niet veel in de melk te brokkelen hebben 10 bij de gratie van
11 verschoond blijven van 12 onder curatele stellen 13 de hand houden aan 14 te kampen hebben met 15 (is) gebaat bij