• No results found

Bidden: Elke dag hetzelfde liedje?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bidden: Elke dag hetzelfde liedje?"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D. van de Koot-Dees

Abstract

This article focuses on the role of prayer in young protestant families who live in a secular and urban context. The research data collected are subjected to a Framework Analysis, a qualitative research design, in order to describe and explain how children are introduced to the practice of prayer. This article will answer why and how parents teach their young children to pray and will illustrate that prayer is an important feature of early childrearing practices, even if parents are not convinced Christian believers.

Finally, the article argues that parental convictions about and experiences of prayer can be understood by the “paradox of the authentic habit.” That is, although parents aim for a vivid and meaningful prayer life, they prefer routine and good habits.

1. Inleiding

Bidden is de spil van het christelijk geloof, zo meent F.G. Immink in dit themanummer. Hoe ontstaat het gebed in het leven een mens? Welke rol spelen ouders in de opvoeding als het om bidden gaat? Hoe leert een kind bidden? Hoe pakken ouders dit aan, wat vinden ze belangrijk en wat vinden ze lastig? De centrale vraag in dit artikel luidt hoe volgens ouders de gebeds- praktijk eruitziet in de opvoeding van jonge kinderen. Duidelijk zal worden dat bidden alles te maken heeft met het geloof van de ouders zelf.

De empirische gegevens in dit artikel zijn ontleend aan mijn promotie- onderzoek naar de rol van geloven in jonge Amsterdamse gezinnen.1 Deze gezinnen zijn in meer of mindere mate betrokken bij een kerkelijke gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en hebben minstens één kind in de leeftijd van nul tot vier jaar. De centrale vraag in dit onderzoek luidt: Welke rol speelt geloven in de opvoeding van jonge kinderen naar de meningen, overtuigingen en ervaringen van hun PKN-betrokken ouders? Ik heb diepte- interviews gehouden met 35 ouders, afkomstig uit een vijftal kerken. De keuze

1 De dissertatie zal in 2013 verschijnen, waarbij prof.dr. F.G. Immink de eerste promotor is.

De dataverzameling vond plaats in de periode 2007-2010. De data zijn verwerkt (door middel van coderen) met behulp van de software Atlas-ti (www.atlasti.com). Dit artikel is gebaseerd op een paragraaf in de dissertatie over de rol van gebed.

(2)

voor de stad is niet toevallig. In het afgelopen decennium bleven steeds meer Amsterdamse middenklassegezinnen met kinderen in de stad wonen. De stad biedt hun niet alleen praktische en culturele voordelen, maar zij ontlenen er ook een deel van hun identiteit aan.2 De genoemde trend ging een aantal hoofdstedelijke gemeentes van de PKN niet voorbij. Opvallend is dat de kerkelijkheid in stedelijke gebieden tussen 1999 en 2008 licht is toegenomen, terwijl die in alle andere gebieden is afgenomen.3 Degenen die nog met regelmaat een kerk bezoeken, hechten veel waarde aan hun religie en zijn vaak sterk betrokken bij hun kerk.4 Echter, ouders kunnen niet terugvallen op een uitgebreide religieuze infrastructuur. Roebben noemt de stad bij uitstek de metafoor voor een postmoderne samenleving die in beweging is.5

Hoewel wetenschappers het erover eens zijn dat het gezin de grootste invloed heeft op de religieuze identiteitsontwikkeling van een kind, is er een leemte wat betreft onderzoeken over de rol van religie in het gezinsleven. In grootschalige onderzoeken naar religie en opvoeding neemt bidden een welhaast vanzelfsprekende plaats in. Er wordt met name gekeken naar de frequentie en het tijdstip van bidden. Een ruime meerderheid van de leden van PKN bidt een of meerdere keren per dag (72%). Bij rooms-katholieken is dit percentage 51% en bij buitenkerkelijken 35%.6 Uit het voor de gods- dienstpedagogiek zo belangrijke onderzoek van Andree bleek dat tweederde van de ouders al voor het vijfde levensjaar met de kinderen heeft gebeden. Wie nog niet rond het vijfde levensjaar met de kinderen bidt, zal dit later ook niet gaan doen. Als kinderen ouder worden, gaan ze vaker zachtjes voor zichzelf bidden. Er wordt het meest gebeden met kinderen als ze jong zijn.7

Hoe ziet het huiselijke gebedsleven er precies uit? G.C.G. Juchtmans deed kwalitatief onderzoek naar huiselijke rituelen in een Tilburgse nieuwbouwwijk.

Ze beschrijft de maaltijdrituelen en bedtijdrituelen van de veelal rooms- katholieke ouders. Bij de maaltijd wordt er gebeden door mensen die betrok-

2 W.R. Boterman, L. Karsten, en S. Musterd, “Gentrifiers Settling Down? Patterns and Trends of Residential Location of Middle-Class Families in Amsterdam”, Housing Studies 25. 5 (2010); W.R. Boterman, “Deconstructing Coincidence: How Middle-Class Households use Various Forms of Capital to Find a Home”, Housing, Theory and Society (2011).

3 H. Schmeets en R. van der Bie, Religie aan het begin van de 21e eeuw, Den Haag 2009.

4 T. Bernts, G. Dekker, en J.J.M. de Hart, God in Nederland. 1996-2006, Kampen 2007.

5 B. Roebben, Seeking Sense in the City. European Perspectives on Religious Education, Münster 2009.

6 Bernts, Dekker, en De Hart, God in Nederland. 1996-2006, 47.

7 T.G.I.M. Andree, Gelovig word je niet vanzelf. Godsdienstige opvoeding van rooms-katholieke jongeren tussen 12 en 20 jaar (1983).

(3)

ken zijn bij een parochie of kerk, maar veeleer benadrukt de maaltijd ‘het samenzijn’ en daarmee de gezinsidentiteit. Juchtmans ziet dat er nauwelijks een rol voor gebed is bij het slapengaan. Juchtmans constateert dat het gebed niet uit religieus oogpunt wordt gebruikt, maar vooral om het kind tot rust te brengen. Soms signaleert ze, ‘zelfs al is het tegen beter weten in’, toch een soort geloof in een goddelijke aanwezigheid.8

Als we meer willen weten over de rol van gebed in gezinnen, is kwalitatief onderzoek zeer geschikt. Bij dit type onderzoek gaat het er niet om uitspraken over grote groepen te doen, maar om mensen in hun natuurlijke omgeving te bestuderen en te komen tot beschrijven en verklaren. Zo kan het onderzoek een ‘spade dieper steken’, zoals de onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau opmerkten.9 Uiteraard dienen kwalitatief onderzoekers hun resultaten zorgvuldig te rapporteren in termen van externe validiteit, ofwel de geldigheid buiten het onderzoek. In dit kwalitatieve onderzoek is er sprake van variatiedekkende generaliseerbaarheid, waarbij de relevante verschillen in de onderzoekspopulatie gewaarborgd zijn. Daarnaast geef ik aan wanneer case-to-case-transfer mogelijk is, ofwel exemplarische generaliseerbaarheid.10 Zo gaat het hier om jonge gelovige gezinnen die leven in een seculiere context.

Deze methode van kwalitatief onderzoek die ik gehanteerd heb, is de kaderanalytische benadering van Maso en Smaling. Met behulp van kaders, veronderstellingen, wordt bestaande theorie verdisconteerd en gezocht naar nieuwe bevindingen.11

2. Gebed als praktijk

In dit artikel ga ik nader in op de praktijk van gebed. Er zijn vier elementen noodzakelijk om te kunnen spreken van een praktijk:12 1) acties/handelingen, die 2) gemeenschappelijk (dat wil zeggen door meerdere personen, in plaats en/

of tijd), 3) betekenisvol en 4) intentioneel van aard zijn. Een praktijk kenmerkt

8 G.C.G. Juchtmans, Rituelen thuis: van christelijk tot basaal sacraal. Een exploratieve studie naar huisrituelen in de Tilburgse nieuwbouwwijk De Reeshof, Groningen/Tilburg, 2008.

9 S.A. de Roos en F. Bucx, “Piepen de jongen zoals de ouders zongen?,” in Wisseling van de wacht: generaties in Nederland, ed. A. Van den Broek, R. Bronneman-Helmers, en V.

Veldheer, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010.

10 Zie voor meer over de mogelijkheid tot generaliseren: A. Smaling, “Generaliseerbaarheid in kwalitatief onderzoek,” Kwalon 14. 3 (2009).

11 I. Maso en A. Smaling, Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie, Amsterdam 2004.

12 Deze voorwaarden zijn ontleend aan: J. Nieman, “Why the Idea of Practice Matters”, in Teaching preaching as a Christian practice: a new approach to homiletical pedagogy, ed.

Thomas G. Long en Leonora Tubbs Tisdale, Louisville 2008.

(4)

zich in de eerste plaats door een patroon van acties. Acties zijn handelingen die zichtbaar zijn in de materiële sfeer en die enige inspanning vergen. Een praktijk bestaat uit een aantal van die handelingen, die een min of meer complex geheel vormen. Gemeenschappelijk wil zeggen dat er sprake is van een collectieve of sociale kwaliteit. Een praktijk kan uitgevoerd worden door mensen samen, maar ook door verschillende mensen op verschillende tijden. Het aspect betekenisvol is nodig omdat een praktijk een zekere uitmuntendheid veronder- stelt. Dit klinkt wellicht wat hoogdravend, maar het wil niet veel meer zeggen dan dat een praktijk een zekere vakkundigheid veronderstelt: een praktijk kan goed, minder goed of zelfs slecht uitgevoerd worden. Met ‘intentioneel’ vat ik de aspecten doelgericht en strategisch samen, omdat ik ze te weinig onderscheidend acht. Een intentie kan ook in zwakke vorm aanwezig zijn. Een ouder die een kind voordoet de handen te vouwen, is zich misschien op dat moment niet zozeer bewust van zijn intentie, maar zal die desgevraagd kunnen toelichten. In dit artikel komen de ervaringen, overtuigingen en meningen van ouders over het gebed aan de orde. Deze praktijk staat overigens niet geheel los van religieuze idealen en opvoedings stijlen met betrekking tot religie, die ik in het proefschrift bespreek. Voor een aantal ouders is het gebedsleven sterk verweven met het ideaal van ‘vertrouwelijkheid met God’. Ook zijn de idealen ‘geborgenheid van God ervaren’, ‘eerbied voor God’ en ‘vergeving’ nauw gerelateerd aan de praktijk van gebed.

3. Wanneer wordt er gebeden?

Te midden van alle religieuze praktijken neemt bidden een belangrijke plaats in bij de ouders in mijn onderzoek. Als ik ze vraag naar de rol van geloven in de opvoeding, komt het gebed meestal als eerste ter sprake. Er wordt in eerste instantie gebeden rond de maaltijd en bedtijd. Doorgaans hebben ouders een bedtijdritueel, waar gebed – al dan niet gezongen – deel van uitmaakt.

Eén ouderpaar doet dit bewust niet, omdat ze niet zeker weten of ze wel geloven. De meeste ouders zingen een liedje of spreken een gebed uit.

In elk gezin begint de maaltijd met een bepaald ritueel. In veel gezinnen wordt een variant van ‘Here, zegen dit eten, amen’ gebeden. Soms wordt er ook na het eten gebeden, vaak in de vorm van een liedje, zoals ‘Voor al uw goede gaven’.13

Bij gebed moet niet alleen gedacht worden aan het uitspreken van woorden, maar ook aan zingen. Augustinus’ citaat ‘zingen is tweemaal bidden’ maakt al

13 ‘Voor al Uw goede gaven Heer, zij U de dank en eer. Wij danken U voor dagelijks brood, kracht en gezondheid, Heer. Halleluja, halleluja, halleluja, amen.’

(5)

duidelijk dat zingen kan samenvallen met gebed.14 Het Onze Vader wordt in de gezinnen zowel gesproken als gezongen gebeden. Wanneer een ouder gevraagd werd of hij of zij bad, moest er steeds goed doorgevraagd worden.

Moeder Hilde15 vertelt niet te bidden met haar kind, maar zingt wel ‘Ik ga slapen, ik ben moe’. 16 Daarna zegt ze: ‘Ik probeer wel eens wat, maar ik moet zeggen dat ik er niet zo goed in ben. (...) Ja, ik doe wel eens het ‘Onze Vader’, dat zeg ik dan op. Maar verder... nee’.

In het oog springen de spontane momenten van gebed en zang in de diverse gezinslevens. Sommige gezinnen kennen met regelmaat een moment na het eten waarop diverse liedjes worden gezongen, soms begeleid door piano of gitaar. Naast de vaste momenten is er het ‘occasionele gebed’, losstaand van de momenten rond bedtijd en maaltijd. Op een spannend moment bijvoorbeeld, gebeurt dit spontaan. Frank vertelt: ‘Ja, of noem maar wat. We gaan op lange reis en van tevoren zit je in de auto, nou, we gaan een lange reis maken. Laten we bidden. Het spontane zeg maar, het spontane gebed, daar proberen we hen bij te betrekken’. De meeste ouders bidden voor dit soort dingen echter bij de maaltijden of bedtijd.

4. Waarom wordt er gebeden?

Ouders hebben verschillende redenen om te bidden. Allereerst is bidden een belangrijke manier om het geloof samen te beleven. Matthijs is van mening dat kinderen door tot God te bidden ‘hun eigen beleving’ kunnen gaan ervaren.

Het kind staat dan zelf in relatie tot God. Matthijs en zijn vrouw Lotte leren hun kinderen om zelf hardop te bidden. Tenminste, ze proberen dat aan te moedigen wanneer hun kinderen eraan toe zijn. Lotte kent dit niet vanuit haar opvoeding, maar leerde als tiener bidden op de conferenties van de Charismatische Werkgemeenschap Nederland.17 Dorien leerde van huis uit

14 Don E. Saliers, “Singing Our Lives,” in Practicing our Faith. A way of Life for a Searching People, ed. Dorothy C. Bass, San Francisco, 2010.

15 Alle namen van de ouders zijn uiteraard gefingeerd, evenals de namen van kinderen, beroepen en kerken. Ook is het mogelijk dat het geslacht van kinderen is veranderd.

16 ‘Ik ga slapen, ik ben moe, sluit mijn beide oogjes toe. Here, houd ook deze nacht over [namen kinderen invullen] getrouw de wacht.’ Dit oude slaapliedje van de predikant Jan de Liefde kent op internet vele varianten, waar ouders hun eigen versie van samenstellen. In mijn dissertatie ga ik hier dieper op in.

17 Hieruit blijkt dat niet alleen de eigen ouders een ‘religieuze resource’ zijn, maar ook netwerken zoals de Charismatische Werkgemeenschap Nederland. De rol van christelijke netwerken moet niet onderschat worden. Veel ouders leerden naar eigen zeggen hardop bidden in netwerken als deze of een christelijke studentenvereniging.

(6)

om hardop te bidden. Ze vindt dit heel belangrijk, omdat zo samen het geloof beleefd wordt. Zo kreeg ze als het ware een inkijkje in het geloofsleven van haar ouders. Samen hardop bidden maakt het geloofsleven van de ander inzichtelijk.

De tweede reden om te bidden is hier nauw aan verwant: het schept een vertrouwdheid met God. De ouders die dit benadrukken zien God als een persoon met wie een mens vertrouwelijk kan communiceren. Zij hebben een persoonlijker godsbeeld, waardoor ouders meer de belevingskant van het geloof benadrukken.18 Zij geloven immers in een God die werkelijk bestaat en betrokken is op een mens. Het raakt aan een klassiek begrip als ‘bevinding’ of evangelicale begrippen als ‘ervaring’ en ‘beleving’. Daarnaast spreken deze ouders ook op een vertrouwelijke manier over God. Freek licht dit toe hoe:

‘Minder op kennisoverdracht, maar meer op levensoverdracht: hoe leef ik met God? (...) Dus in die zin zou ik meer de relatie met God willen overdragen’. Niet alle ouders delen dit ideaal van vertrouwdheid met God. De scheidslijn is echter niet kerkelijk te trekken. Moeder Margriet, opgegroeid in een meer bevindelijke gemeente, bezoekt een liberale kerk en hoopt dat haar eenjarige zoon God ‘echt als een Vader’ zal zien. Tijdens het interview merkt ze dat haar man het niet ziet zitten om hardop voor te gaan in gebed, tot spijt van Margriet.

Een derde reden om te bidden is om God te danken of voorbede te doen.

Dit betekent dat het gebed ook een moment is waarop de dag geëvalueerd wordt. Dit geldt voor ouders die een vrij gebed uitspreken, of hun kinderen dit laten doen. Het nabespreken van de dag in gebed vloeit over in dank- en vraaggebeden. Zo wordt er gebeden voor ziekte of andere zorgelijke situaties en staan de bidders stil bij de waardevolle en leuke momenten van de dag. Freek en Martine vertellen over het bedtijdritueel van de tweejarige Olivia. Zij danken als het ware namens haar: ‘Dan nemen we de dag door. Dan gaan we danken en dat doen we dan altijd in de ik-vorm. Dan bid ik eigenlijk voor Olivia. Dus dan zeggen we bijvoorbeeld: Lieve Vader, dank U wel voor deze dag. Dat ik mocht spelen met Nora in de speeltuin, dat we naar opa en oma mochten. En dan is ze altijd heel aandachtig. Voor haar is het een soort review: van oh ja, dat hebben we vandaag gedaan. Soms gaat ze dan ook nog dingen aanvullen: en sjemme (zwemmen, DvdK)’. Voor Freek en Martine is het belangrijk dat de vorm van gebed bij Olivia past. Eerder zongen ze een liedje voor het slapengaan. Vooral bij het slapengaan is het evaluatieve moment belangrijk. Frederike, moeder van vier kinderen, noemt het ‘een stukje terugblikken voor de nacht’. Ook bidt zij met haar pleegkind voor zijn moeder. Ook Charlotte en Sjoerd evalueren de

18 De code is toegekend als ouders in deze termen spraken: altijd met God praten, relatie met God, vertrouwen (op God), altijd welkom bij God, leven met God, band met God.

(7)

dag in het avondgebed. Ze betrekken zowel de positieve als negatieve ervaringen van de dag in het gebed: ‘We hebben vaak een beetje de gewoonte om te vragen wat ze positief vonden die dag en wat ze negatief vonden. Of moeilijk vonden die dag. Dat we daar in ieder geval voor bidden en voor danken’. Soms vraagt hun dochter of ze willen bidden dat ze niet eng droomt. Geert en Meike noemen het evaluerende aspect de aanleiding om hun dochter te leren bidden. Dit vergroot haar betrokkenheid bij andere mensen, zo meent Meike. Daarnaast geeft bidden de mogelijkheid om ‘het uit handen te geven’ en het los te laten. Bidden lijkt ook een manier om gebeurtenissen in het leven een plaats te geven en bij God te brengen. Het gaat te ver te stellen dat dit het primaire doel is en dat het bidden daarmee vooral als therapeutische meditatie dient.19

Een vierde reden om te bidden is dat het een moment van bezinning en dankbaarheid is, zij het minder specifiek geformuleerd dan in een uitgesproken dankgebed. De ouders die een moment van bezinning wensen, doen dit vaak in stil gebed. Hugo vertelt dat het voor hem een moment is ‘om erbij stil te staan dat er eten is’. Zijn vrouw Margriet komt tijdens het interview erachter dat hij in het ‘stille moment’ niet met God praat. Adriaan en Simone bidden niet, maar vinden het wel belangrijk om stil te staan bij het feit dat er eten is en niet zomaar te beginnen met eten. Zij zingen daarom een niet-christelijk liedje en houden elkaars handen vast. Deze ouders zeggen niet met God te praten of in zichzelf een gebed uit te spreken, maar het is wel degelijk een moment van bezinning.

Tot slot moet gezegd worden dat ouders er niet altijd van overtuigd zijn dat hun kinderen werkelijk iets beleven aan dit vroege gebed. Sommige ouders veronderstellen dit, anderen beogen eerder gewenning. Ook brengen ouders hun eigen onvermogen, zorgen over en wensen voor hun kind in gebed tot God.

5. De introductie van gebed in jonge levens

‘Over god moet je niet praten zolang ze nog in Sinterklaas geloven’, merkt Huub Oosterhuis op in een interview in NRC Handelsblad.20 In de jonge Amsterdamse gezinnen wordt echter al volop over en zelfs met God gesproken.

De eerste jaren van het gezinsleven lijken zelfs van belang als het om gebed gaat. Ouders realiseren zich heel goed dat er een soort ‘momentum’ – een uitgelezen kans om iets nieuws te beginnen – is voor de geloofsopvoeding, of ze nu al baden of niet. Ze denken dat het vreemd zal zijn om bijvoorbeeld met

19 Ook Brümmer betoogt dat gebed meer is dan therapeutische meditatie in: V. Brümmer, Wat doen wij als wij bidden? Een studie in de wijsgerige theologie, Kampen, 1985.

20 R. Koelewijn, “Ik censureer de Heer”, NRC Handelsblad, 12 november 2011.

(8)

bidden of kerkgang te beginnen als ze vijf zijn. Ouders die al baden voor er kinderen waren, zetten dit voort en denken niet aan een onderbreking. Zij passen weliswaar de vormen aan en laten hun kinderen zo participeren in hun bestaande gebedspraktijken. Zij passeren de kinderen daarin niet, maar hopen dat kinderen vertrouwd met God zullen raken.

Voor andere ouders is de komst van kinderen juist een reden om opnieuw of anders te gaan bidden. Steven en Emma bidden sinds kort met hun dochter voor het eten. Zij baden niet hardop voor de maaltijd toen zij geen kinderen hadden, maar hadden een stil moment. Ze hebben nog geen ritme gevonden:

‘Vandaag dacht ik dus, was ik al halverwege het eten: oh shit... vergeten te bidden.

Maar ja, als ik nu ineens halverwege het eten ga bidden, dan weet ze helemaal niet hoe het hoort’. Adriaan en Simone zijn sinds kort, na vijftien jaar afwezigheid, weer bij een kerk betrokken. De komst van hun kinderen speelde daar een rol in. Ze vertellen dat ze bidden noch bijbellezen. Adriaan weet niet zeker of hij gelooft. Bij doorvragen blijkt dat ze een seculier liedje (‘Smakelijk eten, hap, dat zal lekker smaken’) zingen voor het eten, waarbij ze de handen van elkaar vasthouden. Simone vertelt niet goed te weten wat te doen: ‘Want sommige dingen zou je misschien wel willen, maar het ontbreekt je aan de middelen. Zoals we zeiden, je hebt een gebed, maar dat vinden we zo oubollig, dat zegt ons niks meer. Omdat we het tijdens onze jeugd elke dag gezegd hebben zodat het geen betekenis meer heeft. Het feit dat we dat niet doen, of dat we geen religieus slaapliedje zingen of zo is omdat we het onzin vinden, of we geen goede alternatieven hebben’. Haar man merkt kritisch op dat ze daar best naar op zoek zouden kunnen gaan. Dit maaltijdritueel is duidelijk ingegeven door de aanwezigheid van kinderen. Ze moeten lachen bij de gedachte dat ze met z’n tweeën voor het eten zouden bidden.

Zoals gezegd laten andere ouders hun kinderen participeren in hun eigen gebedsleven. Dit gaat niet vanzelf en vergt enige inspanning van ouders. Al snel gaan kinderen ook ‘amen’ roepen. Matthijs vertelt dat zijn kinderen vanaf een jaar of drie zelf hardop gaan bidden. De jongste kinderen leren dit van de oudere kinderen. Met ‘amen’ zeggen, beginnen kinderen overigens vrij snel.

Een slaapliedje ligt voor de hand, omdat het de avondslaap en het einde van de dag markeert.

6. Kinderen leren bidden

Ouders spelen een belangrijke rol in het beginnende gebedsleven van hun kind. In de interviews komen verschillende ‘didactische’ strategieën aan de orde. Sowieso hebben deze ouders een uitnodigende houding. Zonder te willen dwingen, vragen ze zo nu en dan of het kind zelf wil bidden. Matthijs vertelt dat hun tweede dochter al snel haar oudere zus imiteerde zodra ze

(9)

begon te praten: ‘Dat is leren in de praktijk. Op een zekere dag zeg je: wil jij ook nog wat zeggen? En dan eeh, dan doen ze dat (lacht). Jasmijn is nu vier, maar ik weet zeker dat toen ze drie was ze ook wel eens ging meebidden, omdat ze dan natuurlijk Rozemarijn al hoort en dat een beetje nadoet'. In één gezin ‘moeten’

de kinderen bidden, in alle andere gezinnen niet.

De eerste manier is dus het simpelweg ‘voordoen’. Ouders beginnen met het zingen of uitspreken van een gebed als het kind jong is en het nog niet begrijpt. Daarbij is ook de belichaming belangrijk: ze vouwen de handen en in een enkel geval wordt er geknield. Emma is onlangs begonnen met het bidden met haar eenjarige dochter: ‘Maar ja, wat bid je dan? Gewoon haar handjes leg je op elkaar, dan leg je jouw handen erover heen, zeg je ‘Here, ze-gen, dit e-ten, a-men’. En dan weet ze: we gaan nu eten’. Vervolgens doen Steven en Emma hun ogen weer open en kijkt Tessa hun ‘vol verbazing’ aan. Steven denkt dat ze er steeds meer van zal begrijpen en dat er een zekere gewenning op zal treden, ook al is het voor henzelf nog wat onwennig.

Freek en Martine, ouders van een tweejarige dochter, maken gebruiken van ‘role-taking’. Een ouder bidt dan namens het kind in de ik-vorm. Freek zegt voor Olivia: ‘Dank U wel voor deze dag. Dat ik mocht spelen met Nora in de speeltuin...’ et cetera. Olivia vult dit aan met de woordjes die ze kent en roept ‘amen’. Freek is van mening dat je als ouder voor het kind mag geloven en het om die reden ook mag dopen. In dat licht mag er ook namens Olivia gebeden worden.

Andere manieren zijn ‘echoën’ en ‘aanvullen’. Janine probeert haar zoontje van 3,5 jaar voorzichtig te laten bidden. Dit betekent dat hij aan het eind een regeltje mee zegt. Hoewel Charlotte en Sjoerd het aanmoedigen dat hun kinderen bidden, wachten ze tot een kind zelf mee gaat doen. Zij wachten niet tot een kind spontaan bidt, maar laten letterlijk een stilte vallen. Charlotte bidt en Gijs vult de zinnetjes aan. Ook Robert en Dorien proberen soms hun zoontje mee te laten bidden. Dorien vertelt: ‘Heel soms, wat ik ook wel eens doe, is dat ik bid en dat hij dan het een soort van nazegt. Dan zeg ik mijn eigen gebed en zegt hij het na. ‘Dank u Heer dat we lekker hebben geslapen’, dan zegt hij iets van ‘lekker geslapen’. Ouders doen dit als een kind uitgerust en vrolijk is.

Tijdens het gebed kunnen er ook correcties plaatsvinden. Zo mag de dochter van Lotte en Matthijs, omwille van de eerbied, God niet tutoyeren.

Hij zegt dat ze ‘een beetje sturing geven’, maar dat het over het algemeen ‘zijn eigen weg vindt’. De dochter van Geert en Meike praat nog weleens door het gebed heen. Dat vinden ze niet goed en dat proberen ze haar dan duidelijk te maken. Ze willen Marije een ‘besef van eerbiedig zijn’ meegeven. Vaak proberen ouders hun kind heel concreet eerbiedig te laten zijn door bijvoorbeeld elkaars handen vast te houden. Dat is een gebaar van saamhorigheid, maar voorkomt

(10)

ook dat er gespeeld, gemept of alvast van de patat gegeten wordt, zo legt een moeder uit. Charlotte noemt het een dubbele functie: ze zitten niet aan het eten en het geeft een gevoel van gemeenschap.

Een moment van gebed kan ook gepaard gaan met uitleg en gesprek.

Meikes dochter wilde weten wat bidden eigenlijk is. Meike legt dan uit: ‘Bidden is eigenlijk praten met God. En dat God ook naar jou wil luisteren. En dat je dan je zorgen kwijt mag, maar ook de leuke dingen die je hebt gedaan, mag vertellen’.

Frank en Anne vinden gebed zo wezenlijk dat ze veel moeite doen om hun autistische zoon te leren bidden. Anne heeft voor hem een boek met liedjes gemaakt, met bijbehorende plaatjes. Ze is van plan om daarnaast een boek met personen te maken, zodat hij mensen aan kan wijzen voor wie hij kan bidden.

7. Vormen van gebeden met kinderen

Laten we nog iets dieper inzoomen op het gebed. We weten nu wanneer er gebeden wordt, met welke reden en hoe het aangeleerd wordt. Maar hoe ziet het er volgens de ouders precies uit?

Zoals gezegd wordt een gebed vaak gezongen. Het populairste gebed is ‘Ik ga slapen, ik ben moe’. Soms is dit lied het enige dat ouders zich kunnen herinneren van hun religieuze opvoeding. Naast dit lied worden ook andere gebeden gezongen. Zo is er het nieuwe liedje ‘Het is avond, ik ga slapen’ en het liedje ‘Eventjes dromen, het maantje gaat komen’.21 De lijn tussen een lied als gebed en andere christelijke liedjes is dun. Na het eten en voor het slapen gaan worden zowel expliciete ‘gebedsliedjes’ als andere christelijke liedjes gezongen.

Een door de ouders veelgebruikt onderscheid is dat tussen een ‘vrij gebed’

en een ‘standaardgebed’, door Immink in dit themanummer besproken. Een

‘standaardgebed’ is uiteraard geen positieve kwalificatie om een ‘scriptgebed’

aan te duiden. Met een ‘vrij gebed’ bedoelen ouders een gebed tot God in op dat moment zelfgekozen, niet vaststaande formuleringen. Echter, dit is relatief, ook dit type gebed zal zinsneden bevatten die vaker worden gebeden.

Niet alle ouders die een vrij gebed bidden, zijn hiermee opgevoed, sommigen hebben zich deze vorm later eigen gemaakt. De vorm kan echter niet los worden gezien van het ideaal dat een mens vertrouwd met God is.

Daarom wordt er veel waarde aan het ‘vrije gebed’ gehecht. Juist dit type gebed geeft kinderen immers inzicht in de omgang van de ouder met God. Robert legt uit: ‘Mijn ouders baden eigenlijk alleen maar formuliergebeden. Dan is het ook veel moeilijker om te ontdekken hoe zij dingen beleven’. Zijn vrouw meent

21 Eventjes dromen, het maantje gaat komen, oogjes zijn moe. Heer, als wij slapen, wil bij ons waken, dan komt alles goed (tekst J. Visser, muziek N. en R. van Essen, GMI).

(11)

dat een vrij gebed iets van je eigen geloof laat zien. Veel ouders hechten veel waarde aan een vrij gebed. Hoewel in de praktijk scriptgebeden en vrije gebeden worden afgewisseld, wordt het vrije gebed doorgaans hoger aangeslagen, met uitzonderingen van een gebed als het Onze Vader. Ouders zien een vrij gebed als authentieker. Marieke wisselt de gebeden af en bidt soms een vrij gebed. Als er uitzonderlijke situaties zijn, dan vindt Marieke het prettig om het ‘heel specifiek onder woorden te brengen, los van het standaard- gebed’. Daar heeft ze een reden voor: ‘Een standaardgebed kun je opdreunen, maar een vrij gebed komt uit je hart’. Ze associeert een ‘standaardgebed’ met routine en haast. Herman is kritisch op de scriptgebeden uit zijn jeugd, omdat het ‘voor de vorm was, maar soms helemaal geen inhoud in zat’. Meike groeide op in een reformatorische kerk en bezoekt nu een liberale kerk. Zij zoekt de afwisseling in verschillende type scriptgebeden, uit een gebedenboek. Rob en Fleur die kerkelijk gezien een soortgelijke weg bewandelden als Meike, bidden ook bij voorkeur in eigen bewoordingen. Rob legt uit: ‘Dat is eigenlijk ook een beetje, bij mij is dat, als ik moe ben en een gebrek aan inspiratie heb, dan kun je altijd nog het ‘Onze Vader’ op tafel leggen. Dat... En dat is dan misschien een beetje standaard. Maar het is niet standaard dat het ons gebed is, terwijl het, bij mijn ouders wel zo is’. Rob vindt een scriptgebed waardevol als het niet altijd, dus ‘standaard’, gebeden wordt. Een scriptgebed kan ook als betekenisvol ervaren worden, zolang het geen gewoonte wordt.

Kennelijk is er niet altijd de inspiratie voor een vrij, spontaan gebed in eigen woorden of ontbreekt de tijd. Peter verwoordt zijn voorkeur voor een vrij, hardop gebed als volgt: ‘Uhm, dat het een persoonlijk geloof wordt. Iets, wat bij je past. Wat je zelf, wat je eigen wordt. En wat uiteindelijk ook veel meer, een betere relatie met God geeft’. Ouders kunnen ervan genieten als hun kinderen onbeschroomd, maar wel eerbiedig, durven te bidden. Zeker als ze dat zelf op latere leeftijd pas durfden. De toe-eigening van het vrije gebed lijkt een typische verworvenheid van deze generatie ouders. Daarachter liggen het ideaal van de vertrouwelijke omgang met God en het geloof in een persoonlijke God verscholen. Het vraaggebed roept echter ook aarzelingen op: Mag je bidden dat een gehandicapt persoon weer beter wordt? Bid je voor de poes, als een kind dat wil? Denk je dat God de loop der dingen kan beïnvloeden en dat je daarom mag vragen?22 Sommige ouders zijn daar heel vrijmoedig in. Zij geloven dat ze God alles mogen vragen en dat Hij zal antwoorden. Dit krijgt welhaast een transactioneel karakter: Als wij dit doen op deze manier, dan zal

22 Uitvoerige studie naar deze vragen deed Brümmer in: Wat doen wij als wij bidden?

Zie n.19.

(12)

Hij dat voor ons doen. Een andere spanning die ontstaat, is het verlangen naar een authentiek gebed en goede gewoontes tegelijkertijd.

Andere ouders zien zichzelf niet hardop een vrij gebed bidden. Soms is het gewoon ondenkbaar, ze kunnen zich er niets bij voorstellen. Steven vertelt dat zijn vader dit wel deed, maar dat hij het zichzelf echt niet ziet doen. Naast het scriptgebed en vrije gebed, is er het ‘stille gebed’. Sommige ouders doen dit voordat ze kinderen krijgen, maar schakelen over op bijvoorbeeld ‘Here, zegen deze spijze, amen’ als er een kind komt. Geen ouder leert zijn kind om ‘stil’ te bidden. Kennelijk is een stil gebed typisch iets voor volwassenen.

Van heel andere aard is het zegenen van kinderen, waarbij ouders een zegen uitspreken of zingen. Deze ouders, die kerken in het midden of rechts van het kerkelijke spectrum, geven aan dit soms of altijd voor de nacht te doen. Ook zegenen kinderen soms elkaar. Hoewel ouders dit een mooi gebruik vinden, zijn ze toch wat aarzelend om hierover te vertellen. Hierbij is de belichaming belangrijk: de hand die op het hoofd van het kind gehouden wordt, is een teken van geborgenheid. In de gemeente van Lotte leren de jonge kinderen een zegenliedje met de tekst ‘Ik zegen jou in Jezus’ naam’. Lotte vindt het waardevol dat haar kinderen leren dat je elkaar mag zegenen. Als ze vertelt over dopen, begint haar driejarige dochter Jasmijn dit liedje spontaan zachtjes te zingen.23 Haar man Matthijs vertelt dat de kinderen dit liedje erg graag zingen en soms aan hem vragen of hij het op de piano of gitaar wil spelen. Het gezin van Frederike kent een heuse medley van zegenliedjes bij het slapengaan.

Soms legt Herman zijn hand op het hoofd van het kind: ‘Een soort ehh... zegen van God’. Sjoerd legt uit dat hij het belangrijk vindt dat ze weten dat ze geliefd zijn door God. Hij noemt als voorbeeld het bedtijdritueel: ‘Ik bid eigenlijk altijd met de hand op hun hoofd. Ook als een soort, soort zegen zeg maar, dat ze bij God ook altijd welkom zijn. Dat is ook, dat speelt ook mee als een soort veilige basis, een soort veilige achtergrond’.

8. Elke dag hetzelfde liedje? De paradox van de ‘authentieke gewoonte’

Is het ‘elke dag hetzelfde liedje’ in de onderzochte gezinnen? Het antwoord daarop lijkt eenvoudig: wel elke dag, maar niet steeds hetzelfde liedje. In mijn onderzoek constateer ik dat er in de religieuze opvoeding bij ouders in een minderheidscontext sprake is van de paradox van de ‘authentieke gewoonte’.

Deze gaat zeker op als het om gebed gaat, gezien het belang dat ouders hechten aan een vrij gebed. Ouders vinden regelmaat en goede gewoontes van belang,

23 ‘De Here zegent jou, en Hij beschermt jou, Hij schijnt zijn licht over jouw leven, Hij zal genadig zijn en heel dichtbij je zijn. Hij zal zijn vrede aan jou geven.’

(13)

zoals ook in consultatiebureauboekjes het belang van vaste rituelen wordt benadrukt. Ouders spreken in termen van ‘gewoon’, ‘structuren’, ‘vanzelf- sprekend’ en ‘natuurlijk’. Ze kunnen dit echter niet zeggen, zonder tegelijkertijd te benadrukken dat het niet ‘standaard’, maar juist ‘bewust’ is. Ed benadrukt dat geloven in de opvoeding ‘vanzelfsprekend, maar geen sleur’ moet zijn.

Frank wil dat het geloof op ‘een spontane manier levend is’. ‘Vanzelfsprekend, maar niet uit gewoonte of bijgelovigheid’, zegt Herman. De code ‘authentiek’24 is toegekend wanneer ouders zich uitdrukten in termen van: ‘bewust’,

‘spontaan’, ‘echt’, ‘levend(ig)’, ‘vol overtuiging’, een vorm van het werkwoord

‘betekenen’, ‘bewust’ of ‘bewuste keuze’. Dit is de paradox: een ouder wil vaste patronen en goede gewoontes als het om geloven gaat – herhaalde praktijken – maar zij moeten keer op keer betekenisvol, authentiek en levendig zijn. Pas dan zijn de opvoeder en daarmee het geloof geloofwaardig. Aangezien de ouder doorgaans de initiator is van deze praktijken, slaat het direct terug op zijn eigen persoon. Dit kan lastig zijn, want het gebedsleven is nu eenmaal niet altijd sprankelend en fris. Hoe graag ouders ook geloofwaardig willen zijn, zij bemerken bij zichzelf neiging tot sleur, wetticisme en hypocrisie. Gaat het nu echt om een schijnbare tegenstelling? Niet zonder reden spreek ik van een paradox. Goede gewoontes in het alledaagse leven kunnen betekenisvolle en mooie momenten herbergen. Dit zal echter niet elke dag, of meerdere keren per dag, mogelijk zijn. Net als in een huwelijkse relatie ontstaan er gewoontes, positiever aangeduid als ‘ontspanning’. Voor een praktijk als gebed betekent dit dat deze in voldoende mate betekenisvol moet zijn, ook al wordt het niet altijd zo ervaren. Wordt de gebedspraktijk echter niet of nauwelijks als levendig ervaren, dan ontstaat er een probleem met de geloofwaardigheid.

Misschien moeten praktijken soms vaker uitgevoerd, dan wel geoefend worden om aan diepgang te winnen.

9. Tot slot

Als ouders hun kinderen leren bidden, proberen ze het midden te houden tussen dwang en passief afwachten. Bidden blijkt een onmisbare component in de onderzochte gezinnen. Zelfs als ouders niet weten hoe te bidden en of ze

24 Dohmen vat authenticiteit op als ‘trouw zijn aan jezelf’, waarbij iemand trouw is aan zelfgekozen waarden. Hij zegt: ‘In een authentieke levenshouding probeer je je eigen keuzes te maken en in die zin oorspronkelijk te zijn. Je kiest dan niet omdat een ander zo kiest, maar omdat iets jouw eigen voorkeur heeft. Natuurlijk kan een authentiek iemand net zo min leven zonder gewoontes maar zijn gewoontes zijn in overeenstemming met de waarden en principes die hij heeft ontdekt en die hij zich gaandeweg heeft eigen gemaakt’, J. Dohmen, Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor moderne levenskunst, Amsterdam, 2007, 170.

(14)

wel geloven, doen ze iets dat op bidden lijkt. Als het religieuze repertoire beperkt is, maakt bidden er toch deel van uit, hoe aarzelend dat ook mag zijn.

Voor andere ouders is bidden een essentieel onderdeel van hun geloof. Door te bidden staan zij in contact met God. De manier waarop bidden een rol speelt, vertelt veel over het geloof van de ouders en hoe zij tegen de relatie, of zelfs wisselwerking, tussen God en mens aankijken. Jonge kinderen worden op verschillende manieren geïnitieerd in de praktijk van gebed, ruim voordat zij in aanraking komen met een religieuze school of kerkelijke gemeenschap.

Opvallend daarbij is de ‘paradox van de authentieke gewoonte’ die ontstaat als ze geregeld aan geloofspraktijken gestalte willen geven, maar die ook keer op keer oprecht en levendig willen laten zijn. Zo willen zij vermijden dat het in de geloofsopvoeding ‘elke dag hetzelfde liedje’ is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is immers niet van- zelfsprekend dat de hedendaagse reconstruc- ties van ervaringen uit een ver verleden een juiste weergave van dat verleden vormen.. Wel kan door

In dit artikel vatten we recente literatuur samen op het gebied van de mogelijke effecten van beweegmomenten op school, zoals het lopen of fietsen van en naar school, bewegen tussen

As the Supreme Court of Appeal pointed out, standing determines solely whether this particular litigant is entitled to mount the challenge: a successful challenge to a public

In plants, glyphosate interrupts the shikimate pathway which leads to the reduction in protein synthesis. In humans the effect of glyphosate is less pronounced, due to the

(begeleider:) 05:09 Nou ja ik zou zeggen je moet ook je moet eerder op zoek gaan naar die geluiden die je die je werk zeg maar verbeteren. Dus je moet eigenlijk naar de

Andere voorstellen schetsten het (ide- ale) mvt-onderwijs als onderwijs waarin ruimte is voor (vrij) lezen, voor een taak- gerichte aanpak en waarin de doeltaal veelvuldig klinkt

1. De informatie- en interactiebehoeften van de gebruikers van de internetsite van een ziekenhuis. De gewenste indeling van de internetsite van een ziekenhuis voor de behoeften van

Van Ginkel e.a. stellen dat er een keuze gemaakt moet worden met betrekking tot de doelgroep, een duidelijke doelstelling geformuleerd moet worden, accenten gelegd moeten worden