• No results found

Communiceren van klimaatgerichte interventies: een onderzoek naar het effect van tijdsframing in PR-berichten van organisaties en individuele tijdsörientatie op de attitude tegenover organisaties en de mate van klimaats

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Communiceren van klimaatgerichte interventies: een onderzoek naar het effect van tijdsframing in PR-berichten van organisaties en individuele tijdsörientatie op de attitude tegenover organisaties en de mate van klimaats"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Communiceren van klimaatgerichte interventies:

Een onderzoek naar het effect van tijdsframing in PR-berichten van organisaties en individuele tijdsörientatie op de attitude tegenover organisaties en de mate van klimaatscepsis

bij consumenten.

Marit de Boer Master thesis

Graduate School of Communication Universiteit van Amsterdam

Studentennummer: 11155973

Master’s programme: Communication Science Master track: Corporate Communication Supervisor: I. Hellsten

Datum: 28 juni 2019

(2)

Abstract

Klimaatverandering is een “hot topic” in de huidige samenleving. Om aan verwachtingen van consumenten te voldoen communiceren organisaties over hun klimaatgerichte interventies wat de reputatie van organisaties moet verbeteren. Deze PR-berichten slaan niet altijd aan doordat niet iedereen overtuigd is van het bestaan van klimaatverandering. Met een Nederlandse steekproef is onderzocht inhoeverre tijdsframing in combinatie met de tijdsörientatie van consumenten (gericht op heden vs. toekomst), klimaatscepsis kan

verminderen en de attitude tegenover klimaat gefocuste en klimaat neutrale organisaties kan verbeteren. Uit de resultaten bleek dat PR-berichten met een lange termijn tijdsframe

gerelateerd zijn aan minder klimaatscepsis wanneer deelnemers in het dagelijks leven op de toekomst waren gericht. Dit effect wordt niet beïnvloed door de soort organisatie. Voor PR-berichten met een korte termijn tijdsframe is geen effect gevonden net als voor attitude tegenover organisaties. In de discussie staan academische en praktijkgerichte aanbevelingen en adviezen voor vervolgonderzoek beschreven.

Keywords Framing, Tijdsörientatie, Klimaatscepsis, PR, Klimaatgerichte communicatie, Reputatie management, CSR-communicatie

Inleiding

Klimaatverandering is een veel besproken en wereldwijd thema dat zowel binnen de media als op wetenschappelijk-, overheids-, en maatschappelijk niveau wordt besproken (IPCC, 2013; Nerlich, Koteyko & Brown, 2010). Door de uitstoot van CO2-emissie warmt de aarde op wat onder andere extreme droogte veroorzaakt (IPCC, 2013; Chanel & Piketty, 2015). Hierdoor worden steeds grotere delen land in voornamelijk Azië, Zuid-Amerika en Afrika onbruikbaar voor het verbouwen van gewassen waardoor de voedselonzekerheid toeneemt (Met Office, 2015). In Nederland zijn vooral extremere weersomstandigheden, het stijgen van de temperatuur en zeespiegel zichtbare gevolgen van klimaatverandering (KNMI, 2015).

(3)

In de Nederlandse samenleving wordt klimaatverandering met de dag een belangrijker thema gevonden. Steeds meer consumenten verwachten dan ook van het bedrijfsleven dat zij verantwoord omgaan met het milieu (Lorenzoni, Nicholson-Cole & Whitmarsh, 2007; Meise, Rudolph, Kenning & Phillips, 2014). Het wel of niet voldoen aan deze verwachting staat in directe verbinding met de reputatie van een organisatie (Bridges, 2004). Reputatie wordt gedefinieerd als een gegeneraliseerd mentale en abstracte perceptie van een bepaalde

organisatie (Waeraas & Byrkjeflot, 2012). Deze perceptie wordt gevormd door stakeholders: verschillende (groepen van) individuen die invloed hebben op het succes van een organisatie (zoals consumenten en aandeelhouders) (Donaldson & Preston, 1995; Fassin, 2009). Wanneer de perceptie van een organisatie wordt gezien als klimaatonvriendelijk of milieuvervuilend dan is het aannemelijk dat stakeholders die duurzaamheid belangrijk vinden zich van de organisatie distantiëren. Daarnaast kan het niet voldoen aan verwachtingen ook de legitimiteit van een organisatie beïnvloeden (Bridges, 2004). Wanneer organisaties bijvoorbeeld volgens stakeholders onvoldoende investeren in duurzaam ondernemen heeft dit negatieve gevolgen voor de waarde van de organisatie. Stakeholders zullen de organisatie als minder passend beschouwen in de huidige samenleving waardoor het zijn legitimiteit verliest (Waeraas & Byrkjeflot, 2012). Organisaties ontvangen tegenwoordig hun reputatie en legitimiteit dus niet alleen uit hun directe business maar zijn daarbij ook afhankelijk inhoeverre stakeholders (o.a. consumenten en aandeelhouders) vinden dat de organisatie verantwoord omgaat met de maatschappelijke leefomgeving (Du, Bhattacharya & Sen, 2010; Donaldson & Preston, 1995; Greenwood, 2007).

Hoewel klimaatgerichte interventies vooral bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering, zorgt de communicatie ervan dat stakeholders weten wat organisaties doen om verantwoord te ondernemen. Organisaties proberen door te communiceren over hun duurzaamheidsbeleid de legitimiteit en reputatie van de organisatie te verhogen. De content,

(4)

stijl en toon van de communicatie geeft consumenten inzicht in de onderliggende bedrijfswaarden en heeft positief effect op de reputatie en legitimiteit van de organisatie (Brown & Starkey, 1994; Bonini & Gorner, 2012; Van Marrewijk & Werre, 2003).

Organisaties communiceren hierbij voornamelijk welke initiatieven zij nemen, welke doelen zij steunen en welke interventies zij uitvoeren. Daarnaast wordt deze informatie vaak

ondersteund met exacte metingen van bijvoorbeeld CO2-uitstoot of waterverbruik (McGinn, 2009; Reilly & Hynan, 2014). De communicatie verloopt via Corporate Social Responsibility (CSR) rapportage, PR-berichten, sociale media en eigen websites (Reilly & Hynan, 2014). Opvallend is dat klimaat georiënteerde organisaties vaker over duurzaamheid communiceren dan niet- klimaat georiënteerde organisaties (Reilly & Hynan, 2014). Mogelijk proberen organisaties in deze laatste categorie zo min mogelijk op te vallen, waardoor vermoedens van greenwashing – het communiceren van groene intenties om de reputatie te vergroten, terwijl de organisatie daadwerkelijk niet duurzaam onderneemt – wordt voorkomen (Prexl & Signitzer, 2007).

Of consumenten de gepubliceerde informatie daadwerkelijk aannemen hangt af van verschillende factoren. Nerlich et al. (2010) benoemen dat klimaatverandering een complex thema is dat leken moeilijk kunnen begrijpen. Daarnaast kan de wetenschap niet exact benoemen wanneer en waar welke gevolgen van klimaatverandering zullen plaatsvinden. Dit maakt het voor de samenleving lastig om het risico en de urgentie van klimaatverandering in te kunnen schatten (Glaas et al., 2015; Lorenzoni et al., 2007). Het niet kunnen inschatten van risico’s en urgentie maakt het voor consumenten lastig om in te schatten welke

klimaatgerichte interventies effectief zijn waardoor men weinig tegen klimaatverandering doet (Gleim, Smith, Andrews & Cronin, 2013; Lorenzoni et al., 2007). Als laatste laat recent onderzoek zien dat niet iedereen overtuigd is van het bestaan van klimaatverandering

(5)

2017). Dit wordt klimaatscepsis genoemd. Wanneer men klimaat sceptisch is zal men informatie over klimaatverandering minder snel aannemen en hiernaar handelen. Recent onderzoek toont aan dat de tijd waarop men zich in het dagelijks leven oriënteert

klimaatscepsis kan voorspellen (de Boer, 2018). Wanneer men meer op de toekomst is gericht, is men minder sceptisch over klimaatverandering dan wanneer men meer op het heden is gericht.

Aangezien klimaatscepsis ervoor zorgt dat men minder snel akkoord gaat met

informatie over klimaatverandering, is het aannemelijk dat klimaatscepsis ook kan verklaren waarom de communicatie over klimaatgerichte interventies niet bij iedere consument

aanslaat. Hoewel, zoals eerder beschreven, organisaties veel communiceren over

klimaatgerichte interventies, is het mogelijk dat hierbij niet wordt ingespeeld op geen de individuele tijdsörientatie van consumenten. Tijd is een construct dat zich goed ontleent voor manipulaties, hierdoor is het interessant om te onderzoeken of framing theorie (Benford & Snow, 2000; Entman, 2007) zorgt voor een vermindering van klimaatscepsis onder

consumenten en de attitude ten opzichte van organisaties kan verbeteren. Daarnaast is het mogelijk dat het soort organisatie ook invloed heeft op de mate waarin PR-berichten over klimaatverandering aanslaan. Klimaat sceptische consumenten zullen mogelijk bij voorbaat zich van een bericht al afwenden wanneer de afzender sterk geassocieerd is met het tegengaan van klimaatverandering. Dit maakt het interessant om naast individuele tijdsörientatie en framing, te onderzoeken of het soort organisatie (Klimaat gefocust vs. klimaat neutraal) invloed heeft op klimaatscepsis en de attitude tegenover organisaties. De onderzoeksvraag luidt dan ook: Wat is het effect van tijdsframing in PR-berichten, individuele tijdsörientatie en het soort organisatie (klimaat gefocust vs. klimaat neutraal) op de klimaatscepsis van

consumenten en de attitude tegenover organisaties?

(6)

Zoals hierboven beschreven lijkt (tijds)framing mogelijk klimaatscepsis te kunnen verminderen en de attitude tegenover organisaties te kunnen verbeteren. Voordat dieper op de framing theorie kan worden ingegaan, is het van belang om eerst te beschrijven wat

klimaatscepsis is en hoe tijdsörientatie zowel klimaatscepsis als framing aan elkaar verbindt.

Klimaatscepsis. Binnen de wetenschap is nog weinig onderzoek gedaan naar

klimaatscepsis. Rutjens et al. (2017a; 2017b) vonden dat hoe conservatiever men is, hoe meer sceptisch men is over klimaatverandering. Deze relatie bestaat omdat aan politieke

voorkeuren (sterke) overtuigingen hangen die het wereldbeeld vormgeven (Hansson, 2017; Rutjens et al., 2017a; 2017b). Wanneer fenomenen zoals klimaatverandering niet in lijn liggen met deze overtuigingen wordt het fenomeen ontkent zodat het wereldbeeld instant blijft (Lewandowsky & Oberauer, 2016). In een recent masterthesis onderzoek wordt politieke voorkeur ook als voorspeller van klimaatscepsis gevonden (De Boer, 2018). In dit onderzoek werd gekeken naar links-rechtspolitieke oriëntatie en bleek dat hoe meer politiekrechts georiënteerd men was, des te meer men sceptisch was over klimaatverandering.

Tijdsörientatie. Hetzelfde masterthesis onderzoek van de Boer (2018) vond daarnaast

dat de tijd waar men zich in het dagelijks leven op oriënteert (heden of toekomst)

klimaatscepsis ook kan voorspellen. Hierbij bleek dat wanneer men meer op de toekomst was gericht, men minder sceptisch was over klimaatverandering. Dat tijdsörientatie de mate van klimaatscepsis kan voorspellen, lijkt te komen doordat tijdsörientatie invloed heeft op gedrag en attitudes (Zimbardo & Boyd, 2015). Wanneer men meer op het heden is gericht, zal men meer naar de huidige omgeving kijken, heeft men vaker behoefte aan interventies met directe uitkomsten en heeft men vaker riskantere overtuigingen (Apostolidis, Fieulaine & Soulé, 2006; Kruger, Reischl & Zimmerman, 2008; Schechter & Francis, 2010). Mensen die zich op de toekomst focussen zijn daarentegen vaker spaarzaam en prefereren het behalen van lange termijn doelen boven doelen die direct iets opleveren (Hofstede & Minkov, 2010).

(7)

Daarnaast zijn innovaties en interventies op het gebied van duurzaamheid vaak gericht op het controleren en verbeteren van de toekomst (Adam, 2011; Borup, Brown, Konrad & Van Lente, 2006) waardoor maar een bepaalde doelgroep wordt bereikt in plaats van de gehele samenleving. De bereidheid om klimaatverandering tegen te gaan is ook op

wereldniveau te herleiden aan tijdsörientatie. Het onderzoek van Hofstede en Minkov (2010) laat namelijk zien dat landen die meer gefocust zijn het heden (o.a. de VS) minder bereid zijn iets aan klimaatverandering te doen dan landen die meer gefocust zijn op de toekomst (o.a. China).

Tijdsörientatie lijkt daarnaast de relatie tussen klimaatscepsis en politieke voorkeur te kunnen verklaren. Uit de masterthesis van de Boer (2018) blijkt dat een rechtspolitieke voorkeur deels een hogere klimaatscepsis voorspelt doordat men meer georiënteerd op het hier-en-nu in plaats van de toekomst. Zoals eerder beschreven zorgt het aanhouden van een politieke voorkeur dat het wereldbeeld in stand blijft. Rechtspolitiek georiënteerden en conservatieven zijn over het algemeen overtuigd dat vroeger alles beter was en behouden graag de huidige stand van zaken (Baldwin & Lammers, 2016; Häkkinen & Akrami, 2014; Jylhä & Akrami, 2015). Het willen verbeteren van de toekomst, ligt met deze overtuiging niet in lijn. Daarnaast laten Hu, Jia, Zhang, Zheng & Zhu (2017) zien dat hoe liberaler men is des te meer men het risico van klimaatverandering inziet. Deze relatie wordt sterker wanneer men op de lange termijn georiënteerd is. Tijdsörientatie lijkt dus te voorspellen in hoeverre men sceptisch op informatie over klimaatgerichte interventies reageert.

Framing. Hoewel het van belang is om klimaatscepsis te kunnen verklaren is het

belangrijker om te weten of de mate van klimaatscepsis verminderd kan worden. In het kader van PR-communicatie zou framing theorie hier een rol in kunnen spelen. Bij framing wordt informatie in spraak of schrift op een bepaalde manier verteld (Benford & Snow, 2000; Entman, 2007). Hierdoor worden bepaalde woorden of beelden naar de voorgrond getrokken

(8)

en verdwijnen andere delen van het verhaal (de werkelijkheid) naar de achtergrond (Benford & Snow, 2000; Entman, 2007; Waller & Conaway, 2011). Op deze manier kan de

interpretatie van informatie worden gestuurd. Frames (woordkeuzes en beelden) worden vaak afgestemd op de karakteristieken van de doelgroep (Entman, 2007; Price, Tewksbury & Power, 1997; Schlechtweg, 1996). In CSR-rapportages en publicaties van organisaties worden frames gebruikt om bepaalde interventies of bedrijfswaarden uit te lichten waardoor andere minder sterke punten van de organisatie naar de achtergrond verdwijnen (Ruth & York, 2004; Waller & Conaway, 2011). Het geframed communiceren kan daarnaast de reputatie van organisaties verbeteren (Ruth & York, 2004).

Binnen framing theorie is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen framing en tijdsörientatie. In de medische onderzoekswereld zijn frames gebruikt in informatiebrochures om in te spelen op de tijdsörientatie van chronisch zieke patiënten (Zhao, Villagran & Kreps, 2012). Het framen van winst of verlies heeft namelijk op ieder individu, afhankelijk van de aangehouden tijdsörientatie, een ander effect. Wanneer het bericht zich richtte op het verliezen van de gezondheid zorgde dit voor meer gedragsverandering bij toekomstgerichte patiënten, terwijl patiënten die zich oriënteren op het heden meer gedragsverandering lieten zien wanneer het bericht was gericht op het verbeteren van de gezondheid. Het experimentele onderzoek van Martin & Marrington (2005) laat daarnaast zien dat voorkeur van dagdeel effect heeft op attitudes. Deelnemers werden verdeeld over twee groepen (voorkeur van dagdeel vs. tegenovergestelde dagdeel) en gaven hun attitude tegenover euthanasie,

vervolgens lazen deelnemers een tekst dat euthanasie bekritiseerde. De deelnemers die in hun geprefereerde dagdeel deelnamen, stemden meer in met de tekst dan de deelnemers uit de niet-geprefereerde dagdeelgroep. Daarnaast kon men zich ook meer van de tekst herinneren in de voorkeur dan in de niet-voorkeur groep.

(9)

Tijdsörientatie kan ook als frame worden gebruikt om attitudes te beïnvloeden. Bij het framen van een tijd, wordt in een tekst een specifieke tijd toegevoegd. Hierbij wordt de tekst naar de dichtbije toekomst (morgen) of verre toekomst (een jaar) geframed (Chanrad & Memon, 2004). Uit eerder onderzoek blijkt dat hier-en-nu georiënteerden meer beïnvloed worden door berichten die directe consequenties in plaats van uitgestelde consequenties benadrukken (Kees, 2011). Ander onderzoek naar het thema klimaatverandering laat zien dat wanneer klimaatveranderingsberichten worden geframed naar “hoe het vroeger was”,

conservatieven even bereid als liberalen waren om klimaatverandering tegen te gaan. Dit effect voor conservatieven verdween wanneer de tekst naar de toekomst was geframed (Baldwin & Lammers, 2016).

De relatie tussen framing en tijdsörientatie wordt niet alleen in de gezondheidssector maar ook in Corporate Marketing Campaigns (CRM) gevonden. CRM is een communicatie- marketingstrategie waarbij een organisatie zich inzet voor een bepaald maatschappelijk doel (Tangari, Garretson Folse, Burton & Kees, 2010). Hierbij wordt naar de consument

gecommuniceerd dat wanneer zij een aankoop doen bij de organisatie, de consument direct bijdraagt aan een goed doel. Het Ronald McDonalds huis van McDonald’s is hier een voorbeeld van. Tangari et al. (2010) vonden dat wanneer de tijdsframe van een bericht

(directe vs. lange termijn gevolgen van de aankoop) aansluit bij de persoonlijke tijdsörientatie van de consument, dit zorgt voor positievere attitudes tegenover de campagne. Daarnaast vergroot het de intentie tot consumeren.

Samenvattend, blijkt uit eerder onderzoek dat tijdsörientatie niet alleen klimaatscepsis kan voorspellen maar ook invloed heeft op attitudes. Het is daarnaast bekend dat het framen van tekst waarbij rekening wordt gehouden met de individuele tijdsörientatie effect heeft op attitude en gedrag. Het specifiek framen van tijd in de communicatie van organisaties is daarnaast ook in eerder onderzoek succesvol gebleken. Het is echter onduidelijk of het framen

(10)

van tijd in PR-berichten waarbij wordt ingespeeld op de individuele tijdsörientatie van

consumenten ook invloed heeft op de mate van klimaatscepsis bij consumenten en de attitude ten opzichte van organisaties.

Deze studie zal daarom experimenteel van aard zijn waarbij wordt onderzocht wat het effect is van tijdsframing (heden vs. toekomst) in PR-berichten op de attitude over de organisatie en de mate van klimaatscepsis van consumenten. Hierbij zijn de volgende hypotheses opgesteld:

H1. Deelnemers die meer gefocust zijn op de korte termijn zullen minder sceptisch zijn over klimaatverandering als het PR-bericht geframed is naar het hier-en-nu dan naar de toekomst. H2. Deelnemers die meer gefocust zijn op de lange termijn zullen minder sceptisch zijn over

klimaatverandering als het PR-bericht geframed is naar de toekomst dan naar het hier-en-nu. H3. Deelnemers die meer gefocust zijn op de korte termijn zullen de organisatie positiever

beoordelen als het PR-bericht geframed is naar het hier-en-nu dan naar de toekomst. H4. Deelnemers die meer gefocust zijn op de lange termijn zullen de organisatie positiever

beoordelen als het PR-bericht geframed is naar de toekomst dan naar het hier-en-nu. Aangezien wordt verwacht dat consumenten die sceptisch zijn over klimaatverandering de informatie in het PR-bericht zullen ontkennen, ongeacht welk tijdsframe, zullen twee

organisaties als afzender van het PR-bericht dienen. Deze organisaties verschillen in de mate waarin zij geassocieerd worden met het tegen gaan van klimaatverandering en klimaatgerichte interventies. Hierbij is de verwachting dat de soort organisatie (klimaat gefocust vs. klimaat neutraal) bijdraagt aan het effect van tijdsörientatie en tijdsframing:

H5. Deelnemers die meer gefocust zijn op de lange termijn zullen de organisatie positiever beoordelen als deze klimaat gefocust is dan wanneer de organisatie klimaat neutraal is ongeacht de tijdsframing van het PR-bericht.

Methode

(11)

de PR-berichten worden gemanipuleerd waardoor uitspraken over framing effecten kunnen worden gedaan. Daarnaast zijn vragenlijsten gebruikt om de constructen klimaatscepsis, tijdsörientatie, politieke voorkeur en een aantal demografische variabelen te kunnen meten. Hoewel de volgorde van de gebruikte meetschalen in de vragenlijst vaststond, werden de items binnen schalen gerandomiseerd. Hierdoor is zo veel mogelijk voorkomen dat de

resultaten werden beïnvloed door mogelijke uitputting of verveling van deelnemers tijdens het invullen van de vragenlijst (Field, 2014).

Deelnemers

Voor het onderzoek zijn 176 Nederlandse deelnemers geworven via sociale media en het verspreiden van het onderzoek op verschillende (sport)verenigingen. Alle deelnemers waren boven de 18 jaar. Tijdens de werving is extra gelet op het werven van deelnemers van verschillende leeftijden zodat de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar een bredere groep Nederlanders. De data van 62 deelnemers konden niet worden gebruikt doordat deze de vragenlijst niet compleet hadden doorlopen. De data van de 114 overige deelnemers zijn wel gebruikt voor de analyses. Volgens de a priori G*Power analyse (Faul, Erdfelder, Lang & Buchner, 2007) was dit aantal voldoende om een Type-2 fout te voorkomen (minimaal 100 deelnemers, f2 = .25, a = .05, power = .80). Deelnemers waren tussen de 19 en 77 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 40.91 jaar (SD = 14.09). Hiervan waren 39 deelnemers man en 75 deelnemers vrouw. Deelnemers ontvingen voor hun deelname geen vergoeding.

Materialen

Experimentele condities. Voor het onderzoek zijn 4 verschillende PR-teksten

geconstrueerd waarbij de afzender en tijdsfocus varieerde. In alle teksten was de lay-out en de kern van het bericht (energiebesparende interventie) gelijk (zie Appendix B). Voor de

afzender zijn Unilever – Profit organisatie dat voedings- en verzorgingsproducten verkoopt aan de Retailsector - en The Ocean Cleanup (TOC) – Non-profit organisatie dat technologie

(12)

ontwikkelt dat plastic uit oceanen kan opvangen - gekozen (Unilever, 2019.; The Ocean Cleanup, 2019). Hierbij werd verwacht dat Unilever minder geassocieerd werd met het tegengaan van klimaatverandering dan TOC. Voor de tijdsfocus is de laatste zin van de PR-tekst geframed naar een korte- of lange tijdsörientatie waarbij werd benoemd dat de

organisatie direct of op de lange termijn bijdraagt aan een schoner klimaat.

Zowel de verschillen in afzender als tijdsfocus zijn pre-getest onder 16 deelnemers. De deelnemers lazen eerst wat algemene informatie over de organisaties en kregen het

bedrijfslogo te zien. Daarna moesten de deelnemers op een 5punts-schaal aangeven inhoeverre zij Unilever en TOC verbonden vonden aan klimaatverandering (1 = Niet

verbonden tot 5 = Erg verbonden). Uit de paired sample T-test bleek dat Unilever inderdaad minder met klimaatverandering wordt geassocieerd (M = 2.46, SD = 0.80) dan TOC (M = 4.65, SD = 1.00), t (16) = -11.09, p <.001. Ter verduidelijking is ervoor gekozen om in het experiment deelnemers te vragen inhoeverre zij denken dat een van de organisaties verbonden is met het tegengaan van klimaatverandering. Voor tijdsfocus lazen deelnemers de PR-teksten in de twee verschillende tijdsframes. Deelnemers moesten op een 5punts-schaal aangeven inhoeverre de tekst zich focust op het nu of de toekomst/later (1 = Erg op het hier-en-nu tot 5 = Erg op de toekomst/later). Uit de paired sample T-test bleek dat de twee PR-teksten in tijdsfocus significant verschilde, t (16) = -4.94, p <.001. De PR-tekst met de korte termijn frame werd geassocieerd met het hier-en-nu (M = 2.29, SD = 0.99) terwijl de PR-tekst met het lange termijn frame meer werd geassocieerd met de toekomst/later (M = 3.88, SD = 0.86).

In het experiment beoordeelde de deelnemers na het lezen van de algemene

bedrijfsinformatie de mate van verbondenheid met het tegengaan van klimaatverandering. Na het lezen van de PR-tekst gaven deelnemers de tijdsfocus aan waarin de tekst was geschreven. Ook werd aan deelnemers gevraagd na het lezen van de PR-tekst om de organisatie te

(13)

Klimaatveranderingsscepsis. Om klimaatscepsis te meten werd de Climate Change

Denial-scale (Häkkinen & Akrami, 2014; Jylhä & Akrami, 2015) gebruikt. Op een 5punts-schaal (1 = Helemaal oneens tot 5 = Helemaal eens) gaven deelnemers voor 16 items aan wat voor hun van toepassing was. Hierbij werd onder andere de mate van ontkenning en urgentie betreft klimaatverandering gemeten. Voorbeeld items zijn: “Klimaatverandering heeft een negatief effect op aarde” en “Veel mensen onderschatten de ernst van klimaatverandering”. Een hoge score op de schaal impliceert een hogere mate van klimaatscepsis. De

betrouwbaarheid van de schaal was goed (a = .84).

Tijdsoriëntatie. Om de tijd waarop men zich in het dagelijks leven voornamelijk focust

te meten werd de Time Orientation-scale (Strathman et al., 1994) gebruikt. De schaal meet inhoeverre men gedrag uitvoert wat direct effect heeft of zich pas op een later moment manifesteert. Voorbeeld items zijn: “Ik ben bereid om mijn directe geluk of welzijn op te geven om resultaten in de toekomst te kunnen bereiken” en “Ik denk dat het belangrijker is om gedrag met belangrijke toekomstige gevolgen uit te voeren dan gedrag met minder belangrijke onmiddellijke gevolgen”. Deelnemers gaven op een 5punts-schaal, lopend van 1 (Helemaal oneens) tot 5 (Helemaal eens) aan inhoeverre de stelling voor hun van toepassing was. Hierbij impliceert een hoge score een langere tijdsörientatie. De betrouwbaarheid van de schaal was goed (a = .93).

Politieke voorkeur. Om de politieke voorkeur te meten is aan deelnemers gevraagd om

op een 5punts-schaal aan te geven inhoeverre zij politieklinks (1 = Erg links) of politiekrechts (5 = Erg rechts) georiënteerd zijn.

Demografische variabelen. Daarnaast zijn een paar demografische variabelen

uitgevraagd als leeftijd, gender, opleiding, inkomen en Sociaal Economische Status (SES).

(14)

Voor deelname lazen en ondertekende deelnemers een informed consent, met ondertekening verklaarden deelnemers dat zij 18 jaar of ouder waren en akkoord gingen met hun deelname aan het onderzoek. Na ondertekening werden de deelnemers in een van de vier condities (PR-teksten) geplaatst. Deelnemers kregen eerst algemene informatie over de afzender (Unilever vs. TOC) waarna zij de PR-tekst kregen te lezen. Na het beantwoorden van een aantal gerelateerde vragen werden deelnemers doorgestuurd naar de vragenlijst. Aan het einde van de vragenlijst lazen deelnemers een debriefing over het daadwerkelijke doel van het onderzoek. Deelnemers werden erop geattendeerd dat de PR-teksten fictief zijn en niet afkomstig van de gebruikte organisaties.

Resultaten

De data van 114 deelnemers werd gebruikt voor de analyses. Wanneer waardes voor een bepaalde analyse ontbraken is de deelnemer niet uitgesloten maar als missende waarde in de analyse meegenomen.

Standaardisatiecheck

Voordat de uitvoering van analyses is de data gecontroleerd op outliers. Na het berekenen van de z-scores ging de score op de attitudeschaal van een deelnemer en de score van de SES-schaal van een andere deelnemer over de cutoff score van +3.29/-3.29 heen. In zo’n geval wordt de score gezien als outlier (Field, 2014). Deze zijn als missing value (888) behandeld. Alle variabelen waren daarnaast per conditie normaal verdeeld. In Tabel 1 staan de scores op de verschillende schalen en items per conditie weergegeven. Opvallend is dat er veel minder deelnemers in conditie 3 zitten (n = 23) dan in de andere condities (n = 31 tot 29).

Om inzicht te krijgen in hoe de variabelen zich onderling verhouden, is vervolgens een Pearson Correlation (2-tailed) test uitgevoerd (Zie Appendix C). Uit de tabel is op te maken dat inkomen, politieke voorkeur en gender significant correleerden met meerdere variabelen

(15)

die gebruikt worden in de hoofdanalyse. Deze demografische variabelen zijn daarom als controle variabelen aan de analyses toegevoegd.

Tabel 1. Weergave van Aantallen, Gemiddelden en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor Gender,

Leeftijd, Opleiding, SES, Inkomen, Politieke Voorkeur, Tijdsörientatie en Klimaatscepsis per Conditie.

Variabele Conditie 1 Conditie 2 Conditie 3 Conditie 4

Aantal (n) 31 31 23 29 Man 12 12 8 7 Vrouw 19 19 15 22 Leeftijd 42.26 (14.09) 40.90 (14.44) 37.13 (14.38) 42.48 (13.46) Opleiding 5.84 (1.68) 7.48 (1.55) 6.65 (1.67) 6.79 (1.63) SES 6.48 (1.31) 7.29 (1.19) 6.52 (1.31) 6.56 (0.21) Inkomen 2.66 (0.86) 2.62 (1.18) 2.29 (1.01) 2.58 (0.81) Politieke Voorkeur 3.03 (0.95) 2.94 (0.85) 2.91 (1.13) 2.52 (1.06) Tijdsörientatie 42.65 (6.47) 44.68 (8.63) 42.04 (5.55) 45.28 (6.95) Attitude Organisatie 3.52 (0.81) 3.58 (0.67) 3.77 (0.69) 4.31 (0.66) Klimaatscepsis 35.39 (12.76) 35.45 (13.33) 37.17 (12.29) 34.04 (15.11)

Note. Conditie 1= Unilever*Tijdsörientatie kort, Conditie 2= Unilever*Tijdsörientatie lang, Conditie 3= TOC*Tijdsörientatie kort en Conditie 4= TOC*Tijdsörientatie lang. SES= Sociaal Economische status. Multipele regressieanalyse: Voorspellers van klimaatscepsis

Voordat de hoofdanalyses voor het testen van de hypotheses zijn uitgevoerd, is gekeken of de voorspellers van klimaatscepsis uit eerder onderzoek (Rutjes et al., 2017a; 2017b; de Boer, 2018) nogmaals bevestigd kunnen worden. Hiervoor is een multipele regressie gebruikt waarbij de controle variabelen (inkomen en gender) zijn ondergebracht in Model 1, politieke voorkeur werd geplaatst in Model 2 en tijdsörientatie als laatste is

toegevoegd (Model 3). De data van alle deelnemers ongeacht de conditie waarin zij zaten is geanalyseerd (zie Tabel 2).

Uit de analyse bleek dat Model 1 significant 7% variantie van klimaatscepsis

verklaarde, F (2, 102) = 3.71, p = .028. Hierbij was inkomen een significante voorspeller (b = .28, t = 2.71, p = .008), wat betekent dat hoe hoger men scoort op de inkomensschaal, hoe

(16)

hoger men scoort op de Climate Change Denial Scale. Met toevoeging van politieke voorkeur verklaarde het model 25% extra variantie, F (3, 101) = 15.55, p <.001. Politieke voorkeur voorspelde de mate van klimaatscepsis significant (b = .51, t = 6.05, p <.001), wat betekent dat hoe hoger men scoort op de politieke voorkeurschaal (hoe politiek rechtser), hoe hoger men scoort op de Climate Change Denial Scale. Inkomen verdween als significante voorspeller. De verklaarde variantie nam in Model 3 nogmaals toe met 10%, F (4, 100) = 17.68, p <.001. Politieke voorkeur bleef een significante voorspeller maar nam in gewicht af, b = .44, t = 5.04, p <.001. Tijdsörientatie was ook een significante voorspeller, b = .34, t = -4.10, p <.001. Dit houdt in dat hoe hoger men scoort op de Time Orientation Scale, hoe lager men scoort op de Climate Change Denial Scale.

Het model verklaarde de meeste variantie, namelijk 41%, wanneer alle stappen werden toegevoegd. Hierbij waren tijdsörientatie en politieke voorkeur significante voorspellers van klimaatscepsis.

Tabel 2. Resultaten Hiërarchische Regressie Zonder Condities Met als Afhankelijke Variabele

Klimaatscepsis en een Modelopbouw van Gender en Inkomen in Model 1, de Toevoeging van Politieke Voorkeur in Model 2 en de Toevoeging van Tijdsörientatie in Model 3.

Model B SE b R2 ΔR2 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie -.12 .27 .29 -.04 .13 .06 .55 -.00 .06 .02 .45 -.34 .17 .22 .11 .14 .19 .10 .09 .13 .18 .09 .09 .08 .13 .28* .06 .06 .51** .03 .02 .44** -.34** .07* .32 .41 .25** .10** Note. *p <.05 **p <.001.

(17)

Manipulatiecheck

Evenals bij de pre-test is gecontroleerd inhoeverre de organisaties verschillend worden beoordeeld in hun verbondenheid betreft het tegengaan van klimaatverandering. De One-Way ANOVA test laat zien dat de verbondenheid per conditie significant verschilde, F (1, 113) = 13.20, p <.001. De condities met Unilever werden minder geassocieerd met het tegengaan van klimaatverandering (Conditie 1: M = 2.71, SD = 0.90; Conditie 2: M = 2.81, SD = 0.91) dan de condities met The Ocean Cleanup (TOC) (Conditie 3: M = 3.78, SD = 1.17; Conditie 4: M = 4.10, SD = 1.18). Er is geen significant verschil gevonden in verbondenheid tussen de condities die dezelfde organisatie representeren.

Daarnaast is met een One-Way ANOVA getest of het onderscheid tussen PR-teksten duidelijk naar voren komt. De condities verschilden significant van elkaar betreft de

beoordeling van de tijdsfocus in de PR-teksten, F (3,113) = 5.47, p = .002. De teksten met een korte tijdsframe (Conditie 1 en 3) verschilden niet van elkaar, net als de teksten met een lange tijdsframe (Conditie 2 en 4). Opvallend is dat conditie 1 significant verschilde van zowel conditie 2 (MD = -0.81, SE = .31, p = .026) als 4 (MD = -1.16, SE = .31, p = .002), maar dat conditie 3 niet verschilde van de condities met een lange tijdsframe (Conditie 2 en 4).

De manipulatiecheck van soort organisatie is gelukt terwijl de manipulatie van

tijdsframe maar deels gelukt lijkt te zijn. Verschillen in conditie 3 moeten daardoor met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Hoofdanalyse MANCOVA: Verschil tussen condities

Voor het testen van de hypotheses is allereerst met een MANCOVA getoetst of de condities en andere meegenomen variabelen significant van elkaar verschilden op attitude en klimaatscepsis (Zie Tabel 3). Aan alle assumpties werd voldaan behalve die van gelijke regressiecoëfficiënten binnen de condities. Uit de test bleek dat de regressiecoëfficiënten van tijdsörientatie per conditie verschilde voor de variabele klimaatscepsis. Dit betekent dat de

(18)

regressiewaarde per conditie klimaatscepsis mogelijk anders voorspelt. In dit geval is het goed dat de regressiewaarden verschillen aangezien wordt verwacht dat tijdsörientatie in elke conditie een ander effect teweegbrengt.

Tabel 3. Weergave van MANCOVA Test Resultaten Met Attitude Organisatie en Klimaatscepsis als Afhankelijke Variabelen Vergeleken per Conditie en Inkomen, Politieke Voorkeur, Gender en Tijdsörientatie als Covariaten.

Variabele Wilks L Attitude

Organisatie Klimaatscepsis Conditie .93 0.17 2.06 Inkomen .97 1.42 0.73 Politieke Voorkeur .81** 0.20 20.21** Gender .95 4.71* 0.08 Tijdsörientatie .90* 3.35 5.26* Note. * p <.05 ** p <.001.

Uit de analyse bleek dat er geen significant hoofdeffect was van conditie op attitude of klimaatscepsis. Politieke voorkeur zorgde wel voor een verschil binnen de afhankelijke variabelen, Wilks L = .81, F (2,83) = 10.01, p <.001. Dit kleine effect was alleen voor de variabele klimaatscepsis (F (1,84) = 20.21, p <.001, ηp2 = .194). Tijdsörientatie zorgde ook voor een verschil, Wilks L = .90, F (2,83) = 4.46, p = .014, dit kleine effect was alleen voor klimaatscepsis (F (1,84) = 5.26, p = .024, ηp2 = .059). Gender heeft geen hoofdeffect in het model maar zorgde wel voor een klein effect op de mate van attitude (F (1,84) = 4.71, p = .033, ηp2 = .053).

Hoewel duidelijk is dat conditie alleen geen rol speelt in de mate van attitude of klimaatscepsis is niet duidelijk welke richting de effecten van tijdsörientatie, politieke voorkeur en gender opgaan.

(19)

Om de relatie en richting van de gevonden effecten te weergeven is dezelfde

hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd als eerder. Door middel van de select cases functie in SPSS konden de condities met elkaar worden vergeleken (Zie Tabel 4). Opvallend is dat in conditie 1 (PR-bericht van Unilever met korttijdsframe) het gehele model geen variantie van klimaatscepsis verklaarde en de meegenomen predictoren ook niet in verband stonden met klimaatscepsis.

In conditie 2 (PR-bericht van Unilever met langtijdsframe) voorspelde Model 2 significant 29% variantie van klimaatscepsis, F (3, 25) = 3.55, p = .032. Politieke voorkeur bleek de voorspellende predictor te zijn, b = .53, t = 2.71, p = .012. Dit betekent dat hoe hoger (hoe rechtser) men scoort op de politiekschaal, hoe hoger men scoort op de Climate Change Denial Scale. Het percentage verklaarde variantie nam in Model 3 significant toe met 19%, F (4,24) = 5.53, p = .003. Politieke voorkeur bleef een sterke voorspeller (b = .39, t = 2.23, p = .036) maar nam in gewicht af door de toevoeging van de significante voorspeller

tijdsörientatie, b = -.46, t = -2.94, p = .007. Dit betekent dat hoe hoger men scoort op de Time Orientation Scale, hoe lager men scoort op de Climate Change Denial Scale.

In Conditie 3 (PR-bericht van TOC met korttijdsframe) verklaarde Model 1 significant 41% variantie van klimaatscepsis, F (2, 18) = 6.21, p = .009. Hier bleek inkomen de

significante voorspeller (b = .54, t = 2.92, p = .009), hoe hoger men scoort op de

inkomensschaal, hoe hoger men scoort op de Climate Change Denial Scale. In Model 2 werd 18% extra variantie significant verklaard, F (3,17) = 8.18, p = .001. Inkomen verviel als significante predictor. Politieke voorkeur was ook voor Conditie 3 een significante

voorspeller, b = .47, t = 2.75, p = .014. Model 3 leverde geen extra verklaarde variantie op. De toevoeging van tijdsörientatie als voorspeller was niet significant maar zorgde dat zowel inkomen (b = .47, t = 2.59, p = .020) als politieke voorkeur (b = .52, t = 3.12, p = .007) significante predictoren waren.

(20)

In Conditie 4 (PR-bericht van TOC met langtijdsframe) voorspelde Model 2 57% variantie van klimaatscepsis significant, F (3,22) = 9.68, p <.001. Ook voor Conditie 4 was politieke voorkeur een significante voorspeller, b = .73, t = 4.63, p <.001. Model 3 verklaarde 16% extra variantie van klimaatscepsis, F (4,21) = 14,34, p <.001. Politieke voorkeur bleef een significante voorspeller maar verminderde in gewicht, b = .44, t = 2.92, p = .008. Net als in Conditie 2 was tijdsörientatie een significante voorspeller van klimaatscepsis, b = .52, t = -3.57, p = .002.

Al met al, kan worden gesteld dat individuele tijdsörientatie in combinatie met een lange tijdsframe in een PR-bericht een voorspellend effect heeft betreft de mate van klimaatscepsis. Hierbij geldt dat hoe meer men een langere tijdsörientatie aanhoudt in het dagelijks leven en een lange tijdsframe PR-bericht leest, hoe minder klimaat sceptisch men is. Aangezien dit effect niet werd gevonden bij de korte tijdsframe PR-berichten kan Hypothese

(21)

Tabel 4. Resultaten Hiërarchische regressie voor Alle Condities. Met als Afhankelijke Variabele Klimaatscepsis en een Modelopbouw van Gender en

Inkomen in Model 1, de Toevoeging van Politieke Voorkeur in Model 2 en de Toevoeging van Tijdsörientatie in Model 3.

Model B SE b R2 ΔR2 Conditie 1 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie -.26 .49 .05 -.16 .23 -.05 .31 -.09 .05 -.11 .30 -.27 .39 .22 .30 .30 .42 .23 .20 .30 .44 .23 .20 .21 .25 .05 .12 -.04 .32 .03 -.10 .30 -.26 .06 .14 .20 .08 .06 Conditie 2 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie -.20 .40 .28 -.14 .21 .03 .61 -.17 .38 .06 .46 -.36 .33 .44 .18 .29 .40 .19 .23 .26 .36 .17 .21 .13 .20 .34 .10 .04 .53* .19 .07 .39* -.46* .09 .29 .48 .21* .19*

(22)

Model B SE b R2 ΔR2 Conditie 3 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie .65 -.49 .48 .53 -.44 .30 .41 .64 -.39 .42 .44 .35 .27 .34 .16 .23 .29 .15 .15 .23 .28 .16 .14 .21 -.27 .54* -.24 .34 .47* -.21 .47* .52* .29 .41* .59 .65 .18* .06 Conditie 4 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie -.61 .72 .58 -.19 .56 .07 .83 .29 .17 -.03 .56 -.62 .46 .55 .30 .35 .40 .24 .18 .29 .34 .20 .17 .17 .28 .41 .22 .05 .73** .06 -.02 .44* -.52* .15 .57 .73 .42** .16**

Note. *p <.05 **p <.001. Conditie 1= Unilever*Korte tijdsframe; Conditie 2 = Unilever*Lange tijdsframe; Conditie 3 = TOC*Korte tijdsframe; Conditie 4 = TOC*Lange tijdsframe.

(23)

Hoofdanalyse hiërarchische regressieanalyse: Attitude Organisatie

Om de relatie en richting van de gevonden effecten voor de attitude betreft de organisaties te weergeven is eenzelfde hiërarchische regressieanalyse uitgevoerd (zie Tabel 5). Opvallend is dat het model en de meegenomen predictoren ook hier voor Conditie 1 geen variantie verklaarde. In Conditie 2 verklaarde Model 1 26% van de variantie, F (2,26) = 4.65, p = .019. Dit percentage werd met 1% verhoogd in Model 2 (F (3,25) = 3.10, p = .045. In Model 3 was een trend te zien, R2 = 4%, F (4,24) = 2.68, p = .056, wat betekent dat het model net geen extra variantie verklaarde. Hierbij was opvallend dat de modellen variantie

verklaarden maar geen van de predictoren significant de attitude betreft de organisaties voorspelden. In Conditie 3 en 4 verklaarde het model geen variantie en waren er geen significante voorspellers, op een trend in Conditie 4 na. Hier was tijdsörientatie net geen significante voorspeller van attitude, b = .51, t = 2.06, p = .052. De richting van het verband is positief, hoe hoger men scoort op de Time Orientation Scale, hoe hoger men scoort op de attitudeschaal wanneer TOC werd beoordeeld. Hypothese 3 en 4 kunnen aan de hand van deze analyses worden verworpen.

Voor Hypothese 5 is naast de regressieanalyse nogmaals gekeken naar de eerder uitgevoerde MANCOVA. Hoewel de analyse geen effect liet zien tussen attitude, conditie en de meegenomen controle variabelen, is alsnog gekeken naar de Pairwise Comparison voor extra informatie (zie Tabel 6 voor de gemiddelde scores op de attitudeschaal per conditie). Hieruit is op te maken dat Conditie 1 en Conditie 2 beide lager scoorden op de attitudeschaal dan Conditie 4 (Conditie1*Conditie 4: MD = 0.76, SD = 0.27, p = .003, BCI 95%, 1.320 | -0.201; Conditie 2*Conditie4: MD = -0.67, SD = 0.21, p = .010, BCI 95%, -1.223 | -0.113). Dit betekent dat Unilever een lagere beoordeling kreeg dan TOC. Dit effect was echter niet te zien tussen Conditie 3 en de Conditie 1 en 2. Hoewel deze resultaten aansluiten bij de eerder gevonden trend in Conditie 4, is er onvoldoende bewijs om Hypothese 5 aan te nemen.

(24)

Tabel 6. Weergave van Gemiddelde Score op Attitudeschaal Per Conditie Met Standarderror en

Lower- Upperbound Waardes.

Variabele M SE LB UB

Conditie 1 3.51 .14 3.236 3.779

Conditie 2 3.60 .13 3.333 3.867

Conditie 3 3.73 .19 3.350 4.114

Conditie 4 4.27 .16 3.958 4.577

Note. Conditie 1= Unilever*Tijdsörientatie kort, Conditie 2= Unilever*Tijdsörientatie lang, Conditie 3= TOC*Tijdsörientatie kort en Conditie 4= TOC*Tijdsörientatie lang. SES= Sociaal Economische status.

(25)

Tabel 5. Resultaten Hiërarchische regressie voor Alle Condities Met als Afhankelijke Variabele Attitude Organisatie en een Modelopbouw van Gender en

Inkomen in Model 1, de Toevoeging van Politieke Voorkeur in Model 2 en de Toevoeging van Tijdsörientatie in Model 3.

Model B SE b R2 ΔR2 Conditie 1 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie -.81 .70 .00 -.80 .70 .00 .01 -.80 .69 .00 .01 -.00 .32 .42 .24 .34 .47 .26 .23 .35 .51 .27 .23 .24 .33 .00 .33 .00 .01 .32 .00 .01 -.00 .11 .11 .11 .00 .00 Conditie 2 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie -.50 .43 -.25 -.51 .46 -.21 -.10 -.49 .39 -.22 -.04 .15 .25 .35 .14 .26 .36 .17 .20 .26 .36 .17 .21 .13 .24 -.34 .26 -.29 -.10 .22 -.30 -.04 .21 .26* .27* .31a .01 .04

(26)

Model B SE b R2 ΔR2 Conditie 3 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie -.52 .52 -.19 -.49 .51 -.15 -.09 -.42 .55 -.07 -.06 .26 .32 .39 .20 .33 .40 .22 .20 .34 .41 .24 .20 .29 .30 -.22 .29 -.18 -.11 .32 -.08 -.07 .24 .14 .15 .20 .01 .04 Conditie 4 Model 1 Constant Gender Inkomen Model 2 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Model 3 Constant Gender Inkomen Politieke Voorkeur Tijdsörientatie .65 -.03 -.32 .68 -.04 -.35 .05 .47 .24 -.28 .29 .44 .35 .42 .23 .37 .43 .26 .19 .36 .43 .25 .21 .21 -.02 -.31 -.02 -.34 .06 .13 -.27 .35 .51a .09 .09 .25 .00 .15

Note. *p <.05 **p <.001. Conditie 1= Unilever*Korte tijdsframe; Conditie 2 = Unilever*Lange tijdsframe; Conditie 3 = TOC*Korte tijdsframe; Conditie 4 = TOC*Lange tijdsframe. a = Trend Conditie 2, Model 3: 4%, F (2,24) = 2.68, p = .056. b = Trend Tijdsörientatie: b = .51, t = 2.06, p = .052.

(27)

Discussie

Deze experimentele studie onderzocht inhoeverre tijdsframing in PR-berichten en het soort organisatie (klimaat gefocust vs. klimaat neutraal) zowel de attitude ten opzichte van de organisatie als de mate van klimaatscepsis bij consumenten kan beïnvloeden. Hierbij werd verwacht dat zowel framing als soort organisatie onvoldoende is om een effect te vinden, maar dat met de toevoeging van de individuele tijdsörientatie wel een effect tussen condities kan worden gevonden.

Allereerst bleek dat tijdsörientatie en politieke voorkeur voorspellers zijn van klimaatscepsis (zonder te differentiëren in conditie). Dit is in lijn is met eerder onderzoek (Rutjens et al., 2017a; 2017b; de Boer, 2018) en houdt in dat hoe meer men georiënteerd is op de toekomst, hoe minder klimaat sceptisch men is (en andersom) en dat hoe meer men

politiekrechts georiënteerd is, hoe meer klimaat sceptisch men is (en andersom). Daarnaast bleek politieke voorkeur in voorspellende waarde af te nemen wanneer tijdsörientatie aan het model werd toegevoegd, ook dit is in lijn met eerder onderzoek (de Boer, 2018).

De resultaten tonen daarnaast dat tijdsörientatie in de condities waar een lange tijdsframe in de PR-tekst is toegepast klimaatscepsis significant voorspelde. Hoe meer men gefocust is op de toekomst, hoe minder sceptisch men is over klimaatverandering (en andersom). Deze bevinding is in lijn met de vooropgestelde verwachting en laat zien dat wanneer men gericht is op de toekomst en een lange termijn tijdsframe wordt gebruikt in een PR-bericht, deze elkaar complimenteren en dit geassocieerd wordt met een mindere mate van klimaatscepsis. Hierbij speelt de afzender van het PR-bericht geen rol. Daarentegen blijkt, tegen verwachting in, dat individuele tijdsörientatie geen effect heeft bij de condities waar een korte tijdsframe is toegepast. Dit resultaat is afwijkend van eerder onderzoek waaruit blijkt dat frames het beste werken wanneer zij de individuele tijdsörientatie van de deelnemer complimenteren (Zhao et al., 2012; Martin & Marrington, 2005; Kees, 2011). Hoe het kan dat

(28)

het effect alleen optreedt bij individuen die een lange tijdsörientatie aanhouden kan mogelijk worden verklaard door effecten van greenwashing. Bij greenwashing gebruikt een organisatie externe communicatie (zoals het publiceren van PR-berichten, advertenties of logo’s op verpakkingen) om bij stakeholders milieuvriendelijker en duurzamer over te komen dan de organisatie in werkelijkheid is (Prexl & Signitzer, 2007; Lorenzoni et al., 2007). Hierdoor zijn consumenten argwanend over de “groene” intenties en advertenties van organisaties (Bickart & Ruth, 2012; Do Paço & Reis, 2012; Fowler & Close, 2012). Mogelijk werden deelnemers die de PR-berichten lazen met een korte tijdsframe argwanend. Deze PR-berichten stelden namelijk dat de uitgevoerde interventie direct voor een ontlasting van het klimaat zorgde. De kans bestaat dat deelnemers dit directe effect onwaarschijnlijk vonden en daardoor sceptisch zijn geworden over de “groene” intenties van de organisatie. Vervolgonderzoek zou scepsis betreft de intentie van de organisatie kunnen meenemen om te onderzoeken of deze verklaring juist is.

Daarnaast vond dit onderzoek dat in alle condities, behalve conditie 1, politieke voorkeur klimaatscepsis voorspelde. Hierbij bleek dat hoe meer rechtspolitiek georiënteerd men was, hoe meer sceptisch men was over klimaatverandering (en andersom). De link tussen politieke voorkeur en klimaat is dus net als in eerdere onderzoeken aanwezig (Rutjens et al., 2017a; 2017b; de Boer, 2018; Baldwin & Lammers, 2016). Daarnaast blijken frame en politieke voorkeur elkaar niet te versterken wat niet in lijn is met eerder onderzoek (Baldwin & Lammers, 2016). Mogelijk wordt hier geen effect gevonden omdat de gebruikte frames waren gericht op het complimenteren van individuele tijdsörientatie in plaats van politieke voorkeur. Dit zou betekenen dat bij vervolgonderzoek frames gebruikt kunnen worden die goed aansluiten bij politieke voorkeur. Dit zou net als bij Baldwin & Lammers (2016) frames kunnen zijn die het vasthouden van de huidige staat van de omgeving beschrijven

(29)

omgeving beschrijven (complimenteert een politiek linkse oriëntatie). Mogelijk wordt dan wel een effect gevonden tussen politieke voorkeur en framing op klimaatscepsis.

Tevens blijkt uit het huidige onderzoek dat de combinatie van individuele

tijdsörientatie en framing geen effect heeft op de attitude ten opzichte van een organisatie. Dit resultaat is niet in lijn met eerder onderzoek dat laat zien dat tijdsframing en tijdsörientatie (en de combinatie ervan) attitudes en de reputatie van organisaties kunnen beïnvloeden (Baldwin & Lammers, 2016; Bodenhausen, 1990; Martin & Marrington, 2005; Ruth & York, 2004; Tangari et al., 2010). Aangezien er trends zijn gevonden in de richting van de verwachte resultaten, wordt een mogelijke verklaring voor dit onverwachte resultaat gevonden in een beperking van dit huidige onderzoek.

Beperkingen

Zoals hierboven beschreven kan het vinden van onverwachte resultaten mogelijk worden verklaard door tekortkomingen in het onderzoek. Het niet vinden van een effect van tijdsörientatie en framing op attitude is mogelijk te verwijten aan de gebruikte schaal voor het meten van attitude. Deze bestond namelijk maar uit een item waarbij werd gevraagd

inhoeverre deelnemers de organisatie positief of negatief beoordeelde. Over het algemeen worden bij het uitvragen van een construct, zoals attitude, meerdere items gebruikt. Dit verhoogt niet alleen de betrouwbaarheid maar ook de validiteit van de meting (Field, 2014). Gezien de grote van deze studie is ervoor gekozen om de schaal klein te houden, met als consequentie dat onduidelijk is inhoeverre de resultaten met betrekking tot attitude representatief zijn. In vervolgonderzoek is het van belang om voor het onderzoeken van attitude in relatie tot tijdsörientatie en framing, schaal te gebruiken bestaande uit meerdere items. Pas daarna kan een uitspraak worden gedaan over de representativiteit van de gevonden resultaten in dit huidige onderzoek.

(30)

Een andere limitatie in dit onderzoek was de verdeling van deelnemers over de condities. Zoals eerder beschreven zaten in conditie 3 (PR-bericht met korte tijdsframe met als afzender The Ocean Cleanup) minder personen in vergelijking met de andere condities. Wanneer de verdeling tussen groepen niet gelijk is kan dit effect hebben op de gemiddelde scores per meetschaal. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de manipulatiecheck. Hoewel in de pre-test de tijdframes duidelijk van elkaar verschilden, kwam in de manipulatiecheck naar voren dat conditie 3 (PR-bericht met korttijdsframe) niet verschilde van de condities met een lange tijdsframe (conditie 2 en 4). Aangezien maar twee soorten frames zijn gebruikt, is het aannemelijk dat dit resultaat is beïnvloed door het lagere aantal deelnemers in conditie 3. Een ander voorbeeld is te vinden in de beoordeling van de organisaties. Hierin was te zien dat, zoals verwacht, The Ocean CleanUp positiever werd beoordeeld dan Unilever (ongeacht de individuele tijdsörientatie of gebruikte frame) maar dat dit alleen gold voor conditie 4 (TOC) in vergelijking met Conditie 1 en 2 (Unilever). Hoewel conditie 3 ook TOC representeert werd hier geen positievere attitude gevonden in vergelijking met de Unilever condities. Ook hier is het aannemelijk dat het resultaat is beïnvloed door een lagere aantal deelnemers in conditie 3. Vervolgonderzoek zal extra kunnen letten op het verkrijgen van gelijke aantallen in condities om dit soort invloeden uit te kunnen sluiten.

Conclusie

Al met al, geven de resultaten van dit onderzoek weer dat alleen het framen van PR-berichten onvoldoende is om de klimaatscepsis van consumenten te verminderen. Hiervoor moet ook rekening worden gehouden met de dagelijkse tijdsörientatie die consumenten aanhouden. Voor nu is te concluderen dat consumenten die op de toekomst zijn gericht en een lange tijdsframe in een PR-bericht lezen, minder sceptisch zijn dan consumenten die een korte tijdsörientatie aanhouden of een korte tijdsframe PR-bericht lezen. Het lijkt daarnaast niet uit te maken welke organisatie haar groene intenties communiceert, dit is goed nieuws voor

(31)

organisaties die een minder sterk imago hebben betreft duurzaamheid. Organisaties kunnen dus gebruik maken van tijdsframes in hun communicatie betreft klimaatgerichte interventies maar zouden hierbij rekening moeten houden met de algemene tijdsörientatie van hun doelgroep. Dit onderzoek heeft niet kunnen aantonen dat het framen van tijd als

communicatiestrategie ook een positievere attitude oplevert en daarmee bijdraagt aan een positieve bedrijfsreputatie. Aangezien er wel aanknopingspunten zijn gevonden voor zo’n mogelijk effect, is het relevant om in vervolgonderzoek de onderzoeksmethode te herhalen maar waarbij de attitude wordt gemeten aan de hand van meerdere items. Hoewel dit

onderzoek bijdraagt aan de puzzel betreft het communiceren van klimaatgerichte interventies, is er geen communicatiestrategie gevonden voor consumenten die een korte tijdsörientatie aanhouden. Vervolgonderzoek zou hier specifiek op kunnen focussen aangezien dit ook de doelgroep is die wordt gerelateerd aan het hebben van een klimaat sceptische houding (de Boer, 2018; Rutjens et al., 2017a; 2017b). Daarnaast is het van belang dat vervolgonderzoek kijkt inhoeverre korte tijdsframes niet een averechts effect opleveren bij het communiceren van klimaatgerichte interventies door organisaties.

Literatuurlijst

Adam, B. (2011). Wendell Bell and the sociology of future: Challenges past, present, and future. Futures, 43, 590–595. Doi:10.1016/j.futures.2011.04.007

Apostolidis, T., Fieulaine. N., & Soulé, F. (2006). Future time perspective as predictor of cannabis use: Exploring the role of substance perception among French adolescents. Addict. Behav. 31, 2339–2343. Doi:10.1016/j.addbeh.2006.03.008

Baldwin, M., & Lammers, J. (2016). Past-focused environmental comparisons promote proenvironmental outcomes for conservatives. PNAS, 113(52), 14953-14957. Doi:10.1073/pnas.1610834113

(32)

Benford, R. D., & Snow, D. A. (2000). Framing processes and social movements: An overview and assessment. Annual review of sociology, 26(1), 611-639.

Doi:10.1146/annurev.soc.26.1.611

Bodenhausen, G. V. (1990). Stereotypes as judgemental heuristics: Evidence of circadian variations in discrimination. Psychological Science, 1, 319–322. Doi:10.1111/j.1467-9280.1990.tb00226.x

Bonini, S., & Gorner, S. (2012). The business of sustainability. Silicon Valley, CA: McKinsey. Opgehaald op 20 juli 2019, van

file:///Users/MaritdeBoer/Downloads/SRP_11_Bizsustainability.pdf

Borup, M., Brown, N., Konrad, K., & van Lente, H. (2006). The sociology of expectations in science and technology. Technology Analysis & Strategic Management, 18, 285–298. Doi:10.1080/09537320600777002

Brown, A.D., & Starkey, K. (1994). The effect of organizational culture on communication and information. Journal of Management Studies, 31(6), 807-828. Doi:10.1111/j.1467-6486.1994.tb00640.x

Bickart, B. A., & Ruth, J. A. (2012). Green eco-seals and advertising persuasion. Journal of Advertising, 41(4), 51–67. Doi:10.1080/00913367.2012.10672457

Bridges, J. A. (2004). Corporate issues campaigns: Six theoretical

approaches. Communication Theory, 14(1), 51-77. Doi:10.1111/j.1468-2885.2004.tb00303.x

Chancel, L., & Piketty, T. (2015). Carbon and inequality: From Kyoto to Paris. Paris School of Economics, Parijs.

Chandran, S., & Menon, G. (2004). When a day means more than a year: Temporal framing on judgements of health risk. Journal of Consumer Research, 31, 375-389.

(33)

De Boer, M. P. M. (2018). Klimaatveranderingsscepsis, een kwestie van tijd? (Niet gepubliceerde masterthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland. Do Paço, A. M. F., & Reis, R. (2012). Factors affecting skepticism toward green

advertising. Journal of advertising, 41(4), 147-155. Doi:10.1080/00913367.2012.10672463

Donaldson, T., & Preston, L. E. (1995). The stakeholder theory of the corporation: Concepts, evidence, and implications. The Academy of Management Review, 20(1), 65-91. Doi:10.2307/258887

Du, S., Bhattacharya, C.D., & Sen, S. (2010). Maximizing business returns to corporate social responsibility (CSR): The role of CSR communication. International Journal of Management Reviews, 12(1), 8-19. Doi:10.1111/j.1468-2370.2009.00276.x Entman, R. M. (2007). Framing bias: Media in the distribution of power. Journal of

communication, 57(1), 163-173. Doi:10.1111/j.1460-2466.2006.00336.x

Fassin, Y. (2009). The stakeholder model refined. Journal of Business Ethics, 84, 113-135. Doi:10.1007/s10551-008-9677-4

Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A. G., & Buchner, A. (2007). G*Power 3: A flexible statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical sciences. Behavior Research Methods, 39, 175-191. Doi:10.3758/BF03193146

Field, A. (2014). Discovering statistiscs using IVM SPSS statistics (4 ed.). London: SAGE. Fowler, A. R., & Close, A. G. (2012). It ain't easy being green: Macro, meso, and micro green

advertising agendas. Journal of Advertising, 41(4), 119-132. Doi:10.1080/00913367.2012.10672461

Glaas, E., Gammelgaard Ballantyne, A., Nestet, T., Linnér, B., Navarra, C., Johansson, J., Opach, T., Ketil Rød, J., & Goodsite, M.E. (2015). Facilitating climate change adaptation through communication: Insights from the development of a visualization

(34)

tool. Energy Reseach & Social Science, 10, 57-61. Doi:10.1016/j.erss.2015.06.0122214-6296

Gleim, M. R., Smith, J. S., Andrews, D., & Cronin, J. J. (2013). Against the green: A multi-method examination of the barriers to green consumption. Journal of Retailing, 89(1), 44-61. Doi:10.1016/j.jretai.2012.10.001

Greenwood, M. (2007). Stakeholder engagement beyond the myth of corporate responsibility. Journal of Business Ethics, 74, 315–327. Doi:0.1007/sl0551-007-9509-y

Häkkinen, K., & Akrami, N. (2014). Ideology and climate change denial. Personality and Individual Differences, 70, 62-65. Doi:10.1016/j.paid.2014.06.030

Hansson, S. O. (2017). Science denial as form of pseudoscience. Studies in History and Philosophy of Science, 63, 39-47. Doi:10.1016/j.shpsa.2017.05.002

Hofstede, G., & Minkov, M. (2010) Long- versus shortterm orientation: New perspectives. Asia Pacific Business Review, 16(4), 493-504. Doi:10.1080/13602381003637609 Hu, S., Jia, X., Zhang, X., Zheng, X., & Zhu, J. (2017). How political ideology affects climate

perception: Moderation effects of time orientation and knowledge. Resources, Conservation & Recycling, 127, 124-131. Doi:10.1016/j.resconrec.2017.09.003 IPCC. (2013). Climate change 2013: The physical science basis. Opgehaald op 17 april 2019,

van http://www.klimaatscenarios.nl/images/Brochure_KNMI14_NL.pdf

Jylhä, K. M., & Akrami, N. (2015). Social dominance orientation and climate change denial: The role of dominance and system justification. Personality and Individual

Differences, 86, 108-111. Doi:10.1016/j.paid.2015.05.041

Kees, J. (2011). Advertising framing effects and consideration of future consequences. The Journal of Consumer Affairs, 45(1) ,7–32. Doi:10.1111/j.1745-6606.2010.01190.x KNMI. (2015). Klimaat scenario’s voor Nederland. Opgehaald op 17 april 2019, van

(35)

Kruger, D.J., Reischl, T., & Zimmerman, M.A. (2008). Time perspective as a mechanism for functional developmental adaptation. J. Soc. Evol. Cult. Psychol. 2, 1–22.

Doi:10.1037/h0099336

Lewandowsky, S., & Oberauer, K. (2016). Motivated rejection of science. Current Directions in Psychological Science, 25(4), 217-222. Doi:10.1177/0963721416654436

Lorenzoni, I., Nicholson-Cole, S., & Whitmarsh, L. (2007). Barriers perceived to engaging with climate change among the UK public and their policy implications. Global Environmental Change, 17(3–4), 445–459. Doi:10.1016/j.gloenvcha.2007.01.004 Martin, P.Y., & Marrington, S. (2005). Morningness–eveningness orientation, optimal

time-of-day and attitude change: Evidence for the systematic processing of a persuasive communication. Personality and Individual Differences, 39, 367–377.

Doi:10.1016/j.paid.2005.01.021

McGinn, D. (2009). The greenest big companies in America. Newsweek, 154(13), 34-54. Opgehaald op 20 april 2019, met LexisNexis licentie Universiteit van Amsterdam. Meise, J. N., Rudolph, T., Kenning, P., & Phillips, D. M. (2014). Feed them facts: Value

perceptions and consumer use of sustainability-related product information. Journal of Retailing and Consumer Services, 21(4), 510-519.

Doi:10.1016/j.jretconser.2014.03.013

Met Office. (2015). Food insecurity and climate change technical report. Crown Copyright, United Kingdom.

Nerlich, B., Koteyko, N., & Brown, B. (2010). Theory and language of climate change communication. WIREs Climate Change, 1, 97-110. Doi:10.1002/wcc.002

Prexl, A., & Signitzer, B. (2007). Corporate sustainability communications: Aspects of theory and professionalization. Journal of Public Relations Research, 20(1), 1-19.

(36)

Price, V., Tewksbury, D., & Powers, E. (1997). Switching trains of thought: The impact of news frames on readers’ cognitive responses. Communication Research, 24, 481-506.

Doi:10.1177/009365097024005002

Reilly, A.H., & Hyan, K.A. (2014). Corporate communication, sustainability, and social media: It’s not easy (really) being green. Business Horizons, 57, 747-758.

Doi:10.1016/j.bushor.2014.07.008

Ruth, J. A., & York, A. (2004). Framing information to enhance corporate reputation: The impact of message source, information type, and reference point. Journal of Business Research, 57, 14-20. Doi:10.1016/S0148-2963(02)00270-9

Rutjens, B. T., Heine, S. J., Sutton, R. M., & van Harreveld, F. (2017a). Attitudes towards science. Advances in Experimental Social Psychology, 57, 125-165.

Doi:10.1016/bs.aesp.2017.08.001

Rutjens, B. T., Sutton, R. M., & van der Lee, R. (2017b). Not all skepticism is equal: Exploring the ideological antecendents of science acceptance and rejection. Personality and Social Psychology Bulletin, 44(3), 384–405.

Doi:10.1177/0146167217741314

Schechter, D.E., & Francis, C.M. (2010). A life history approach to understanding youth time preference. Hum. Nat. 21, 140–164. Doi:10.1007/s12110-010-9084-2

Schlechtweg, H. P. (1996). Media frames and environmental discourse: The case of “focus: Logjam”. In J. Cantrill & C. L. Oravec (Eds.), The symbolic earth: Discourse and our creation of the environment (pp. 257-277). Lexington, KY: University of Kentucky Press.

Strathman, A., et al., (1994). The consideration of future consequences: weighing immediate and distant outcomes of behavior. J. Pers. Soc. Psychol. 66 (4), 742–752.

(37)

Tangari, A.H., Garretson Folse, J.A., Burton, S., & Kees, J. (2010). The moderating influence of consumers' temporal orientation on the framing of societal needs and corporate responses in cause-related marketing campaigns. Journal of Advertising, 39(2), 35-50. Doi:10.2753/JOA0091-3367390203

The Ocean Cleanup. (2019). About us. Opgehaald op 20 juni 2019, van https://theoceancleanup.com/about/

Unilever. (2019). Over ons. Opgehaald op 27 juni 2019, van https://www.unilever.nl/about/ Van Marrewijk, M., & Werre, M. (2003). Multiple levels of corporate sustainability. Journal

of Business Ethics, 44(2-3), 107-119. Doi:10.1023/A:1023383229086

Wæraas, A., & Byrkjeflot, H. (2012). Public sector organizations and reputation management: Five problems. International Public Management Journal, 15(2), 186-206.

Doi:10.1080/10967494.2012.702590

Waller, R.L., & Conaway, R.N. (2011). Framing and counter framing the issue of corporate social responsibility: The communication strategies of Nikebiz.com. Journal of Business Communication, 48(1), 83-106. Doi:10.1177/0021943610389752

Zhao, X., Villagran, M.M., Kreps, G.L., & McHorney, C. (2012). Gain versus loss framing in adherence-promoting communication targeting patients with chronic diseases: The moderating effect of individual time perspective. Health Communication, 27(1), 75-85. Doi:10.1080/10410236.2011.569002

Zimbardo, P. G., Boyd, J.N. (2015). Putting time in perspective: A valid, reliable individual differences metric. In M. Stolarski, N. Fieulaine & W. van Beek (Eds.), Time

perspective theory; review, research and application: essays in honor of Philip G. Zimbardo (pp. 17–55). Cham, Switzerland: Springer International Publishing.

(38)

Appendix A

ONDERZOEKSOPZET

INTRODUCTIE EXPERIMENT

Nogmaals bedankt voor uw deelname! U krijgt na het beantwoorden van een vraag een PR-tekst te zien van de organisatie Unilever/The Ocean Cleanup.

-

Deelnemer krijgt een van de twee organisatie beschrijvingen te lezen, afhankelijk van de conditie waarin men is geplaatst

Unilever is een merkenhuis wat verschillende merken onder zich heeft zoals Lipton, Axe, Knorr en Dove. De organisatie verkoopt wereldwijd voedings- en verzorgingsproducten levert aan Retail winkels, die vervolgens weer worden verkocht aan de consument.

The Ocean Cleanup is een non-profit organisatie dat nieuwe technologieën ontwikkeld om de plastic soep in de oceanen op te kunnen vangen. De organisatie heeft als doel om binnen vijf jaar de helft van de plastic soep met hun drijvende opvangsystemen te hebben opgeruimd.

-

Lees de tekst goed door en neem hiervoor zo veel tijd als u nodig heeft. Na het lezen van de tekst kunt u doorgaan naar het volgende onderdeel van dit onderzoek.

Organisatie en Duurzaamheid

Voordat u de PR-tekst krijgt te lezen, zijn wij benieuwd naar uw persoonlijke mening betreft de organisatie. In hoeverre is volgens u de organisatie betrokken en verbonden bij het thema klimaatverandering?

1---2---3---4---5 Niet betrokken/verbonden Erg betrokken/verbonden *** EXPERIMENT

4 x PR-teksten (zie Appendix B)

Deelnemers worden random aan een conditie toegewezen

***

INTRODUCTIE VRAGEN BETREFT PR-TEKST

Hier volgen een aantal vragen betreft de PR-tekst die u net heeft gelezen.

VRAGEN PR-TEKST Attitude

Hoe zou u na het lezen van de PR-tekst de organisatie beoordelen? Gebruik hiervoor de schaal (1 = erg negatief, 5 = erg positief).

(39)

1---2---3---4---5 Erg

negatief positief Erg

Tijdsframing

Geef op de schaal hieronder aan op welke tijd het gevolg van het duurzaamheidsinitiatief van de organisatie het meest gericht was?

1---2---3---4---5 Het hier-en-nu De toekomst/later ***

INTRODUCTIE KLIMAATSCEPSIS SCHAAL

Nu volgen een aantal stellingen over klimaatverandering. Op een schaal van 1 – 5 kunt u aangeven in hoeverre u het persoonlijk eens (erg mee oneens = 1) of oneens (erg mee eens = 5) bent met een bepaalde stelling.

***

KLIMAATVERANDERINGSONTKENNING SCHAAL

Geef alstublieft aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende statements. Gebruik hiervoor de schaal hieronder.

Erg mee oneens (1) --- Beetje mee oneens (2) --- Niet mee eens niet mee oneens (3) --- Mee eens (4) --- Erg mee eens (5)

1. Ik denk dat het niet dat het voor de hand liggend is dat het klimaat op aarde in de afgelopen eeuw warmer is geworden.

2. Ik vind het moeilijk te geloven dat het klimaat op aarde echt aan het veranderen is. 3. Naar mijn mening vertoont het klimaat een duidelijke temperatuurstijging.

4. De klimaatverandering waar dagelijks over wordt gepraat, is veroorzaakt door mensen en niet door natuurlijke verschijnselen/veranderingen. *

5. Het opwarmen van de aarde is een natuurlijk proces en is niet afhankelijk van menselijke invloed. 6. De temperatuur op aarde varieert door natuurlijke processen, mensen hebben niks met deze variatie

te maken.

7. Klimaatverandering heeft een negatief effect op de aarde. *

8. Klimaatverandering heeft op geen manier effect op het leven op aarde.

9. Ik denk dat wij als mensen, de effecten van klimaatveranderingen niet eens zullen merken. 10. De zogenaamde “klimaatdreiging” is overdreven.

11. De ernst van klimaatverandering wordt in de media overdreven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

§ heeft vaardigheden op het gebied van het bewerken van materialen voor precisietechniek § kan methoden en theorieën die betrekking hebben op het maken van instrumenten toepassen §

Tegen het einde van de proef werden eveneens oogstrijpe vruchten be­ monsterd en onderzocht- In tabel 9 zijn de gevonden

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

De verwaarlozing van de achttiende eeuw in Nederlandse migratiestudies wordt gecompenseerd door de Nederlandse maritieme arbeidsmarkt vanaf het begin van de zeventiende tot het

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

De laagste gemiddelde leeftijd (37 jaar) hebben degene met een af- wijkend bedrijfstype (speciale bedrijven)? voor dit soort bedrijven is kennelijk meer animo bij de jongere

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*