• No results found

Impact verplichte toelichting van het honorarium voor onderzoek van de jaarrekening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Impact verplichte toelichting van het honorarium voor onderzoek van de jaarrekening"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Marcel van Aalzum

Studentnummer: 1747924

Master Accountancy HBO AC zij-instroom

Rijksuniversiteit Groningen

Drachten, 12 mei 2013

Impact verplichte toelichting

van het honorarium voor

onderzoek van de jaarrekening

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn afstudeerscriptie, welke is gemaakt ter afsluiting van mijn opleiding Master Accountancy HBO AC zij-instroom. Dit onderzoek richt zich met name op de impact van de verplichte toelichting van het

honorarium van de jaarrekeningcontrole op de hoogte van het honorarium. De aanleiding voor het onderzoek is de verplichting voor ondernemingen om met ingang van de jaarrekening over 2008 de accountantskosten te vermelden.

Ik wil in de eerste plaats prof. dr. D.A. de Waard bedanken voor de begeleiding die ik van hem heb gekregen bij het schrijven van deze scriptie. Daarnaast wil ik mijn werkgever bedanken voor het beschikbaar stellen van tijd om de scriptie af te ronden.

Ten slotte wil ik mijn vriendin en mijn familie bedanken die mij tijdens het schrijven van de scriptie hebben gesteund.

Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn scriptie. Drachten, 12 mei 2013

Marcel van Aalzum

Faculteit economie en bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen

(3)

Samenvatting

Door de financiële crisis is de discussie over het functioneren van accountants opnieuw opgelaaid. Er worden vragen gesteld bij de rol van de accountant waarbij de kritiek van verschillende kanten komt. In deze moeilijke periode zien veel accountantskantoren hun omzet onder druk staan en kosten toenemen. Opdrachtgevers worden kostenbewuster en stellen zich daarom kritisch op tegenover de prijs en de geleverde dienst. Dit heeft de druk op tarieven verder opgevoerd en het verhevigt de onderlinge concurrentie.

Sinds medio 2008 (27 juni 2008) is het wettelijk verplicht in Nederland om de accountantskosten in de

jaarrekening te vermelden. In de toelichting bij jaarrekeningen van grote ondernemingen die zijn opgemaakt op of na 27 juni 2008 moet informatie over de omvang en samenstelling van de honoraria van de

accountantsorganisatie zijn opgenomen. Ondernemingen zijn verplicht de accountantskosten in vier categorieën in de jaarrekening te vermelden: honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening, honoraria voor andere controleopdrachten, honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein en honoraria voor andere niet-controlediensten.

In deze scriptie is voor de jaren 2007 t/m 2011 getoetst of de verplichte toelichting van het honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening heeft geleid tot significante verlaging van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening. Als sample zijn 41 Nederlandse bedrijven, welke gedurende de periode 2007 - 2011 genoteerd stonden aan de AEX en AMX, genomen.

De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal staat is: “In welke mate wordt het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening structureel beïnvloed vanaf boekjaar 2009 na de verplichte toelichting hiervan in de jaarrekening vanaf boekjaar 2008”. De hoofdvraag is getoetst doormiddel van drie hypotheses. Bij alle drie de hypotheses kan geen significant verband worden aangetoond. Hierdoor kan geen van de drie hypotheses aangenomen worden. Volgens dit onderzoek heeft de verplichte toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole geen significante invloed gehad op de hoogte van het honorarium. Het antwoord op de hoofdvraag is dan ook dat de verplichte toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole geen dalend effect heeft op de hoogte van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening.

Daarnaast is een hypothese opgesteld welke in gaat op de vraag of de wisseling van accountant leidt tot een verlaging van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat bij wisseling van accountant niet met een significante zekerheid voorspeld kan worden dat het honorarium voor de jaarrekeningcontrole zal dalen.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 5

1.1 Aanleiding en relevantie van het onderzoek ... 5

1.2 Hoofd en deelvragen ... 5 1.3 Vooruitblik ... 6 2. Literatuur ... 7 2.1 Theorie ... 7 2.1.1 Prijs ... 7 2.1.2 Concurrentie ... 8 2.2 Wet- en regelgeving ... 9

2.2.1 Verplichte toelichting accountantskosten ... 9

2.2.2 Verantwoording accountantskosten ... 10 2.2.3 Nederlandse beursen ... 11 2.2.4 Prijsindex ... 11 3. Onderzoeksopzet ... 12 3.1 Dataverzameling ... 12 3.2 Selectie bedrijven ... 12 3.3 Variabelen ... 13 3.4 Hypotheses ... 14 3.4.1 Hypothese I ... 14 3.4.2 Hypothese II ... 14 3.4.3 Hypothese III ... 14 3.4.4 Hypothese IV ... 15 3.5 Regressie analyse ... 15 4. Resultaten ... 17 4.1 Beschrijvende statistiek ... 17 4.1.1 Onafhankelijke variabele I ... 17 4.1.2 Onafhankelijke variabele II ... 18

4.1.3 Onafhankelijke variabele III ... 18

4.1.4 Onafhankelijke variabele IV ... 19 4.1.5 Afhankelijke variabele ... 20 4.2 Verklarende statistiek ... 21 4.2.1 Hypothese I ... 21 4.2.2 Hypothese II ... 21 4.2.3 Hypothese III ... 22 4.2.3 Hypothese IV ... 23 5. Conclusie ... 26 5.1 Introductie ... 26 5.2 Conclusie ... 26

5.3 Beperkingen in het onderzoek ... 29

5.4 Vervolg onderzoek ... 29

Referenties ... 30

Bijlagen ... 31

Bijlage I SPSS uitslagen hypothese I ... 32

Bijlage II SPSS uitslagen hypothese II ... 34

(5)

1. Inleiding

In dit hoofdstuk zal de lezer beter inzicht krijgen in het uitgevoerde onderzoek. Na het lezen van dit hoofdstuk zal de lezer in staat zijn zich een goed beeld te vormen van de relevantie van het onderzoek. In paragraaf één komt de aanleiding en relevantie van het onderzoek naar voren. In paragraaf twee worden de hoofdvraag en de deelvragen beschreven. Paragraaf drie geeft de opbouw van dit onderzoek weer.

1.1 Aanleiding en relevantie van het onderzoek

Sinds medio 2008 (27 juni 2008) is het in Nederland wettelijk verplicht om de accountantskosten in de jaarrekening te vermelden. In de toelichting bij jaarrekeningen van grote ondernemingen die zijn opgemaakt op of na 27 juni 2008 moet informatie over de omvang en samenstelling van de honoraria van de

accountantsorganisatie zijn opgenomen. Deze verplichting vindt zijn oorsprong in de Europese richtlijn, die de transparantie van de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie bevordert. Ondernemingen zijn verplicht de accountantskosten in vier categorieën in de jaarrekening te vermelden: honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening, honoraria voor andere controleopdrachten, honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein en honoraria voor andere niet-controlediensten.

De nieuwe regels zijn het gevolg van de discussies over de onafhankelijkheid van de controlerend accountant, na de boekhoudschandalen begin deze eeuw. Een scheve verhouding tussen controle- en adviesdiensten kan de onafhankelijkheid van de accountant onder druk zetten. Het doel van de nieuwe door de Europese Commissie ingevoerde regel is de gebruiker inzicht te geven in de verhouding tussen geleverde audit- en adviesdiensten, en zo maximale transparantie te verschaffen.

De accountant staat nog altijd in het middelpunt van de belangstelling. Door de financiële crisis is de discussie over het functioneren van accountants opgelaaid. Er worden vragen gesteld bij de rol van de accountant waarbij de kritiek van verschillende kanten komt. Hoewel de discussie zich toespitst op de wettelijke controles worden via de reputatie van het beroep alle kantoren beïnvloed. In deze moeilijke omgeving zien veel

accountantskantoren hun omzetten onder druk staan en kosten toenemen. Opdrachtgevers worden kostenbewuster en stellen zich daarom kritisch op tegenover de prijs en de geleverde dienst. Dit heeft de druk op tarieven verder opgevoerd en verhevigde de onderlinge concurrentie. Om het kwaliteitsniveau op peil te kunnen houden, moesten daarnaast de investeringen (in IT-systemen en vakinhoudelijke opleidingen) op minimaal hetzelfde niveau blijven, waardoor de druk op de marges nog verder wordt opgevoerd.

Door het toelichten van de accountantskosten worden deze kosten transparant voor de lezer van de jaarrekening en derhalve ook voor andere accountantskantoren.

1.2 Hoofd en deelvragen

Dit onderzoek zal aantonen of en in hoeverre er een verband bestaat tussen de invoering van de verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening en de ontwikkeling van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening. De hoofdvraag die uit deze redenering voortvloeit is:

In welke mate wordt het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening structureel beïnvloed vanaf boekjaar 2009 na de verplichte toelichting hiervan in de jaarrekening vanaf boekjaar 2008.

De onderzoeksvraag leidt tot de volgende deelvragen:

1. Hoe dient een onderneming de accountantskosten in zijn jaarrekening te verantwoorden?

2. In welke mate is het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening gedaald/gestegen van de aan de AEX en AMX genoteerde ondernemingen over de jaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011? 3. In welke mate zijn de aan de AEX en AMX genoteerde ondernemingen overgestapt naar een andere

(6)

4. Bestaat er een verband tussen de verplichting om het honorarium voor het onderzoek van de

jaarrekening te presenteren in de jaarrekening en de mate waarin dit honorarium is gedaald/gestegen vanaf boekjaar 2009?

Deelvraag 1 wordt behandeld in hoofdstuk 2, waarbij de relevante wet en regelgeving worden besproken. De deelvragen twee tot en met drie worden in hoofdstuk drie omgevormd tot hypotheses die in hoofdstuk 4 worden getoetst. In hoofdstuk 4 zullen ook de uitkomsten al kort worden besproken. De conclusie van deelvragen 2 tot en met 4 worden besproken in hoofdstuk 5 de conclusie.

1.3 Vooruitblik

Na deze introductie wordt in hoofdstuk 2 een theoretische onderbouwing gegeven van concurrentie bij transparantie in prijzen, hiernaast wordt in hoofdstuk 2 de relevante wet- en regelgeving behandeld ten aanzien van het verantwoorden van de accountantskosten in de jaarrekening. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksopzet uiteengezet. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten van het in hoofdstuk 3 beschreven onderzoek weer. De conclusies welke zijn gevormd op basis van de resultaten uit hoofdstuk 4, worden beschreven in hoofdstuk 5.

(7)

2. Literatuur

2.1 Theorie

Dit hoofdstuk geeft een inzicht in de theorie welke verband houdt met prijsstelling en concurrentie in de accountancybranche. Daarnaast wordt de wet- en regelgeving inzake de verplichte toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole beschreven.

2.1.1 Prijs

De meta-analyse welke in 2006 door D.C. Hay, W.R. Knechel en N. Wong is uitgevoerd, geeft een beeld van de accountantskosten over de periode 1977 tot 2003 (Hay et al., 2006). Het eerder door Simunic (1980)

uitgevoerde onderzoek wordt hierbij gezien als basisartikel voor het vervolgonderzoek. In navolging van het door Simunic (1980) uitgevoerde onderzoek hanteren andere empirische onderzoeken veelal een basismodel in de vorm van:

ln fi = b0 + b1lnAi + Σbk gik + Σbe gie + ei met:

• ln fi als de natuurlijke logaritme van het accountantshonorarium (afhankelijke variabele); • ln Ai als de natuurlijke logaritme van een groottemaatstaf (veelal totaal activa); en

• gik en gie als twee groepen factoren die mogelijk van invloed zijn op de hoogte van het honorarium, waarbij k de controlevariabelen aanduidt en e de experimentele (onafhankelijke) variabelen.

Wanneer door de regressieanalyse wordt aangetoond dat de coëfficiënten van de experimentele variabelen significant zijn, wordt geacht dat er een verband bestaat tussen de variabelen en het honorarium. In het onderzoek van Hay et al. (2006) zijn 147 analyses beoordeeld, waarin 186 verschillende onafhankelijke variabelen zijn getoetst. In dit onderzoek is een indeling gemaakt naar de eigenschappen van de onderneming (zoals omzet of activa) en naar accountantsorganisatie (zoals big four of overige accountantsorganisaties). De conclusie van het onderzoek is dat het honorarium van de jaarrekeningcontrole samenhangt met de grootte, de complexiteit en het risico van de gecontroleerde organisatie. Ook worden in het onderzoek nog vijf onderzoeksvelden aangegeven waarin het verband met het honorarium voor de jaarrekeningcontrole nader kan worden onderzocht. Dit zijn de eigendomsstructuur, de betrouwbaarheid van de interne beheersing, de governancestructuur, de kwaliteit van de accountant en de samenstelling van de accountantshonoraria. Hay et al. (2006) verwijzen bijvoorbeeld naar eerdere onderzoeken op dit gebied, zoals O'Sullivan en Diacon (2002). Die onderzochten het verband tussen enerzijds de eigendomsstructuur en de governancestructuur en anderzijds de accountantshonoraria. De invloed van de betrouwbaarheid van de interne beheersing op de accountantskosten is onder meer onderzocht door Abbott et al. (2003). De relatie tussen de kwaliteit en de grootte van de accountantsorganisatie is het onderwerp van de klassieke studie van DeAngelo (1981). De samenstelling van de accountantshonoraria en de onafhankelijkheid van accountants zijn onder andere onderzocht door DeFond et al. (2002) en Ghosh et al. (2009).

Van Schaik (2003) bepleit voorzichtigheid bij het doen van uitspraken over de onafhankelijkheid van de accountant op basis van openbaar gemaakte vergoedingen voor jaarrekeningcontrole en overige dienstver-lening. Redenen hiervoor zijn dat er volgens Van Schaik inconsistenties zijn in de informatieverstrekking en dat er onbekendheid is over de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot deze vergoedingen. Bovendien vraagt Van Schaik zich af of de verhouding tussen het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening en het honorarium voor de overige dienstverlening een betrouwbare maatstaf is voor de onafhankelijkheid van de accountant. In zijn visie ligt het belang van de accountant bij het totale honorarium en niet bij de samenstelling ervan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat Breij (2009) inconsistenties in de informatieverstrekking heeft vastgesteld. De feiten en omstandigheden spelen een belangrijke rol bij de verdeling van de

(8)

accountantshonoraria bij de individuele onderneming, maar minder bij de analyse van een grote groep ondernemingen over meer dan een jaar, waarin de verschillende feiten en omstandigheden elkaar compenseren (Van Schaik, 2003).

Verplichte vermelding van accountantskosten in de jaarrekening van ondernemingen biedt, zo blijkt uit de besproken literatuur, nieuwe mogelijkheden en uitdagingen voor empirisch onderzoek naar de variabelen die de hoogte en samenstelling van de accountantshonoraria verklaren (Van Schaik, 2003).

2.1.2 Concurrentie

De accountantsmarkt in Nederland ten aanzien van de “Big-Four” kantoren betreft een heterogene oligopolie. De marktvorm heterogene oligopolie kenmerkt zich door een beperkt aantal aanbieders en een heterogeen product. Meestal wordt een markt als oligopolie beschouwd wanneer de C4-index (concentratiegraad c.q. marktaandeel van de 4 grootste marktpartijen) groter is dan circa 70%.

De aan de AEX, AMX en AScX genoteerde ondernemingen werden in 2011 voor 85,3% (2008: 85%) gecontroleerd door een accountantskantoor van de “Big-Four” (Breij, 2012).

Het kenmerk van de jaarrekeningcontrole is onderzocht door Van Buuren (2009) onder andere aan de hand van de volgende vraag: “Zijn de verschillen in controlekwaliteit tussen accountantpartners van belang?”. Voor het antwoord op de vraag bestudeerde hij of grote accountantskantoren een homogene controlekwaliteit leveren. Van Buuren concludeert dat dit niet het geval is. De gemiddelde geleverde controlekwaliteit door een

accountantsfirma is de optelsom van de geleverde controlekwaliteit van de individuele partners. Op basis van deze resultaten concludeert Van Buuren dat de aard van jaarrekeningcontrole 'dynamisch en organisch' is, ongeacht factoren als land, accountantsfirma of sector.

Bij een heterogene oligopolie heeft elke aanbieder een eigen klantenkring en kan de aanbieder binnen bepaalde grenzen de prijs zelf bepalen. Het bepalen van de prijs is beperkt omdat klanten kunnen overlopen naar de concurrent. Hoe groot het aantal overlopers is hangt af van de mate waarin de klanten trouw blijven aan hun dienstverlener. Ondernemingen op de marktvorm heterogene oligopolie houden rekening met elkaars prijzen. Een prijsverhoging door de een kan er toe leiden dat klanten weglopen (Puu, 2002). Het is in die situatie verleidelijk om prijsafspraken te maken om zo een hogere winst te behalen. Maar tegelijkertijd bestaat het gevaar dat de concurrent zich niet aan de afspraak houdt. Stel dat twee accountantskantoren (X en Y) de keuze hebben tussen een hoge prijs vast te stellen of een lage prijs, dan zullen zij bij hun beslissing rekening houden met de keuze van de ander. Stel de volgende uitbetalingsmatrix (game theorie):

Y

X

Hoge prijs Lage prijs

Hoge prijs 800, 800 400, 1200

Lage prijs 1200, 400 500, 500

De dominante strategie is hier voor beide ondernemingen een lage prijs. Hoewel samenwerking voor beide bedrijven meer winst oplevert, komt deze niet vanzelf tot stand (Puu, 2002). Hiervoor is een bindend contract nodig (kartelvorming), maar dat is juist verboden. In Nederland (NMa, DNB en AFM) en ook in Europa

(Europese Unie) zijn er diverse instanties die toezicht uitoefenen op de verschillende markten. Het toezicht is vooral gericht op het bevorderen van concurrentie (Invoering van artikel 382a Titel 9 boek 2 BW en EU richtlijn 2006/43/EG) en tegen kartelafspraken tussen ondernemingen.

Door Nilsson (1999) zijn de gevolgen van het zoeken door klanten naar prijzen van de aanbieders onderzocht. Het is aangetoond dat als de “zoekkosten” worden verlaagd, de verwachte prijs in enkele spelen van de spelfase daalt. Echter als het spel wordt herhaald worden de “zoekkosten” lager en wordt het gemakkelijker

(9)

collusie (samenwerking) te handhaven. Met andere woorden, meer transparantie kan samenwerking vergemakkelijken zelfs als de verkopersinformatie niet beïnvloed wordt. Een tijdelijke verbetering van de prijstransparantie leidt ondubbelzinnig tot lagere prijzen. Daarom biedt het model theoretische ondersteuning voor de prijs publicatie.

2.2 Wet- en regelgeving

2.2.1 Verplichte toelichting accountantskosten

Enerzijds is de verplichting doorgevoerd via de Wta (gericht op de accountantsorganisaties), anderzijds is de verplichting via artikel 2:382a BW (gericht op jaarverslaggeving van ondernemingen) doorgevoerd. De regeling is op de accountantsorganisaties gericht, omdat het publiek inzicht moet hebben in de relaties tussen de accountant en de controleplichtige onderneming. Te grote afhankelijkheid van een of enkele klanten kan de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie in gevaar brengen. Ondernemingen zijn verplicht de accountantskosten in vier categorieën in de jaarrekening te vermelden: honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening, honoraria voor andere controleopdrachten, honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein en honoraria voor andere niet-controlediensten.

De vermelding van de accountantskosten vloeit voort uit implementatie in de Nederlandse wetgeving van EU Richtlijn 2006/43/EG. Op 17 mei 2006 is Richtlijn 2006/43/EG (richtlijn) van het Europese parlement en de Raad van de Europese Unie (Raad van ministers) betreffende de wettelijke controles van (geconsolideerde)

jaarrekeningen gepubliceerd. Volgens overweging 5 beoogt de richtlijn “een hoge mate van - maar geen volledige - harmonisatie van de voorschriften inzake de wettelijke controle van jaarrekeningen tot stand te brengen”. Een lidstaat die de wettelijke controle van jaarrekeningen eist, kan strengere voorschriften hanteren, tenzij in deze richtlijn anders bepaald. Een belangrijk element van de wettelijke controle betreft de

onafhankelijkheid van de accountant. Overweging 11 stelt hierover: “Wettelijke auditors en auditkantoren dienen onafhankelijk te zijn wanneer zij wettelijke controles van jaarrekeningen uitvoeren. Zij kunnen de gecontroleerde entiteit informeren over kwesties die verband houden met de controle, maar moeten zich afzijdig houden van de interne besluitvormingsprocessen van de gecontroleerde entiteit. Indien zij in een situatie komen te verkeren waarin de bedreiging voor hun onafhankelijkheid, zelfs na het nemen van veiligheidsmaatregelen om die bedreiging in te perken, te groot is, dienen zij de controleopdracht neer te leggen of ervan af te zien. De conclusie dat er een relatie bestaat die de onafhankelijkheid van de auditor in het gedrang brengt, kan voor de relatie tussen de auditor en de gecontroleerde entiteit anders uitvallen dan voor die tussen het netwerk en de gecontroleerde entiteit”. Overweging 33 stelt dat, “teneinde de relatie tussen de wettelijke auditor of het auditkantoor en de gecontroleerde entiteit transparanter te maken, de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG zodanig dienen te worden gewijzigd dat zij voorschrijven dat het honorarium voor de wettelijke controle van jaarrekeningen en het honorarium voor niet-controlediensten in de toelichting bij de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening moeten worden vermeld”. Aan deze overweging is in artikel 49 inhoud gegeven.

Wijziging van Richtlijn 78/660/EEG en Richtlijn 83/349/EEG 1) Richtlijn 78/660/EEG wordt als volgt gewijzigd:

a) in artikel 43, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

„15. afzonderlijk, de tijdens het boekjaar door de wettelijke auditor of het auditkantoor aangerekende totale honoraria voor de wettelijke controle van jaarrekeningen, de totale honoraria voor andere assurance-opdrachten, de totale honoraria voor belastingadviesdiensten en de totale honoraria voor andere niet-controlediensten. De lidstaten kunnen bepalen dat deze vereiste niet van toepassing is indien de vennootschap is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekeningen die overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG moeten worden opgesteld, mits deze informatie in de toelichting bij de jaarrekeningen wordt vermeld.”;

(10)

Dit gewijzigde artikel 49 is de basis van artikel 382a, zoals deze op 27 juni 2008 in Titel 9 boek 2 BW is opgenomen.

Artikel 382a Titel 9 boek 2 BW

1. Opgegeven worden de in het boekjaar ten laste van de rechtspersoon gebrachte totale honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening, totale honoraria voor andere controleopdrachten, totale honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein en totale honoraria voor andere niet-controlediensten, uitgevoerd door de externe accountant en de accountantsorganisatie, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder a en e, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.

2. Indien de rechtspersoon dochtermaatschappijen heeft of de financiële gegevens van andere

maatschappijen consolideert, worden de honoraria die in het boekjaar te hunnen laste zijn gebracht, in de opgave begrepen.

3. De honoraria hoeven niet opgegeven te worden door een rechtspersoon waarvan de financiële gegevens zijn geconsolideerd in een geconsolideerde jaarrekening waarop krachtens het toepasselijke recht de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen of de zevende richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het vennootschapsrecht van toepassing is.

Kleine rechtspersonen zijn vrijgesteld van de jaarrekeningcontrole (artikel 2:396 lid 7). Hierdoor zal het verschaffen van informatie over de accountantshonoraria bij kleine rechtspersonen vrijwel niet aan de orde zijn. Voor middelgrote rechtspersonen is artikel 2:382a BW niet van toepassing, mits de in dat artikel bedoelde gegevens aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) op diens verzoek worden verstrekt.

De groottecriteria, opgenomen in artikel 2:396 lid 1 en artikel 2:397 lid 1 BW, luiden als volgt: - De omvang van de waarde van de activa volgens de balans;

- De omvang van de netto-omzet over het boekjaar;

- De omvang van het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar.

Groottecriteria wettelijke controleplicht:

Rechtspersoon: Kleine Middelgrote Grote

Balanstotaal < € 4,4 miljoen < € 17,5 miljoen > € 17,5 miljoen

Netto omzet < € 8,8 miljoen < € 35 miljoen > € 35 miljoen

Gemiddeld personeelsbestand

< 50 < 250 > 250

Er zijn drie categorieën gedefinieerd: kleine, middelgrote en grote rechtspersonen. Wanneer een onderneming 2 achtereenvolgende boekjaren aan twee van de drie groottecriteria voldoet wordt zij ingedeeld in één van de betreffende groepen.

2.2.2 Verantwoording accountantskosten

Het NIVRA bracht in 2009 een niet-bindende “NIVRA-wijzer” uit, waarin een aanbevolen wijze van vermelding van accountantskosten in de jaarrekening wordt gegeven. Volgens de “NIVRA-wijzer 1: Vermelding

accountantshonorarium in de jaarrekening” van de NBA (voorheen NIVRA en NOvAA) dienen in de toelichting op de jaarrekening de vergoedingen vermeld die betrekking hebben op de diensten geleverd in het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. Derhalve dient de het vermelde accountantshonorarium in de jaarrekening deels betrekking te hebben op de jaarrekeningcontrole van voorgaand boekjaar en deels op de

(11)

jaarrekeningcontrole van het huidige boekjaar. Dit omdat de interim controle plaats vindt in het boekjaar zelf en de jaarrekeningcontrole in het volgende boekjaar. Het is daarnaast ook mogelijk dat de afwikkeling van de jaarrekeningcontrole meerdere jaren op zich laat wachten, waardoor een ongelijkmatige spreiding van openbaar te maken vergoedingen over de jaren ontstaat. In het geval de onderneming nog geen factuur heeft ontvangen van de accountant voor de wettelijke controle en overige dienstverlening bij het opmaken van de jaarrekening, dient deze een transitorische post (overlopende passiva) op te nemen. Overschotten en tekorten op deze transitorische post van het voorgaande boekjaar dienen te worden afgetrokken respectievelijk bijgeteld bij de accountantskosten van het huidige boekjaar. Het moment van levering van de dienst is bepalend, niet het moment van betalen of het jaar waarop de (controle) werkzaamheden betrekking hebben. Voor multinationals die in Nederland en in een ander land een jaarrekening uitbrengen, is het praktisch dat daarin dezelfde vergoedingen kunnen worden vermeld (Schaik, 2003).

In het Verenigd Koninkrijk dienen de bedragen echter openbaar te worden gemaakt die ten laste van de winst- en verliesrekening zijn gekomen. Indien het bedrijf een transitorische post opneemt voor de jaarrekening-controle (sommige bedrijven doen dit wel, andere niet), zal dit leiden tot een andere openbaar gemaakte vergoeding dan onder het Nederlandse regime (Schaik, 2003).

2.2.3 Nederlandse beursen

Gezien de verplichte toelichting van honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening in principe alleen van toepassing is op “grote” rechtspersonen, zijn voor dit onderzoek Nederlandse bedrijven geselecteerd welke zeker tot deze groep behoren. Nederlandse bedrijven welke zeker “grote” rechtspersonen zijn, bevinden zich op de AEX en de AMX. AEX staat voor Amsterdam Exchange Index welke een onderdeel van de Euronext is. De 25 grootste Nederlandse aandelenfondsen van de effectenbeurs zijn opgenomen in de AEX ( Samenstelling AEX, 2011). De Amsterdam Midkap Index (AMX) bestaat uit de volgende (runner ups van de AEX index) 25 aandelenfondsen (Wirwar aan indexcijfers op NYSE Euronext, 2011).

2.2.4 Prijsindex

Accountantskosten worden jaarlijks door de accountantskantoren verhoogd met een jaarlijkse indexatie. Deze indexatie wordt niet beïnvloed door de verplichte toelichting van honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening. Derhalve wordt het effect van deze indexatie in dit onderzoek geëlimineerd. In onderstaande tabel zijn de jaarlijkse indexaties weergegeven op basis van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek).

Jaar Prijsindexatie

2008 4,9% 2009 2,1% 2010 1,1% 2011 1,3%

Bovenstaande tabel is opgesteld op basis van gegevens van website CBS (Prijsindexatie accountantskosten 2008 t/m 2011).

(12)

3. Onderzoeksopzet

In het vorige hoofdstuk is de theoretische onderbouwing van dit onderzoek opgesteld. In hoofdstuk drie wordt inzicht gegeven in de dataverzameling, variabelen en de hypotheses van dit onderzoek.

3.1 Dataverzameling

De impact van de verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening vanaf boekjaar 2009 wordt onderzocht door de honoraria van de boekjaren 2007 t/m 2011 te verzamelen.

Om tot een goede analyse te komen zal van de jaren voor de invoering in juni 2008 data worden verzameld om de situatie te bepalen van het niet-toelichten van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening. Daarnaast is ervoor gekozen om data te verzamelen van de boekjaren na de invoering van Artikel 382a Titel 9 boek 2 BW (2009 t/m 2011) om de impact van na de verplichte toelichting te meten. Het honorarium zoals dit in de jaarverslagen is gerapporteerd zal worden gecorrigeerd voor prijsindexatie op basis van gegevens van het CBS (Zie paragraaf 2.2.4).

Naast de impact van de verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening, zou de economische crisis ook een mogelijke effect kunnen hebben op de hoogte van het honorarium. Het

mogelijke effect welke de economische recessie op de accountantskosten heeft gehad zal in dit onderzoek echter te verwaarlozen zijn, omdat twee in dit onderzochte populaties over dezelfde periode met elkaar worden vergeleken en de impact voor deze twee populaties daarom nagenoeg gelijk is aan elkaar.

Voor dit onderzoek worden alleen de jaarrekeningen van ondernemingen gebruikt welke gedurende de periode 2007 t/m 2011 aan de AEX of AMX staan genoteerd voor de gehele periode.

De verwachting is dat door de data van deze 5 boekjaren te verzamelen een goed beeld gevormd kan worden of verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening heeft geleid tot een verlaging van dit honorarium. Voor de jaren 2007 t/m 2008 is de verwachting dat er nog geen impact op het honorarium is als gevolg de verplichte toelichting hiervan, prijsafspraken voor de boekjaren 2007 en 2008 reeds voor de publicatie van de jaarrekening van 2008 zijn gemaakt. Voor het jaar 2009 is de verwachting dat de impact van de verplichte toelichting van het honorarium voor het eerst zichtbaar zal zijn in de hoogte ervan. Tenslotte is de verwachting dat de verplichte toelichting van het honorarium tot een verdere daling in de boekjaren 2010 en 2011 zal leiden. Deze verwachting is mede gebaseerd op de conclusie van Nilsson (1999) dat een verbetering van de prijstransparantie leidt tot lagere prijzen.

Voor de jaarrekeningen van de beursgenoteerde ondernemingen is gebruik gemaakt van de database ‘Company.Info’. Deze geeft de financiële informatie weer van (bijna) alle Nederlandse ondernemingen. Deze informatie is afkomstig vanuit de jaarrekeningen, welke in de database worden opgenomen zodra de onderneming haar jaarrekening heeft aangeboden aan de Kamer Van Koophandel (KVK). De KVK publiceert derhalve de definitieve jaarrekeningen van de ondernemingen, waarbij deze voor de in dit onderzoek onderzochte bedrijven zijn gecontroleerd door de onafhankelijk accountant.

3.2 Selectie bedrijven

Zoals in paragraaf 2.2.3. reeds vermeld zijn voor dit onderzoek aan de AEX en AMX genoteerde bedrijven geselecteerd welke van 2007 t/m 2011 aan deze betreffende beursen zijn genoteerd, bedrijven welke in deze periode zijn toegevoegd/verwijderd, zijn niet opgenomen in de selectie. Een deel (ongeveer de helft) van de bedrijven heeft reeds voor 2008 al het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening in hun jaarrekening toegelicht. De andere helft heeft dit vanaf 2008 toegelicht. Van de bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening in hun jaarrekening vermelden, zijn alleen bedrijven geselecteerd welke in de jaarrekening van 2008 ook de vergelijkende cijfers van het honorarium 2007 hebben opgenomen.

(13)

De geselecteerde bedrijven zijn voor dit onderzoek gesplitst in twee groepen:

- De eerste groep bestaat uit bedrijven welke reeds voor de verplichte toelichting van het honorarium al het honoraria vrijwillig in haar jaarrekeningen toelichten, zie tabel 3.2;

- De tweede groep bestaat uit bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium zijn gaan toelichten in de jaarrekening, zie tabel 3.1.

Er is in dit onderzoek gekozen voor deze twee populaties over de jaren 2007 t/m 2011 met elkaar te

vergelijken, om de impact van de verplichte toelichting op de hoogte van het honorarium te analyseren. Door deze 2 populaties in dezelfde periode met elkaar te vergelijken, worden invloeden zoals de economische recessie (zie paragraaf 3.1), algemene verbeteringen in de AO/IC en algemene aanscherping van wet- en regelgeving (verslaggeving) geëlimineerd.

Tabel 3.1 Bedrijven van de AEX en AMX welke vanaf 2008 het Tabel 3.2 Bedrijven van de AEX en AMX welke voor 2008 het

honorarium toelichten. honorarium toelichten.

3.3 Variabelen

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van vier onafhankelijke variabelen welke door Hey et al (2006) onderzocht zijn op hun significantie ten opzichte van de hoogte van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening. De vier geselecteerde onafhankelijke variabelen hebben in het onderzoek van Hey et al (2006) de grootste significantie met de omvang van het honorarium:

Variabele Significant bevonden Niet significant bevonden

Activa 85 2

Aantal deelnemingen 68 14

Omzet 22 2

Voorraad en vorderingen 36 7

Als afhankelijke variabele is in dit onderzoek gekozen voor de hoogte van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening dat in de jaarrekening is toegelicht.

Beschrijving van geselecteerde onafhankelijke variabelen voor dit onderzoek:

 Activa: hierbij wordt het totaal aan activa (zowel vaste als vlottende activa) volgens de geconsolideerde balans per einde boekjaar gehanteerd;

(14)

 Voorraad en vorderingen: hierbij wordt het totaal aan voorraad (inclusief onderhanden werk en

onderhanden projecten), debiteuren en overige vorderingen volgens de geconsolideerde balans per einde boekjaar gehanteerd;

 Omzet: hierbij wordt het totaal aan netto omzet volgens de geconsolideerde resultatenrekening over het boekjaar gehanteerd. Voor financiële instellingen betreft dit de totale opbrengsten uit bedrijfsactiviteiten, gezien deze bedrijven geen netto omzet kennen in hun jaarrekeningen;

 Aantal deelnemingen: hierbij wordt het totaal aantal deelnemingen en joint ventures gehanteerd welke in de jaarrekening zijn geconsolideerd en beschreven.

3.4 Hypotheses

In deze paragraaf zullen de hypotheses uiteengezet worden in de verschillende paragrafen. In sub-paragraaf één wordt hypothese I uiteengezet. Hypothese II wordt uiteengezet in sub-sub-paragraaf twee. Hypothese III wordt uiteengezet in paragraaf drie. De laatste hypothese wordt uiteengezet in sub-paragraaf vier.

3.4.1 Hypothese I

Hypothese II gaat in op de mate waarin het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening van de aan de AEX en AMX genoteerde ondernemingen is gedaald/gestegen vanaf 2009.

Hypothese 1: De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening.

De verwachting is dat het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening vanaf het boekjaar 2009 als gevolg van de verplichte toelichting ervan (welke in 2008 is ingegaan) zal dalen voor bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium toelichten in de jaarrekening. De aanname hiervan is uiteengezet in paragraaf 3.1.

3.4.2 Hypothese II

Hypothese II gaat in op de mate waarin het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening van de aan de AEX genoteerde ondernemingen is gedaald/gestegen vanaf 2009.

Hypothese 2: De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening

voor aan de AEX genoteerde bedrijven.

De verwachting is dat het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening voor aan de AEX genoteerde bedrijven vanaf het boekjaar 2009 als gevolg van de verplichte toelichting ervan (welke in 2008 is ingegaan) zal dalen voor bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium toelichten in de jaarrekening. De aanname hiervan is uiteengezet in paragraaf 3.1.

3.4.3 Hypothese III

Hypothese II gaat in op de mate waarin het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening van de aan de AMX genoteerde ondernemingen is gedaald/gestegen vanaf 2009.

Hypothese 3: De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening voor aan de AMX genoteerde bedrijven.

(15)

De verwachting is dat het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening voor aan de AMX genoteerde bedrijven vanaf het boekjaar 2009 als gevolg van de verplichte toelichting ervan in 2008 zullen dalen voor bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium toelichten in de jaarrekening. De aanname hiervan is uiteengezet in paragraaf 3.1.

3.4.4 Hypothese IV

Hypothese III gaat in op de mate waarin het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening van de aan de AEX en AMX genoteerde ondernemingen is gedaald/gestegen wanneer is overgestapt naar een ander

accountantskantoor.

Hypothese 4: De overstap naar een ander accountantskantoor heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening.

De verwachting is dat de honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening als gevolg van een overstap naar een ander accountantskantoor zullen dalen. De aanname hiervan is uiteengezet in paragraaf 3.1.

3.5 Regressie analyse

De hypotheses uit de vorige paragraaf worden getest door middel van een regressieanalyse. Een regressieanalyse is een statistische toets waarmee je de samenhang van verschillende factoren kunt

analyseren. Voor de hypotheses wordt een lineaire regressieanalyse uitgevoerd. Het statistische programma SPSS wordt gebruikt om de regressie analyse uit te voeren.

Voor dit onderzoek is gekozen voor de lineaire regressieanalyse omdat de verzamelde variabelen “ratio” gegevens betreffen. Daarnaast wordt met deze regressieanalyse het verband tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabele voorspeld.

Regressieanalyse wordt gebruikt om een lineair verband te schatten tussen een afhankelijke variabele en één of meer onafhankelijke variabelen. De afhankelijke variabele geeft het verschijnsel weer dat verklaard moet worden en wordt daarom ook wel de verklaarde variabele genoemd. De onafhankelijke variabelen vormen de verklaring van dit verschijnsel en worden daarom ook wel de verklarende variabelen genoemd. In tegenstelling tot correlatieanalyse wordt bij regressieanalyse een causaal verband verondersteld (Huizingh, 2006). In het onderzoek van Hay et al (2006) zijn de in dit onderzoek gehanteerde onafhankelijke variabelen significant bevonden ten aanzien van de hoogte van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening. Dit betekent dat de onafhankelijke variabelen de oorzaak vormen van de afhankelijke variabele.

De regressieanalyse levert een vergelijking op waarmee de afhankelijke variabele kan worden voorspeld op basis van de onafhankelijke variabelen. De formule van de lineaire regressieanalyse is als volgt:

Y = ß0 + ß1x + ß2x + ß3x + ß4x + e

In deze formule is Y de afhankelijke variabele, de variabele die wordt verklaard. De onafhankelijke variabele is de verklarende variabele en wordt aangeduid als x. De ß’s zijn de parameters die met regressieanalyse worden geschat en worden daarom ook wel de regressiecoëfficiënten genoemd. ß0 is de constante. ß1 t/m ß4 geven aan met hoeveel eenheden Y toeneemt als X met één eenheid stijgt. De e in de vergelijking staat voor de foutenterm of verstoring. Dit is het verschil tussen de werkelijke waarde van Y en de door het model voorspelde waarde van Y. Dit verschil wordt daarom residu genoemd. (Huizingh, 2006)

(16)

In de regressieanalyse in SPSS zijn de onderstaande onafhankelijke variabelen gebruikt: ß1x = Netto omzet

ß2x = Totale activa

ß3x = Totaal voorraad en vorderingen ß4x = Aantal deelnemingen

SPSS zal een trend opbouwen op basis van de gegevens (afhankelijke en onafhankelijke variabelen) die zijn ingevoerd. Hierop zullen de β’s berekend worden, waarna SPSS de verschillende x’en (de ratio’s) in formule invult. Op basis van de uitkomst die hieruit volgt bepaalt SPSS het kwadraat van de meervoudige

correlatiecoëfficiënt is de R² (R Square) en geeft weer welk deel van de variantie van de afhankelijke variabele wordt verklaard door de onafhankelijke variabelen. De R² wordt daarom ook wel de derterminatiecoëfficiënt genoemd. Hoe dichter de R² waarde bij de 1 ligt, hoe groter het verband tussen de afhankelijke en

(17)

4. Resultaten

Hoofdstuk twee ging in op de variabelen welke invloed uitoefenen op het honorarium van de

jaarrekeningcontrole en de mogelijke impact welke de ingevoerde verplichte publicatie hierop heeft, hieruit zijn de hypotheses afgeleid. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van deze hypotheses uiteengezet. Dit gebeurt aan de hand van twee paragrafen, beschrijvende en verklarende statistiek.

4.1 Beschrijvende statistiek

De hypotheses van dit onderzoek worden getoetst aan de hand van de lineaire regressie analyse. Voor deze analyse is data verzameld bij de verschillende bedrijven welke zijn genoteerd aan de AEX en de AMX. In hoofdstuk drie is beschreven welke gegevens verzameld zijn. In deze paragraaf worden de variabelen

beschreven in paragrafen één tot en met vier en de afhankelijke variabel in paragraaf vijf. In de paragrafen zijn grafieken opgenomen.

4.1.1 Onafhankelijke variabele I

De eerste variabele die in dit onderzoek beschreven wordt is: omzet. In dit onderzoek is het totaal aan netto omzet volgens de geconsolideerde resultatenrekening over het boekjaar gehanteerd voor de variabele omzet. Voor financiële instellingen is de totale opbrengsten uit bedrijfsactiviteiten gehanteerd, gezien deze bedrijven geen netto omzet kennen in hun jaarrekeningen.

In grafiek 4.1 is het verloop van de eerste variabele (omzet) weergegeven. Hieruit valt op te merken dat de gemiddelde omzet voor zowel de bedrijven welke reeds voor de verplichte toelichting van het honorarium als de bedrijven welke dit niet voor 2008 toelichten, is gestegen gedurende 5 jaar. 2009 vertoont een dip in de omzet welke waarschijnlijk verband houdt met de economische recessie rond die periode. Verschil in hoogte van de omzet wordt voornamelijk verklaard door het feit dat de bedrijven welke voor 2008 het honorarium in hun jaarrekening toelichten aan de AEX zijn genoteerd. De dip in de gemiddelde omzet van aan de AEX genoteerde bedrijven in 2009 betrof onder andere de gedaalde omzet van Shell en ING.

(18)

4.1.2 Onafhankelijke variabele II

De tweede variabele betreft de totale activa. Voor de variabele totale activa is in dit onderzoek het totaal aan activa (zowel vaste als vlottende activa) volgens de geconsolideerde balans per einde boekjaar gehanteerd. In de onderstaande grafiek (4.2) is het verloop van de tweede variabele (totale activa) weergegeven. De gemiddelde omvang van de totale activa voor zowel de bedrijven welke reeds voor de verplichte toelichting van het honorarium als de bedrijven welke dit niet voor 2008 toelichten, is gestegen gedurende 5 jaar. Het moment van de stijging is echter wel verschillend. De stijging van de totale activa van de bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium zijn gaan toelichten, is uiteindelijk ook hoger in procentuele stijging.

Grafiek 4.2 Verloop totale activa

4.1.3 Onafhankelijke variabele III

De derde variabele is: vorderingen en voorraad. In dit onderzoek is het totaal aan voorraad (inclusief

onderhanden werk en onderhanden projecten), debiteuren en overige vorderingen volgens de geconsolideerde balans per einde boekjaar gehanteerd voor de variabele vorderingen en voorraad.

Het verloop van de derde variabele (totale voorraad en vorderingen) wordt weergegeven in grafiek 4.3. Van 2007 tot en met 2011 is de gemiddelde voorraad en vorderingen voor beide populaties gestegen. Het moment van de stijging is echter wel verschillend. De voorraad en vorderingen van bedrijven welke reeds voor 2008 het honorarium in hun jaarrekeningen opnamen, stijgt later dan dat van de andere populatie en is uiteindelijk ook lager in procentuele stijging.

(19)

Grafiek 4.3 Verloop voorraad en vorderingen

4.1.4 Onafhankelijke variabele IV

De vierde variabele die beschreven wordt is: het aantal deelnemingen. Voor de variabele aantal deelnemingen is in dit onderzoek het totaal aantal deelnemingen en joint ventures gehanteerd welke in de jaarrekening zijn geconsolideerd en beschreven.

(20)

In grafiek 4.4 is het verloop van de vierde variabele (aantal deelnemingen) weergegeven. Hieruit valt op te merken dat het gemiddelde aantal deelnemingen voor beide populaties, is gedaald gedurende 5 jaar. Opvallend is dat op het moment van de economische recessie in 2009 het aantal deelnemingen fors afneemt. Voor de bedrijven welke na 2008 het honorarium zijn gaan toelichten is er in 2010 een lichte toename van het aantal deelnemingen.

4.1.5 Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele die beschreven wordt is: het honorarium van de jaarrekeningcontrole. Voor deze variabele is in dit onderzoek het honorarium voor alleen de jaarrekeningcontrole van de jaarrekening gehanteerd welke in de geconsolideerde jaarrekening zijn verantwoord.

In onderstaande grafiek (4.5) is het verloop van de afhankelijke variabele weergegeven. Het gemiddelde honorarium van de jaarrekeningcontrole voor bedrijven welke reeds voor 2008 het honorarium separaat in de jaarrekening presenteerden is gedaald ten opzichte van het honorarium van 2007. Terwijl het honorarium voor bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium separaat in de jaarrekening presenteerden, is gestegen ten opzichte van het honorarium van 2007. Het honorarium is voor deze groep na de verplichte toelichting van 2008 wel gedaald in 2009, maar dit geldt ook voor de andere populatie welke het honorarium reeds eerder in de jaarrekening presenteerden. Op basis van onderstaande tabel en eerder beschreven ontwikkelingen van de onafhankelijke variabelen is geen directe prijsdaling als gevolg van de verplichte toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole af te leiden.

(21)

4.2 Verklarende statistiek

In de vorige paragraaf is de data beschreven die gehanteerd is voor het testen van de hypotheses. In deze paragraaf worden de hypotheses getest zoals deze zijn verwoord in hoofdstuk 3. De hypotheses worden getoetst aan de hand van een lineaire regressieanalyse, zoals beschreven in hoofdstuk 3.

4.2.1 Hypothese I

De eerste hypothese is: De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening

heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening.

De belangrijkste resultaten van de regressieanalyse met betrekking tot deze hypothese zijn weergegeven in grafiek 4.6, dit betreft de uitkomsten van de R-Square toets. In bijlage I is de volledige uitvoer van SPSS opgenomen.

Grafiek 4.6 R Square Honoraria jaarrekeningcontrole 2007 – 2011 (AEX en AMX)

Op basis van bovenstaande uitkomsten van de regressieanalyse in SPSS middels de R-Square toets is zichtbaar dat de verplichte toelichting voor de populatie welke vanaf 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole is gaan toelichten in de jaarrekening niet significant is afgenomen vanaf 2009 zoals verwacht in hoofdstuk 3. De statistisch voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen zoals eerder beschreven in hoofdstuk 4, is op basis van de R-Square toetst vanaf 2009 niet afgenomen. Deze statistische voorspelling wordt gegenereerd in SPSS door alle variabelen van de geselecteerde bedrijven met elkaar te vergelijken en een verband te leggen tussen de onafhankelijke variabelen en het honorarium van de jaarrekeningcontrole. Daarentegen is de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabele bij de populatie welke reeds voor 2008 al het honorarium in haar jaarrekening hadden gepresenteerd, wel afgenomen in 2011 ten opzichte van 2007. Uit voorgaande regressieanalyse blijkt dat de hypothese niet kan worden aangenomen.

4.2.2 Hypothese II

De tweede hypothese is: De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening

heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening voor aan de AEX genoteerde bedrijven.

(22)

De uitkomsten van de R-Square toetst welke zijn opgenomen in grafiek 4.7, betreffen de belangrijkste resultaten van de regressieanalyse met betrekking tot deze hypothese. De volledige uitvoer van SPSS is te vinden in bijlage II.

Grafiek 4.7 R Square Honoraria jaarrekeningcontrole 2007 – 2011 (AEX)

Uit bovenstaande bovenstaande uitkomsten van de regressieanalyse in SPSS middels de R-Square toets blijkt dat de verplichte toelichting voor de aan de AEX genoteerde bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole zijn gaan toelichten (Populatie 1) in de jaarrekening niet significant is afgenomen vanaf 2009. Op basis van de analyse in hoofdstuk 3 was dit wel de verwachting. In 2009 is voor beide populaties de statistisch voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen afgenomen, derhalve is er geen impact waar te nemen van het toegelichte honorarium. De voorspellende waarde van de onafhankelijke variabele bij de aan de AEX genoteerde bedrijven welke reeds voor 2008 al het honorarium in hun jaarrekening hadden

gepresenteerd (Populatie 2), is zelfs sterker afgenomen in 2009 ten opzichte van de andere populatie. Vanaf 2010 is de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabele bij populatie 2 verder afgenomen, terwijl deze voor populatie 1 stijgt na 2009. Op basis van de regressieanalyse kan de hypothese niet worden aangenomen.

4.2.3 Hypothese III

De derde hypothese is: De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening

heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening voor aan de AMX genoteerde bedrijven.

In grafiek 4.8 zijn de belangrijkste resultaten van de regressieanalyse met betrekking tot deze hypothese opgenomen, dit betreft de uitkomsten van de R-Square toets. In bijlage III is de volledige uitvoer van SPSS opgenomen.

Op basis van de uitkomsten van de regressieanalyse in SPSS middels de R-Square toets is zichtbaar dat de verplichte toelichting voor de aan de AMX genoteerde bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole zijn gaan toelichten (Populatie 1) in de jaarrekening niet significant is afgenomen vanaf 2009 zoals de opgebouwde verwachting in hoofdstuk 3. In 2009 is voor populatie 1 de statistisch voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen afgenomen, echter is deze na 2009 weer toegenomen naar een hoger niveau dan in 2007.

(23)

Grafiek 4.8 R Square Honoraria jaarrekeningcontrole 2007 – 2011 (AMX)

De voorspellende waarde van de onafhankelijke variabele bij de aan de AMX genoteerde bedrijven welke reeds voor 2008 al het honorarium in hun jaarrekening hadden gepresenteerd (Populatie 2), is wel afgenomen ten opzichte van 2007. In 2011 is de statistisch voorspellende waarde van beide populaties nagenoeg gelijk aan elkaar, terwijl deze in 2007 voor populatie 1 lager was dan die van populatie 2. Uit de regressieanalyse blijkt dat de hypothese niet kan worden aangenomen.

4.2.3 Hypothese IV

De vierde hypothese is: De overstap naar een ander accountantskantoor heeft een significant dalend effect op

het honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening.

In grafiek 4.9 is het gemiddelde honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening weergegeven van vier populaties:

 Bedrijven (AEX en AMX) welke vanaf 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole zijn gaan toelichten;

 Bedrijven (AEX en AMX) welke voor 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole zijn gaan toelichten;

 Corio

 Wessanen

Gedurende de periode 2007 tot en met 2011 zijn 2 van de bedrijven welke aan de AEX of AEX genoteerd staan en in de selectie van dit onderzoek zijn opgenomen, overgestapt naar een nieuwe accountant. Vanaf boekjaar 2010 is Wessanen van haar vorige accountant KPMG overgestapt naar Deloitte. Hierbij is het honorarium van de jaarrekeningcontrole gedaald van € 1.400.000 in 2009 naar € 500.000 in 2010. In haar jaarrekening van 2010 geeft de directie van Wessanen aan dat deze daling voornamelijk wordt veroorzaakt door het feit dat in 2009/2010 voor een aantal deelnemingen de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. Dit blijkt ook uit grafiek 4.9, waar de omzet, totale activa, vorderingen/voorraad “fors” zijn afgenomen in 2009. Gezien dit bij het maken van de prijsafspraken door KMPG met Wessanen voor boekjaar 2009 waarschijnlijk nog niet bekend was en het feit dat Wessanen hier door de toelichtingsvereisten vanuit IFRS 5 ‘Non-current Assets Held for Sale and Discontinued Operations’ volgens haar jaarrekening 2010, meer kosten voor heeft gemaakt in 2009 ten

opzichte van 2010, is de impact hiervan pas in 2010 zichtbaar. Het is derhalve niet aan te tonen dat de wisseling van accountant in 2010 heeft geleid tot een daling van het honorarium voor de jaarrekeningcontrole, gezien deze daling in lijn ligt met de daling van de onafhankelijke variabelen (uitgezonderd deelnemingen) ten opzichte van boekjaar 2007.

(24)

Grafiek 4.9 Gegevens Wessanen 2007 – 2011

Vanaf boekjaar 2011 is Corio van haar vorige accountant KPMG overgestapt naar PricewaterhouseCoopers. Hierbij is het honorarium van de jaarrekeningcontrole gedaald van € 753k in 2010 naar € 525k in 2011. Dit is een daling van 30%, terwijl het honorarium van bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium van de

jaarrekeningcontrole zijn gaan toelichten (net als Corio) met slechts 3% daalde en dat van bedrijven welke reeds voor 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole zijn gaan toelichten met 7% daalde in 2011.

Grafiek 4.10 Gemiddelde honoraria jaarrekeningcontrole 2007 – 2011 (Totaal)

Uit onderstaande grafiek (4.11) blijkt dat het honorarium voor de jaarrekeningcontrole van Corio sterk daalt in 2011 terwijl zowel omzet als aantal deelnemingen stijgt en voorraad/vorderingen en totale activa nagenoeg gelijk blijven. Daling van het honorarium wordt daarom beïnvloed door een andere factor dan de hieronder omgenomen factoren. Dit zou de impact van het wisselen van accountant kunnen zijn geweest.

(25)

Grafiek 4.11 Gegevens Corio 2007 – 2011

Uit de resultaten van grafiek 4.11 blijkt dat er geen significant verband kan worden aangetoond tussen de wisseling van accountant en de daling van het honorarium voor de jaarrekeningcontrole. Daarnaast is de populatie van 2 ondernemingen welke in de periode 2007 – 2011 zijn gewisseld van accountant te klein om een statistisch verband aan te tonen tussen de wisseling van accountant en de daling van het honorarium. Derhalve kan de hypothese niet worden aangenomen.

(26)

5. Conclusie

5.1 Introductie

In 2009 betaalden bedrijven welke aan de AEX en AMX zijn genoteerd aanzienlijk minder voor de

jaarrekeningcontrole ten opzichte van 2008. Sindsdien zijn de kosten alleen maar verder gedaald in 2010 en 2011. Naast de gedaalde kosten voor de jaarrekeningcontrole vertoont ook de inkoop van adviesdiensten door controleklanten een dalende lijn. Bij een accountantswisseling daalden de controlekosten (in 2 situaties) ook fors.

Dit onderzoek richt zich op de impact van de verplichting om het honorarium van de jaarrekeningcontrole apart toe te lichten in de jaarrekening vanaf boekjaar 2008 op de hoogte van het honorarium. Sinds medio 2008 (27 juni 2008) is het wettelijk verplicht in Nederland om de accountantskosten in de jaarrekening te vermelden. In de toelichting bij jaarrekeningen van grote ondernemingen, die zijn opgemaakt op of na 27 juni 2008 moet informatie over de omvang en samenstelling van de honoraria van de accountantsorganisatie zijn opgenomen. Dit onderzoek gaat in op de impact van de verplichte toelichting op het honorarium en de impact van een wisseling van accountant op het honorarium. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook als volgt:

“In welke mate wordt het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening structureel beïnvloed vanaf boekjaar 2009 na de verplichte toelichting hiervan in de jaarrekening vanaf boekjaar 2008?”

Uit voorgaande onderzoeken blijkt dat de variabelen: omzet, totale activa, vorderingen/voorraad en aantal deelnemingen het hoogste significante verband vertonen met de omvang van het honorarium van de

jaarrekeningcontrole. Er is in dit onderzoek voor gekozen om de voorspellende waarde van deze variabelen van de jaren 2007 t/m 2011 van 41 aan de AEX en AMX genoteerde bedrijven te analyseren. Hierbij zijn 2

populaties gevormd:

• Bedrijven (AEX en AMX) welke vanaf 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole zijn gaan toelichten;

• Bedrijven (AEX en AMX) welke reeds voor 2008 het honorarium van de jaarrekeningcontrole toelichten in de jaarrekening;

5.2 Conclusie

Voor dit onderzoek zijn vier hypotheses opgesteld. De hypotheses zijn getoetst door middel van een lineaire regressie analyse in SPSS.

De eerste hypothese gaat in de op de impact van de verplichte toelichting van het honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening op de hoogte van het honorarium.

De eerste hypothese is: “De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening

heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening.”.

Uit de resultaten van de lineaire regressieanalyse blijkt geen eenduidig beeld dat de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen op het honorarium voor de bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium in haar jaarrekening zijn gaan toelichten (populatie 1) sterker afneemt dan voor bedrijven welke het honorarium reeds voor 2008 in de jaarrekening verantwoorden (populatie 2). De voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen is voor populatie 1 in 2011 nagenoeg gelijk aan 2007, terwijl deze voor populatie 2 juist sterk is afgenomen. Derhalve kan de hypothese niet worden aangenomen.

In paragraaf 3.3.1 is voor deze hypothese een verwachting opgebouwd. De verwachting voor hypothese I is dat vanaf het jaar 2009 de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen voor populatie 1 meer zou dalen ten opzichte van populatie 2. Een te hoge significantie van de variabelen, zou er toe kunnen leiden dat de verwachting niet conform de werkelijkheid is.

(27)

De tweede hypothese wordt een verband gezocht tussen de verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening en de hoogte van het honorarium voor bedrijven welke zijn genoteerd aan de AEX.

De tweede hypothese is: “De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening

heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening voor aan de AEX genoteerde bedrijven.”.

De uitkomsten van de lineaire regressieanalyse geven geen eenduidig beeld dat de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen op het honorarium voor de aan de AEX genoteerde bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium in haar jaarrekening zijn gaan toelichten (populatie 3) sterker afneemt dan voor bedrijven welke het honorarium reeds voor 2008 in de jaarrekening verantwoorden (populatie 4). De voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen is voor populatie 3 in 2011 na een daling in 2009 nagenoeg gelijk aan 2007, terwijl deze voor populatie 4 juist sterk is afgenomen vanaf 2009. Op basis hiervan kan de hypothese niet worden aangenomen.

Voor deze hypothese is een verwachting opgebouwd in paragraaf 3.3.2. De verwachting voor hypothese II is dat vanaf het jaar 2009 de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen voor populatie 3 meer zou dalen ten opzichte van populatie 4. Het feit dat de verwachting niet conform de werkelijkheid zou het gevolg kunnen zijn van een te hoge significantie van de variabelen.

De derde hypothese gaat in de op de impact van de verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening op de hoogte van het honorarium voor bedrijven welke zijn genoteerd aan de AMX.

De derde hypothese is: “De verplichte toelichting van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening

heeft een significant negatief effect op de voorspelbaarheid van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening voor aan de AMX genoteerde bedrijven.”.

Op basis van de uitkomsten van de lineaire regressieanalyse kan niet worden bewezen dat de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen op het honorarium voor de aan de AMX genoteerde bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium in haar jaarrekening toelichten (populatie 5) sterker afneemt dan voor bedrijven welke het honorarium reeds voor 2008 in de jaarrekening toelichten (populatie 6). De voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen is voor populatie 5 in 2011 nagenoeg gelijk aan die van populatie 6, echter was deze waarde voor populatie 5 in 2007 nog lager dan die van populatie 6. De voorspellende waarde voor populatie 6 is in 2009 sterker afgenomen ten opzichte van populatie 5. Derhalve kan deze hypothese niet worden aangenomen.

Een verwachting voor deze hypothese is opgebouwd in paragraaf 3.3.3. De verwachting voor hypothese III is dat vanaf het jaar 2009 de voorspellende waarde van de onafhankelijke variabelen voor populatie 5 sterker daalt ten opzichte van populatie 6. Een te hoge significantie van de variabelen, zou er toe kunnen leiden dat de verwachting niet conform de werkelijkheid is.

Een reden voor het feit dat alle bovenstaande hypotheses worden verworpen kan mogelijk worden veroorzaakt door het feit dat de hoogte van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening naast de in dit

onderzoek beschreven onafhankelijke variabelen door andere factoren wordt beïnvloed. In het onderzoek van Choi et al (2009) worden diverse parameters beschreven welke de hoogte van het honorarium voor de jaarrekeningcontrole beïnvloeden. De belangrijkste parameters in het onderzoek van Choi et al (2009) zijn onder andere: complexiteit van de onderneming, kwaliteit van de AO/IC, oplevering van het balansdossier, aanwezigheid van een interne accountantsdienst, aard van de activiteiten, de kans op non audit fees, onderbezetting bij de audit firm, onderhandelingsvaardigheid van partijen, omzetsturing bij de audit firm, ruimte in realisatiepercentages bij de audit firm. Derhalve kan de hoogte van het honorarium voor de jaarrekeningcontrole niet alleen worden afgeleid uit publiekelijk beschikbare informatie.

(28)

In het onderzoek zijn bovenstaande parameters welke verband houden met de hoogte van het honorarium niet meegenomen, omdat deze parameters niet openbaar te verkrijgen zijn zoals de in de jaarrekening toegelichte parameters dat wel zijn. Er is daarom in dit onderzoek gekozen voor openbaar beschikbare onafhankelijke variabelen. Omdat in dit onderzoek van 2 populaties in dezelfde periode gebruik wordt gemaakt zou de impact van deze niet beschikbare parameters gering moeten zijn.

Een andere reden waarom de verplichte toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole vanaf 2008 geen invloed lijkt te hebben op de hoogte van het honorarium van de jaarrekeningcontrole voor de bedrijven welke voor 2008 het honorarium nog niet toelichtten, kan zijn dat de verschillende honoraria reeds bekend zijn bij de markt (accountantskantoren en aan de AEX en AMX genoteerde bedrijven). Dit wordt ondersteund vanuit de theorie dat bij een heterogeen oligopolie het bepalen van de prijs beperkt is, omdat klanten kunnen overlopen naar de concurrent. Hoe groot het aantal overlopers is hangt af van de mate waarin de klanten trouw blijven aan hun accountant. Ondernemingen op de marktvorm heterogeen oligopolie houden rekening met elkaars prijzen. Een prijsverhoging kan er toe leiden dat klanten weglopen.

Een ander mogelijk effect is dat de populatie van dit onderzoek 41 aan de AEX en AMX genoteerde bedrijven betreft welke gedurende de periode 2007 / 2011 onafgebroken aan de beurs waren genoteerd. Dit zou een vertekend beeld kunnen geven. Bij kleinere ondernemingen zou het onderzoek misschien wel tot een andere conclusie gekomen zijn, omdat hier andere factoren mee spelen, zoals: risicoprofiel van de onderneming (beursfonds – niet-beursfonds, ERP systemen) en BIG 4 versus non BIG 4 (Choi et al, 2009).

De uitkomsten van de beschrijvende statistiek zijn ook opvallend. De verwachting was dat alle variabelen zouden verslechteren ten opzicht van 2007, omdat de economische crisis een negatief effect zou moeten hebben op de onafhankelijke variabelen. Dit blijkt echter niet het geval te zijn bij drie van de vier

onafhankelijke variabelen. Alleen het aantal deelnemingen is afgenomen ten opzichte van 2007. Daarnaast is ook de afhankelijke variabele (gemiddelde honorarium jaarrekeningcontrole) afgenomen voor de bedrijven welke reeds voor 2008 het honorarium toelichten in hun jaarrekeningen, ten opzichte van 2007. Echter is de afhankelijke variabele voor de bedrijven welke vanaf 2008 het honorarium toelichten in hun jaarrekeningen wel gestegen ten opzichte van 2007.

Bij de vierde hypothese wordt een verband gezocht tussen de wisseling van accountant en de hoogte van het honorarium voor bedrijven welke zijn genoteerd aan de AEX en AMX.

De vierde hypothese is: “De overstap naar een ander accountantskantoor heeft een significant negatief effect

op de voorspelbaarheid van het honorarium, voor het onderzoek van de jaarrekening.”.

Op basis van de beschrijvende statistiek bestaat geen eenduidig beeld dat de wisseling van accountant automatisch leidt tot een verlaging van het honorarium voor de jaarrekeningcontrole. Van de populatie welke voor dit onderzoek is gebruikt, zijn slechts twee van de 41 bedrijven in de periode 2007 – 2011 gewisseld van accountant. Bij één van deze bedrijven is het honorarium wel afgenomen na de wisseling van accountant terwijl de in dit onderzoek geformuleerde onafhankelijke variabelen juist stijgen. Bij het andere bedrijf welke van accountant is gewisseld, neemt ook het honorarium na de wisseling af, echter hier nemen ook de onafhankelijke variabelen sterk af. Gezien bovenstaande populatie van bedrijven welke van accountant zijn gewisseld gering is, kan geen statistische conclusie voor deze hypothese worden gevormd.

Volgens dit onderzoek heeft de verplichte toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole geen significante invloed gehad op de hoogte van het honorarium. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat bij wisseling van accountant niet met een significante zekerheid voorspeld kan worden dat het honorarium voor de jaarrekeningcontrole zal dalen. Het antwoord op de hoofdvraag is dan ook dat de verplichte toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole geen dalend effect heeft op de hoogte van het honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening.

(29)

5.3 Beperkingen in het onderzoek

Één van de beperkingen van dit onderzoek is het feit dat in dit onderzoek alleen gebruik is gemaakt van publiek beschikbare parameters welke volgens Hay et al (2006) een significant verband hebben met de hoogte van het honorarium. Echter uit het onderzoek van Choi et al (2009) blijkt dat het honorarium ook door diverse niet publiek beschikbare parameters wordt beïnvloed. Er is in dit onderzoek gekozen om alleen publiek beschikbare parameters te gebruiken omdat deze gemakkelijk te verzamelen zijn. Bij publiek niet beschikbare parameters bestaat een grote kans dat deze informatie niet te achterhalen is, omdat deze niet met het maatschappelijk verkeer wordt gedeeld.

De verplichte toelichting van de accountantskosten in de jaarrekening geldt voor het honorarium voor werkzaamheden uitgevoerd door externe accountant en de accountantsorganisatie, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder a en e, van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). Buitenlandse kantoren vallen niet onder de Wta. Gevolg is dat bij een letterlijke interpretatie van de wet alleen de kosten van de Nederlandse kantoren vermeld wordt in de jaarrekening. In dit onderzoek kan dit een verstorende factor zijn wanneer het verschil in binnenlandse en buitenlandse activiteiten sterk afwijkt tussen de ondernemingen in de populatie. Gezien in dit onderzoek 5 opeenvolgende jaren met elkaar worden vergeleken, zal de impact hiervan niet significant zijn. Dit omdat de wijze van het verantwoorden van deze kosten niet gewijzigd is in deze 5 jaar, waardoor de jaren goed met elkaar te vergelijken zijn. Door deze beperking in het onderzoek kan ook alleen maar een conclusie worden getrokken over de Nederlandse honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening.

Een laatste beperking in dit onderzoek is dat de populatie van dit onderzoek 41 aan de AEX en AMX genoteerde bedrijven betreft, welke gedurende de periode 2007/2011 onafgebroken aan de beurs waren genoteerd. Dit kan een vertekend beeld geven. Bij kleinere ondernemingen zou het onderzoek misschien tot een andere conclusie hebben geleidt, omdat hier andere factoren mee spelen, zoals: risicoprofiel van de onderneming (beursfonds – niet-beursfonds, ERP systemen) en BIG 4 versus non BIG 4 (Choi et al, 2009).

5.4 Vervolg onderzoek

Dit onderzoek heeft zich specifiek gericht op aan de AEX en AMX genoteerde bedrijven. Vervolg onderzoek zou zich kunnen richten op een grotere populatie van ondernemingen in Nederland. Een mogelijk verband zou dan misschien wel aangetoond kunnen worden.

De periode waarop dit onderzoek zich heeft gericht, loopt tot en met 2011. De mogelijke impact van de toelichting van het honorarium van de jaarrekeningcontrole op de hoogte van het honorarium kan zich met een vertragend effect pas in 2012 of later gaan uiten. In een vervolg onderzoek zou daarom het effect in 2012 en later kunnen worden geanalyseerd.

Daarnaast is in dit onderzoek de omvang van accountant gewisselde bedrijven zeer gering. Met de verplichte roulatie (wisseling) van accountants vanaf 1 januari 2016 kan in 2016 zal een groot deel van de aan de AEX en AMX genoteerde bedrijven verplicht zijn van accountant te wisselen. Een vervolg onderzoek kan daarom worden uitgevoerd of de verplichte roulatie van accountant leidt tot een significante daling van het honorarium.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

The study in this article investigated how one language teacher interpreted and understood the social justice imperatives in the English Home Language Curriculum Statement for

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

Er zijn derhalve drie soorten consultatie te onderscheiden bij beslissingen over euthanasie: (1) de reguliere consultatie bij wilsbekwame patiënten die

Er zijn derhalve drie soorten consultatie te onderscheiden bij beslissingen over euthanasie: (1) de reguliere consultatie bij wilsbekwame patiënten die hun vrijwillige en

constaterende dat er jaarlijks vele leerlingen slachtoffer zijn van pesten op school en dat scholen een verantwoordelijkheid hebben voor een veilige omgeving van hun leerlingen en

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft