• No results found

ENIGE OPMERKINGEN OVER DE PROBLEMATIEK VAN HET VERGELIJKEND BEDRIJFSECONOMISCH VESTIGINGSPLAATSONDERZOEK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ENIGE OPMERKINGEN OVER DE PROBLEMATIEK VAN HET VERGELIJKEND BEDRIJFSECONOMISCH VESTIGINGSPLAATSONDERZOEK"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E N IG E O P M E R K IN G E N O V E R D E P R O B L E M A T IE K V A N H E T

V E R G E L IJ K E N D B E D R IJ F S E C O N O M IS C H

V E S T IG I N G S P L A A T S O N D E R Z O E K

door Dr. G. R. Krusel

In een vorig a r tik e l1) w erd gew ezen op de ach terstand w elke het N e d e r­

landse bedrijfsleven heeft bij het buitenland, m et nam e A m erika, w at

betreft de onafhankelijkheid en deskundigheid van de adviseurs op het

gebied van de vestigingsplaatskeuze. O p het gebied van vergelijkend be­

drijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek door, in opdracht of met steun

van de overheid, heeft N ederland eveneens een ach terstand bij het buiten­

land. In E ngeland verschenen reeds in 1952 de eerste ra p p o rte n 2) n aar

aanleiding van onderzoekingen n a a r de feitelijke relatie tussen kosten en

vestigingsplaats van industrieën. D eze onderzoekingen w erden verricht

door het ,.N ational Institute of Economie and Social R esearch” en onder

meer de Londense U niversiteit, met op de achtergrond de belangstelling,

m edew erking en financiële steun van de Board of T ra d e . D e grote belang­

stelling welke de Engelse regering steeds voor industriespreiding heeft

gehad in verband met de problem en van de z.g. developm ent areas en

Londen, w aren na de laatste w ereldoorlog aanleiding voor genoem de on­

derzoekingen.

D e wenselijkheid en enige concrete m ogelijkheden van vergelijkend be­

drijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek in het kader van het streven

n aa r verdere industriespreiding ter verlichting van de ruim telijke v ra a g ­

stukken in N ederlan d , kwam en reeds in het vorige artikel ter sprake. O p

de algem ene problem atiek van dit soort onderzoekingen w erd niet ingegaan;

deze problem atiek zal het onderw erp van het onderhavige artikel vormen,

waarbij tevens n ader op de zoëven genoemde E ngelse rapporten zal w o r­

den ingegaan.

Beginnen wij m et het probleem allereerst in de meest algem ene vorm te

schetsen. In een m aatschappij met ondernem ingsgew ijze productie, kan

en mag bij de beinvloeding van de vestigingsplaatsen van de industrie de

rendabiliteit van de productie niet uit het oog w orden verloren. D e private

ondernem er heeft namelijk in de eerste plaats deze rendabiliteit als rich t­

snoer; terw ille van sociale en planologische w enselijkheden kan hij geen

verliesgevende vestigingsplaats aanvaarden. W il de overheid om redenen

van algem een belang de vestigingsplaatsen van de industrie beinvloeden,

dan is het dus zeer gew enst om de gevolgen d aarvan op de rendabiliteit van

de betreffende bedrijven door bedrijfseconom isch onderzoek na te gaan.

Slechts op deze wijze kan de overheid in voldoende m ate m et het bedrijfs­

economisch aspect van het vestigingsplaatsbeleid rekening houden en bij

het algem een ruimtelijk beleid tot tegenover het bedrijfsleven verantw oorde

m aatregelen komen.

N a deze inleidende beschouw ingen komen wij th an s to t de vraag, w aaru it

het bedrijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek eigenlijk b estaat en welke

problem en zich daarbij kunnen voordoen. Om de verschillen in rendabiliteit

1) M.A.B. maart 1958.

2) W . F. Luttrell, The cost of industrial movement. Cambridge 1952.

D. C. Hague, P. K. Newman, Costs in alternative locations: The clothing industry. Cambridge 1952. Beide rapporten zijn verschenen in de serie „Occasional Papers”

(2)

vaa de productie als gevolg van verschil in vestigingsplaats volledig te kun­

nen beoordelen, is nodig vaststelling en analyse van de kosten- en op-

brengstverschillen t.o.v. de benodigde investeringen op de te vergelijken

vestigingsplaatsen.

D e benodigde investeringen w orden in de vestigingsplaatstheorie veelal

geheel buiten beschouw ing gelaten en toch spelen deze bij de oprichting

en vestiging van een bedrijf dikwijls zo'n grote rol. M enig ondernem er

heeft namelijk bij de oprichting van een bedrijf grote moeite om zijn finan­

cieringsplan sluitend te krijgen. Indien dan ook op bepaalde p laatsen (veel)

hogere investeringen nodig zijn dan elders, om dat b.v. te r p laatse geen

bedrijfsgebouw en kunnen w orden gehuurd, de grondgesteldheid tot hogere

bouw kosten dw ingt, zal dit een niet kapitaalkrachtige ondernem er van

vestiging kunnen afhouden, ook al zijn vele andere vestigingsfactoren er

gunstig. M a a r ook t.a.v. een groot concern met nog zo’n sterke verm ogens­

positie, zal men zonder redenen voor een nieuw bedrijf eveneens geen ves­

tigingsplaats kiezen w aarbij de benodigde investeringen b.v. 25 % hoger

zijn, m aar het absolute w instcijfer gelijk is aan d at op een andere vestigings­

plaats.

Bij de bevordering van industrievestiging op bepaalde p laatsen of in be­

paalde streken, hebben de belanghebbende instanties dikwijls gegrepen

n aa r faciliteiten als goedkope geldleningen, het gratis ter beschikking stel­

len van grond of het bouw en van industriehallen om deze dan tegen lage

prijs te verhuren. D it alles kan een grote aantrekkingskracht op de onder­

nem er uitoefenen uit hoofde van de financiering, terw ijl het tevens als com­

pensatie kan zijn bedoeld voor ongunstige kosten- of opbrengstfactoren bij

productie ter plaatse. D uidelijk is in ieder geval gew orden, d at bij bedrijfs­

economisch vestigingsplaatsonderzoek de investeringen van de bedrijfs-

huishouding de nodige aan d ach t behoren te hebben.

H et vaststellen en analyseren van verschillen in kosten- en opbrengst-

verhoudingen op de te vergelijken vestigingsplaatsen is geen eenvoudige

zaak, met nam e om dat het prognoses voor de toekom st vereist en bovendien

vele vestigingsfactoren moeilijk exact in cijfers zijn uit te drukken. E en korte

toelichting moge dit verduidelijken. H et is allereerst zo, d at de ondernem er

er belang bij heeft, ter wille van het duurzam e rendem ent van nieuw e inves­

teringen, d at de kosten- en opbrengstverhoudingen niet alleen momenteel

gunstig zijn of dit in het verleden gew eest zijn, m aar d at het ook in de toe­

komst zo zal zijn op de betreffende vestigingsplaatsen. E en tijdelijk nadeel

kan desnoods nog w orden aanvaard, indien de exploitatieresultaten in de

toekom st zeer gunstig beloven te zijn. Z ow el bij de vergelijking van bestaan ­

de als van denkbeeldige bedrijven op verschillende vestigingsplaatsen, zijn

dan ook schattingen voor de toekom st nodig, zo men althans de vestigings-

m ogelijkheden voor nieuwe bedrijven op verantw oorde wijze wil nagaan.

W a t de m eetbaarheid van vele factoren betreft, w illen wij wijzen op de

moeilijkheid, zo niet onmogelijkheid, om de contact- en voelingsvoordelen

t.a.v. nabijheid tot in- en verkoopm arkt, de sociale factoren, b.v. de invloed

van een goede sam enw erking met de plaatselijke gem eenschap, e.d., een

exacte w aard erin g toe te kennen bij het analyseren van de verschillen in

exploitatieresultaat van bedrijven op de te vergelijken vestigingsplaatsen.

(3)

len van gegevens van de medew erking van het bedrijfsleven verzekert. D e

genoem de Engelse onderzoekingen profiteerden van de vrijwillige m ede­

w erking van de betreffende bedrijven, w aardoor de onderzoekers veelal

zelf de gegevens uit de bedrijfsadm inistratie konden verzam elen. Bedrijfs-

functionarissen w erden bovendien bereid gevonden om de nodige toelich­

tingen te verstrekken. O ok al stond de B oard of T ra d e op de achtergrond,

de verantw oordelijkheid voor de uitkom sten van het onderzoek berustte

geheel bij de met d a t onderzoek belaste instituten.

Z ee r belangrijk achten wij het, d at dergelijke bedrijfseconom ische onder­

zoekingen niet teveel door ambtelijke of semi-am btelijke instanties w orden

uitgevoerd die uitsluitend plaatselijke of regionale belangen dienen. D it

zou aan de objectiviteit, althans n aa r het oordeel van de ondernem er, a f­

breuk kunnen doen. In zoverre bij deze of andere instituten en instanties de

leiding berust bij ingenieurs, juristen of sociografen, zou bovendien de juis­

te instelling of deskundigheid voor dergelijk bedrijfseconom isch onderzoek

kunnen ontbreken.

O m m isverstand te voorkom en zij opgem erkt, d at bepaalde publicaties

van de Econom isch Technologische Instituten, z.g. industriedocum entatie­

rapporten, w aarin slechts een algem ene opsomming van de vestigingsfacto-

ren in bepaalde gem eenten w ordt gegeven, niet m et de door ons bedoelde

bedrijfseconom ische onderzoekingen mogen w orden vereenzelvigd. D eze

rapporten kunnen hoogstens enige gegevens verschaffen voor h et op de

afzonderlijke bedrijfstakken en bedrijven gerichte bedrijfseconom isch on­

derzoek. O p de kwestie wie de onderzoekingen m oeten uitvoeren, komen

wij aan het slot van dit artikel nog terug.

H e t is gew enst met enige n adruk v ast te stellen, d a t tot dusverre door ons

niet alleen is gesproken van het vaststellen van kostenverschillen op ver­

schillende vestigingsplaatsen, m aar tevens van opbrengstverschillen, aa n ­

gezien het gevaar niet denkbeeldig is, dat men m eent bij het vergelijkend

bedrijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek uitsluitend met kostprijsver­

gelijkingen te kunnen volstaan. Bij de behandeling van het vestigingsplaats­

vraagstuk volgde men namelijk lange tijd het voetspoor van A lfred W e b er,

die uitsluitend op kostenverschillen lette bij verandering van de vestigings­

plaats. Z o 'n voorstelling van zaken is alleen onder bijzondere voorw aarden

te aanvaarden, n.1. indien men aanneem t dat de producent ongeacht de ves­

tigingsplaats zich ten alle tijde van een onbeperkte afzet tegen de geldende

m arktprijs verzekerd weet. Iedere producent heeft dan m.a.w. op elke vesti­

gingsplaats met een horizontale vraagcurve te maken. D it is mogelijk in een

vrije verkeershuishouding met een toestand van volkom en concurrentie,

w aarbij de vraag op één of enige plaatsen is geconcentreerd. Bij verspreiding

van de afnem ers zal een producent in bepaalde gevallen een m onopolistische

positie trachten in te nem en door zich in de onmiddelijke nabijheid van een

groep afnem ers te vestigen.

In de praktijk gaat W e b e r's verw aarlozing van de verkoopm ogelijkheden

niet op, een toestand van volkom en concurrentie is niet aanw ezig en de af­

nem ers zijn, zij het niet steeds regelm atig, verspreid. H e t is vooral A ugust

Lösch geweest, die W e b e r's oplossing als ontoereikend kwalificeerde, in­

dien men tevens op de afzetm ogelijkheden let bij de keuze van de vestigings­

plaats. Lösch heeft in dit opzich de vestigingsplaatstheorie in het juiste spoor

gebracht, alhoew el zijn eigen oplossing, n.1. d at regelm atig verspreide pro­

ducties het doelm atigst en bovendien de werkelijkheid zijn, eveneens niet

bevredigend is.

(4)

kader van het vergelijkend bedrijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek

zal de aan d ach t juist op de niet regelm atig verspreide stuw ende nijverheid

zijn gericht. D e verzorgingsbedrijven volgen in het algem een slechts de

b estaande bevolkingsspreiding; met de vestiging van stuw ende nijverheid

kan men echter op de bevolkingsspreiding trachten in te w erken en dit laat­

ste is juist een belangrijk oogm erk van het op verdere industriespreiding

gerichte vergelijkend bedrijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek.

De richting van H otelling c.s. over de vestigingsplaatsen van duopolisten

en oligopolisten in het kader van de m arktstrategie, d.w.z. het streven n aa r

de beheersing van het grootste m arktgebied, vervalt t.o.v. W e b e r tot het

andere uiterste. In deze analyses ziet men de productiekosten als onafhanke­

lijk van de vestigingsplaats en daarm ee doet men de w erkelijkheid eveneens

gew eld aan. M et deze enkele opm erkingen m oeten wij hier volstaan; een

verdere bespreking van de pele opvattingen in de literatuur zou een vol­

ledige uiteenzetting van de ontw ikkeling van de vestigingsplaatstheorie

vereisen.

H et v estigingsplaatsvraagstuk is dus niet uitsluitend als een kostprijs­

vraagstuk te bestem pelen, w aard o o r de genoem de E ngelse rap p o rten in

zoverre enigszins aan w aard e verliezen, aangezien daarin alleen het v er­

band tussen kosten en vestigingsplaats is onderzocht. H ag u e en N ew m an

probeerden de klip te omzeilen door aan te nem en, d a t de verschillende

vestigingsplaatsen de v raag n aar de producten van de bedrijfshuishouding

slechts zouden beinvloeden op een wijze w elke onm iddellijk tot uiting zou

kom en in een verandering van de verkoopkosten. D oor een verandering van

de vestigingsplaats kan de situatie zich echter zo wijzigen, d at ondanks

hoge (re) verkoopkosten toch met een lagere omzet en of lagere verkoop­

prijzen moet w orden genoegen genom en. M ark tan aly ses zullen dan ook

bij het vergelijkend vestigingsplaatsonderzoek nodig zijn om de invloed van

de vestigingsplaats op de m arktverhoudingen zo goed mogelijk na te gaan.

W ij zullen dit met enige voorbeelden, zowel t.a.v. de inkoop als de verkoop

n ader illustreren.

W il men b.v. nag aan of bepaalde bedrijfshuishoudingen elders kunnen

w orden gevestigd en men daarbij toch de b estaande inkoopgebieden (-p la a t­

sen) en verkoopg eb ied en (-p laatsen ) wil handhaven, dan moet m en be­

denken:

•— D a t er een voorkeur kan b estaan bij de leveranciers of afnem ers voor

ter plaatse gevestigde bedrijven. D eze voorkeur kan zich uiten in de bereid­

heid tot grotere leveranties of afnam e en tot lagere inkoopprijzen of hogere

verkoopprijzen.

— D a t er een voorsprong kan o ntstaan voor de concurrentie, indien deze

wel in de nabijheid van de leveranciers of afnem ers blijft gevestigd. E en

concurrentie-analyse behoort in de praktijk van de vestigingsplaatskeuze

dan ook steeds een grote rol te spelen.

—- D a t met het toenem en van de afstan d het contact met de m arkt w ordt

bemoeilijkt. Schakelt men bij de verkoop de handel in om deze nadelen te

ontgaan, dan moge de omzet misschien wel verzekerd blijven, de verkoop­

prijzen w orden echter lager.

— Bovendien al zou het afzetgebied zeer groot zijn en er d aa rd o o r slechts

van verplaatsing binnen d a t afzetgebied sprake zijn, toch behoeft niet iedere

plaats binnen d at gebied een even gunstige m arktstrategische positie in te

nemen.

O verw eegt men op andere vestigingsplaatsen de vroegere in- en verkoop-

m arkten prijs te geven, dan ontstaan de volgende problem en:

(5)

— W e lk e inkoop- of afzetgebieden (-p laatsen ) het beste passen bij de

nieuwe vestigingsplaats (-g eb ied en ).

— O f de in- en verkoopm ogelijkheden van die nieuw e m arkten niet on­

gunstiger zijn als in de gebieden w elke men gaat prijsgeven. M inder gunstige

verkoopm ogelijkheden b.v. zijn te aanvaarden, indien in het nieuw e vesti-

gingsgebied lagere productie- en verkoopkosten voldoende com pensatie

bieden. M ark tan aly ses en kostenvergelijkingen staan daarom niet los van

elkaar.

Voor de in Nederland gewenste industriespreiding is het zeker een moei­

lijk punt indien een bedrijf bij vestiging in de randprovincies het ruime afzet­

gebied in het W esten van Nederland zou moeten prijsgeven, hetzij geheel

of gedeeltelijk. Zou verder industriespreiding bepaalde bedrijven in een

ongunstige positie t.a.v. de export brengen, dan kan dit zowel privaat- als

nationaal-economisch zeer nadelig zijn.

D e kostprijsvergelijkingen in het kader van het vestigingsplaatsonder­

zoek vragen thans n ad e r de aandacht. In de genoem de E ngelse rap p o rten

is in ieder geval duidelijk tot uitdrukking gekom en, d at deze kostenverge­

lijkingen zeer veel w erk van de onderzoekers eisen en d at zij daarbij voor

vele problem en komen te staan. W ij zullen een algem ene schets van ge­

noem de rap p o rten geven en enige problem en n ader bezien.

In het rap p o rt van Luttrell w orden de gevallen van drie schoenfabrieken

(behorende to t dezelfde ondernem ing) en een m achinefabriek (eveneens

een filiaalvestiging) tot in detail beschreven, alhoew el vele conclusies op

een groter aantal onderzochte gevallen van industrievestiging berusten.

Richt het rap p o rt van Luttrell zich in het bijzonder op de N o rth M idland

Region van E ngeland, in het rapport van H ague en N ew m an v indt m en de

ervaringen van de Londense kledingindustrie, w elke hoofdzakelijk filialen

in de „South W a le s developm ent a re a ” heeft gevestigd. H et onderzoek

b etreft hier 25 bedrijven, w aarvan 4 bedrijven gedetailleerd w orden be­

schreven.

Luttrell geeft vele tabellen met absolute kostencijfers; H ague en N ew m an

verm elden de gevonden kostenverschillen slechts als percentages van de

omzet. D it laatste m aakt de ondernem ers minder huiverig om m edew erking

aan dergelijke onderzoekingen te verlenen. D e kosten w orden door Luttrell

sam engevat in directe loonkosten en vier soorten „overheads” , te w eten:

indirecte lonen en salarissen, gebouw - en w erktuigkosten, reis- en communi­

catiekosten, diversen. H ague en N ew m an bezien, behalve een restgroep,

de kostenverschillen t.a.v. het transport, de leiding, het energieverbruik en

de benodigde grond, en tenslotte de arbeid. D e aan d ach t voor de arbeids­

kosten is in beide rapporten groot. D it is begrijpelijk, om dat gebrek aan

arbeidskrachten op de bestaande vestigingsplaatsen in vele gevallen de

belangrijkste oorzaak w as voor de vestiging van een filiaal op een plaats

w aar die arbeidskrachten wel beschikbaar w aren.

W a t de uitkom sten van de onderzoekingen betreft, w illen wij alleen v er­

melden, d at de filialen als geheel een vrij gunstig beeld vertoonden. M aa r

dit zegt nog niets definitiefs over de mogelijkheid van industriespreiding

t.a.v. andere bedrijfstakken, aangezien met nam e de schoen- en kleding­

industrie zich bijzonder goed lenen voor vestiging in gebieden met goed­

kope arbeidskrachten. H et onderzoek zou daarom w orden voortgezet om

een vollediger beeld te krijgen.

(6)

ditionele vestigingsplaats met de kosten van het filiaal op de nieuw e ves­

tigingsplaats te vergelijken. M a a r dan rijst m eteen de vraag, moet men voor

het hoofdbedrijf de kosten per eenheid product bepalen bij de bestaande

productieom vang of bij een grotere productieom vang die zou zijn opgetre­

den, indien men tot expansie ter plaatse en niet tot vestiging van een filiaal

had besloten. Indien het mogelijk w as gew eest (o.a. vergunningen en a r­

beidskrachten b esc h ik b a ar), hadden de betreffende E ngelse ondernem ingen

namelijk liever to t expansie overgegaan dan to t vestiging van filialen.

Luttrel m aakt daarom onder meer beide vergelijkingen t.a.v. de kosten van

de filialen.

H ag u e en N ew m an deden het anders en vergeleken de kosten van het

bestaande filiaal in een ontw ikkelingsgebied m et een denkbeeldig filiaal in

Londen. M en heeft de vergelijking zo zuiver mogelijk willen houden, al­

hoew el d at filiaal in Londen onder meer door het w eigeren van de nodige

vergunningen in w erkelijkheid veelal niet te realiseren zou zijn gew eest.

D oor beperkte tijd en m iddelen bezagen H ag u e en N ew m an, in tegenstelling

tot Luttrell, slechts de situatie in een bepaald jaar. L uttrell heeft door een

vergelijking over enige jaren getracht n a te gaan in hoeverre bepaalde

nadelige kostenverschillen van de filialen tijdelijk dan wel blijvend w aren.

A anloopm oeilijkheden heeft een bedrijfshuishouding op elke vestigings­

plaats; door vooral aa n d ach t aan de blijvende kostenverschillen te besteden,

heeft L uttrell kennelijk de gekozen vestigingsplaatsen zo zuiver mogelijk

w illen beoordelen.

H et lijkt ons nuttig n aa r aanleiding van deze belangrijke rap p o rten nog

enige algem ene opm erkingen te maken.

—■

V ergelijkt men gelijksoortige reeds gevestigde bedrijven, dan heeft men

t.a.v. het heden en verleden met kosten- en opbrengstcijfers te m aken die

ook w erkelijk zijn gerealiseerd, alhoew el zoals reeds gezegd, voor de toe­

kom st schattingen nodig zijn. V ergelijkt m en een gevestigd bedrijf m et een

denkbeeldig bedrijf of vergelijkt men enige denkbeeldige bedrijven onder­

ling, dan moet men zich goed bew ust zijn, d at alle schattingen en prognoses

nog m aar in de praktijk moeten w orden gerealiseerd. Bij publicatie van de

resultaten van dergelijke onderzoekingen, moet daarom steeds duidelijk

w orden vermeld w elke cijfers in feite zijn gerealiseerd en w elke op schattin­

gen berusten.

-— M en zal in vele gevallen niet aan vergelijkingen met denkbeeldige be­

drijven ontkom en, met name niet indien in de ontw ikkelingsgebieden van

een land de betreffende industrie nog onbekend is. T ro u w en s het is juist

een belangrijk oogm erk van de bedrijfseconom ische onderzoekingen om

nieuw e industriële vestigingsm ogelijkheden in de m inder ontw ikkelde delen

van een land na te gaan.

(7)

aanvaard b are conclusies kunnen leiden. E en bepaalde vestigingsplaats zou

b.v. de vestiging van een zeer groot bedrijf vereisen, terw ijl de ondernem er

d a a r in de praktijk slechts een klein bedrijf zou willen vestigen. W e lk e op­

lossing men ook kiest, steeds zal deze in de praktijk met bedachtzaam heid

moeten w orden gehanteerd.

Bij het vergelijken van hoofdbedrijf en filialen van een ondernem ing

m oet men zorgen, d at fouten in de interne organisatie geen verkeerd beeld

kunnen geven van de relatieve voordelen van de betreffende vestigings­

plaatsen. In de besproken E ngelse rap p o rten bleek namelijk, d at de resul­

taten van de filialen soms ongunstig w erden beinvloed door organisatori­

sche fouten, b.v. door het ontbreken van een eigen filiaalleiding ter plaatse.

O ok al kan het vergelijkend vestigingsplaatsonderzoek dikwijls met profijt

gebruik m aken van de ondervindingen van ondernem ingen t.a.v. filiaal-

vestiging, het onderzoek is echter niet principieel aan de geografische d e­

centralisatie van bedrijven gebonden. V o o r een filiaal kan op bepaalde ves­

tigingsplaatsen het resu ltaat ook gustiger blijken te zijn dan voor een over­

eenkom stig zelfstandig bedrijf als gevolg van de steun welke het filiaal van

het hoofdbedrijf of van de gehele ondernem ing ondervindt.

D e m eest typische moeilijkheid w aarvoor men bij het vergelijkend vesti­

gingsplaatsonderzoek staat, is wel de keuze van de te vergelijken plaatsen.

D oor w illekeurige plaatsen in twee gebieden (b.v. R an d stad H olland

en een randprovincie) te vergelijken, behoeft men geen juist beeld van de

industriële vestigingsm ogelijkheden in de betreffende gebieden te verkrij­

gen. M en zou daarom voor denkbeeldige bedrijven eerst m oeten nagaan,

w at in de te vergelijken gebieden de doelm atigste vestigingsplaats is, en

voor reeds b estaande bedrijven zou eerst de doelm atigheid van de gekozen

vestigingsplaatsen binnen de betreffende gebieden m oeten w orden beoor­

deeld.

E en redelijke oplossing zou zijn, d at men enige met overleg gekozen

plaatsen in de betreffende gebieden gaat vergelijken en daard o o r tegelijk

verschillen tussen en binnen de gebieden kan vaststellen. D it laat meer

keuze en verkleint het gevaar van m isrekeningen. Z e e r af te keuren is het

om bew ust een vertekend beeld te gaan oproepen, door b.v opzettelijk voor

de betreffende industrieën een ongunstige vestigingsplaats in een gebied

met grote bevolkingsconcentratie te gaan vergelijken met de meest gunstige

vestigingsplaats in een ontw ikkelingsgebied. E chter ook al streeft men n aar

de grootst mogelijke objectiviteit, toch kan de ondernem er de bij die onder­

zoekingen gem aakte schattingen en berekeningen voor zijn concrete geval

van bedrijfsvestiging niet aa n v aard b aar achten.

W a n n e e r een bepaalde bedrijfstak op duidelijke wijze gebonden is aan

bepaalde plaatsen of streken (b.v. mijnbouw of grote scheepsw erven), dan

w orden de problem en voor het vergelijkend vestigingsplaatsonderzoek in

dit opzicht eenvoudiger en zelfs kan het gehele onderzoek overbodig w o r­

den. Bij het onderzoek van bepaalde bedrijven zou zelfs kunnen blijken,

d at zij ten onrechte buiten R an d stad H olland zijn gevestigd.

(8)

-keurigheid van de onderzoekingen zal afhangen van de verstrekte opdracht,

de tijd en de m iddelen welke de onderzoekers ter beschikking staan.

H et zal duidelijk zijn gew orden, d a t verantw oorde vestigingsplaatsonder­

zoekingen grote eisen stellen aan de deskundigheid van de onderzoekers.

H et ontbreken van bedrijfseconom isch geschoolde vestigingsplaatsdeskun­

digen zal derhalve in ons land een sterke belemmering kunnen vorm en voor

de in dit artikel beschreven onderzoekingen.

In het buitenland liggen de verhoudingen in het algem een gunstiger; de

overheid heeft er, zoals bleek, grote belangstelling voor en universiteiten

en instituten houden zich ermee bezig. D e opleiding van vestigingsplaats­

deskundigen, zowel ter wille van het bedrijfslepen (in de vorm van de ves­

tigingsplaatsadviseur), als terw ille van het algem een belang in de vorm van

verantw oord vergelijkend bedrijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek,

zal uiteindelijk een zaak van onze universiteiten moeten w orden. In A m eri­

ka b.v. heeft men reeds enige hoogleraren die specialist zijn op het gebied

van vestigingsplaatsvraagstukken.

M aatschappelijke noodzaak zal, gezien de moeilijke ruim telijke v ra a g ­

stukken in N ederland, de overheid tenslotte zeker to t om vangrijk en v er­

antw oord opgezet vestigingsplaatsonderzoek dw ingen. M a a r doet het be­

drijfsleven verstandig om rustig d at onderzoek of de rap p o rten d aarvan af

te w achten? W ij m enen d a t het N ederlandse bedrijfsleven, hetzij landelijk,

regionaal, locaal of bedrijfstaksgew ijze, goed zou doen het vergelijkend ves­

tigingsplaatsonderzoek zo spoedig mogelijk zelf ter hand te nemen, b.v.

door de oprichting van een gem eenschappelijk researchinstituut. H e t private

innitiatief heeft in N ed erlan d dikwijls een grote rol gespeeld en bovendien

is voor het bedrijfsleven sam enw erking niet iets nieuws.

V a n de voordelen w elke dit voor het bedrijfsleven zou m eebrengen, w il­

len wij er enige noemen.

M et voldoende en betrouw baar cijferm ateriaal in de hand, kan het be­

drijfsleven op verantw oorde wijze het overheidsbeleid t.a.v. verdere in-

dustriespreiding beoordelen en er in de gevallen d at het nodig is, invloed

op uitoefenen.

D e bedrijfseconom ische onderzoekingen kunnen verder een gunstige in­

vloed uitoefenen op de publieke opinie t.a.v. de betreffende bedrijven.

H e t bedrijfsleven krijgt bovendien een beter inzicht in de doelm atigheid

van de b estaande v estigingsplaatsstructuur in N ederlan d . D it is geen luxe,

w ant in de praktijk zijn de vestigingsplaatsen dikwijls weinig doordacht

gekozen.

D oor de overheid voor te zijn of voor te blijven, kunnen w ellicht inlich­

tingen en het toestaan van boekenonderzoek aan am btelijke instanties gro­

tendeels achterw ege blijven.

E en zeer belangrijk nevengevolg zou zijn, d at het bedrijfsleven door deze

onderzoekingen zou kunnen bijdragen tot de vorm ing van het beroep van

vestigingsplaatsadviseur. D e m edew erkers van het voorgestelde research­

instituut zouden bij het vestigingsplaatsonderzoek belangrijke ervaring op­

doen en dit zou enige van hen in sta a t stellen om na verloop van tijd, vooral

indien tevens een mogelijkheid to t w etenschappelijke scholing zou w orden

geopend, zich als bedrijfseconom isch vestigingsplaatsadviseur te vestigen.

O ok al is het vergelijkend vestigingsplaatsonderzoek van groot belang voor

het bedrijfsleven, toch blijft namelijk de daadw erkelijke vestiging van ieder

nieuw bedrijf eigen problem en m eebrengen.

M en zou daarom zelfs kunnen overw egen, het researchinstituut in be­

(9)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ze rook geschroeid haar en verbrande huid, hoorde iemand roepen en stelde geërgerd vast dat het haar eigen stem moest zijn, maar had toch de indruk dat iemand anders schreeuwde,

Dit jaar is er één vacante plaats voor het bestuur vrij, indien er meerdere kandidaten zijn zal er Op het souper gestemd worden door de aanwezige leden welke

Geld voor ander onderdak, eten of om terug te gaan naar mijn dorp bezit ik niet. Ik geloof niet, dat dit het plan is, dat God voor mij heeft, maar ik weet nu niet wat ik

[r]

Ende so haest als die keiser dese tijdinge hoorde, dede hi alle zijn volck wapenen, ende reet metten geheelen heir nae die grachten, daer Titus ende Pilatus met die van Jherusalem

Gelet op het tijdelijke karakter van het gebruik is geen vergoeding verschuldigd en kunnen de werken zonder verdere regeling worden uitgevoerd.. Ik ga er van uit dat na afloop van

Onder de rubriek "Mededelingen" van deze beschikking is vermeld dat het verlenen van toestemming tot het privaatrechtelijk gebruik van staatseigendommen alsmede het aangaan

Volgens Johnston Taylor is ‘de wounded healer een zorgverlener, die in zijn leven ook blessures heeft opgelopen, moeite en pijn heeft ervaren, verliezen heeft gekend?. Hij heeft