• No results found

2 Eenheden, isoleren en afronden.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2 Eenheden, isoleren en afronden."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uitwerkingen 2013

Opgave 2.1 Eenheden en voorvoegsels.

a 4,25 mg = 0,00425 g of 4,25·10-3 g b 4,25 mg = 0,00000425 kg of 4,25·10-6 kg c 4,0·103 g = 4,0 kg

d 2,30 L = 2300 mL of 2,30·103 mL e 60 µL= 0,000060 L of 6,0·10-5 L f 40 ms = 0,040 s of 4,0·10-2 s g 1,25 h = 75 min of 7,5·101 min h 0,56 h = 2016 s of 2,016·103 s i 2 kV = 2000 V of 2·103 V j 3 mA = 0,003 A of 3·10-3 A

Opgave 2.3 Voorvoegsels en macht van ‘10’

a milli = 10-3 b mega = 106 c 103 = kilo (k) d 10-6 = micro (µ) e µ = 10-6

a atto = 10-18

b deci = 10-1 c 1012 = tera (T) d 10-9 = nano (n) e p = 10-12

Opgave 2.5 Grootheden, eenheden en symbolen.

a eenheid meter (m) hoort bij grootheid lengte (l)

b grootheid massa (m) heeft als eenheid kilogram (kg) c eenheid seconde (s ) hoort bij grootheid tijd (t )

d eenheid volt ( V) hoort bij grootheid spanning( U ) e eenheid ampère (A) hoort bij grootheid stroomsterkte (I) f eenheid gram (g) hoort bij grootheid massa(m)

g grootheid hoeveelheid materiaal (n) heeft als eenheid mol (mol)

2 Eenheden, isoleren en afronden.

(2)

Opgave 2.7 Gebruik van online conversieprogramma.

a 3 km = 3000 m of 3·103 m b 60 µm = 6,0·10-5 m

c 70 MJ = 70.000.000 J of 7,0·107 J d 50 mJ = 0,050 J of 5,0· 10-2 J e 4,75 kg = 4750 g of 4,75·103 g f t = 2,78 min = 167 s of 1,67·102 s g F = 100 kN = 100.000 N of 1,00·105 N h V = 250 mL= 0,250 L of 2,50·10-1 L i 250 mL = 0,250 L

j 20 0C = 293 K k 8,5 kW = 8,5·103 W

Opgave 2.8 Data, opslag en communicatie a 1000 tekens = 1000 B = 8000 b b 600 x 800 pixels = 4,8·105 pixels

4,8·105 pixels = 4,8·105× 24 = 11,52·106 b = 1,44 ·106 B c Nodig 1,44 ·103 kB

d tijd = 35,9s 10

512 8 10 3 , 2

3 6

=

×

e aantal mp3 = 93 10

6 10 560

6 6

=

f afspeeltijd = 139s

10 150

8 10 2600

3 3

=

×

g afbeelding 100_0903.jpg =1656 ×1242 = 2,0567·106 pixels, hiervoor is 1 MB geheugenruimte nodig.

per pixel = 3,9b/pixel 10

0567 , 2

8 10

6 6

=

×

afbeelding rotatiepers.jpg = 222 × 350 = 7,77·104 pixels, hiervoor is 71 kB nodig.

per pixel = 7,3b/pixel 10

77 , 7

8 10 71

4 3

=

×

Opgave 2.10 Het getal π.

a O=π⋅d =π⋅10cm=31,4cm(afgerond 31 cm) b O=π⋅d =π⋅5,0cm=15,7cm(afgerond 16 cm) c l=10×15,7=157cm

d l=n⋅π⋅d

l=100⋅π⋅70=21991mm=22,0m

(3)

2 2

2 2

m 0628 , 0 cm 628

15 5 2 5 2 2

2

=

=

×

×

⋅ +

×

=

⋅ +

= π r π r h π π

A

Opgave 2.11 Converteren van lengte- en oppervlakte-eenheden (1).

a O=2l+2b=2×0,20+2×0,050=0,50m b O=lb=200×50=10.000mm2

c O=10.000mm2 =10.000×106m2 =0,01m2 d O=0,01m2 =0,01×0,0001=106hm2 e l=20cm=20×104 µm

Opgave 2.12 Converteren van lengte- en oppervlakte-eenheden (2) a O=π⋅d =31,4cm

b O=31,4cm=31,4×10-2m=3,14⋅10-4km c A=π⋅r2 =π×0,052m2 =7,9⋅10-3m2

d A=7,9⋅10-3m2 =7,9⋅103×1012 µm2 =7,9⋅109 µm2 e O=π⋅d =31,4cm→l=20×31,4=628cm

Opgave 2.14 Converteren van oppervlakte- en volume-eenheden (1).

a V =lbh=10cm×5cm×3cm=150cm3 =0,15dm3 b A=2⋅lb+2⋅hb+2⋅lh=

c V =0,15dm3 =150cm3 =150mL d V =0,30dm3 =0,30L.

Opgave 2.15 Converteren van oppervlakte- en volume-eenheden (2).

a V =π⋅r2h=π ⋅52 ⋅15=1178cm3 =1178mL b O=π⋅d =31,4cm=314mm

c

d V =1178mL=1,178⋅10-3 m3

e V =π⋅r2h=π ⋅52 ⋅8=628cm3 =628mL Opgave 2.18 Isoleren.

a ⋅π

= 4

r l

b 2

r h V

=

π c a=b⋅( −h 2) d k =b2−2

(4)

Opgave 2.19 Formules omzetten en juiste eenheden gebruiken.

a a2 =230mm2a= 230mm2 =15,2mm=1,52cm

b V = Al=230mm2×2500mm→V =575000mm3 =575cm3

c 4000cm 400dm

cm 0,05

cm 200

2 3

=

=

=

= A l V

d l

a V l

a2 =V → =

e 0,2dm

dm 50

dm

2 = →a= 2 =

l a V

f 3 2 2 3 A3

A l l l

A= ⋅ → = → =

Opgave 2.20 Significante cijfers.

Hoeveel significante cijfers hebben de volgende getallen?

a 1200 (4) b 0,03 (1)

c 12,030 (5) d 1,23·103 (3) e 0,0 (1)

f 1,2 kW (2) g 3,000 (4)

h 0,0111 µ m (3) i 2·10-6 (1) j 9 (1)

Opgave 2.21 Rond de antwoorden op de juiste manier af.

a 10,4×2,0= 21 b 10×20=2,0·102

c 6,0 1 , 3

6 ,

18 =

d 10,3+20= 30 e −4,0−20,6=-24,6

f =

100 , 3

186 ,

0 0,0600 of 6,00·10-2 g π⋅2,5=7,9

h 10×0,0125=0,125

(5)

dL 2655 dm

265,5 90,5

- 356 : gehaald het vat

Uit

dm 5 , 90 8 , 1 4 )

(

3 3 2

2

=

=

=

=

r h π eind

V

dL 2669 dm

266,9 89,1

- 356 : gehaald het vat

Uit

dm 126 , 89 8 , 1 97 , 3 )

(

3 3 2

2

=

=

=

=

r h π eind

V

3 3 3

3 3

3

cm 347 381,7 - 729 mte) (tussenrui

cm 7 , 381 0

, 9 6 / 1 (bol)

cm 729 0

, 9 (kubus)

=

=

=

×

×

=

=

=

=

V V

a V

π

2 2

2 2

cm 200 )

989 , 3 ( 4 4

(bol)

cm 989 , 50 3 (cirkel)

=

=

=

=

=

=

=

π π

π π

π

r A

A r r r A

Opgave 2.22 Rekenen aan een voorraadvat.

a L = dm3 , dus d en h in dm.

b 7,08dm 0,708m

dm 4

dm 356

2 2

3 2

2 = =

=

=

=

π π

π h

r h V h r V c

Afgerond: V(verbruikt) = 2,66·103 dL

d d = 80,0 – 0,6 cm = 79,4 cm → r = 39,7 cm = 3,97 dm

Afgerond: V(verbruikt) = 2669 dL of 2,67·103 dL De fout in het antwoord is dus 1 L.

e V V

r h h V h r

V = ⋅ ⋅

=

=

= 4

2 2

2 1,99 10

40 π π

π

(V in mL en h in cm)

F h=1,99⋅104V =1,99⋅104×100.000=19,9cm Opgave 2.23 Rekenen aan een bol.

a A=4π⋅r2A=4×π×10,02 =1257cm2 =0,126m2

b π π

π

4

4 2 2 4 A

A r r r

A= ⋅ → = → = ( A in cm2, dan r in cm)

c 28cm

4 10000 4

=

=

=

π π

r A

d 3 3 3

6 / 1 6

/ 6 1

/

1 π π

π d d V d V

V = ⋅ ⋅ → = → =

(d in dm als V in dm3)

e 6 1,2dm

6 / 1

1 6

/ 1

3 3

3 = = =

=

π π π

d V f

g

Dus tussen bol en kubus kan 347 mL water zitten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Je moet de haar Lubbers 80 mg methadon per dag geven, verdeeld over vier gelijke giften... Oefenen grootheden

In het antwoord op een vraag moet altijd duidelijk zijn waar de gestelde vraag over

maatcilinder en verplaatst wordt de massa van het Bereken de dichtheid van het onbekende materiaal in kg/m 3. wordt verwarmd en daardoor groter. Bereken de dichtheid bij deze..

[r]

[r]

De kraan biedt veel weerstand want ze staat maar een beetje open en houdt veel water tegen. Er stroomt weinig water uit, er is een kleine stroomsterkte, dus

Een spanningsmeter en een stroommeter meten de spanning over de constantaandraad en de stroomsterkte door deze draad.. De grafiek onder de opgave geeft het resultaat van

Als de kosten van energiebesparende maatregelen met 20% dalen zou ik meer of eerder investeren in maatregelen maatregelen (er van uitgaande dat alle andere kosten en prijzen