• No results found

Die Gestalt der Predigt im Kraftfeld des Geistes Nierop, Jantine Marike

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Die Gestalt der Predigt im Kraftfeld des Geistes Nierop, Jantine Marike"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Die Gestalt der Predigt im Kraftfeld des Geistes

Nierop, Jantine Marike

Citation

Nierop, J. M. (2006, November 16). Die Gestalt der Predigt im Kraftfeld des Geistes. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/4981

Version: Corrected Publisher’s Version

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in theInstitutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/4981

(2)

Samenvatting

Die Gestalt der Predigt im Kraftfeld des Geistes.

Eine Studie zu Form und Sprache der Predigt nach Rudolf Bohrens

Predigtlehre (J. M. Nierop)

In de huidige praktische theologie beleven vormvragen een hoogconjunctuur. In de homiletiek is de vraag naar de vorm van de preek een hoofdthema. Tegelijk neemt de behoefte aan theologische reflectie in de homiletiek toe.

In deze studie wordt de vraag naar de talige vormgeving van de preek vanuit een theologisch perspectief beantwoord. Daarbij knoop ik aan bij Rudolf Bohrens Predigtlehre (1971). Dit is één van de laatste homiletische ontwerpen met een expliciet theologische invalshoek. Verschillende praktisch-theologen (Friedrich Wintzer, Manfred Josuttis, Martin Nicol) hebben gepleit voor een herontdekking van Bohrens Predigtlehre. In deze studie wordt de Predigtlehre herontdekt met het oog op de vorm en de taal van de preek.

In de eerste vier hoofdstukken staat het theoretisch kader van de Predigtlehre cen-traal. In het eerste hoofdstuk beschrijf ik het precieze Anliegen van de Pre-digtlehre. In de jaren zestig zijn er in de homiletiek stemmen op gegaan, die niet langer theologisch over de preek wilden spreken zoals in de homiletiek in de traditie van de dialectische theologie gebruikelijk was. Het ging mensen als Wolfgang Trillhaas, Dietrich Rössler, Hans-Dieter Bastian en Ernst Lange erom, dat de preek als een menselijk product waargenomen werd, dat men met behulp van empirische wetenschappen zoals de communicatiewetenschap zou kunnen verbeteren. Bohren wil in zijn Predigtlehre de kritiek van de empirische homi-letiek op het homiletisch programma van de dialectische theologie serieus nemen zonder evenwel het theologisch karakter van de dialectische homiletiek op te geven.

(3)

christologische homiletiek – is de preek het Woord van God dat alleen God zelf spreken kan. In Barths pneumatologische fase, waarvoor vooral zijn Kirchliche Dogmatik IV/3 (1959) representatief is, is de preek het menselijk getuigenis van het Woord van God, waartoe de Heilige Geest de mens in staat stelt.

In hoofdstuk vier staat het pneumatologisch paradigma van Bohrens Pre-digtlehre centraal. Dit paradigma ontvouwt Bohren met behulp van de gedachten van Johann Christoph en Christoph Blumhardt en de studie Structuurverschillen tussen het christologische en het pneumatologische gezichtspunt (1964) van Ar-nold A. van Ruler. Diens concept van de theonome reciprociteit speelt in Bohrens Predigtlehre een sleutelrol. In dit concept fungeren God en mens als partners; dit partnerschap bestaat echter alleen op Gods initiatief en geldt ook alleen zo lang als de Heilige Geest de mens tot partner maakt. De mens handelt als Gods partner dus nooit autonoom, maar alleen bij de gratie van de inwoning van zijn (Gods) Geest. Dit concept maakt het voor Bohren mogelijk om zowel God als de mens als sub-ject van de preek te thematiseren en daarmee een homiletiek te ontwerpen die én theologisch én praktisch is. In hoofdstuk vier wordt ook de kritiek op Bohrens Predigtlehre van Albrecht Grözinger en Wilfried Engemann besproken en weer-legd.

Het pneumatologisch kader van Bohrens Predigtlehre onderscheidt zich niet of nauwelijks van het pneumatologisch paradigma, waarbinnen de late Barth het ge-tuigenis van de kerk bespreekt. Het grote verschil tussen de Predigtlehre en Barths KD IV/3 is dat Bohren de theologische vraag naar de oorsprong van de preek en de praktische vraag naar haar voorbereiding direct en expliciet op elkaar betrekt. Hoe hij dit precies doet, wordt in de hoofdstukken vijf en zes onderzocht. Hierbij staat de volgende vraag centraal: wat betekent het volgens Bohren voor de menselijke arbeid aan de preek – in het bijzonder wat haar taal en vorm betreft – dat wij geloven dat de preek een wonder van God kan zijn? Om de menselijke dienst aan het wonder van de preek te beschrijven, moet eerst duidelijk zijn wat het wonder van de preek precies is. Dit drukt Bohren uit met behulp van twee be-grippen: Namenrede en Predigt des Gegenwärtigen.

(4)

zijn niet bedoeld als aanwijzingen voor de preek als wonder (dat zou met elkaar in tegenspraak zijn!), maar als aanwijzingen voor het gebed om de preek als wonder. Daarom verlangt Bohren bij de preekvoorbereiding een principiële openheid met betrekking tot het komen van de Geest. Dit geeft hij weer met het beeld van de dans. Preekschrijven is een dansen voor Gods aangezicht met de bedoeling om Gods Geest er toe te verleiden mee te doen en daarbij de leiding over te nemen. Hoofdstuk zes beschrijft wat Bohren bedoelt met het begrip Predigt des Ge-genwärtigen. De Predigt des Gegenwärtigen verklaart en interpreteert Gods tegenwoordigheid. Dit is de andere kant van het wonder van de preek. Volgens Bohren liggen aan de preek twee ‘teksten’ ten grondslag: een bijbeltekst en de toekomstige hoorders van de preek. Bij de meditatie, die op de exegese volgt, gaat het erom de bijbeltekst in de wereld van de hoorders te ontdekken en omgekeerd de wereld van de hoorders in de bijbeltekst. Wanneer dit lukt – nooit zonder de hulp van Gods Heilige Geest volgens het principe van de theonome reciprociteit – dan ontdekt de predikant, hoe God in de wereld van nu tegenwoordig is. Deze ont-dekking is het uitgangspunt van de verkondiging. Omdat de Jezus Christus van nu geen ander is dan de Jezus Christus van gisteren of van morgen, kent de Predigt des Gegenwärtigen drie gestalten: de gestalte van de herinnering, de gestalte van de aanzegging van tegenwoordigheid en de gestalte van de belofte van toekomst. Alle drie gestalten vragen om andere taalvormen. Ook Bohrens aanwijzingen met betrekking tot deze taalvormen kunnen uitsluitend in de houding van het gebed worden toegepast.

In hoofdstuk zeven worden Bohrens aanwijzingen met betrekking tot de vorm en de taal van de preek geïllustreerd en geconcretiseerd aan de hand van preek-fragmenten uit zijn eigen preken.

In hoofdstuk acht worden Bohrens retorische aanwijzingen samengevat en aan-gevuld met zijn inzichten met betrekking tot de taal en de vorm van de preek uit de tijd na de Predigtlehre. In discussie met Albrecht Grözinger spreekt Bohren in 1987 van een retorica sacra en bedoelt daarmee een spirituele retoriek die in de belofte van de Geest haar uitgangspunt neemt; deze belofte is haar diepste cri-terium. Met het begrip retorica sacra kan men het geheel van Bohrens aan-wijzingen met betrekking tot de talige vorm van de preek op een noemer brengen. Bohrens zeer gedifferentieerde positie ten opzichte van de retoriek is vaak ver-keerd begrepen. Men veronderstelde hem een radicale antithese van retoriek en Heilige Geest. Een voorbeeld hiervan bieden de kritische kanttekeningen van Jörg Rothermundt en Wilhelm Gräb.

Contouren van een actuele retorica sacra worden zichtbaar, wanneer in hoofd-stuk 9 retorische motieven van Bohren met behulp van motieven uit actuele homi-letische ontwerpen verderontwikkeld worden. Ik onderscheid hier tussen ideeën in de tegenwoordige homiletiek die zonder meer op Bohrens werk aansluiten en ideeën die in deze vorm nog niet bij Bohren te vinden zijn, maar op een bepaalde manier congeniaal zijn met zijn werk. Op deze manier wordt niet alleen de Pre-digtlehre gemoderniseerd en geactualiseerd, maar krijgt ook de huidige homiletiek de door haar gewenste vaste (theologische) grond onder de voeten.

(5)

Charles Campbell en Confessing Jesus Christ. Preaching in a Postmodern World (2003) van David Lose. Er zijn zowel overeenkomsten als ook verschillen tussen deze ontwerpen en Bohrens Predigtlehre aan te wijzen. Het grote pluspunt van Bohrens homiletiek is zijn uitgangspunt in de pneumatologie. Daar staat tegen-over dat Campbell en Lose de preek als een instrument bij de gemeenteopbouw accentueren. Dit inzicht en de consequenties die zij daaraan verbinden voor wat betreft de taal en de vorm van de preek zijn een waardevolle aanvulling op de Predigtlehre.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wer seine Predigt in der Perspektive des Bittstellers vorbereitet, wird die Stilmittel der Verfremdung und der Dramatik darum nicht einsetzen als Garantie für eine

In Auslegung und Redekunst vergleicht Bohren den Prediger mit einem „Kuppler, der Bibelspra- che und Alltagssprache miteinander vermählt“ ((1976/77) 2005, 101). Bohren: „Er

In der Predigt habe ich auch weitere Beispiele entdeckt für eine eigene, unver- wechselbare Sprache im Blick auf Jesus Christus, auch wenn Bohren hier nicht namentlich von

In dem Artikel Die energetische Predigt (2001) fragt Josuttis: „Was geschieht beim Lesen – jedenfalls dann, wenn es nicht nur zu einer flüchtigen Be- rührung durch

Auch auf andere Art und Weise kann die Predigt verletztlich sein, nämlich wenn der Prediger sich selbst und seine Erfahrung in die Predigt einbringt, und zwar nicht als

Ich meine, dass Benjamin uns nicht nur generell die Wichtigkeit der Frage nach der Form zeigt, sondern auch, wie sehr sie implizit in einem Begriff von Wahrheit als Etwas, das

- Karl Barth – Eduard Thurneysen Briefwechsel. Edu- ard Thurneysen), in: Gesamtausgabe V, Zürich 1974.. - Die christliche Dogmatik

Van 1998 tot 2000 verbleef Jantine Nierop in Duitsland en volgde colleges aan de Ruprecht-Karls-Universität van Heidelberg in het kader van de doctoraal op- leiding Theologie en