Casus Hoe zat het ook al weer?
Johan & Anneke
Johan en Anneke zijn in 2001 gehuwd in gemeenschap van goederen. Johan heeft van zijn ouders een bedrag geërfd van € 80.000. Op de erfenis was de uitsluitingsclausule van toepassing. Dit bedrag heeft Johan destijds (2004) bij de aankoop in de woning gestopt. De koopsom van de woning was € 280.000, waarop nu dus nog een hypotheek rust van € 200.000.
Het vermogen van Johan en Anneke bestaat uit:
• Woonhuis met een huidige waarde van € 300.000.
• Hypotheek van nog steeds € 200.000
• Inboedel van € 10.000
• Spaargeld € 20.000
• Auto € 10.000.
Anneke overlijdt. Bepaal de nalatenschap.
Bij een gemeenschap van goederen kunnen er toch drie vermogens bestaan, namelijk de
gemeenschap van goederen, het privévermogen van de man en het privévermogen van de vrouw. Tot het privévermogen behoort vermogen verkregen onder een uitsluitingsclausule en verknochte
goederen en schulden.
De vermogensopstelling van Johan en Anneke luidt als volgt:
Privévermogen Johan Gemeenschap van goederen Privévermogen Anneke
Vordering gvg 80.000 woonhuis 300.000
(erfenis) hypotheek -/- 200.000
inboedel 10.000
spaargeld 20.000
auto 10.000
Schuld aan
privévermogen Johan
-/- 80.000
80.000 60.000 0
Johan heeft een erfenis gehad met daarop een uitsluitingsclausule. Deze erfenis valt in zijn privévermogen. Vervolgens heeft hij dit bedrag in de woning geïnvesteerd. Hierdoor is een vergoedingsrecht op de gemeenschap ontstaan.
Aangezien deze investering voor 2012 heeft plaatsgevonden, houdt Johan recht op zijn nominale vordering. De beleggingsleer was nog niet van toepassing.
Zou de aankoop van de woning na 1-1-2012 hebben plaatsgevonden, dan is wel sprake van de beleggingsleer. Zijn vordering zou dan mee gaan met de waarde van de woning:
Investering / Waarde op moment van investering x waarde nu
€ 80.000 / € 280.000 x € 300.000 = € 85.714
De nalatenschap van Anneke bestaat uit haar privévermogen en de helft van de gemeenschap van goederen. De nalatenschap bedraagt dus € 60.000/2 = € 30.000, bestaande uit de onverdeelde helft van alle goederen en schulden.
Pieter & Kimberly
Pieter en Kimberly zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden inhoudende koude uitsluiting. Ook is er een finaal verrekenbeding opgenomen in de huwelijkse voorwaarden. Dit houdt in dat aan het einde van het huwelijk afgerekend wordt alsof zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Onderstaand een overzicht van de vermogensbestanddelen van hen beiden:
Pieter
• Woonhuis € 400.000 met een hypothecaire lening van € 350.000.
• Auto van € 20.000.
• Spaargeld € 10.000.
• Zijn helft van de inboedel € 10.000.
Kimberly
• Beleggingen met een waarde van € 200.000. De beleggingen heeft Kimberly geërfd van haar oma. Er was geen uitsluitingsclausule opgenomen in het testament.
• Auto van € 15.000
• Haar helft van de inboedel € 10.000
Bepaal de hoogte van de nalatenschap indien Pieter overlijdt.
Privévermogen Pieter Privévermogen Kimberly
woonhuis 400.000 ½ inboedel 10.000
hypotheek -/- 350.000 auto 15.000
½ inboedel 10.000 beleggingen 200.000
auto 20.000
spaargeld 10.000
90.000 225.000
Het finaal verrekenbeding houdt in dat aan het einde van het huwelijk wordt afgerekend als ware er een gemeenschap van goederen. Zowel het vóórhuwelijkse vermogen als vermogen verkregen uit erfenis en schenking zonder uitsluitingsclausule worden dan in de verrekening betrokken.
NB. Wij gaan er hierbij van uit dat artikel 1:133, lid 2 BW niet van toepassing is. Hierbij dient
opgemerkt te worden dat er ook jurisprudentie beschikbaar is, waarin wordt verklaard dat dit artikel wél van toepassing is. Genoemd vermogen wordt dan niet in de verrekening betrokken.
Het totale vermogen bedraagt:
vermogen Pieter € 90.000 vermogen Kimberly € 225.000 Ieder recht op ½ € 157.500
Pieter heeft nog een vordering op Kimberly van € 67.500 (€ 157.500 -/- € 90.000).
De nalatenschap van Pieter bedraagt dus € 157.500, bestaande uit zijn eigen vermogen en een vordering op Kimberly. De goederen van Kimberly blijven van haar. Er ontstaat geen echte gemeenschap van goederen, alleen een verrekening in geld.
Jaap & Dini
Jaap en Dini zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan. Hierbij hebben ze
partnerschapsvoorwaarden op laten maken. Naast de afspraak dat er geen gemeenschappelijk vermogen is, hebben zij een periodiek verrekenbeding opgenomen in de partnerschapsvoorwaarden.
De jaarlijkse verrekening is er echter gedurende de gehele partnerschapsperiode bij ingeschoten.
Ze hebben een gezamenlijke woning met een waarde van € 400.000 met een hypotheekschuld van € 300.000.
Daarnaast heeft ieder nog de volgende vermogensbestanddelen:
Jaap
• auto € 20.000
• spaarrekening € 40.000
• boot uit erfenis van vader € 50.000 Dini
• Spaarrekening € 10.000
• Beleggingspand € 160.000. Het beleggingspand is de voormalige eigen woning van Dini. Sinds het geregistreerd partnerschap met Jaap verhuurt zij dit pand. Bij aanvang van het
partnerschap was deze € 110.000 waard.
Jaap overlijdt. Bereken de nalatenschap.
Artikel 1:141 lid 1 BW bepaalt dat indien een verrekenplicht betrekking heeft op een tijdvak (periodiek verrekenbeding) en over dat tijdvak niet verrekend is, blijft de verplichting tot verrekening bestaan.
Lid 3 van dit artikel bepaalt dat als bij het einde van het geregistreerd partnerschap blijkt dat niet verrekend is, het op dat moment aanwezige vermogen vermoed te zijn gevormd door te verrekenen vermogen. Dit houdt in dat in het ‘worst case scenario’ deels 50 / 50 afgerekend dient te worden. Het grote verschil is dat het vermogen dat aanwezig was op het moment van aangaan van het
geregistreerd partnerschap niet gedeeld hoeft te worden. Daarnaast ontstaat geen recht op goederen, maar recht op een vordering (net als bij een finaal verrekenbeding).
Een en ander is alleen anders als door de partners aangetoond kan worden wat de herkomst van het vermogen is. Met andere woorden: het vermogen is niet ontstaan uit te verrekenen vermogen. Het zal lastig zijn om dit na een aantal jaren geregistreerd partnerschap aan te tonen.
Verrekening over de volgende vermogensbestanddelen zal nog plaats moeten vinden als de partners niets kunnen aantonen:
Vermogen Jaap Vermogen Dini
½ woning 200.000 ½ woning 200.000
½ hypotheek -/- 150.000 ½ hypotheek -/- 150.000
auto 20.000 spaarrekening 10.000
spaarrekening 40.000
110.000 60.000
De boot van Jaap blijft buiten verrekening: Artikel 1:133 lid 2 BW geeft aan dat een erfenis buiten verrekening blijft. Dit kan anders in de partnerschapsvoorwaarden zijn bepaald.
Het beleggingspand van Dini blijft ook buiten de verrekening. Hiervan kan duidelijk worden vastgesteld dat dit niet is opgebouwd uit te verrekenen vermogen.
Jaap moet Dini een bedrag van € 25.000 betalen:
Totaal vermogen: € 110.000 + € 60.000 = € 170.000, Ieder heeft recht op: ½ van € 170.000 = € 85.000 Schuld van Jaap: € 110.000 -/- € 85.000 = € 25.000
De nalatenschap van Jaap bedraagt dus € 85.000 + € 50.000 = € 135.000, bestaande uit zijn
vermogen verminderd met de schuld aan Dini vanuit het niet uitgevoerde periodiek verrekenbeding.
Remco & Joke
Remco (33 jaar) en Joke (29 jaar) wonen sinds 2006 samen. In het notariële samenlevingscontract is een verblijvingsbeding (woning en inboedel) opgenomen. Ze wonen in een mooie tweekapper die zij gezamenlijk in 2007 hebben gekocht. De aankoop (totaal € 280.000 incl. k.k) hebben zij destijds gefinancierd met een aflossingsvrije lening van € 250.000, het resterende bedrag hebben zij van de gezamenlijke spaarrekening betaald. De huidige waarde van de woning bedraagt € 300.000.
Om bij een eventueel overlijden van Remco het huis voor Joke betaalbaar te houden, hebben zij op advies van de bank los van de hypothecaire geldlening een overlijdensrisicoverzekering gesloten.
Gegevens polis:
• Verzekerd bedrag: € 100.000
• Verzekeringnemer: J. Pieters
• Verzekerde: R. van Brummelen
• Begunstigde: J. Pieters
Naast de eigen woning hebben zij de volgende bezittingen:
• Auto op naam van Remco (waarde € 20.000), verkregen uit de boedelverdeling bij zijn eerdere scheiding.
• Gezamenlijke inboedel (waarde € 15.000)
• Aandelenportefeuille op naam van Joke (geschonken door haar ouders onder uitsluitingsclausule bij overlijden en echtscheiding) waarde € 50.000.
• Gezamenlijke spaarrekening (saldo € 10.000)
Bepaal de hoogte van de nalatenschap indien Remco overlijdt
Vermogen Remco Vermogen Joke
½ woning 150.000 ½ woning 150.000
½ hypotheek -/- 125.000 ½ hypotheek -/- 125.000
½ inboedel 7.500 ½ inboedel 7.500
auto 20.000 aandelen 50.000
½ spaarrekening 5.000 ½ spaarrekening 5.000
57.500 87.500
ECHTER: verblijvingsbeding ten aanzien van woning, schuld en inboedel. Deze goederen en schulden vallen dan niet in de nalatenschap van Remco.
DUS, nalatenschap Remco:
Privévermogen € 20.000
½ Gemeenschappelijk vermogen € 5.000 (1/2 spaargeld € 10.000)
€ 25.000 Verkrijging op grond van verblijvingsbeding
De woning, de schuld en de inboedel vallen niet in de nalatenschap aangezien een verblijvingsbeding is opgenomen in het samenlevingscontract. Deze goederen worden dan door Joke op grond van de overeenkomst ontvangen en niet op grond van het erfrecht. Daarnaast zorgt het verblijvingsbeding ervoor dat de fictie bepaling van de Successiewet van toepassing is. Dit betekent dat al hetgeen krachtens het verblijvingsbeding verkregen wordt gezien wordt als een verkrijging krachtens erfrecht.
Concreet betekent dit dat deze verkrijgingen worden betrokken in de heffing voor de erfbelasting.
Uitkering uit levensverzekering
De uitkering uit levensverzekering valt niet in de nalatenschap van Remco. Het bedrag wordt
rechtstreeks op basis van een overeenkomst door de verzekeringsmaatschappij aan Joke uitgekeerd.
Daarnaast is de fictie hiervoor niet van toepassing daar er geen vermogen onttrokken is bij de erflater (kruiselings afgesloten).