• No results found

SHELF NUMBER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SHELF NUMBER"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

• •

MMETA 0957 SHELF NUMBER MICROFORM.·

Deze film is beschi baar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het ge eel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. Ij the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also he requiredfor such reproduction.

Application for permission to reproduce should be

made in writing, giving details oj' the proposed

reproduction.

(2)
(3)
(4)

Voor oudere

meisj~

BEF HUBRECHTS

BeD prettig mei je.verhul met iet. plezierig. litterair. over zich, vol vlotte en jonge dialogea ea met eea .trekkiag van iaaige warmte.

(5)
(6)

TWEEDE DRUK

c

BANDTEEKENING VAN

MAREN KOSTER

[

MRT GEKLEURDE PLATEN, OMSLAG' BN

B. MIDDERIGH-BOKHOR8T

DEN HAAG - G. B.VAN GOOR ZONEN's U.M. N.V.

EEF HUBRECHTS

(7)

I

"Halloh!"

Luid en frisch sohalt de meisjesstem den tuin in.

"Halloh!" klinkt het terug, gedempt en veraf.

"HaHoh, oom Rolf! laat jc eens zien!"

ZÓÓ duidelijk en helder klinkt het nu, alsof degene, die het geroepen heeft op een andere pla~.ès zich bevindt, hooderop, dichterbij.

Eef fronst de wen~brauwen, maakt een gebaar van ongeduld.

"Maai' waar zit je dan, oom RoU?" - en in snel tempo er aohteraan: "halloh, halloh, halloh!"

"Halloh, halloh, halJoh!" klinkt het alweer prompt en in hetzelfde tempo terud • Te zien is er altijd nog niets.

Eef, haar handen aan haar mond, probeert het nu op een andere manier.

"Oom Rolf! Komen!.,.... bezoe-oek!"

Oom RoU laat zicih niet verleiden, onzichtbaar blijft hij nog altijd.

Evalien trippelt van on deduld en ergernis.

Ja, nu kan ze den heelen tuin maar weer doorhoHen, want komen ... doet ie nu vast niet. Idioot ook van 'r, dat: bezoek! er zoo maar uit te dillen; kon ze toch weten, dat hij dan heelemaal niet te voorschijn zou komen; als de dood is hij immers voor dorp bezoek ... En om zelf bij dat stijve product te gaan z1tten en te moeten aan·

hooren: "dat rlit niet taat en dat niet meer pa t voor een meisje van haar leeftijd," neen, merci, dunk jc feestelijk, hoor. Oom Rolf zal en moet maar komen en zij ... ze smeert 'ro, fijn!

5

(8)

gewichtig haast je, oom Rolf! ik sme ik ga de duinen in."

"Een kwaad geweten, rakker?"

Uit het puntje van Eefs tong moet oom RoU zelf het antwoord maar raden. Dan huppelt ze heen, lachend en wuivend.

"Dag schatte·oom!"

"Over vijf minuten zal ik present zijn, zeg dat even, jongen!"

,,zal ze zelf wel zien en vervelen behoeft ze 2'JÏch ook al niet, best gezelschap heeft ze aan Rozien!"

"Evalien! ik wil dat je zult gaan "

Evalien hoort al niet meer of doet al of.

Het bek van "Duinzicht" is ze al uit. En in het veilige weten, dat oom Rolf in zijn tuin.plunje, en vuil als bij is, het wel zal laten haar na te zetten, brengt ze een wat kalmer gang erin.

Op 't nippertje was het anders wel, hoor!

Eef hijgt nog na van het harde loopen.

Maar veilig is ze, niemand zal haar meer terugroepen.

En wat er nog voor haar zal zwaaien, als ze straks weer ,,heirnwärts" keert, dat zal ze eerlijk in ontvangst nemen.

Als oom Rolf eenmaal met zijn: Evalien! - bedint . Maar had ze naar binnen kunnen daan, terwijl ze wist, dat die twee, die haar nu eenmaal niet uit konden staan, daar in gemoedelijke eensdezindheid en ook met een tikje leedvermaak al haar fouten en tekortkomingen de revue lieten 'passeeren, alles uitplozen ? 0, ze ziet ze al met de hoofden dicht bij elkaar en: kletsen, kletsen, kletsen.

Ergernis vlamt opnieuw bij Eef omhoog, terwijl ze het bergpad, dat naar de met bosch bedroeide duinen voert, opzwoegt: kunnen ze haar dan niet met rust laten? Zij bemoeit zich immers ook niet met wat die twee believen Onwillekeurig, als zouden ze daar binnen die minder

gepaste uitdrukking van haar hebben kunnen hooren, gaat Eefs blik wat schichtig de richting uit, waar ze mevrouw van Bos e met haar grieven weet.

Dan, noodgedwongen holt ze den tuin in op zoek naar oom Roli.

Achter 't larixboschje in de diepte van een groote, verschgegraven kuil, terwijl de hout paanders en aard·

kluiten hent om de ooren vliegen, vindt ze den lang gezochte.

Eindelijk!

Beis kwade luim lost zich al dadelijk op in 'n proest·

lam, zoo gauw ze hem ziet: oom RoU in zijn sporthemd, vuil en bezweet, de beide handen geklemd om een vervaarlijke bijl, oom RoU met zijn rood, glimmend gezicht, dat in glundere pret nu naar haar opgeheven wordt.

"Wat voer je nou uit?"

"Hakken, zooals je ziet."

"Ook 'n pretje in de warmte, zeg."

Met kracht wordt de bijl alweer diep het hout inge·

slagen. - Oom Rolf schijnt 't een pretje te vinden - beelemaal ,,erin" is hij alweer, in dien moeizamen arbeid van 'm.

En voor Bef blijft er al niets anders over, wil ze zich verstaanbaar maken, dan boven het lawaai uit te IChreeuwen:

"Uitscheiden, oom RoU! ,bezoek! in het sa-IO--on!!"

- 't laatste vooral met minachtenden nadruk.

,,M'n groeten!" - klinkt 't aanmoedigend vanuit de diepte terug. Eef stampvoet.

"Wees niet flauw, oom Rolf.. .... je moet komen, mevrouw van Bosse is er en ze weet, hoor, dat je hier ergens zit... ze moet en ze zal je spreken, bar

(9)

uit te voeren! En alj ze nu zin heeft in klimmen, in wild doen, in jongensspelen - beeft oom Rolf bet ook ooit anders gewenscht? - en als ze, zooals gisteren die arme ziel wat bielp sjouwen, alleen, omdat ze voelde dat ze 't moest doen, wat gaat het hen dan nog aan? Ze had toch moeilijk kunnen zeggen tot ieder, die haar zoo in de weer zag: menschen, denk nu als je blieft niet, dat ik dit voor mijn pleizier doe, om interessant te zijn of om jullie nijdig te maken; maar die arme oude tobbert kan gewoon niet meer - Och, geklets, pietluttige lui, allemaal.

Het hoogste punt van het bergpad heeft Eef al mop·

,perend bereikt. Maar vóór ze de bocht omslaat, het binnenduin in, moet ze even stilstaan, geboeid als altijd om wat ze ziet beneden zich in de diepte.

En alle ergernissen verdwijnen als bij tooverslag.

Hoe mooi, hoe innig m60i en goed is dit allee. Hoe vredig dat kerktorentje daar tusschen het groen. Die huisjes en boerenplaatsen, als uitgestrooid over die sappige, grazige weiden tot ver naar den horizont toe, boe kleurig en fleurig, boe peuterig klein ook als uit een speelgoeddoos. Nu nog even ,,Duinzicht" zoeken 0, daar heb je 't al tusschen het jonge glinsterende groen...

zomers kan je 'r van hier niets meer van zien, verscholen als 't dan ligt tusschen het forsoh uitgeschoten oout. O!

boe ~oudtze van dit alles! van dit lage, vlakke land, van die opgaande, boschbegroeide wegen, van die duinen, zon overgoten, zooals nu. En dan de zee! van bet "Hoog- duin" af, heel in de verte, als een zilveren, lichtende streep... En dat er nu menschen zijn, die dit alles onverscltillig voorbij kunnen loopen, die onbewogen blijven onder al dit schoons. Stakkerds!

Even later ligt Eef op het warme, droge duinzand, de 8

handen achter haar hoofd te zamen gevouwen en kijkt in het strakke schitterblauw van de lucht.

Maar lang houdtze't niet vol, dat staren in het wolken- looze blauw.

Als vanzelf gaan haar oogen toe. En volkomen tevreden blijft ze liggen, genietend de rust en bet zalige lenteweer.

Dan ineens schrikt ze op.

Op korten afstand passeert een luidruchtig troepje:

vader, moeder en drie kinderen oogenschijnlijk. liet oud te meisje - ,,een wicht als zijzelf", zoo heeft Eef haar al gebrandmerkt - loopt vertrouwelijk naast moeder en telkens klinkt beider vroolijke lach op. De kleineren draven joelend vader achterna, die wat meer den pas er inzet.

Eef kijkt en blijft kijken naar het innig vertrouwelijke tussohen die twee, dat haar aantrekt en kriebelig maakt tegelijkertijd. Dat sentimenteele gedoe ook! Kijk dat male wicht nu met haar ann om die andere heen . bah!

Eef zegt 't luid en vol afgrijzen. Ze kan gezoen op sommige oogenblikken niet uitstaan. En natuurlijk, nu moeten die anderen er ook nog bij ... kijk ze terug komen hollen ... Kijk ... bah!

Met een ruk draait Eef ze den rug toe.

"Idioten," zegt ze voor zich heen, "wat 'n bespottelijke idioten."

Maar waarom, als ze 't dan idioten vindt, waarom trillen haar lippen dan opeens zoo? Waarom zou ze 't nu wel kunnen uitbuIken van nari dheid? Waarom ook komt dat verlangen ineens weer in haar naar wat hartelijkheid, naar wat: goed dedaan te worden? Waarom zou ze hier nu moeder of vader naast zich willen hebben, dicht tegen haar aan?Waarom zou ze met ze willen zijn: al die daar?

Neen, ze vindt ze geen idioten, ze benijdt die kinderen, 9

(10)

is jaloersch van ze: omdàt ze idioot-mal kunnen doen, mogen doen, omdat ze een vader en een moeder hebben.

Een snik, die Eef naar de keel kJropt, wordt dadelijk onderdrukt_

een, chreien wil ze niet. Ze is toch al Z()()'n senti- menteele tedenwoordig, zoo'n week, mal wioht. Een kleine, nietide aanleidind en dat vervelende gevoel is er weer: van niet meer met alles, zooals het is, vrede te kunnen hebben, van meer te verlanden. 0 niet aHeen het verlangen naar de twee, die nooit weer bij haar terug kunnen keeren is het, maar nog meer, nog iets anders.

0, oom RoU en Rozien zouden vreemd opkijken als ze .wisten, als ze haar in zulk een stemming eens konden

zIen.

Zij sentimenteel? Zij, die als een jon!!en, als een halve ,militair bijna, is opgevoed? zij tranen? zij de kwajongen, de rakker, de korporaal? zij de durfal, de wildebras, die nooit nadenkt vol~ens Rozien, de huishoudster, zij, die oeral pret en joligheid zoekt? Zij, die zich tot voor Kort

00 in waarheid meer jongen dan meisje heeft gevoeld?

Och, belaohelijk gewoon. Hoe zouden die twee thuis ook kunnen weten, kunnen begrijpen, nu ze üchzeU niet eens bedrijpt?

0, oom RoU is een schat en ze houdt van hem, zoo militair.kortaangebonden, als hij dan ook is; ·maar alles met hem bepraten, neen, dat kan ze niet. En Rozien?

u ja, die i de huishoud ter, die stopt baar kousen, houdt ,haar kleeren netjes, zorgt voor de heele ratteplan in huis. Maar zoo eens echt vertrouwelijk met haar zijn, neen, dat zal ze wel laten.

Rozien is niets voor haar en zij niets voor Rozien en voor oom RoU is ze: de jongen, de rakker, die hem doet lachen of hem nijdig maakt. Van wat er in haar woelt en gist, daarvan snapt hij niets.

Of je zou dikwijls kunnen wenschen weer bet kleine, hulpvragende kind te zijn, dat zoo heerlijk troost en steun wist te vinden bij dien grooten, sterken oom; het kind, dat nog niet nadacht, nog niet vroeg... alleen maar vol vertrouwen tot zich nam. Maar hoe ouder je wordt, hoe meer problemen het leven schijnt te geven, hoe moeilijker het wordt .

Eef zucht zwaar in haar sombere over·peinzingen.

Haar handen woelen doelloos door het warme duin- zand. Maar als een vlucht meeuwen met sterken, hoor- baren vleugelslag over haar hoofd heen, vrij en blij, den weg naar zee vliegen, dan kijkt ze die alweer oplettend na. En ze ziet ook weer de gouden zonneglinsteringen op de duintoppen, tussohen de sparren door, ze voelt weer de koestering van zoogroote lenteweelde om zich en opeens kan ze weer lachen. En ze vindt zichzelf een oude, ondankbare zeur, die niet waard is, dat ze 't nog zóó goed heeft.

Vlug springt ze op, schudt het duinzood uit haar kleeren: nu moet ze nog evcn het "Hoogduin" op, de zee wil ze zien vanaf den top en dan vliegensvlug naar huis over klippen en afgronden. Het tamme bergpad krijgen ze ditmaall van haar cadeau. Moeilijkheden wil ze over- winnen, zich warm en moe maken en haar boom, dien ouwe-goeierd gaat ze ook in, al mochten er ook vijf mevrouwen van Bosse "ach" en "wee" staan te roepen.

Als Eef Hubrechts eindelijk "Duinzicht" weer nadert

.

'

~Iet ze oom Rolf aan het hek staan.

En al tintelt Eefs gezicht van ondeugende pret, vol- komen gerust v~elt ze zich toch niet, als ze hem met

jongensaohtig bravour toeroept:

"De conferentie naar genoegen geslaagd, oompje?"

Ze steekt haar arm door den zijnen en heel haar

(11)

13

"Zeg, oom RolL ... die twee, hebben ze har kwaad van je armen jongen gesproken? en was je daarover zoo nijdig, zoo woest nijdig op em?"

Oom Rolf geeft 't nu heelemaal op. Blijf ook maar eens boos op zoon' gewieksten rakker! Maar weten zal ze toch, wat hij op bet hart heeft.

En terwijl hij Bef stoeiend bij haar annen door elkaar schudt, buldert hij haar toe:

"Een rammeling verdiende je, rakker, en een flinke ook. Jij doet in het vervolg maar direct wat ik je zeg, verstaan? Jij laat voortaan dat in de hoornen kl,immen, je wordt er te oud voor, zooals mevrouw van Bosse tereoht opmerkte, jij laat dat herrie-schoppen met Jan, Piet en Klaas, weet ik veel - en waarom voor den drommel moet jij praatjes uitlokken, je aanstellen met bedeltuig op den weg... schaam jij je dan nergens voor?"

"Nee oom RoU, dáár schaam ik me niet voor. Als ze praten willen, omdat ik een oude tobbert wat geholpen h b - niet eens een bedelmensch, hoor! - láát ze dan maar praten, daar trek ik me niets, niets, niets van aan "

"Je wilt ze treiteren, de lui hier, dat is 't."

"Neen, oom Rolf."

W I . "

" e waar, Jongen.

,,Dat u dat nu niet begrijpt, oom Rolf."

"Ik Ibegrijp 't immers drommels goed hranie zijn, hè? laten zien, wat je durft."

Het is Eef, alsof oom Rolf opeens heel ver van baar afstaat, en langzaam keert ze hem den rug toe.

Meteen is oom RoU baar weer opzij, draait haar naar zich toe, vraagt kort:

"Waarom deed je 't, EvalienP"

0, als ze 't nu zeggen kon, het uitbrullen kon desnoods:

gezichtje, dat guitig naar hem opziet, schijnt toch te vragen nu: "wees nou niet nijdig, hè? zóó erg was het daar traks niet gemeend, hoor."

Doch oom RoU let er niet op.

Stroef staat zijn gezicht, en stroef vraagt hij ook:

"Waarom deed je niet, wat ik je toeriep, Evalien?

en geen uitvluchten, hè?"

Bijna ruw trekt Eef haar arm terug.

En nu is er strijdlust en boosheid in haar oogen, als ze antwoordt:

"Zoek ik die ooit, oom Rolf? uitvluchten?"

"Ik vraag je, Evalien, waarom deed je niet, walt ik je toeriep?"

"Zou u naar binnen gaan, oom RoU, als je wist, dat ze kwaad van je spraken?"

"Juist een goede manier om een eind aan 't geklets te maken, zou ik zoo denken."

,,Maar zoo denk ik er dan niet over, oom RoU. Boeht die oogen alleen al van dat creatuur van "

"Evalien!"

,,Nu ja, van mevrouw de weduwe van Bosse dan. Die oogen van 'r, ze priemen je gewoon."

,.Hoe oud ben je eigenlijk, Evalien?"

Wat verbaasd ziet Bef oom RoU aan, dan opeens br ekt de schalk bij haar door.

En ook oom RoU wordt het te machtig, als Eef, 'r vinger in 'r mond, zioh kleintjes maakt en als een onbeholpen wicht zoo haar leeftijd aan hem demonstreert.

"Rakker!" zegt: hij in een schater.

Daarmee is meteen het ijs gebroken.

Spontaan gaat Eef arm weer in dien van oom Rolf.

En met een kneepje hier en een duwtje daar, als om de stemming op gun tig peil te houden, tracht ze nu meteen te weten te komen, wat ze weten wil:

12

(12)

' o -

e . . 0811!~ ..

"alleen om die ouwe ziel, alleen om te helpen deed ik bet,

. . d "

om mets en mets an ers .

Maar het wil haar niet over de lippen komen.

0, dat hij het dan ook niet begrijpt, oom RoU! en brutaal opeens, om het niet uit te bulken van nartigheid, baar oogen vlammend in de zijne, zegt ze:

"Om ze te treiteren, die lui hier, waarom ook anderss oom RoU?"

11

Befje Hubrechts moest nog tien worden, toen oom RoU de Geer, de broer van haar zoo vroeg gestorven moeder, haar mee naar "Duinzicht" bad genomen.

De druk van de laat te droevige jaren 'thuis, een druk, die het jonge kind gelukkig nog niet in heel zijn treurige omvang had kunnen begrijpen, maar die ze toch had aangevoeld, had haar: het vroolijke, levendige kind van toen vader nog leefde en moeder nog niet zoo bleekjes en stil in dat groote ledikant had gelegen - tot een gedwee, stil meisje gemaakt.

En zoo: stil en gedwee en een beetje teertjes ook - was zij in het vriendelijke huis bij de duinen gekomen, waar oom RoU de Geer, oud·Indisch militair, ongehuwd en zonder zorgen, woonde met de wat oudere Rozien, die al sedert jaren zijn huishouden bestierde. En zoo, stil en gedwee, was Eefje een lief, gemakkelijk speelpopje geworden voor den nog geenszins ouden oom RoU en graag ook had Eefje zich in haar groot kinderverdriet van toen, laten troosten in zijn sterke, veilige armen.

"V bederft het kind," bad Rozien eens misprijzend

gezegd, toen meneer de Geer, nadat Eefje al lang over haar kinderverdiet heen was, nog maar altijd voortging met zijn wat sentimenteele verwennerij.

Maar overste de Geer, die voor het teere, kleine meisje nu eenmaal een paedagogie op zijn eigen handje had uitgedacht en daarvan, door geen inmenging van wie ook, ook maar iets dacht af te wijken, overste de Geer, die zich in zijn nieuwe functie van opvoeder, vader en moeder tegelijk gevoelde, hij had kortaf - aan wat hij

(13)

Eel Hubrecht.. - 2

17

echte kindernatuur haar rechten opgeeischt: zij wilde niet langer zijn als een klein kindje, ze was iÏmmers al groot, al tien gauw. En Eefje begon ooms liefk~ingenen ooms zorg wat te ontloopen. Liever rende ze den tuin in, buiteldein het gras rond,zooht op straat speelmakkertjes, wilde niet meer naar school gebracht worden ook.

Oom RoU had er wat vreemd en heel verbaa9d tegen.

over gestaan en zich ook gegriefd gevoeld.

Toen had hij de verandering maar aanvaard als iets natuurlijks" als iets: dat zoo komen moest. Daarna was er zelfs een vreugdige voldoening in hem gevaren om den veranderden toestand, die ook eigenlijk beter met zijn eigen wat ruw-VJ"!OOlijke en heel niet sentimenteele natuur overeenkwam. En ook hij verbrak de ~uisters, waarin bij ~chzelf, terwille van bet teere popje, gewrongen had.

En: de jongensopvoeding, die bij nu verder goed vond te volgen, had een aanvang genomen.

Eef, dartel, uitgelaten, wijd, had daar heelemaal niets op tegen gehad. Integendeel, oom RoU werd haar kamee raad door dik en dun en juffrouw Rozien had nu wel geheel bij haar afgedaan.

"Ben jongen maakt u ervan>' had die dan ook gemop.

perd, toen het haar wat te bar werd.

Dooh overste de Geer had haar alleen maar eens vrooJijk toegeknikJt en gezegd:

,,Dan wordt ze dat maar, Rozien, een jonden! Als de tijd daarvoor rijp is, zal ze vanzelf wel weer 'in een meisje veranderen. En wàt voor een meid! daarvan zal je nog eens opkijken."

Rozien was weinig te overtuigen en nog minder emhousÏast geweest; maar vóór meneer, kortaandebon.

den als bij was, zijn geduld vel"'1oor, bad zij er maar liever het zwijgen toegedaan; maar gedacht had ze zooveel te meer. En dat de menschen er nu schande over gingen 16

Rozien's bemoeizucht dacht - een eind gemaakt en gezegd: "Klets niet, Rozien. Jij baast over bet buis, ik baas over bet kind en daarmee basta, uit!"

En Rozien, na kwaad de deur achter zich toegetrokken te hebben, had het zich voor gezegd gehouden: het mocht dan gaan, zoo het wilde: zij zou er wel voor op- passen nog eens haar neus te stooten, aan wat haar niet aanging. Zij zou dan wel zorgen, dat het kind het mate- rieel aan niets zou ontbreken, maar verder ook bij haar:

basta, uit!

En zoo was vanzelf de minder gewenschte veJ"!houding ontstaan, die Befje had doen denken: Rozien is niets hier, om haar heb ik niet te geven, en ze boudt immers ook niet van 'me .

En meneer de Geer, die bet in zijn macht had gehad, terwille van het kind daarin verandering te brengen, hij vond het best, zooals het was. En hij was voortgegaan Befje als een klein, teer kindje, als een porceleinen popje, te beschouwen, dat je alleen maar vertroetelen en ver·

wennen kon.

Tot het lcind, dat zich grooter en sterker begon te voelen, zelf de kleineerende kluisters verbrak.

De zeelucht, het vele buiten zijn, hadden haar bleek gezichtje al gauw blozend en bruin gebrand. En nu er geen vrees meer bestond van telkens en telkens opnieuw tot stil zijn te worden aangemaand, nu er ook geen angst meer in haar was voor de kamer, waar moeder zoo stil en witjes tussohen de heldere witte laken~ had gelegen, zóó zwak en zóó ziek, dat Eefje all~n maar even kijken mocht, hoogstens een bandje geven, en waar het zoo akelig naar apothekers-clrankjes en nog meer leelijks kon ruiken, nu was ook de oude vroolijkheid weer lang·

zamerhand bij haar teruggekeerd. En met het gezonder en krachtiger worden van haar lichaam, had ook haar

(14)

Overste de Geer kon zich niet meer zoo volkomen zeker gevoelen over het resultaat zijner opvoedings- methode. En voldaan was hij niet langer. En dat wel te minder na bet ern tige gesprek van gisteren met mevrouw van Bosse, die hem de hillten in zijn opvoedings-6ysteem netjes onder de oogen had g bracht. Ja, overste de Geer had het daarna wel zoo gemakkelijk gevonden als zijn rakker, zijn jongen, zich nu maar ineens tot een welopge- voede jongedame had kunnen orntooveren.

Wat drommel ook, als bet kind dan 'te oud was geworden voor at hen ,beiden zoolang een bron van genot was geweest, dan moest: het maar meteen uit zijn ook. Dan moest Evalien maar zoo gauw mogelijk een jongedame zoien te worden.

Wel te verstaan natuurlijk: geen nest, die bet leven door "danste", die alleen maar voor dure modieuse kleeren en pret maken te vinden zou zijn, maar een jongedame die het ideaal van overste Rudolf de Geer, zooal niet in algeheeIe vervulling zou brengen, dan toch zeker dat ideaal heel nabij zou komen.

En na lang heen en weer draaien, na veel tobbende gedachte , die hem uit den slaap hadden gehouden: hem, die nog altijd in slaap was gevallen, zoo gauw hij bet bed maar onder zich voelde - was hij tot het besluit ge- komen, dat het met die jongen opvoedin d nu maar uit moest zijn. En morgen zou hij met de opvocdin d beginnen, die Eef tot een ·behoorlijke jon dedame omtooveren zou.

En met dat goede voornemen ·beZJield, bad over e de Geer Zlich dan eindelijk zijn welverdiende nachtrust kunnen veroveren.

Eef, laag uitgezakt in de olubfauteuil, de beenen zoo ver ze kon voor zich uitóestrekt - cen bizondcr delief·

koosde bouding van 'r, als ze het land over iets had, of, spreken over zoo'n opvoeding, dat wist ze nu, na het

bezoek van mevrouw van Rosse gi teren, beter dan haar lief was. En dat zij er ook op aan werd gekeken, zij, die als vrouw het kind toch best wat had kunnen leiden, dat wist ze na dat bezoek ook al; en dat griefde en beschaamde haar nog het meest.

En Eef zelf, vijftien jaar nu, Eef voelde den laatsten tijd, dat er in haar i ts aan het veranderen was.

Het ruwe, het bevelende Vlln oom Rolf, waaraan ze zioh tot voor tkort nog gedachteloos, als iets dat vanzelf sprak, bad onderworPen, het prikkelde haar nu meer·

malen tot verzet.

Iets in haar kantte zich tegen dat bevelende, die ruwheid van toon, iets kwam in opstand, tegen wat baar altijd nog als natuurlijk voorgekomen was. En nietteg~n.

staande bun beider goede kameraadschap, ,kon Eef ZIch dikwijls heel eenzaam gevoelen.

Ze verlangde... ja wat verlangde ze eigenlijk? 't Was soms net, al of ze als een groot raa eeken rondliep, zonder ergens antwoord te kunnen vinden. ,,Als ik vader en moeder nog maar had, dan zou 't wel anders zijn, die zouden wel weten, wat er aan hapert, wat me tegen·

woordig zoo vervelend maakt," kon ze dan denken. Ma~

dan kwam de twijfel weer aan zetten en een angst, die ze niet begreep: of zou je voor al je vragen de oplossing in jezelf moeten vinden? Kon niemand je daarin ~elpen?

Of ze kon er niet meer uitkomen tegenwoordig, gek werd ze nog van dat gepieker. Ze moèst wel dwaze dingen doen, zich moe loopen, haar spieren werk geven,

anders liep 't nog mis met 'r, vast.

't Kon niet uitblijven: Eef werd voor oom RoU een even groot raadsel, als zij dat voor zichzelf was. En voor dorpsgenooten, als mevrouw de weduwe van Bosse: een

groote ergernis.

(15)

wat den laatsten tijd nog al eens voorkwam: piekerde of peinsde - Eef had nu werkelijk bet land en geen klein beetje ook.

Het regende, dat bet goot. En wat nog wèl zoo erg was: het boek, dat dezen Zondag genietbaar had kunnen maken, waarop ze zich al dagen lang verheugd had, dat was haar neus voorbijgegaan en het andere, wat ze wel bad kunnen krijgen, boeide niet.

,,Als je eens naar de kerk ging " had Rozien aangeraden.

Maar daartoe gevoelde ze niet de minste animo. Ja, als die of die preekte maar van dezen dominee hield ze niet en als je toch niet gestioht werd .

,,Je zoudt het kunnen probeeren," raadde Rozien aan:

,,dat omhangen bier is nog minder stichtend en allicht neem je toch een goed, opwekkend woord mee."

Eef echter was Rozien en zichzelf liever blijven ver·

velen. Tot Rozien vol ergernis de kamer uitgeloopen was.

Oom RoU kwam binnen.

Geheel gekleedom aanstonds ter kerke te tijgen, zoools dat iederen Zondag zijn gewoonte was.

Hij zag er gesoigneerd en opgewekt uit, en hij ver·

langde al naar bet versche eitje, dat hem wachtte.

Neen, over zijn eetlust had hij geltMcig geen klagen.

En Rozien wist, hoe een ontbijttafel behoorde te zijn, om er smakelijk uit te zien, om je eetlust nog te ver·

boogen.

En al plaste de regen ook buiten neer, dat de droppels hoog opspatten, overste de Geer voelde zelfs in deze weergesteldheid de feestelijkheid van den Zondag aan.

Eerst nadat hij zich zorgvuldig van alles had bediend, juist het kopje van zijn ei dacht te slaan, viel zijn blik op Eef, die nog akijd even bevallig daar op den stoel uitgezakt lag.

20

...

En waar hij anders met een ruw chertsend woord bet uitgeproest zou hebben om: "zoo'n lui varken" - en daarna het heele geval verder geen aandacht meer waard zou hebben gekeurd en nog minder: een woord meer eraan verspild zou hebben - daar prikkelde, na zijn wel.

overdacht besluit van den vor~gen avond, Eefs weinig ladylike houdind hem terdege. En meteen ook al gebood hij: ,,Haal die beenen binnen en zit rechtop!"

De rimpel en de stem, we Eef toch wel had leeren vreezen, ze waren er.

Maar het geval was zóó ongewoon, zoo nog "niemals dagewesen", dat Eef alleen haar oogleden in grenzen.

looze verbazing optrok en vragend oom Rolf aankeek.

,Jfaal je beenen in en zit rechtop! of moet ik 't zelf komen opknappen P"

'ItWàs meenens.

Eef zag en hoorde het wel dedelijk. 't Wa echter zóó

verbi~terend vreemd voor haar om voor zóó iets onbe.

langrijk als dit toegebulderd te worden, dat zij 'It, hoewel ze 't raadzaam achtte onmiddellijk aan

.

't bevel te voldoen' opeens uitproestte van den lach, en zei:

"Wat doe je mal van morgen, oom RoIf."

"E~ zoo zal ik blijven doen, prent dat in je hersens,

Eval~en. Er moet nu maar eens een eind aan komen."

,,Aan wat een eind, oom RoIfP"

,,Aan die malle frat en van jou."

,,Maar wat deed ik dan, oom RoU? zooals ik daareven zat, zoo heb je me bonderd maal zien zitten en nooit heeft 't je gehinderd. Kan ik het nou helpen, dat je van morgen met de bokkenpruik bent opgestaan P"

Alsof er ~n stok door haar been was gestoken, 7..00

stram en tIJf zat Eef ineens. Er was zóó zeker niets op haar houdind aan te merken.

Overste de Geer nam dan ook voldaan een tweede 21

(16)

broodje uit de schaal, smeerde het serieus, dronk zijn kop thee met 8IDaak leeg, commandeerde, alsof er geen vuiltje aan de lucht was geweest:

,,Aannemènft"

Eef zuchtte verlicht op.

Oe bui hier binnen scheen ten minste overgewaaid.

\Ves het buiten ook maar zoo ver!

Maar als ze er iets van snapte!

Bij 'tifleer.;~etttenvan den opnieuw gevulden kop, greep oom haar ix.et, trok haar tot zich, zei - en zijn bulder·

stem had hij daaflbij opgeborgen:

"Wil je je best er voor doen, jongen?"

"Waarvoor mijn best, oom Rolf?"

Als ze dáár nu weer iets van snapte!

"Om een jongedame te worden, jongen, liefst zoo gauw mogelijk?"

Eef vond 't gewoon om bet uit te gieren van den lach.

Mankeerde 't oom Rolf dan in zijn bol van morgen?

Maar gedachtig aan hetgeen reeds was voorafgegaan, vond ze 't wel zoo veilig, haar lach, die gul uit wilde breken, maar gauw weer in te slikken en zoetjes te zeggen:

,,Als je 't graag wilt, oom Rolf."

,,Je zult me er ontzettend veel genoegen mee doen, kind."

Hè, 't was alsof er een last van hem afviel, nu Eef zóó meegaande bleek. Een kraan van een jongen toch!

Pasop, oom Rolf!

Als je nu gezegd had: een duvel van een meid - dan was je er beslist dichter bij geweest.

Zie je dan niet dien spotlach in haar oogen, nu ze zoo lief·gedwee vraagt:

"Zeg, oom RoU, hoe word je een jongedame: zoo gauw mogelijk?"

Doch oom Rolf~s op 't moment niet scherp van gezicht en leelijk loopt hij er dan ook in met zijn raadgeving, geheel ter goeder trouw:

"Je zoudt misschien eens een paar nuffen uit de stad bier kunnen vragen?"

"En kijken, hoe zij 'm dat lappen, oom Rolf?"

P . . "

" reCles, Jongen.

"H1lhaha! wat zou je ze gauw je huis uitgebulderd hebben!"

Eef kan zich gewoon niet langer inhouden. En overste de Geer, die haar !I1U eindelijk begint te snappen, schatert al gauw even onbedaarlijk met haar mee.

Dan sohudt hij zijn vuist, en dreigt:

"Dat lap je me niet meer, rakker. En als je 't nu gewonnen denkt te hebben, dan vergis je je leelijk. Jij wórdt een jongedame, zoo gauw mogelijk. En om je alvast wat aan het in 't gareeIloopen te wennen, haal je nu fuIl speed je hoed en je mantel en gaat met me mee Illaar de kerk."

"Hè nee, oom Rolf."

"Hè ja, Eef."

"Ik zal je vijf minuten geven en dan: present! Een hartig woordje zal ook joute pas komen."

Nog vóór de vijf minuten verstreken zijn, staat overste de Geer al bij de trap:

,,Aantreden, korporaal!"

"Present, overste!"

En daar stappen ze de deur al uit, militairement, als trouwe kameraden.

(17)

111

Met de jongedames-opvoeding, die overste de Geer zijn jongen wel eens zou ingieten, schoot bet, ondanks goede voornemens, niet hard op.

Voorloopig had hij oOk andere dingen om aan te denken, ander werk odk, dat zijn zorg en zijn tijd vroeg.

De moes- en bloementuin eischten zijn algeheele aan·

dacht op.

De slaplantjes die - om te smullen - zoo welig tier·

den in den bak onder het beschuttende glas, moesten noodig uitgeplant worden; de vruchtboomen vroegen om lijmbanden en de aardbeien moesten wat worden bij.

gestekt.

Kortom, honderd andere dingen schenen oom RoU nu ineens meer noodzakelijk toe, dan: ,,dat gezeur met dien jongen."

Als alleshier maar eem naar den eisch was opgeknapt:

de moestuin verzorgd en de bloementuin bijgewerkt, dan hoopte hij zijn plioht aan Eef te gaan doen. Zoo'n haast bad het ook

met.

Ach wat, de jongen was toch pas vijftien jaar? Wat was hijzelf geweest op dien leeftijd?

een blaag van een kwajongen immers, die nog mores

moest leeren. En had geleerd op de Militaire Academie, Wilar ze een man van hem hadden gemaakt. En zoo zou het met dezen jongen ook wel gaan. Dat gezeur van die vrouwen ook! ze zouden je waarachtig uit je evenwicht ermee halen.

En zonder gewetensbezwaar, alsof er geen urenlang

24

gepieker, geen vast voorgenomen besluit aan was voor- afgegaan, bad overste de Geer zich vol toewijding aan zijn tuin gegeven.

Vroeg stond hij op, at te hooi en te gras, ging vroeg naar bed, met als eenige rustige verpoozing zijn pijp en zijn krant na den eten.

Eef vond alles best, zooals bet ging.

Ze zat midden in een repetitie, de voorlaatste vóór de groote vacantie. En al nam ze het Ieeren gewoonlijk niet al te em9tig, nog een jaar doen over eenzelfde klas, daar kwam zelfs baar weinige eerzucht tegenop. Boven- dien, hoe eer ze die vijf k·lassen H.B.S. doorgevost had, hoe liever het haar zou zijn. Daarna 2X)U ze haar eigen zin wel 7Iien te volgen, daar kon oom Rolf van opaan. Ze wist wel zeker, !hing het van hem ilf en werden er meisjes op toegelaten, vast stuurde hij haar naar zijn onvolprezen militaire Academie: de groote leersohool voor het leven, zooals bij die placht te noemen met soldaten-trots.

Dáár toch werd je alleen tot man gevormd. Gelukkig maar, dat ze niet echt een jongen was, al deed oom RoU altijd alsof; want nooit had zij zioh làten sturen, dat wist ze wel beslist, naar iets, waaraan ze een hekel bad.

Maar nu bet eenmaal was, zooals het was, II1U kon ze niet zeggen, dat ze ook maar voor iets veel ambitie gevoelde.

Nu ja,ze hàd nog twee jaar om na te denken, massa's tijd dus, waarin veel anders kon worden. En in 't erg9te geval: ,,Duinzicl1t" was er toch ook nog. Dan ging ze bier maar het huishouden doen voor oom RoU. Rozien zou het tegen dien tijd wel wat rustiger willen hebben

' __..L:

ml~lUen .

Eef, door haar wimpers 'heen, moest er Rozien, die tegenover baar aan tafel zat, Itocb eens even op aan- kijken.

25

(18)

En opeens ook zag ze het dwaze van haar denken van zooeven : stel je voor, Rozien! die ze daar op een stoel had willen plakken, met een stoof onder haar voeten zeker, als een oud meubel, dat nu wel aan kant kon worden gezet, zoowat had afgedaan... Rozien! die red- je-wel, die vliegmachien!

De kamer was opeens vol van Eefs opklaterenden lach.

Rozien, ijverig aan het verstellen, schrikte er van op, vroeg:

"Wat heb je ineens?"

Oom RoU ook keek op van zijn iwant, geinteresseerd.

Eef scheen moeilijk tot bedaren te kunnen komen, zei dan onder een proestlach door:

"Als je 't wist, je was woest op me, Rozien, geloof dat maar. Dus om des lieven vredes willen is het maar beter, dat ik mijn mond houd."

W . . "

" eer net lets voor JOu .

Driftig trok Rozien de naald door het stugge katoen, haar gezicht één onweerswolk.

En ook oom RoU zei wat wrevelig:

"AI er dan geen reden is om te lachen, lach dan Iliet."

,.Maar er was wèl reden voor, al zeg ik die liever niet "

,,Al goed. Basta."

Overste de Geer verlangde rust na zijn dag van tuin- arbeid. Die vrouwen ook altijd!

En na zijn korte afwimpeling van alle verdere tegen- spraak, die aan beslistheid niets te wensdhen overliet, nam bij zijn krant weer op, verdiepte zich opnieuw in een voor hem ~nteressantekwestie.

Rozien naaide verwoed voort.

Eef trok een beleedigd gezicht, haalde minachtend de schouders op - wat oom RoU niet zag - begroef zich

daarna in de geneugten, die een lastige English grammar kan bieden.

't Wilde niet bijster gelukken.

Haar gedachten, eenmaal aan bet dwalen, bleven aan het dwalen.

Eef geeuwde, rekte zich uit, verbrak toen nogmaals de stilte door baar vraag:

"Krijg' nog een kop thee, Rozien? of zal ik 't zelf inschenken ?"

"Neen, ik zal wel."

Rozien legde haar werk al neer. Ze had Eef niet graag aan haar nette theetafel.

"U ook nog eens inschenken, meneer?"

"Ja, graag."

Met kleine teugjes genoot Eef baar warm ingeschonken kopje, deed meteen een .greep in het schaaltje met biscuits.

"Bescheidenheid siert je zeker niet," zei Rozien, het schaaltje buiten Eef's bereik plaatsend.

Eef nam het wonderlijk kalm op.

Zielsvergenoegd zat ze daar maar met haar theekopje te 'I1l'8noeuvreeren, nipte eraan, nipte er nog eens aan, trachtte de aandacht van oom RoU te trekken, wat haar ook eindelijk gelukte.

,,0, wou je 't schaaltje?" vroeg die argeloos en hij wilde zijn hand er al naar uitstrekken, toen Rozien voorkwam:

"Niet doen, meneer ze heeft al meer dan genoeg genomen."

,,Meer dan genoeg?" riep Eef gebelgd. "Oom RoU, ze weet niet wat een jongen toekomt, ,ik rammel "

Overste de Geer grirmikte alweer om dien gewieksten rakker, die altijd wist te krijgen, wat ze hebben wilde, meteen zei hij al:

(19)

"Geef den jongen wat hij verlangt, Rozien! Een band biscuits is toch de wereld nietP"

De hulp die Eef had verwacht, was er.

Ze straalde.

Niet alleen kreeg ze haar zin, maar ook het evenwicht was weer her9teld. Eerst zij een veeg uit de pan, nu Rozien.

Rechtvaardigheid was toch maar alles.

Rozien daarentegen keek donker, voelde zich e kort gedaan, zooals ze zich altijd ,te kort gedaan voelde, waar bet Eef gold.

Geen wonder, dat het kind geen grein respect voor baar bad. Meneer maakte het ernaar. En al mocht hij dan een gouden hart hebben, takt bezat hij bitter weinig.

Kon het kind op deze manier haar wel ooit leeren waaroeeren P ~u ze ooit nog eenig respect kunnen inboezemen?

Dat gejij en gejou ook altijd tegen meneer, tegen haar, ja, ze wi t wel: 't was modem, het hoorde egenwoordig zoo, maar zij hield er niet van, vond het weinig pas deven tegenover oudere menschen - had mevrouw van Bosse dat ook niet gezegd? en nog zooveel meer, wat baar aan het nadenken had debracht. Was het haar plicht geweest zich meer met Eef te bemoeien, zelfs tegen meneers wensch in? Had ze het met wat al te gemakkelijk opge·

nomen, door te denken: meneer moet 't zelf maar weten, moet- zelf maar ondervinden waar zoo'n jongens.

opvoeding toe leidt? En moest ze nu streng optreden, niets meer over haar kant laten gaan, waarop mevrouw van Bosse vooràl had aangedrongen P of moest ze het kind juist door klei,ne vriendelijkheden en zachte woorden tot zich pogen te trekkenP Wat een moeilijkheden, wat een hoofdbreken gaf het, als kinderen groot werden, je ontgroeiden!

28

Rozien piekerde voort, bleek hopeloos verward: in wat ze wèl en niet wilde doen.

Eef ondertusschen, zonder eenig besef wat zware gedachten daar achter bet strakke voo~hoofdvan Rozien htDl spel van vraag en twijfel speelden, verorberde met smaak haar biscuits, prees ze Rozien levendig aan, die, verward in haar troebele stemming, stuursch bedankte.

Oom Rolf, als gewoonlijk, accepteerde met graagte.

En opeens, alsof er geen dagen waren verloopen na het ernstige gesprek van dien veelbewogen Zondagmorgen, kwam hij met de vraag:

,,zeg, jongen, wanneer breng je nu die vriendin eens van je meeP"

"Heeft ze dan een vriendin? Eef houdt er toch alleen maar vrienden op na en wat voor soort dan nog."

Rozien's zware gedachten hadden baar niet mild ge·

stemd, naar het scheen.

Gelukkig voelde Eef zich voor 't oogenblik verheven boven een dergelïken speldeprik. Onver toorbaar kalm bleef ze er althans onder.

En oom vroeg argeloos alweer:

"Heb je veel vriendinnen, jongenP"

O ' "

" ,massa8.

,,Dan breng jij er een mee naar Duinzicht. fge.

sprokenP"

"Afgesproken dolletjes, oom RoIf."

Of ~ g' t '0 M··· 't 't "

" Wa~ ze Je van wee. IJ tS om even.

"Nog meer dolletjes, oom RoU. Ook afgesproken dan.

Ik kan meebrengen, wie ik w,il P"

"Dat laat ik geheel aan jou over. Dus twee! Tenzij het jou te druk is, RozienP"

,,0, wat dat betreft, het !huis is ruim en groot genoeg, meneer, en bulp is er altijd nog wel te krijgen als het noodig mocht zijn, maak u daarover geen zorgen. Maar 29

(20)

Eef.. .... nu, die heb je maar aan te kijken om te zien, dat die weer iets in haar schild voert, let u op."

Oerste de Geer vouwde de krant in elkaar, wierp hem op tafel, stond op, innig vergenoegd naar het scheen,

.

zeI:

,,Als jullie weer beginnen, poets ik de plaat, 't is mijn tijd trouwens. En jou zou ik raden, mijn voorbeeld te volgen, jij moet er nog van groeien, rakker."

"Of met andere woorden: dan kan je meteen geen onheil meer stiohten. Geraden, oversteP"

"Precies, korporaal."

Nadat oom Rolf militairement zijn groet had gekregen, greep Eef in een graai haar schoolboeken bijeen, griste ook maar meteen de roman van den leeskring mee - voor straks !În bed: zoo'n electrisch knopje vlak bij was een uitkomst gewoon - wenschte vriendelijk:

"Ik hoop, dat je nachtrust ongestoord en aangenaam moge zijn, Rozientje."

'tWas jammer, dat Roziens stem zoo hatelijk-scherp klonk en haar kleine donkere kijkers staken, toen ze opmerkte:

"Dacht je mij te foppen, Eef? Ik zou dat boek maar weer op tafel leggen; voor een aangename nachtrust heb je geen roman noodig."

Stom-verbaasd, dat Rozien, wie het gewoonlijk niet .kon schelen, hoe ze haar tijd doorbracht, zich deed gelden, smeet Eef het boek terug op de tafel. En had het stekende in RoZiÏens oogen, het hatelijk soherpe in haar stem niet alles bedorven, Eef zou in staat zijn geweest, om het ongewone 'alleen, iets lief·joviaals tegen haar te doen.

Nu deed het haar schamper de schouders optrekken, de trap ophollen en de slaapkamer hard achter zich toeslaan.

Het was op een Zaterdagmorgen, dat Eef, die met Rozien te zamen aan de ontbijttafel zat, nu oom Rolf, die altijd zoozeer aan orde en regelmaat hechtte, met dat hoogste gebod van het huis ter wille van zijn tuin scheen gebroken te hebben, zei:

"Van middag breng ik ze mee."

"Wilt, wie bedo I je, kind?"

Juffrouw Rozien, die voor zichzelf het etensprobleem voor den Zondag zat op te lossen, was er maar niet zoo dadelijk ,pn".

"Wel, de twee die ik zou vragen, wie anders, hè? en ze blijven den Zondag over."

"En dal zeg je me nu pas? Had dat niet wat eerder kunnen gebeuren?"

"Glad vergeten, hoor. Nu, zoo'n doodwond zal 't wel niet zijn, hè? Die eieren zijn lekker, zeg. Ik neem er nog een."

Rozien zat zich warm te ergeren, viel uit:

"Ja, jij doet maar. Ik wou dat je ook eens nadenken kon. Hoe krijg ~k nu opeens die logeerkamer aan kant, hetis me nogill een lieverdje, en daarenboven: er is meer te doen op Zaterdag."

J

d ... h "

, a, at moet JIJ maar weten, . oor .

,,Maar jij zoudt in ieder geval wel eens wat meer je best kunnen doen, je er eens in te denken. Jij neemt 't maar gemakkelijk op, jij neemt maar aan, dat alles zonder -moeite klaar komt, als vanzelf. Denk je niet, dat er heel wat komt kijken in zoo'n groot huis als dit, vóór alles is, ZOOills het moet zijn? Je hadt toch wel eens even 'kunnen nadenken ?"

Eef deed er liever het zwijgen toe. Dat gezeur om niets ook tegenwoordig. Rozien werd er niet gemakkelijker op, dat was zeker.

Nu ja, ze had vergeten erover te spreken, dat was een

(21)

IV

Eel Hubrecbtl. - 3 33

Toen R<mien had gezegd: "maar wat Eef betreft, die voert wat in haar child, let u op" - toen had ze werke.

lij; no d niet zoo lecht geraden.

Wel wi t Eef op dat tijdstip zelf nog niet precies, wat ze wiJde, maar in ieder geval: geen van die naarlinden uit haar klas hier.

Lientje Verboom, die daarvoor aIJeen in aanmerking had kunnen komen, was kortelings naar een andere tad verhui d en voor de rest paste ze.

Ja, het scheen baar noodlot wel te moeten zijn, had ze wel eens gedacht, dat degene met wie ze goed op kon schieten, die ze graa cS haar vriendin had denoemd, om de een of andere reden de school ging verlaten en die, waarmede ze minder 0 erw d kon en die ze nooit tot vriendin zou willen maken, dat die bleef.

Het was een fei : getapt was ze altijd bij de jongens dan bij de meisjes.

Geweest, ja.

Dat mocht ze gerust zeggen. Want ook dat scheen haar toe aan het veranderen te zijn. Haar soheen wel i ts te ontbreken, iets speciaal vrouwelijks zeker, wat aantrok, wat de anderen naar elkaar toedreef, ze deed fluisteren en diegelen om ... ja, om wat? Om nonsens·dinden nat ur.

lijk Om nOI16ens·dingen waarvoor zij minachtend den neus optrok; maar die, nu ze ouder werden, ook vo r de jon cSen meer aardigheid schenen te krij den en h n deed gaan naar die flauwe, aanstellerige scheps Is, waar ze 32

feit; maar toch een onbelangrijk feit, hè? Een bed was gauw genoeg opgemaakt; nog gauwer een kan en een karaf gevuld. De moeite niet waard er zooveel woorden om vuil te maken.

Ja Eef Hubrecbts was een knan in vlug en netjes werken, in theorie althans, dat was ook een feit en een zeer belangrijk feit tevens. Hoe jammer, dat ze daad·

werkelijk die ilIheorie nog niet in praktijk had urmen omzetten. Het resultaat zou ZIeker schitterend geweest zijn.

Eef was klaar gekomen met haar ontbijt, schoof baar stoel achteruit met de noodige bombarie, kletste haar vmgerdoekje, scheef door bet ringetje gebaald, op tafel neer.

Rozien keek er wenkbrauwfronzend naar, zei niets, knikte afgemeten terug, toen Eef joviaal wuivend: "nou, dag hoor!" tot baar Äep.

Toen kwam het onverwachte: het roepen vanuit de kamer:

"Eef! je fiets h b ik opgepompt en buiten gebraoht, vóór staat-ie, aan 't hek."

En kijk, die kleine, verrassende vriendeli~eid, ~oo oncSewoon, zoo niets Rozienaohtig, trof Eef als lets hefs, iet; aardi!!g. Als iets ook, waarop ze ei cSenlijk geen recht had. En die kleine vriendelijkheid van Rozien deed Eef nu als vanzelf terugloopen de kamer weer in en haar met wannte in haar stem zeggen, die ook Rozien trof en aangenaam verrast deed opkijken:

,Maak het je maar niet moeilijk, Rozien. Zij, die ik meebreng zijn niet veel rgewend en... dank je wel, hoor!"

Weg was Eef alweer.

Alsof ze zioh voor iets te schamen bad zoo gauw.

(22)

vroeger meer haar gezelschap hadden gezocht. Om haar:

zoo'n halve-jongen.zijn, om haar jongensmanieren en jongensliefhebberijen natuurlijk.

Eef begreep ze niet meer.

Hadden ze niet bij haar awngedrongen - de jongen6 wel te verstaan - om bij ze in de dansolub te komenP

"Een daverende boel," hadden ze er ter aanmoediging aan toe gevoegd.

J awel, daarmee moesten ze nu juist bij haar aan- komen

r

Dat gehuppel en dat geschuif! Idioot gewoon om je zoo aan te stellen. Ze zat net zoo lief met een mooi boek. En .gezegd had ze dat ook.

Clarita de Wilde met haar onuitstaanbaar autoriteits- air had er tegenin gebracht:

Hoe kan jij dat beoordeelenP jij, die niet weet van on~ pret, jij, die veroordeelt zonder te kennen, jij, die niet dansen kunt! ik zou liever zwijgen, over wat je niet te waardeeren weet, omdat je het prettige er niet van kent."

0, ze had gelijk gehad, die Rita. Eef moest het zich later, toen ze er wat kalmer over nadacht, wel beken- nen· maar op ''1 moment zelf was ze woe t geweest en was'ze zóó onhebbelijk en bits uitl!evaI1en, dat de meisjes baar schouderophalend den rug hadden toegekeerd, en de jonl!ens - O! erop kwmen slaan had ze - gelachen bedden!

En Jan Welter uit de Sde met zijn pedante gezicht had haar zóó mal bautain aangekeken, dat ze zich opeens als een haby had gevoeld, een baby, die afgestraft werd.

Gloeiend rood had ze zich voelen worden en kunnen builen had ze, van el'lgernis natuurlijk.

Daar·na was de les begonnen.

Ze had baar gedachten niet tot aandacht kunnen dwingen. En die heele ellendige morgen was geeindigd

met een slechte aanteekening en een berisping van haat liefsten leeraar.

En dat had haar opnieuw het bloed naar bet hoofd gedreven en haar tegelijkertijd woest en tot sdrreiena- toe week gemaakt.

En nu zou ze één van die wichten hier op Duinzicht vragen? als ze haar uitnoodiging nog aannamen

r

Geen kwestie van, hoor.

En langzamerhand was een plan in Eef gerijpt, een plan dat haar al dagen te voren pleizier gaf en waarvan zij later nog meer plei~ierhoopte te krijgen.

De uitvoering van dat plan had haar echter meer goede woorden en vindingrijke daden gekost, dan ze ooit had kunnen vermoeden.

Er waren bezwaren geopperd, die Eef 'meer dan over.

dreven hadden toegeschenen, omdat ze het bestaan8- recht ervan niet had kunnen vermoeden.

Maar het eind was dan toch geweest: ze had haar zin gekregen, al was haar dit op eenige concessies te staan gekomen, die in haar beur en in haar kleeren·schat een aardige bres hadden gemaakt.

Doch dat woog wel op, vond Eef, tegen het pleiziert dat ze van haar overwinning hoopte te hebben.

Ja, oom RoU en Rozien zouden opkijken, hoorl

En Eef 'kon werkelijk tevreden zijn, wat dat betrof.

Ze keken op.

Maar niet op de manier: vriendelijk en goedlachs, die Eef verwacht had.

Rozien althans niet, die met een kleur van het: ,,haast je, rep je," op dezen zaterdagmorgen en van het onge.

wone van gasten te moeten ontvangen, nu in volJe af.

wachting en iÎn vol ornaat het bezoek 6tond af te wachten.

Na nog een laatsten keurenden blik over de koffie.

tafel te hebben geworpen, waar het zonlicht veelkleurig

(23)

terurlgekaatst in het schitterend kristal, dansende licht·

flisten wierp over het smetteloos wit damast; na nog een tevreden, goedkeurend knikje, omdat alles: ja, maar dan ook alles - zoo eoht in de puntjes was - een prinses kon 't niet beter wensohen - hobbelde het bedrij ide

dikkerdje het terras op. Ze zouden zoo wel komen, da ht ze.

Ze waren er al. Stonden als uit de lucht gevallen opeens voor haar.

De verra sing was volkomen.

Dat gezicht van R~ien! toen Eef vol jool voorstelde:

,.Mijn vriendinnen, Ans en Bep Reeders," en als om het deheugen van Rozien wat tegemoet te komen: "je weet wel, de kinderen van Riek, die hier vroeger ge·

werk,t heeft. En dit, jon !.!ens, is nu tante Ro:ûen, van wie ik jullie verteld heb. Kom geef 's netjes 'n hand."

De kinderen deden het, maar van harte ding het niet.

Daarvoor keek die dame met het grijze haar en die mooie japon te trak, te veel als wilde ze zeggen: "wat moeten jullie hier?"

Dat de verrassin d een pijnlijke voor Rozien zou kunnen zijn en dit heele bezoek een misgreep, die haar meer last en zorg zou geven dan pleizier, daaraan had Eef zelfs geen oogenblik gedacht.

Och, alle was ook als vanzelf gegaan.

Op wed naar sohool, een poos geleden, had ze bij het om Iaan van een straathoek opeens voor Riek Reeders gestaan. En alsof er deen anderhalf jaar of meer nog tussohen dit weerzien en Rieks plotseling afscheid van DuinZJicht had gelegen, ,had Eef haar de hand toege·

stoken en echt demeend gezegd:

"Hé,dad Riek! leuk zeg, dat ik je weer eens ZJie. Woon je hier in de buurt?"

Tot Eefs bevreemding soheen Riek er wat verlegen 36

onder, in ieder geval was ze zoo weinig toeschietelijk, dat het Eef had doen vragen:

"Herken je me niet meer?"

Maar Rieks luiden lach en haar: "jou niet meer ken- nen? 't momt wat, je bent immers niks veranderd,"

hadden Eef al gauw op dat punt gerustgesteld; en toen ze daarna vroeg naar de kinderen: of die leuk en groot geworden waren, en Riek had geantwoord: "Kom zelf maar kijken, dan zie je 't" - toen was ,het weer heeIe- maal de goedlachsche en wat luidruchtige Riek van vroeger geweest, die ·toen ze nog op Duinzioht kwam we.,ken met haar opklaterende vroolijkheid en haar stoeisch gedoe een welkom verzetje voor haar was geweest. En Eef had nooit een aannemelijke reden kun- nen bedenken, die aan de tegellM'oordigheid van Riek op Duinzioht zoo plotseling een einde had gemaakt.

Eefs vragen daar mtrent waren en door Rozien en

door oom RoU onbeantwoord gebleven. Doch andere gebeurlijkheden, meer belandrijk toen alweer in Eefs kinderleventje, deden Riek al spoedig, zooal niet geheel vergeten, dan toch op den achtergrond raken.

Over baar ontmoeting met Riek sprak Eef thuis niet.

't Was niet, omdat ze het geheim wilde houden; 't was nu eenmaal baar gewoonte niet Rozien deelgenoot van haar doen en laten te maken en oom Rolf kon 't immers niet schelen. Ook haar bezoekjes zoo nu en dan op bet boven·

hui je van R,iek bleven dus ongeweten.

En als gold het een zwijgende overeenkomst, oom RoU noch Rozien was ooit bet onderwerp van ge prek tus·

schen hen geweest.

Alleen toen Ee! in één van haar impulsieve, onnaden·

kende buien zei: "reken er op, Riek, ik neem op een zaterdag de kinderen mee naar Duinzicht," was Riek uitdevallen:

37

(24)

.,Dat zal je wel laten."

"Waarom?"

,.Mijdleer en de juffrouw zouden wèl vriendelijk kijken!"

"Hoe meen jet"

"Nou zeg, kinderen van ons soort "

"'t Zijn geen onmensohen."

,,Nou ja, kinderen van mijn dan en ja hoor'e - Riek maakte een veelzeggende beweging van duim en wijs.

Yinger - ,,dat moet er ook wezen, snap je... ze hebben geen kleeren voor Duinzicht."

Het berekenende, het loerende in Riek! blik ontging de nog weinig wereldwijze Eef Hubrechts en zorgeloos zei ze dan ook:

,,Als dat alles is, dan komt bet wel tereoht. Je geeh ze in ieder geval mee, hoor. Oom Rolf heeft gezegd, dat ik er twee mee moet brengen en in deze heb ik !I1U eens mijn jool."

"Nou mij 'n zorg, je kan ze krijgen, als jij maar maakt, dat ze knap voor den dag kunnen komen en dan zaterdag over 'n week, dat ohikt mij het best, ben ik meteen voor den Zondag van ze af. Ja gerust hoor, je mag ze...

hahaha!"

Het kamertje 'Was opeens vol van Rieks opscl1allenden laoh geweest.

En al was het ook met verschillende gevoelens, Eef en Riek hadden op dat oogenblik dezelfde gedachten: hoe ze daar op Duill0ioht zouden opkijken.

Doch, zooals Eef het zich had voorgesteld, bleek het in werkelijkheid niet te ga3ll1. Ze had in ieder geval geen strak geücht, maar meer vroolijkheid verwacht van haar verrassing, twee pukken van vijf en zes hier te -brengen, inplaats van twee wezens, die alles hier in huis zeker dwaas-antiek zouden hebben gevonden. Moest 't voor

Rozien niet eerder een verademing zijn? en kijk dat ge- zicht nu eel18••..•.

Eef keerde 7lioh gebelgd van Rozien af, commandeerde luidruchtig:

"AHob jongens, malOtels en hoeden in de gang brengen!"

Maar zoo was Eef de eetkamer niet ingcloopen of daar was de vroolijkheid, de joolstemming ook weer terug.

0, stel je ook voor... die feestelijk gedekte tafel . al dat zilver en kristal... ... het fijne dama t, waarop Rozien zoo angstig zuinig was en Rozien zelf in 'r beste jurk! Nu oom RoU nog in gala met al zijn ridder- ordes op en de comedie was compleet.

Vlug loodste Eef haar kleine gasten de gang in om het daar zelf eens hartelijk uit te proesten.

"Eef !"

,,Daar had je 't al.. .... onweer! als ze 't niet dacht...

"Evalien!"

De bui scheen MeI in hevigheid toe te nemen, zóó snel zelfs, dat Eef nog maar net kans zag de kinderen de keuken in te duwen met een: ,,hier wat voor jou, zeg!"

- tot de verbaa9de keu enpl"in es - nadat een: "Eva- lien, kom je nu baast?" - baar overtuigd had, dat het nu op zijn minst noodweer daar binnen moest zijn.

Als een wervelwmd stoof ze de kamer in, gleed uit, struikelde over het deurkleedje, gilde:

,AJB

de nood het hoogst is, is de redding nabijt en aan je voeten, Rozien... ,. . is dat je voorloopig voldoende?"

Maar zelfs Eef moest wel opmerken, dat Rozien werkelijk moeite bad haar zenuwen in bedwang te hou- den, toen ze zei:

"Ik moet met je spreken, Eef, vóór meneer binnen komt. Evalien, hoe kom je aan die kinderen, wat moeten

ze hier?"

(25)

"Ik zei toch immers al dat het kinderen van Riek zijn, van Riek, die bier vroeger gewerkt heeft... en wat ze hier moeten doen? pret maken, dat is nogal glad."

" aar hoe kOtl je ze hier brengen, hoe kOfl die Riek ze ook aan je meegeven! Kinderen van Riek, het kan niet on del iger. Hoe ben je in vredesnaam aan ze deko·

men, hoe en waar heb je die Riek gesproken?"

In 't kort deed Eef haar verhaal.

"Had me er toch eens iets van gezegd, kind."

Eef trok haar schouders op.

Stel je voor zoo iets onbelandrijks als dit. En mede·

deelzaamheid bestond er immers .niet tusschen haar en Rozien. Wat was er dan toch met die Riek?

Maar ook nu ontving Eef op haar vraden geen ante woord, dat haar voldeed. Al bedreep ze nu wel uit Roziens woorden, dat er iet aan de eerlijkheid van Riek moest haperen en alleen de edelmoedigheid van oom RoU eertijds erger voor haar scheen ·te hebben voorkomen.

"Eef, 't is als een slag in meneer's dezicht, die kinde·

ren. hier. Hoe moeten we er mee aan! wat moeten we doen!"

Een helder begrip van de zaak had Eef nod wel niet.

Ze vond het ge al meer vervelend en de pret eraf; maar hopeloos, zooal Rozien, kon ze het niet zien. In het ergste geval braoht ze de 'kinderen maar weer terug, de tram was diobt bij en oom RoU behoefde dan niets te weten,

"en jij bent uit de rats," eindigde ze tegen Rozien,

"doen?"

"Neen," zei Rozien; "één domheid is voorloopig vol·

doende. Je moet nu maar, zoo goed en zoo kwaad het gaat, voleindigen, wat je in je onbedachtzaamheid begon.

nen bent. Ik hoop aMeen, Eef, dat meneer zich niet zoo dwaas en belachelijk behoeft te gevoelen als ik me ge·

40

voel met die tafel hier, met mijn zijden jurk aan. Je mag hem dat wel zien te besparen, voor jezelf en voor hem.

Het zou mij niet ve onderen, als je hem nog in den tuin bezig vondt."

Ja, van dat standpunt uit had Eef het nog niet beo schouwd. Een leuke mop had ze 't gevonden, aan pret had ze gedacht, aan de gevoelens van anderen, aan het minder wenschelijke van haar onnadenkende impuls, daaraan had ze niet gedaoht. En ook nu nog beloofde ze luohtig weg, alsof ze den toestand al volkomen beo heerschte:

"Berg mèt het zilver en kristal, dat je al bezig bent weg te zetten, ook je zorgen·gezicht maar op, Rozien. Ik zal die twee wel uit oom's vaarwater zien te houden.

Heusch, je zult nog staan te kijken van mijn diplomatiek talent, vóór het Maandag is 0 zeg, 'k zie oom in den

~. I 'k I' g!"

'Lum oopen ... 1 V Je

De achterdeur uitsnellend botste Eef onzacht tegen oom RoU op, die juist erin wilde gaan.

En niet Eef, maar oom RoU was degene, die er schuld·

bewust uitzag, nu hij daar nog maar altijd in zijn tuin·

plunje rondliep en fluisterend vroeg bij ook dadelijk:

"Zijn ze er al, jongen?"

Opeen was de plaaggeest ook weer in Eef gevaren en als gold het een samenzwering tusschen hen beiden, fluisterde ze, even geheimzinnid als oom RoU dit gedaan had, terug: "AI eeuwen, hoor."

"Hoeveel ?"

"Twee."

"Zou ik zoo ?"

Overste de Geer wees weifelend langs zijn niet al te propere garderobe.

Eef monsterde hem critisch van het hoofd tot de voe·

ten, trok vies haar neus op, oordeelde:

41

(26)

"Geen kwestie van gala!"

Overste de Geer zuohtte en zeker zou bij, als een slachtoffer van zijn plicht, Eefs wensch zijn gaan op- volgen, als die niet met een guitige tinteling in baar oogen en bedachtzaam ieder woord accentueerend erop bad laten volgen:

"Dat is te zeggen: gala zou het hebben moeten zijn, als ik mijn hart niet had laten spreken en" - Eef deed de deur naar de keuken open - ,,deze hier maar mee bad gebracht."

"Jongens!" ..

De kinderen, blij uit de keuken verlost te ZIJn, kwamen vroolijk aangesprongen.

"Rakker, weer net iets voor jou!"

Overste de Geer schaterde verlucht op.

En al mocht Eef ook niet zoo volkomen gerust zijn, als zij zich voordeed, toen oom RoU op zijn weugde-ont.

ooezeming liet volgen: "nu kan 't nog wel een oogenb1·ik lij. en " en hij werkelijk zonder meer weer rechts·

omkeert naar den tuin maakte, toen was Eeis plan al klaar. En de kamer weer binnenstuivend haastte ze in 'n hurrie:

"Gauw Rozien, maak brood klaar, geef melk mee, we gaan de duinen in en vóór zes ~ie je ons niet terug. En als het nog later wordt en daarvoor is de meeste kans, den eten we apart hoor, zonder oom of wie ook. Com- pris? En na het eten stop ik ze full speed in bed. 0, je zult zien, 't loopt nog best ·los 'met ze."

v

Als Bef haar daad al niet direct 'betreurd had, dan deed ze dat toch zeker na eenige uren van ronddolen door de duinen.

De kinderen Reeders vielen niet mee 'bij nadere ken·

nismaking.

Ze rnocf1ten met hun rappe tongetjes en bruta·le snuitjes in de korte oogenblilcl<en bij Riek dan al eenige aardig·

heid voor baar hebben gehad, nu ze met die onhebbelijke en ongezeggelijke klanten den heelen middag moest op·

trekken, nu was voor haar alle aardigheid er al lang af.

Nu de tijd moest worden zoek gebracht, om maar zoo laat mogelijk te kunnen thuis komen en Eef en ook de kinderen eindelijk wel uit~epraaten uitge pee1d moe ten raken, nu werden ns en Bep niet alleen lastig en zeurig, ze werden zelfs hatelïk onaangenaam, vond Eef.

En ze wist al niet beter te doen, dan door het toe op.

pen van drups en reepen chocolade, die de bres in haar ,beurs er niet kleiner op hadden gemaakt, de stemming

eenigszill6 genietbaar te maken.

0, ze had er al lang meer dan geooe~van. En het gezel chap zelfs van Carita de Wilde leek haar nu verre verkieslijk boven het bijzijn van deze twee vervelende, la tige diertjes, die elkaar om het geringste aanvlogen en drensden en g. ienden, dat je haren er grijs V8l11werden.

Waarom had ze die Carita ook maar niet gevraa~?Die meld van natuur evenal zij, ze wist: 'te Ze hoorde het haar zelfs nog zeggen laatst: "kind, hoe benijd ik je die

(27)

duinen en die goddelijke zee, het is een paradijs daar, waar jij woont."

eer zoo echt aanstellerig had ze 't toen gevonden.

Trouwens... wat vond ze nict aanstellerig aan Rita!

alles immers... haar spraak, haar kleeren, haar ma- nieren maar was ze daarin geheel oprecht? Bewon- derde ze niet veeleer in Carita de demakkelijke, sier- lijke manier van zioh te bewegen? benijdde ze haar niet een beetje om dat: zich overallbemind weten te maken?

En was Carita verwaand, trotsch, omdat ze 't hoofd zoo hoog droeg, zoo frank en vrij ieder in 't ge7Jicht keek?

was ze aanstellerig, omdat ze zoo fier haar meening kon zegden? of was zij, Eef, alleen maar naijverig op haar, omdat ze in zooveel haar meerdere was? en in dat hal e jaar, dat ze in haar klas zat, zoowel de jongens als de meisjes - zooals Eef het nu zelfs in haar eerlijkheids- overpeinzing nog wat minachtend uitdrukte - naar haar pijpen kon laten dansen?

En dat was nu jui t, hetgeen zij niet wilde.

Zij wilde niet onder iemand staan, waar tot voor kort zijzelf nog altijd geheerscht had.

0, hier op de lagere school met de wat boersche dorps- kinderen was dat ook gemakkelijk en eenvoudig genoeg geweest. En nog heersohte ze over de dorpsjongens, waarmee ze nog wel de duinen introk, op zoek naar avontuur: om eendeneieren te rapen; om de broedplaat- sen van de vogels op te zoeken - niet om de nesten uit te halen natuurlijk ja, ze moesten dat eens wagen! - maar om aanteekening van de ligging van het nest te houden: voor later als er jongen waren. Om plwten, insecten, reptielen ook te zoeken bij het zwanewater, diep de duinen in. 0, mooi en vredig was het daar . En ineens zag Eef zioh daarginds met Carita de 'Vilde;

zag ze zich beiden daar op het blinkende duin, het gezicht 44

gericht naar zee, de haren wapperend in den wind ...

En ja, ze wilde het, ze wilde, dat het in waarheiJ eens zoo zou zijn.

Languit tegen het blonde duin aan lag Eef daar maar te droomen.

De kinderen 'Waren vergeten. Alleen de droombeelden an haar fantasie be tonden nog voor haar.

Tot een luid gekrijsch haar weer tot de werkelijkheid terugvoerde en haar het lastige gezelschap weer deed herinneren.

En ze waren natuurlijk weer aan 't vechten, sloegen er weer ongenadig op los.

Een drift ziedde door Eef. En toeschietend sohudde ze n , chudde ze Bep door elkaar, óebood:

"Zitten! en stil zijn ... 0, jullie akelióe, nare kind ren!"

En daar zaten ze dan, zaten ze alle drie bij dat uitver- kor n plekje, dat het "Hoo~duin"heette... zaten ze in tranen in den blijden, lachenden zonneschijn: klein- men chenverdl'iet in de juiohende natuur.

og nooit had de di pe, galmende metaalklank an de torenklok, die ze slaóen deed hooren. Eef zulk een ge oeI van verademing en vreugde gegeven als toen ze daar boven op het duin met het tweetal zat.

En opeens ook sloe ó haar trieste stemming om in een wo te uitgelatenheid, die de kinderen al gauw mee aan- stak en ze ruim een half uur later met hoodroode wanóen, warm en opgewekt in Duinzicht deed terudkomen, waar juffrouw Rozien, de af praak getrouw, een aparte tafel

oor ze had aangericht.

"En oom ?" was wel Eeis eerste vraag.

En toen ze hoorde, dat hij vlug had afge eten om de tram naar de stad nog te halen, waar hij iets voor den tuin te beredderen had, toen maakte Eef een luchtsprong en uitte een hartgrondig:

45

(28)

"Hoera! het kan niet beter."

En de desolate toestand waarin haar beurs, ja zelfs haar spaarpot, verkeerde, niet achtend, beloofde ze gul er achteraan::

,,Als 't morgen even fijn gaat als vandaag, trakteer ik."

En Eef had werkelijk de voorzienigheid kunnen loven, als de Zondagmorgen niet alles bedorven had.

0, met oom Rolf was het ook nu gemakkelijk genoeg gegaan; maar zoodra had Rozien de kinderen niet gezien of haar gezicht was in verbazing verstard. En meteen al was ze losgebarsten, toen Ans en Bep als jonge veulens den tuin ingerend waren.

"Hoe komen ze aan dat goed, dat ze aan hebben?"

En Eef, onwetend van wat haar boven het hoofd hing, zei onverschillig:

"Die jurken, meen je? van mij natuurlijk."

,,Jij hebt die kostelijke jurken, die jurken, waarnaar ik al overal gezocht heb, laten verknippen voor die daar?"

"Ja, dat heb ik... hè, zeg, maak er nu geen drama van, als je blieft "

"Ik kan er om huilen," zei Rozien pathetisch, "die mooie, nogzoo goed als nieuwe jurken " en vinniger:

,,had 't niet met wat ,minder gekund... er was nog ge·

noeg, waar je uitgegroeid was."

,,Als je geeft, moet je 't goed doen "

k • "

,,Jawel, en anderen maar op osten Jagen.

Eef trok met een gebaar van: wat een drukte om niets - de schouders op. En in Rozien, die dit zag, werd de drang om te 'kwetsen zóó sterk, dat het haardeed zeggen:

"Ja, dàt kan jou niet schelen, hè, boe het geld er komt .."

"Oef ! wat 'n herrie om zoo'n ,paar jurken!"

Eef wuifde, als het ware, het beele geval luchtig van zich weg.

D · . k "

" Ie paar Jur en ...

0, Rozien had met pleizier die meid met haar onver·

schillig gezicht door elkaar geschud - "die een paar jurken' die kosten geld en dat geld kost jij je oom, die al genoeg voor je doet, wie je al genoeg in de zorgen jaagt..."

"Hoemeen je?"

Van onverschilligheid was nu geen 'sprake meer bij Eef.

En al drong bet nog niet geheel tot haar door, wat Rozien met haar booze woorden bedoelde, toch vatte ze den ernst ervan. En Rozien, nu eenmaal begonnen, moest haar grieven nu kwijt, al ging het ook ten koste van haar gezond verstand.

En als een onheilstichtende tlawine rolden de woorden baar van de lippen:

"Wat ik meen ... ? alles wat ik zeg... onnadenkend en ondankbaar ben je, al gunt die beste man hier zichzelf ook niets meer. Vroeger was 't een weekje naar Londen, een week naar Parijs, 's zomers de bergen in... nu niets meer van dat alles nu gaat 't naar jou, naar jou alleen, versta je? voor je school, je kleeren... en als je dan ·nog maar dankbaarheid toonde, als je nog maar "

Opeens brak Rozien haar woordenstroom af en opeens overzag ze de mogelijke gevolgen ervan, dacht ze: wat heb ik gedaan, wat heb ik gezegd ? 0, als meneer dit wist, het zou me mijn betrekking kunnen kosten.

En meteen ook was ze naast Eef, die met haar handen voor haar gezicht als bij de tafel neergesmakt zat.

Streelend, om maar iets goed te maken van wat ze had bedorven, ging Ro~iens hand over Refs haar, boog ze zich tot haar over; en je kon hooren, hoe het haar speet, zich zóó te hebben ,laten gaan, toen ze zei:

,,Eef, alsik had kunnen vermoeden, dat je dit alles zóó

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens ons evangelie zal niet enkel de enkelvoudige levensboom uiteindelijk falen, maar de hele biologie [alles wat leeft] is bestemd voor een geheel nieuwe start.. De

Ze plaagde Hendrik met zijn thee, waar zonder hij beweerde niet te kunnen ontbijten en vulde zijn kopje zelve, mogelijk met nog meer coquetterie dan anders, als om haar vader te

technologies mediate our perception of the world. As such, technologies, who are external, play a fundamental role in the internalization of information. A small difference

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Schitterend als zonnestralen kwamen mannen. Op het veerkrachtig gras kwamen zij samen. Zij gaven elkaar de hand. Uit hunne monden begon het woordengespreek. Helder als

Over dit alles zou zeer veel te zeggen zijn, maar niet daarover verzocht de redactie van dit tijdschrift me te handelen: haar bedoeling was, dat ik een en

Daar had de Prins voor moeten zorgen, En maken, dat 'er 't noodig kwam, - Mits hij het niet van 't onze nam - Al had hij 't dan ook moeten borgen!. Robert Hendrik Arntzenius,

Iconomanie, of Zoo maken de kinderen een