E N IG E O P M E R K IN G E N O V E R D E P R O B L E M A T IE K V A N H E T
V E R G E L IJ K E N D B E D R IJ F S E C O N O M IS C H
V E S T IG I N G S P L A A T S O N D E R Z O E K
door Dr. G. R. Krusel
In een vorig a r tik e l1) w erd gew ezen op de ach terstand w elke het N e d e r
landse bedrijfsleven heeft bij het buitenland, m et nam e A m erika, w at
betreft de onafhankelijkheid en deskundigheid van de adviseurs op het
gebied van de vestigingsplaatskeuze. O p het gebied van vergelijkend be
drijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek door, in opdracht of met steun
van de overheid, heeft N ederland eveneens een ach terstand bij het buiten
land. In E ngeland verschenen reeds in 1952 de eerste ra p p o rte n 2) n aar
aanleiding van onderzoekingen n a a r de feitelijke relatie tussen kosten en
vestigingsplaats van industrieën. D eze onderzoekingen w erden verricht
door het ,.N ational Institute of Economie and Social R esearch” en onder
meer de Londense U niversiteit, met op de achtergrond de belangstelling,
m edew erking en financiële steun van de Board of T ra d e . D e grote belang
stelling welke de Engelse regering steeds voor industriespreiding heeft
gehad in verband met de problem en van de z.g. developm ent areas en
Londen, w aren na de laatste w ereldoorlog aanleiding voor genoem de on
derzoekingen.
D e wenselijkheid en enige concrete m ogelijkheden van vergelijkend be
drijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek in het kader van het streven
n aa r verdere industriespreiding ter verlichting van de ruim telijke v ra a g
stukken in N ederlan d , kwam en reeds in het vorige artikel ter sprake. O p
de algem ene problem atiek van dit soort onderzoekingen w erd niet ingegaan;
deze problem atiek zal het onderw erp van het onderhavige artikel vormen,
waarbij tevens n ader op de zoëven genoemde E ngelse rapporten zal w o r
den ingegaan.
Beginnen wij m et het probleem allereerst in de meest algem ene vorm te
schetsen. In een m aatschappij met ondernem ingsgew ijze productie, kan
en mag bij de beinvloeding van de vestigingsplaatsen van de industrie de
rendabiliteit van de productie niet uit het oog w orden verloren. D e private
ondernem er heeft namelijk in de eerste plaats deze rendabiliteit als rich t
snoer; terw ille van sociale en planologische w enselijkheden kan hij geen
verliesgevende vestigingsplaats aanvaarden. W il de overheid om redenen
van algem een belang de vestigingsplaatsen van de industrie beinvloeden,
dan is het dus zeer gew enst om de gevolgen d aarvan op de rendabiliteit van
de betreffende bedrijven door bedrijfseconom isch onderzoek na te gaan.
Slechts op deze wijze kan de overheid in voldoende m ate m et het bedrijfs
economisch aspect van het vestigingsplaatsbeleid rekening houden en bij
het algem een ruimtelijk beleid tot tegenover het bedrijfsleven verantw oorde
m aatregelen komen.
N a deze inleidende beschouw ingen komen wij th an s to t de vraag, w aaru it
het bedrijfseconom isch vestigingsplaatsonderzoek eigenlijk b estaat en welke
problem en zich daarbij kunnen voordoen. Om de verschillen in rendabiliteit
1) M.A.B. maart 1958.
2) W . F. Luttrell, The cost of industrial movement. Cambridge 1952.
D. C. Hague, P. K. Newman, Costs in alternative locations: The clothing industry. Cambridge 1952. Beide rapporten zijn verschenen in de serie „Occasional Papers”