• No results found

Vertalen. Een eerste kennismaking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vertalen. Een eerste kennismaking"

Copied!
113
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prisma

(2)
(3)

Prisma-pockets worden in de handel gebracht door: Uitgeverij Het Spectrum BV

Postbus 2073 3500 GB Utrecht

Zetwerk: Pre Press bv, Baarn Druk: Koninklijke Wöhrmann, Zutphen

Eerste druk 1988

This edition O 1988 by Het Spectrum B.V.

No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the

publisher.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 01-2670.01 ISBN 902742192 7

(4)

Inhoud

Voorwoord 7

1. Talen en vertalen 9

2. Vertalen en het misverstand 14 3. Vertalen en communiceren 18 4. Taalfuncties en tekstsoorten 26 5. De zin van woorden 38

6. Is vertalen altijd mogelijk? 57

1. Geen los zand, maar structuur 68

8. Vertalen en verklaren 81

9. De vertaler: mens of machine? 91 10. Een voorbeeld tot lering en vermaak 100 Beknopte bibliografie 111

(5)

Voorwoord

Er wordt meer vertaald dan ooit tevoren. Landen en volken ontmoeten elkaar immers steeds vaker, de con-tacten worden intensiever en de wederzijdse belangen groter. En om elkaar te verstaan zijn tolken en verta-lers nodig. Steeds meer. Van hen wordt verwacht dat ze vlug en goed hun werk doen. Maar hoe vlug is vlug, en bovenal: welke vertaling is een goede vertaling? Is een vertaling die het origineel op de voet volgt, altijd wel een goede vertaling? Of is een vertaling beter naar-mate de vertaler meer rekening houdt met de aard van de tekst, met de persoon van de schrijver en met de le-zers van zijn vertaling?

(6)

1. Talen en vertalen

Mensen zijn 'kuddedieren'. Gewoonlijk leeft men in een bepaald gezinsverband, woont in een bepaalde buurt, in een dorp of stad, en behoort tot een stam, volk of ras. Verder zijn er verbanden zoals school, werkkring, club en vereniging. Of zulke verbanden vrijwillig zijn aangegaan of van buitenaf min of meer zijn opgedrongen, zij hebben een verstrekkende in-vloed op de mens. Men wordt er mede door gevormd en ze bepalen vaak het leven van de mens.

Men leeft met anderen en dat houdt in dat men op de een of andere manier met anderen moet omgaan. Dit omgaan gebeurt vooral met daden, gebaren en ... taal. Want praten en luisteren doen we de hele dag, soms ook lezen en schrijven. Taal is dus belangrijk.

Standaardtaal en groepstalen

Allereerst is er de taal van het volk waartoe men behoort of van het land waar men woont. Als Nederlander leer je Nederlands. Ben je geboren in Engeland, dan wordt Engels gewoonlijk je moedertaal en als je in Malawi in Afrika ter wereld komt, heb je grote kans datje het Ny-anja leert. Je moedertaal leer je als kind en gebruik je om binnen je eigen stam of volk om te gaan met stam-of volksgenoten.

(7)

standaardtaal er later, met name op school, bij.

Daarnaast zijn er allerlei groepstalen, varianten binnen een taal. Studenten bijvoorbeeld gebruiken wel eens eigen taalvormen en ook junks spreken een eigen taal. Verder zijn er duidelijke verschillen in taalgebruik tus-sen ouderen en jongeren, te meer daar elke taal voort-durend in ontwikkeling is.

Tenslotte zijn er binnen vele talen nog vaktalen en ande-re vormen van jargon. Eigenlijk heeft elk vak wel zijn eigen jargon. Dat geldt voor juristen, artsen, inge-nieurs en theologen, maar net zo goed voor metselaars, timmerlui, loodgieters en hoveniers. Bekende woor-den als bakboord en stuurboord horen thuis in het scheep-vaartjargon, maar zo heeft iedere vaktaal zijn eigen woorden. Ook hobby's en sporten hebben hun eigen jargon: een set winnen bijvoorbeeld hoort thuis in het tennis, een goede stek in de hengelsport, en hoekschop of strafschop in de voetballerij.

(8)

Een sportvisser leest in zijn clubblad dat 'de lijn aan de top bevestigd kan worden zonder gebruik te maken van kikkers'. Hij begrijpt deze zin zonder moeite. Voor hem zijn kikkers in zo'n verband de kleine haakjes op de hengeltop waarlangs de lijn wordt opgerold. Maar een buitenstaander die het artikel toevallig on-der ogen krijgt, zal zich er misschien over opwinden dat in de hengelsport niet alleen vissen worden gemar-teld maar ook kikkers. Maar voor hem is het artikel niet bedoeld. Het was geschreven voor sportvissers. Toch komt het vaak voor dat er weinig rekening wordt gehouden met de personen tegen wie men spreekt of voor wie men schrijft. Men gebruikt dan taal die voor anderen moeilijk te begrijpen is. Vooral officiële in-stanties doen dat. Bijvoorbeeld de volgende zinnen uit een brief van een deurwaarder:

' Op deze aanslag waarvan de vervaldag reeds lang is ver-streken, is ondanks een verzonden (herinnering en) aan-maning geen (volledige) betaling ontvangen.

Thans verzoekt de secretaris-rentmeester van... een dwangbevel aan u te betekenen.

Gezien de extra kosten, die met het betekenen en execu-teren van het dwangbevel gepaard gaan, wordt u alsnog in de gelegenheid gesteld langs minnelijke weg aan uw betalingsverplichtingen te voldoen...'

Woorden als het betekenen en executeren van het dwangbevel en langs minnelijke weg horen thuis in het juridische vak-jargon. Als deurwaarders elkaar schrijven of spreken, kunnen ze deze termen heel goed gebruiken. Maar de gewone lezer zal het niet altijd verstaan. Dan is de brief mislukt, want de bedoelde mededeling komt niet over.

Vertalen is aanpassen

(9)

colle-ga's een rede houdt over zure regen, zal in een televisie-interview zijn verhaal in andere bewoordin-gen omzetten of vertalen. Bij vertalen denken veel men-sen aan het omzetten in een andere taal. Maar vertalen omvat meer: ook binnen één taal kan het voorkomen dat er vertaald moet worden. Bijvoorbeeld van het ene jargon naar het andere, van een dialect naar de

stan-daardtaal of omgekeerd.

Alle mensen zijn verschillend, geen mens is gelijk, en dat blijkt ook uit de taal die men spreekt. Naast invloe-den vanuit streek, stad, dorp of groep, is ieders taalge-bruik ook beïnvloed door zijn milieu, zijn opvoeding, zijn opleiding en zijn karakter. Iedereen spreekt een 'eigen' taal, heeft een persoonlijke woordenschat, heeft een voorkeur voor bepaalde woorden en zins-wendingen, kortom: beheerst de taal op een unieke wijze. Daardoor is het niet altijd eenvoudig elkaar te begrijpen en is vertalen vaker nodig dan men denkt. Of neem het geval dat men iets vertaalt in een ander medium. Als een boek tot een toneelstuk of een film wordt bewerkt, moet men rekening houden met de eisen die het nieuwe medium stelt, maar ook met de nieuwe 'doelgroep', de mensen die het toneelstuk of de film gaan zien. En dat is vaak een ander publiek dan de mensen voor wie het boek was geschreven. Een kritiek als 'het boek is beter dan de film' is dan ook in de meeste gevallen niets anders dan een misplaatst sno-bisme.

Geschikt en verstaanbaar maken voor een ontvanger of groep van ontvangers is het doel van elk vertalen, zowel binnen één

taal als bij het vertalen van de ene taal in de andere. Als men begrepen wil worden door mensen die een andere taal spreken of een andere variant van de eigen taal, zal er vertaald moeten worden. Ook al spreken sommigen meer dan één taal, de meeste mensen zijn eentalig of kennen een andere taal maar matig. Meestal is verta-len dan noodzakelijk.

(10)

De een neemt plaats naast een Nederlandse man die bij het raampje zit, de ander vindt twee banken verder een plaatsje. Na enige tijd ziet de man de Turkse vrouw naast hem eerst kijken naar het drukknopje vlak bij hem en het lampje aan de voorkant van de bus, dat nog steeds uit is. Ze roept vervolgens iets in het Turks naar de andere Turkse vrouw. Die reageert niet, ze hoort het waarschijnlijk niet. De man brengt aarzelend zijn hand omhoog tot bij het drukknopje boven het raam, en kijkt de vrouw naast hem vragend aan. De vrouw knikt. 'Ja,' zegt ze zachtjes.

Ook al verstond de man geen woord van wat de Turkse vrouw tegen de ander zei en was die boodschap ook niet voor hem bestemd, hij begreep het allemaal wel. Door de blikken van de vrouw was het hem duidelijk geworden wat zij wilde, hoewel hij daar natuurlijk niet zeker van kon zijn.

(11)

2. Vertalen en het

misverstand

Wanneer mensen schrijven of praten maar elkaar niet begrijpen, is het wenselijk dat er vertaald wordt. Zo'n situatie doet zich vooral voor bij mensen met een ver-schillende moedertaal.

Er zijn maar weinig of misschien wel geen stammen en volken geweest die volledig geïsoleerd leefden. Han-del, politiek, cultuur en sport brengen de mensen bij elkaar. Tegenwoordig zijn we door radio en televisie op de hoogte van wat er gebeurt in alle delen van de we-reld.

(12)

Vertalen op school

Volken die sterk onder invloed staan van andere cultu-ren, zien zich vaak gedwongen ook hun talen aan te le-ren. In Nederland bijvoorbeeld is dat vooral Engels, Duits en Frans. Op alle middelbare scholen leren we wel een of meer talen: woorden leren, grammatica le-ren, leren spreken en verstaan en... vertalen. Tot voor kort werd het vertalen uit een andere taal in de moe-dertaal en omgekeerd gezien als hét middel om die an-dere taal goed te leren. En aan de hand van een verta-ling kan de leraar de vorderingen van zijn leerverta-lingen gemakkelijk toetsen.

Vertaal in goed Nederlands luidt de opgave. In de praktijk komt het erop neer dat de leerling een tekst moet over-zetten in grammaticaal correct Nederlands. Aan het taalgebruik in de vertaling worden niet al te hoge eisen gesteld, het gaat tenslotte niet om een les Nederlandse taal. De andere taal staat centraal. Dit gaat zelfs zo ver dat de eis van 'goed Nederlands' bij het vertalen van Grieks en Latijn niet eens wordt gesteld.

Wat houdt dit vertalen in? Zonder dat leerlingen wordt verteld wat vertalen eigenlijk is of waar het voor dient, wordt van hen gevraagd dat ze vertalen. En als het doel van vertalen is een mededeling geschikt en verstaan-baar te maken voor een ontvanger of groep van ont-vangers, wie zijn dan hier de ontvangers? Of kun je be-ter maar helemaal niet spreken van 'vertalen'? In de Middeleeuwen leerde men in de kloosterscholen Latijn door onder elk woord van een Latijnse tekst, vaak een bijbeltekst, het overeenkomstige woord in de eigen taal te schrijven:

non potest arbor bona fructus malos facere niet kan boom goede vruchten slechte maken

*

(13)

maar slechts gesproken worden. Via deze methode kan men de woorden en de regels van een vreemde taal le-ren kennen. Alles draait dan zozeer om die vreemde taal, dat men desnoods de grammaticale regels van de eigen taal ervoor opzij zet. Wie zo vertaalt, doet dit voor

zichzelf, met het doel een taal te ontcijferen. Het gaat

hem om die taal zelf, niet om wat er in de tekst wordt meegedeeld. Uiteraard kunnen anderen van zo'n ver-taling profiteren wanneer ze zich in de vreemde taal willen verdiepen. Zo maken bijvoorbeeld moderne in-terlineaire vertalingen van de bijbel het mogelijk ken-nis te maken met het Hebreeuws en het Grieks, de ta-len waarin de bijbelboeken zijn geschreven.

De vertalingen die leerlingen op school maken, ver-schillen wel van zulke interlineaire vertalingen. Zij moeten immers de vreemde taal in 'goed', dat wil zeg-gen grammaticaal correct Nederlands overzetten. Maar ook hier met de bedoeling een andere taal te le-ren kennen, of eigenlijk de leraar te laten zien dat men de vreemde taal kent. Daarom houden leerlingen zich bewust of onbewust angstvallig aan de structuur van de vreemde taal. De leraar mocht eens denken datje een bepaalde vorm niet begrijpt... De leerling vertaalt dus voor de leraar en zodoende voor zichzelf.

Terecht vraagt men zich tegenwoordig af of vertalen wel zo'n goed middel is om een andere taal te leren. Is het navertellen of het samenvatten van teksten niet een veel betere manier om inzicht in een taal te krijgen? De traditionele manier van een taal leren door te vertalen is niet alleen onpraktisch, ze heeft ook slechte gevol-gen. Wie een andere taal leert, houdt daar gewoonlijk een naïef en verkeerd idee aan over van wat vertalen is. Alsof je om te kunnen vertalen alleen maar die andere taal goed moet kennen. Alsof je alleen maar hoeft te be-grijpen wat er staat. Leer Russisch, en je kunt Dosto-jevski vertalen; leer Engels, en'je kunt Shakespeare vertalen; leer Hebreeuws, en je kunt je eigen bijbelver-taling maken...

(14)

gesteld aan het gebruik van de moedertaal. De andere taal staat centraal en vertalen is niets anders dan een oefening voor de leerling bij het leren van die taal. De inhoud van de teksten is dan bijzaak. Oefenteksten worden dan ook gewoonlijk geselecteerd naar moei-lijkheidsgraad. Uit de vertaling hoeft alleen maar te blijken dat de woorden en de structuur van de vreemde taal begrepen zijn. Alleen de leraar krijgt die vertalin-gen onder overtalin-gen.

Vertalen voor anderen

(15)

3. Vertalen en

communiceren

Mensen die iets in vertaling lezen, een roman, een ge-dicht, een technisch artikel, een gebruiksaanwijzing of een ondertiteling bij een film, staan zelden stil bij het feit dat ze een vertaling lezen. Soms zijn ze zich hiervan niet eens bewust. In andere gevallen accepteren ze het als een vast gegeven en gaan er in goed vertrouwen vanuit dat de vertaler zijn werk wel naar behoren ge-daan zal hebben; zelf kunnen ze de oorspronkelijke tekst niet lezen of verstaan, maar de vertaler natuurlijk wel...

Het respect dat veel mensen voor de vertaler hebben, wordt echter danig op de proef gesteld wanneer de taal van de vertaling te wensen overlaat. Zoals bij de vol-gende Nederlandse gebruiksaanwijzing op een pak Italiaanse spaghetti:

'De Spaghetti in een groote pot bij rase koking met ge-makkelijk gezouteene water koken.

Met een vork weer omroeren, om de garen te schneiden. Dan de koking wegvoeren. Enige garen na 9 minuten proberen.

Door een vermicellizeef of zeef aftiegen en opdissen.'

(16)

is. Want een lezer van een vertaling mag verwachten dat de taal, meestal zijn moedertaal, door de vertaler serieus genomen wordt. Niettemin is ook enige cle-mentie voor de vertaler op zijn plaats: de weg naar het eindprodukt, de vertaling, is lang en ingewikkeld, en een vertaler is ook maar een mens.

De schrijver als zender

Aan het begin van de lange en ingewikkelde weg naar het eindprodukt staat de schrijver van de oorspronke-lijke tekst: de zender of bron. De schrijver probeert op papier uit te drukken wat zijn verstand en gevoel hem ingeven. Probeert uit te drukken... Want kunnen we er zeker van zijn dat hij hierin slaagt? Wanneer we bij-voorbeeld iemand de weg wij zen, kan het gebeuren dat we hem ongewild de verkeerde kant op sturen: we be-doelen de derde straat links maar we zeggen per abuis de derde straat rechts. Iedereen is wel eens verstrooid! Of een sportjournalist schrijft dat een voetballer de bal gemakkelijk kon inschieten omdat hij 'vogelvrij' voor het doel stond, terwijl hij natuurlijk bedoelt dat de be-wuste speler daar geheel vrij ('zo vrij als een vogel') stond.

Ook gebeurt het vaak, en in gesprekken merken we dat direct aan de reactie, dat we verkeerd begrepen wor-den. We zijn dus lang niet altijd in staat precies te zeg-gen ofte schrijven wat we bedoelen.

(17)

Daarnaast spreekt of schrijft niemand in het luchtledi-ge, maar richt men zich tot een of meer personen, de

ontvanger(s). En dat heeft consequenties voor het

taalge-bruik. De chef die 's morgens op kantoor komt, zal zijn medewerkers op verschillende manieren 'goede mor-gen' wensen. Dat varieert van 'goede morgen, Pieter-se' tot 'zo meiske, lekker geslapen?' Of als een jongen van zo'n tien jaar van zijn vader een bepaald televisie-programma niet mag zien, kan hij bij zijn moeder be-klag doen met de woorden: 'Ik mag van papa niet eens televisie kijken!' Maar als een van zijn vrienden hem de volgende dag vraagt of hij ook dat programma ge-zien heeft, zal hij zeggen: 'Ik mocht van mijn vaderniet kijken! ' Met andere woorden, hij past zijn taalgebruik feilloos en zonder haperen aan: binnen het gezin is het 'papa', tegenover zijn vrienden 'mijn vader'.

Dit heeft te maken met de verschillende taallagen, die el-ke taal heeft en waarvan men zich bedient al naar de omstandigheden. Globaal kan men vijf lagen onder-scheiden: rituele-, formele, informele, gemeenzame en intieme

laai.

Rituele taal wordt gebruikt bij allerlei plechtige gele-genheden zoals het sluiten van een huwelijk. Deze taai-laag is traditioneel en sterk archaïstisch. Wanneer mensen die eikaars status niet kennen, in gesprek ra-ken, gebruiken ze gewoonlijk formele taal: ze houden het gesprek en het taalniveau bij voorkeur zakelijk. De taal is meer informeel wanneer mensen elkaar goed kennen en geregeld samen zijn, bijvoorbeeld op het werk. Hebben dezelfde mensen een receptie of een 'personeelsdag', dan wordt de taal vaak gemeenzaam, familiair. Tenslotte spreekt men binnen gezin of fami-lie meestal intieme taal: men kent elkaar door en door en vormt een min of meer hechte eenheid.

(18)

dan zullen we niet in spijkerbroek en trui verschijnen of de koningin een schouderklopje geven en haar zeg-gen dat ze een leuke jurk aan heeft. Doen we dat wel, dan zal men ons op hoffelijke wijze eraan herinneren dat wij onze plaats niet kennen!

Taalgebruik is afhankelijk van de omstandigheden, of-te wel van de personen tot wie men zich richt. Omdat een schrijver in veel gevallen de ontvanger(s) niet per-soonlijk kent, zal schrijftaal meestal formeler zijn dan spreektaal.

De lezer als ontvanger

Maar ook al doet een spreker of schrijver nog zo zijn best zijn gedachten en gevoelens in woorden uit te drukken, hoeveel zal ervan bij de hoorder of lezer over-komen? En is de rol van de ontvanger louter passief: 'consumeert' hij alleen maar of heeft hij een eigen in-breng?

Als mensen elkaar goed kennen, zal de ontvanger meestal de woorden van de ander juist interpreteren. Hij zal gemakkelijk verstaan wat de spreker bedoelt, omdat hij diens karakter en persoonlijkheid kent en ge-wend is aan diens woordkeus en taalgebruik. Twee vrienden, doorgewinterde sportvissers, zijn aan het vissen. De een vangt af en toe wat, de ander niets. Wanneer de eerste weer eens een vis ophaalt, bromt zijn kameraad tegen hem: 'Puur geluk...' Maar deze grijnst alleen maar wat: hij begrijpt meteen dat de an-der daar niets van meent, maar dat die hem alleen maar wat wil plagen. Want beiden weten maar al te goed dat vissen vooral een kunde is en dat de factor toe-val of geluk maar een bescheiden rol speelt.

(19)

geschreven taal voor zich, zonder de gebaren en de stern-buiging, die woorden van een spreker gewoonlijk be-geleiden.

Maar willen lezers eigenlijk altijd wel achterhalen wat de schrijver bedoelt? Ontvangers van een aan hen per-soonlijk gericht schrijven meestal wel. Maar een ge-schreven tekst is, op een enkele uitzondering na (een geheim document bijvoorbeeld), in feite 'vogelvrij': iedereen kan er kennis van nemen, niet alleen degenen voor wie hij bestemd is. De lezer is vrijwel autonoom: hij bepaalt tot op zekere hoogte wat hij leest en hoe hij het leest, terwijl de schrijver zich praktisch nooit kan verweren en zeggen dat hij het zó niet bedoelde. En omdat mensen allemaal anders zijn, zal ieder de tekst vanuit zijn specifieke achtergrond en betrokkenheid lezen, dat wil zeggen: interpreterend in zich opnemen. Dat geldt niet alleen voor poëzie, die vaak van nature meerdere interpretaties toelaat, maar net zo goed voor romans, kranteartikelen of kookboeken.

(20)

Übermensch, de aristocratische en heroïsche geest met zijn wil tot macht, en over de joden met hun profeten, die alle natuurlijke verhoudingen in waarde en rang zouden hebben omgekeerd, is hij tot een van de geeste-lijke vaders van het nazisme met zijn verheerlijking van het Germaanse ras en met zijn jodenhaat gemaakt.

De vertaler als lezer

Een vertaler is ook een lezer. Hij kan tot de groep ont-vangers behoren voor wie de tekst geschreven is, na-melijk wanneer hij bijvoorbeeld arts is en voor colle-ga's een belangwekkend artikel over een geneeskundig onderwerp vertaalt. Maar meestal zal dit niet het geval zijn, ook al omdat veel vertalers voor bedrijven, insti-tuten of organisaties werkzaam zijn en vertalen wat hun opdrachtgevers aandragen. Terwijl een lezer ge-woonlijk zelf uitmaakt wat hij leest, is dit bij een verta-ler eerder uitzondering. Belangstelling voor de tekst is dan ook niet altijd aanwezig, al voelt de vertaler zich in veel gevallen tijdens het werk steeds meer bij de inhoud van de tekst betrokken. Deze opstelling heeft overigens wel tot gevolg dat de vertaler de tekst vaak neutraler, ob-jectiever benadert dan de gemiddelde lezer. En wanneer hij erop uit is de gedachten en gevoelens van de schrij-ver te achterhalen en weer te geven, kan dat een voor-deel zijn.

(21)

de vertaler weer zal verrassen.

Een vertaler leest een tekst met een duidelijk oogmerk, namelijk om hem te vertalen. Hij leest als vertaler en bij-na automatisch is hij onder het lezen al bezig formule-ringen te bedenken die straks in de vertaling komen. Eerst lezen, dan vertalen komt weinig voor, zeker bij de ervaren vertaler.

De vertaler als zender

Maar een vertaler is niet alleen lezer, ontvanger van de door de auteur, de zender, geschreven tekst. Hij is op zijn beurt ook zender: hij vertaalt een tekst en maakt die geschikt, leesbaar voor een nieuwe groep ontvangers, de lezers van zijn vertaling. En net als de schrijver wil de vertaler dat zijn tekst overkomt bij de lezers, dat de boodschap van de tekst begrepen wordt, dat de tekst 'communiceert'. Schematisch ziet dit er als volgt uit:

(22)

doelgroep gevonden kan worden, wanneer er geen vraag naar is, wordt er niet vertaald. Een vertaling van een wetenschappelijk artikel over kanker in een voor kinderen leesbare vorm zal er niet zo gauw komen. Net zo min als een vertaling van instructies voor de bouw en reparatie van een bepaald type vliegtuigmotor voor een Indianenstam in het binnenland van Bolivia. Of je zo'n medisch artikel wel in 'kindertaal' kunt weerge-ven, of je zo'n technische tekst wel kunt vertalen in de taal van deze Indianen, of die taal daarvoor wel de mo-gelijkheden heeft, zijn dus louter theoretische vragen. Er wordt dus over het algemeen gericht vertaald. De vertaler kent de doelgroep en krijgt vaak van zijn drachtgever precieze instructies, zeker wanneer op-drachtgever en lezer dezelfde persoon zijn. Bijvoor-beeld een instructie als: 'Wilt u deze briefeven verta-len? Aanhef en slot kunt u wel weglaten', of: 'Wilt u dit medische artikel vertalen, maar alleen de gedeelten die gaan over de verhouding tussen voeding en kanker'. Een vertaler weet wat er van hem wordt verwacht, hij kent de behoeften en wensen van zijn toekomstige le-zers en heeft daaraan te voldoen.

Als ontvanger én zender heeft de vertaler dus een dub-belfunctie. Hij leest de tekst en probeert de intentie van de schrijver te achterhalen. Maar al onder het lezen be-seft hij dat de tekst vertaald, herschreven, herschapen moet worden voor lezers die geen toegang hebben tot de oorspronkelijke tekst. En hij moet maar afwachten, ook al vertaalt hij nog zo gericht, of zijn lezers de verta-ling zo zullen verstaan zoals hij zijn weergave van de tekst bedoeld heeft. Tenslotte benaderen ook de lezers van een vertaling wat ze lezen vanuit ieders specifieke achtergrond en betrokkenheid.

(23)

4. Taalfuncties en

tekstsoorten

Het contact tussen schrijver en lezer komt tot stand via de tekst. In die tekst legt de schrijver als het ware een

boodschap, de neerslag van zijn gedachten, opvattingen

en gevoelens, en hij hoopt dat die door de lezer begre-pen zal worden. Het is verrassend hoe vlot lezers er ge-woonlijk in slagen zo'n boodschap te ontcijferen. Een paar voorbeelden:

'Het duel speelde zich af op het middenveld. De beide verdedigingen stonden ver op hun eigen helft, waardoor het speelveld erg klein was en de buitenspelval regelma-tig werd opengetrokken... '

Wie dit leest, begrijpt meteen dat het over voetbal gaat en dat de schrijver wil informeren over een bepaalde wedstrijd.

'Die lastige neusharen... Haal ze nu snel en simpel weg met de automatische neus- en oorharenclipper. Een ideaal en zeer eenvoudig apparaatje, gemaakt van chi-rurgisch staal. Werkt doeltreffend, snel en veilig. Nu hoeft u nooit meer die gevaarlijke schaar te gebruiken... '

Wordt hier objectieve informatie gegeven over een be-paald produkt? Nee, het is duidelijk een advertentie. Dat wil zeggen dat de schrijver met deze tekst meer wil dan alleen wat informatie geven over het produkt. Hij wil de lezer overhalen het te kopen. Dat is het doel en daarop worden stijl en inhoud afgestemd.

(24)

Een dergelijke tekst zul je niet gauw in een krant of tijd-schrift tegenkomen. In dit fragment uit de Nederland-se literatuur (Arthur van Schendel, Een zwerver verliefd) valt de nadruk op de stijl en de vorm. De auteur wil geen objectieve beschrijving geven van een bepaald al dan niet fictief gebeuren, maar gaat uiterst subjectief te werk. Van de tekst moet een esthetische werking uit-gaan: de tekst moet als het ware een kunstwerk zijn, waarbij alle registers van de taal worden opengetrok-ken en waarin de persoon van de schrijver zelf mee-klinkt. Als bij een beeldhouwwerk dus, of bij een schil-derstuk of de vertolking van een stuk muziek.

Teksttypen en taalfuncties

Genoemde drie voorbeelden laten zien dat er verschil-lende typen van teksten bestaan. Dat hangt samen met het feit dat taal als medium om met elkaar om te gaan, di-versefuncties heeft. Als we de buurman 's morgens met 'goede morgen' groeten, ook als het heel slecht weer is, wat hebben deze woorden voor zin, wat is hun functie? Willen we daarmee echt onze hoop uitspreken dat zijn ochtend 'goed' zal zijn? Nauwelijks. Het is niet veel meer dan een beleefdheidsgroet en een vluchtig con-tact. Hetzelfde is het geval bij uitdrukkingen als 'Hoe gaat het ermee?' of 'Hoe maakt u het?' en bij het her-haaldelijke 'ja.. .ja.. ja... ' tijdens een telefoongesprek. We willen het gesprek op gang brengen of gaande hou-den. Deze zogenaamde fatische functie van de taal is min of meer een buitenbeentje in de rij van taalfunc-ties, omdat het er niet om gaat wat we zeggen maar al-leen dat we iets zeggen. Zoals bij een jongen in een dis-cotheek die een leuk meisje ziet en naar woorden zoekt om haar aandacht te trekken om met haar in contact te komen.

(25)

lijkt te zijn de zogenaamde informatieve functie. Dit is het geval wanneer het accent op het onderwerp, op de inhoud van de mededeling ligt. Vaak wil een auteur immers de lezer alleen maar informeren, beschrijven wat er is of gebeurt. Zo kan hij verslag doen van een sportwedstrijd of een politieke kwestie, kan hij schrij-ven over een wetenschappelijk onderwerp, of kan hij het gebruik van een bepaald type radio of televisie toe-lichten. Allemaal min of meer zakelijke informatie dus.

Wanneer het een schrijver vooral gaat om de inkleding van een stuk informatie, en hij alle aandacht schenkt aan de vorm waarin hij de informatie aanbiedt, heb-ben we te maken met de expressieve taalfunctie. De per-soon van de schrijver zelf is in de boodschap terug te vinden, staat mogelijk zelfs op de voorgrond. Men kan in dit verband denken aan poëtische teksten, maar ook in talrijke literaire prozateksten staat de expressieve functie van de taal centraal. Dat iemand een voorkeur heeft voor een bepaalde schrijver, Marcellus Emants, Willem Frederik Hermans of Gérard Rêve, hangt heel vaak niet direct samen met de zakelijke inhoud of de onderwerpen van zijn boeken, maar met de manier waarop hij schrijft en met de 'sfeer' die hij weet op te roepen.

(26)

'Heerlijk helder Heineken' dankt zijn succes ongetwij-feld mede aan het stafrijm. Maar de stijl en de vorm staan hier in dienst van een hoger ideaal, namelijk het (koop)gedrag van mensen te beïnvloeden.

De verschillen tussen de informatieve, expressieve en appellatieve taalfuncties worden in het volgende sche-ma goed zichtbaar: informatie vorm overredend karakter informatieve taalfunctie XX expressieve taalfunctie X XX appellatieve taalfunctie X X XX

In de meeste teksten overheerst één van deze drie func-ties. Vandaar dat we informatieve, expressieve en ap-pellatieve typen van teksten kunnen onderscheiden. lede-re gesproken of geschlede-reven taaluiting zal door de hoorder of lezer automatisch in een van deze drie rich-tingen worden geïnterpreteerd. Of de tekst nu kort is, zoals bij de bovengenoemde bier-slogan, of lang, als in het geval van een heel boek.

(27)

recla-metekst gaat én weerstand bieden aan de appellatieve functie ervan zijn twee verschillende dingen ! Maar een goed verstaander zal zeker inzien dat de schrijver in het geval van een filmrecensie met een dergelijke zin iets anders voorheeft dan de schrijver van een reclame-tekst.

'Hij is altijd een man uit één stuk geweest voordat hij op tragische wijze onder die auto kwam.' Afhankelijk van het verband zal men deze zin ofwel als een welge-meende karakterisering van de overledene opvatten, bijvoorbeeld in een grafrede, of als een wat wrange woordspeling.

'Het is een heel goede waakhond' kan een waarderen-de en informatieve opmerking zijn van 'het baasje' in gesprek met een andere hondeliefhebber. Maar in een dierenwinkel uit de mond van de verkoper tegenover een klant hebben deze woorden een heel andere func-tie.

Tekstklassen en tekstsoorten

(28)

verdra-gen, wetsteksten, leerboeken en wetenschappelijke pu-blikaties zijn andere voorbeelden van tekstsoorten met een informatief doel. Gedichten en literair proza, als essays, novellen en romans, kunnen onder de tekst-soorten met een expressieve taalfunctie gerekend wor-den. Voorbeelden van tekstsoorten met een appellatie-ve werking zijn onder andere reclameteksten, polemi-sche teksten, missionaire teksten en allerhande propa-gandistische literatuur.

In vele gevallen kunnen deze tekstsoorten weer onder-verdeeld worden en moeten we eigenlijk spreken van tekstklassen en tekstsoorten. Er zijn immers histori-sche romans, detectiveromans, science-fïctionro-mans, enz. Maar belangrijker is dat tekstsoorten die tot dezelfde tekstklasse behoren, niet altijd eenzelfde teksttype vertegenwoordigen. Er zijn literaire, uiterst kunstzinnige brieven (expressieve taalfunctie), maar ook brieven die een min of meer objectieve beschrij-ving van een bepaald gebeuren geven (informatieve taalfunctie), en tenslotte de 'bedelbrieven' (appellatie-ve taalfunctie), die toch alle drie de vorm en de uiterlij-ke uiterlij-kenmeruiterlij-ken van een brief hebben.

Ook in een tekst zelf kunnen zinnen of hele passages voorkomen met een ander teksttype dan karakteristiek is voor de tekstsoort waartoe de tekst behoort. In een roman kan een kranteartikel aangehaald worden, als bijvoorbeeld in Havanks Hoofden op hol. Of een overlij-densbericht, als in Agatha Christies Murder is easy. Of passages uit een dagboek, als in Orwells Nineteen

Eighty-Four.

Een zin als 'U hebt met de aanschaf van dit Philips ap-paraat een goede keuze gedaan' in een gebruiksaan-wijzing heeft bepaald geen informatieve functie, maar is alleen bedoeld om een gevoel van tevredenheid op te roepen: 'Gelukkig, ik heb uit de veelheid van merken toch maar het goede gekozen!'

(29)

eenvoudig het informatieve en het appellatieve helder te onderscheiden.

En wat te denken van een sollicitatiebrief? Grote delen zullen zeker informatief zijn, maar de schrijver zal toch ook hier en daar van de appellatieve taalfunctie gebruik maken: hij (of zij) wil tenslotte graag die baan krijgen ! Kortom : ook al weet men van een tekst tot wel-ke tekstsoort hij kan worden gerewel-kend en welk tekstty-pe hij over het geheel genomen vertegenwoordigt, toch moet men passage voor passage en zin voor zin op zijn taalfunctie onderzoeken. Tenminste als goed en attent lezer, en dus ook als vertaler, die als geen ander de be-doeling van de schrijver wil achterhalen.

Waar het de vertaler bij het lezen in eerste instantie om gaat, is de vraag wat de schrijver eigenlijk met zijn tekst wilde en welke taalfunctie hij daarvoor gebruikte. In principe zal de vertaler er vervolgens naar streven een vertaling te maken die dezelfde taalfunctie heeft, een vertaling dus die aan de oorspronkelijke tekst

func-tioneel gelijkwaardig is. Een informatieve tekst blijft ook

in de vertaling informatief, een expressieve tekst blijft expressief en een appellatieve tekst appellatief. Alleen zo wordt door de vertaler aan de bedoeling van de auteur recht gedaan.

Vrijheid en conventie

Een schrijver is vrij die taalfunctie en dat teksttype te kiezen die hij voor de overdracht van zijn bedoelingen het meest geschikt acht. Ook al staat in iedere tekst één bepaalde taalfunctie op de voorgrond, niemand zal het de schrijver kwalijk nemen wanneer hij hierin zinnen of passages van een ander teksttype opneemt.

(30)

houdt in dat hij rekening moet houden met de specifie-ke specifie-kenmerspecifie-ken van dat genre, die vooral in de aanhef en de slotwoorden tot uitdrukking komen. Wil er sprake zijn van een brief, dan moet hij beginnen met zoiets als

Geachte heer/mevrouw Pieterse, Beste Piet of Lieve Maria, en

moet hij besluiten met Hoogachtend, M. Jansen, Met

har-telijke groeten, Jan, of Liefs van Jan. Tenminste in het

Ne-derlands en in vergelijkbare vorm in vele andere taal-gebieden.

Maar het kan ook anders. Brieven uit de klassieke oud-heid bijvoorbeeld noemen geadresseerde én afzender te zamen in een groetformule aan het begin van de briefen eindigen met een algemene groet: Koning

Ptole-maeus groet Antiochus... Het ga u goed ofDionysius groet zijn zuster Didyme en wenst haar een goede gezondheid toe... Het ga je goed.

Dit voorbeeld laat tevens zien dat de eigenaardigheden van een tekstsoort kunnen wisselen. Vorm en taalge-bruik zijn niet overal gelijk. Ieder taalgebied, iedere cultuur heeft zo zijn eigen, vaak ongeschreven regels, conventies, waaraan de diverse tekstsoorten moeten voldoen. Tot aan de interpunctie toe! De aanhef in een Nederlandse brief bijvoorbeeld wordt voorzien van een komma: Zeer geachte heer Pieterse, ; in een Duitse brief staat er gewoonlijk een uitroepteken: Sehrgeehrter Hen

Pieterse!, terwijl het Spaans hier een dubbele punt

(31)

emotio-neel bij het gebeuren betrokken is, maar dat de dood in de tegenwoordige Duitse (en Nederlandse) samenle-ving enigszins uit de taboesfeer is gehaald.

Doelgroep-gericht vertalen

Een schrijver is dus voor de juiste overdracht van zijn bedoelingen gebonden aan een bepaalde tekstsoort en daarmee aan een karakteristieke vorm en een specifiek taalgebruik, die volledig cultureel bepaald zijn. En de vertaler? Wil hij recht doen aan de bedoelingen van de schrijver en functioneel gelijkwaardig vertalen, dan zal hij zeker trachten ook de tekstsoort te handhaven. Een brief zal hij in de regel ook als een brief weergeven. Maar er zijn tekstsoorten, bijvoorbeeld het sonnet of het passiespel, die niet in alle culturen bekend zijn. In dat geval zal de vertaler zoeken naar een min of meer vergelijkbare tekstsoort.

Het handhaven van de tekstsoort bij de weergave in een andere taal roept uiteraard problemen op wanneer in dat taalgebied het genre andere normen kent. Moet de vertaler de tekst zo aanpassen dat deze voldoet aan de normen van het nieuwe taalgebied? Of moet hij trachten de specifieke kenmerken van de tekstsoort, die in de oorspronkelijke tekst hun neerslag hebben ge-vonden, zo 'letterlijk' mogelijk weer te geven? Een eensluidend antwoord op deze vraag is niet te geven: hoe de vertaler hier te werk gaat, hangt van een paar factoren af.

Meestal zal de vertaler de conventies van de taal waar-in hij vertaalt, willen eerbiedigen om een vertalwaar-ing te krijgen die zo natuurlijk mogelijk bij de nieuwe lezers overkomt. En wanneer hij daarin niet volledig slaagt, komt dat gewoonlijk omdat hij zich onbewust te veel laat leiden door de bewoordingen van de oorspronke-lijke tekst.

(32)

'ik' gebruikt: I am of the opinion, I conclude... In verge-lijkbare Duitse en Nederlandse teksten wordt de voor-keur gegeven aan een onpersoonlijke constructie, een passieve constructie of een constructie met 'wij': Wij

zijn van mening, Hieruit kan geconcludeerd worden... Al is

het wel zo dat de/e Engels-Amerikaanse conventie langzaam maar zeker terrein wint. Een vertaler van een dergelijke Engelse informatieve tekst zal er (voor-alsnog) goed aan doen in een Duitse of Nederlandse vertaling de 'ik'-constructie te vermijden. Deze for-mulering zou immers op de nieuwe groep lezers wat vreemd of zelfs pedanterig overkomen, iets wat geens-zins de bedoeling van de auteur was!

Een Nederlandse of Duitse bijsluiter bij een ge-neesmiddel geeft gewoonlijk vrij uitgebreide informa-tie over de samenstelling van het produkt, de eigen-schappen, de indicaties en contra-indicaties, de ge-bruiksaanwijzingen dosering, eventuele bijwerkingen en risico's en de verpakkingen. De informatie is over het algemeen redelijk goed leesbaar, afgezien van wat technische, medische termen.

In Engeland heeft men voor informatieve teksten bij geneesmiddelen andere normen. Medicijnen die zon-der recept bij een apotheek gekocht kunnen worden, zijn voorzien van een beknopte bijsluiter, waar in een-voudige en voor iedereen begrijpelijke taal - zonder technische termen - de patiënt ingelicht wordt overhel betreffende geneesmiddel. Bij medicijnen die op dok-tersrecept verkregen worden, ontbreekt een bijsluiter. Toch geeft de fabrikant wel degelijk informatie over een dergelijk produkt, maar deze is bestemd voor de apotheker en is dan ook uiterst technisch. Directe in-formatie over het geneesmiddel aan de patiënt wordt gezien als een aantasting van de relatie tussen arts en patiënt.

(33)

met de Angelsaksische conventie? Nee, hij zal er ver-standiger aan doen om, afhankelijk van het soort ge-neesmiddel, ofwel een beknopte en begrijpelijke pa-tiëntenbijsluiter te schrijven of een technisch-informa-tieve tekst voor de apotheker. Een aanpassing van de oorspronkelijke tekst is hier dus onvermijdelijk. Ergens in de eerste eeuw voor Christus schreef Lucre-tius zijn beroemde werk De Rerum Natura, 'Over het wezen der dingen'. Het is een natuurkundige studie over de leer van de atomen, hun vormen en bewegin-gen, over de kosmologie en de meteorologie, over de empirische waarneming en de sterfelijkheid van de menselijke ziel. Dit alles is door de auteur gegoten in de vorm van een leerdicht met elementen van het antieke epos en vormen die ontleend zijn aan de hellenistische filosofie.

In onze cultuur komt het leerdicht als genre niet voor en is het ondenkbaar dat een betoog dat zich als weten-schappelijk wil presenteren, geschreven wordt in ver-zen. Daar het teksttype van het werk van Lucretius primair informatief is, zal een vertaler, als hij ten-minste functioneel gelijkwaardig wil vertalen, de poë-tische vorm moeten loslaten. Maar gaat er in de verta-ling dan niet iets verloren? Zeker, maar bij de vertaverta-ling van een Duitse patiëntenbijsluiter in het Engels ook. Wanneer taalgebieden verschillende tekstsoorten ken-nen of verschillende normen voor dezelfde tekstsoort, gaan genrekenmerken in een vertaling nu eenmaal verloren of moeten ze drastisch worden aangepast. Stel dat een aantal kenmerken, met name de poëtische vorm en structuur, van het leerdicht De Rerum Natura in een vertaling letterlijk worden weergegeven. Dan zul-len de nieuwe lezers van Lucretius' werk dit als een dichtwerk lezen en het dus interpreteren als een fraaie literaire tekst van het expressieve type. Wat er dan ver-loren gaat, namelijk de bedoeling van de auteur om een wetenschappelijke, informatieve studie te schrij-ven, is onherstelbaar!

(34)

ver-taling waarbij genre-kenmerken worden bijgesteld wanneer het gaat om een alledaagse tekst als een bijsluiter dan wanneer een oude, klassieke tekst in het geding is. Oude en klassieke teksten roepen nu een-maal een sfeer van beschaving, schoonheid, ja heilig-heid op, en elke vertaling die hieraan lijkt te tornen, wordt door de liefhebber van de klassieke literatuur verontwaardigd van de hand gewezen. Maar alleen wanneer men vertaalt voor ' ingewijden ', voor mensen die de klassieke cultuur kennen of zich hierin willen verdiepen, is een vertaling mogelijk die de conventies van de oorspronkelijke taal volgt. Anders niet. Russische journalisten zijn gewend aan een bepaalde stijl, die op 'westerlingen' nogal saai en langdradig overkomt. Wanneer men daarom artikelen uit de

Prav-da vertaalt en Prav-daarbij deze typische Russische

journa-listieke stijl onaangetast laat, zal een lezer in West-Europa snel uitgelezen zijn! De informatie, die hij ver-wacht, blijkt verstrekt te worden op een manier die hem vreemd is en hem niet kan boeien. Alleen wie geïnteresseerd is in de Russische conventies op het ge-bied van de journalistiek, zal met een dergelijke verta-ling geholpen zijn.

(35)

5. De zin van woorden

Voordat een vertaler aan zijn werk begint, zal hij de tekst doorlezen. Niet alleen om het overheersende teksttype en de tekstsoort vast te stellen, maar ook om een overzicht van het geheel te krijgen, nodig om de verschillende onderdelen juist te interpreteren. Deze onderdelen, de zinnen, zinsdelen en woorden, zijn na-melijk vaak voor meer dan één uitleg vatbaar. 'Deze man heeft die politieagent gedood' is een zin waaruit men zonder nadere informatie niet kan opma-ken wie hier het slachtoffer is. En waar valt het accent op in 'Geef mij die fiets maar'? Op mij('... die zet ik wel even weg; zorg jij intussen voor de tassen!') of op die ('... die zo zwaar rijdt, en neem jij dan maar de an-dere')? Of bevat de zin een waarderend woord voor die (bijzondere) fiets, zoiets als bij 'Geef mij maar Amster-dam'?

'Het tocht hier' kan een nuchtere objectieve constate-ring zijn maar het kan ook een aanspoconstate-ring inhouden om het raam of de deur dicht te doen. Grammaticaal, inhoudelijk, functioneel - op allerlei manieren kunnen 'losse' zinnen ambigu zijn.

Woorden en hun betekenissen

(36)

Wie in een (eentalig) woordenboek een willekeurig woord opzoekt, vindt daarachter gewoonlijk een scala van betekenissen. Het woord lid bij voorbeeld kan vol-gens Van Dale verwijzen naar l. deel, met name een zelfstandig beweeglijk deel van het lichaam van mens of dier; 2. (in het meervoud) lichaam; 3. gewricht; 4. onderdeel van het lichaam of een lichaamsdeel van een insekt; 5. (plantkunde) deel van een stengel tussen twee knopen; 6. onderdeel van enig samengesteld ge-heel; 7. (bijbels) christen; 8. persoon die en voor zover hij deel uitmaakt van een gemeenschap of kring; 9. (ironisch, in afkeurende zin) een persoon in het alge-meen; 10. onderdeel van een geschrift, punt; 11. deel van een samengesteld woord; 12. elk der delen van een algebraïsche vergelijking; 13. (ornament.) benaming voor de verschillende delen van een lijst; 14. schakel van een ketting; 15. geboorte, in relatie gedacht tot vroegere, latere of gelijktijdige; elke opvolging van het geslacht in de op- of nedergaande lijn, graad van af-stamming. Daarnaast kan lid ook nog staan voor 'dek-sel' en voor 'ooglid'!

Het is bepaald geen uitzondering dat één woord een heel veld van betekenissen bestrijkt. Het is eerder re-gel, met name bij zelfstandige en bijvoeglijke naam-woorden, bij werknaam-woorden, maar ook bij voorzetsels, voegwoorden en bijwoorden. En het is niet een eigen-aardigheid die beperkt is tot het Nederlands.

(37)

er natuurlijk ook veel gemeenschappelijks. Overal vindt men mensen, dieren en planten, overal wordt er gelopen, gewerkt en geslapen, overal vind je gevoelens van liefde, haat en trouw. Was dit niet zo, dan zou ver-talen een onmogelijkheid zijn!

Figuur 1. Het gearceerde: stuk ervaringswereld dat twee cul-turen gemeen hebben.

Elke cultuur deelt haar ervaringswereld, ook dat ge-deelte dat zij met andere culturen gemeen heeft, op een eigen wijze in en geeft er namen of woorden aan. Maar hoe groot de woordenschat van een taal ook moge zijn, er zijn altijd veel meer zaken dan woorden. Een woord verwijst daarom gewoonlijk naar verscheidene zaken en heeft verscheidene betekenissen.

Wanneer de betekenissen van een woord niets met el-kaar gemeen hebben of lijken te hebben, heeft men eigenlijk niet te maken met één woord, maar met homo-niemen, twee of meer woorden die in vorm en klank identiek zijn. Homonieme woorden zijn bijvoorbeeld: bank: zitmeubel - bank: geldinstelling

bij: insekt - bij: in tegenwoordigheid van licht: schijnsel - licht: niet zwaar

lid : deel van het lichaam - lid: deksel

(38)

ruimte waaruit delfstoffen worden opgehaald

viool: viersnarig strijkinstrument - viool: plantesoort

Maar meestal is er tussen de verschillende betekenis-sen van een woord wél een bepaald verband te ontdek-ken, en hebben we te maken met eenpolyseem woord, een woord dat verschillende betekenissen in zich vere-nigt. Voorbeelden hiervan zijn er te over:

binnenland: het inwendige van een land, in tegenstelling

met kustland; land binnen de grenzen, in tegenstelling met buitenland; land binnendijks, in tegenstelling met de buitenpolders

gezang: het (geluid van) zingen; zangstuk

lid: deel van het lichaam; gewricht; deel van een

sten-gel tussen twee knopen, enz. (zie boven)

pakken: een pak maken; grijpen; indruk maken, enz. scharrelaar: iemand die zich moeilijk voortbeweegt;

iemand die nu eens dit, dan weer dat ter hand neemt om zijn brood te verdienen; iemand die erop uit is on-geregelde liefdesbetrekkingen aan te knopen

schatting: belasting; afgedwongen heffing; taxatie;

ra-ming; waardering

schaver: iemand die schaaft; voetballer die ruw speelt uithalen: naar buiten halen; schoonmaken; met

krach-tige stem uitgalmen, enz.

Het toekennen van namen of woorden aan verschijn-selen in de ervaringswereld door een bepaalde cultuur gebeurt vrij willekeurig. De relatie tussen woordvorm en dat deel van de werkelijkheid waarnaar het woord verwijst, is meestal ongemotiveerd en conventioneel. Een bepaald zoogdier noemen we nu eenmaal een paard. Waarom, dat weet niemand. En waarom noe-men we een doos een 'doos' en een dak een 'dak'? Waarom niet andersom? Dit alles ligt besloten in de conventie en we zijn bij het spreken gebonden aan de traditie van onze cultuur.

(39)

vandaan komen, hun etymologie, kan voor de taal-kundige interessant zijn, voor de spreker is het dat zel-den. Hi] gebruikt zijn taal en het enige dat telt is dat an-deren hem verstaan. Niet de herkomst van de woorden speelt hierbij een rol, maar de betekenis en de functie nu. Natuurlijk hebben veel woorden elementen die vroeger de naamgeving hebben beïnvloed. Een loodgie-ter goot inderdaad lood, een laken was gemaakt van de wollen stof die men laken noemt, en bij zonsopgang ge-loofde men dat de zon opging. Maar dat oorspronkelij-ke verband blijft gewoonlijk niet lang bestaan en is voor de hedendaagse taalgebruiker niet meer relevant. Wanneer een moeder in de bus aan haar zoontje, die bij het raam zit, vraagt of hij even wil bellen, gebeurt dat niet in een vlaag van verstandsverbijstering. Zij weet ook wel dat er in de bus geen bel (meer) is, die de bestuurder erop opmerkzaam maakt dat er iemand wil uitstappen. En het zoontje? Hij zal zonder enige aarze-ling op het knopje drukken!

Rubricering of classificering

(40)

Een dergelijke indeling in 'lagen' vindt men in elke cultuur terug, maar bepaald niet altijd op precies de-zelfde manier. Er zijn talen die bamboe rekenen onder de boomsoorten, andere zien het als een grassoort. En afhankelijk van het taalgebied wordt een vleermuis als een vogel of als een zoogdier beschouwd. Zo zijn er ook vogels die naar westerse maatstaven tot verschillende soorten behoren, maar in bepaalde culturen in Afrika onder één noemer worden gebracht. Omdat ze, ook al mogen ze er nog zo anders uitzien, vaak bij elkaar te vinden zijn, met name bij het zoeken naar voedsel. Of dichter bij huis: een tomaat wordt bij ons, zij het met enige aarzeling, tot de vruchten gerekend; in een land als Spanje ziet men tomaten als groente, wat ongetwij-feld samenhangt met een verschillende eetgewoonte. Ook voor zulke classificaties geldt dat mensen zich ge-woonlijk aansluiten bij wat in hun cultuur gebruikelijk is, zonder naar het 'waarom' te vragen of naar alterna-tieve classificaties te zoeken.

Rubricering of classificering is een poging enige orde te scheppen in de veelheid van verschijnselen die op de mensen afkomen. Maar gemeenschappelijke eigen-schappen of kenmerken worden niet in alle culturen onderkend of gelijk gewaardeerd. Dit heeft tot gevolg dat de ordening van de werkelijkheid om ons heen in algemenere begrippen van cultuur tot cultuur ver-schillend is.

Polysemie en cultuur

(41)

Figuur 2. Verschillende woordrasters.

dezelfde manier.

Het komt daardoor hoogst zelden voor dat woorden in verschillende talen elkaar volledig 'dekken'. Het bete-kenisveld van een woord wordt vrijwel nooit in zijn ge-heel overgenomen door een woord in een andere taal. En daarom kan een woord meestal op verschillende manieren vertaald worden, afhankelijk van de beteke-nis die het woord in de tekst heeft. Het is niet toevallig dat men in een tweetalig woordenboek achter de meeste woorden meerdere vertaalmogelijkheden aan-treft.

Volledige l : l -equivalentie of gelijkwaardigheid tus-sen woorden uit verschillende talen (en culturen) komt weinig voor. Men kan hierbij denken aan bijvoorbeeld geografische namen, namen van dieren, van lichaams-delen, van maanden en dagen en aan bepaalde weten-schappelijke of technische termen. Maar zelfs dan kan het voorkomen dat men wel eens zijn toevlucht moet nemen tot een andere term, omdat een 'letterlijke' ver-taling niet mogelijk is:

olifant: 'elephant' (Engels), maar: van een mug een

oli-fant maken: 'to make a mountain out of a mole-hill' (lett.: van een molshoop een berg maken)

maandag: 'Montag' (Duits), maar: een blauwe

(42)

donderdag: 'Donnerstag' (Duits), maar: Witte Donder-dag: 'Gründonnerstag'

Sonntag (Duits): zondag, maar: 'weisser Sonntag': be-loken Pasen ( = de eerste zondag na Pasen)

finger (Engels): vinger, maar: 'little finger': pink In de meeste gevallen is er sprake van een gedeeltelijke equivalentie tussen woorden uit verschillende talen. De meest voorkomende vorm hiervan is dat woorden in verschillende talen één of meer betekenissen ge-meenschappelijk hebben, maar daarnaast elk afzon-derlijk nog andere betekenissen bezitten. Elk voor-beeld laat een deeltje zien van het raster dat elke taal over de wereld van de verschijnselen heen legt:

Figuur 3. A: doorbrengen, B: to spend (Engels), C: uitge-ven, D: to publish (Engels).

(43)

Vaak is het allemaal nog ingewikkelder:

FiguurS. A: verhandeling, B: papier, C: paper (Engels), D: blad, E: tray (Engels), F: leaf (Engels).

De vertaler moet steeds een deeltje van het raster van de cultuur waaruit de oorspronkelijke tekst stamt, 'af-zetten' tegen het raster van het nieuwe taalgebied. Zo kan hij voor elk woord in de gevende taal of brontaai, de taal waaruit vertaald wordt, het equivalent vinden in de

ontvangende taal of doeltaal, de taal waarin vertaald wordt.

Een aantal complicerende factoren maakt echter dat dit in de praktijk vaak verre van eenvoudig is. Zelfs bij woorden uit verschillende talen met een volledige l : l equivalentie moet de vertaler op zijn hoede zijn. Dit komt doordat er verschillende vormen van 'betekenis' zijn en omdat woorden met min of meer gelijke beteke-nis in verschillende talen - en vaak ook binnen één en dezelfde taal - niet altijd op dezelfde manier gebruikt worden.

Referentiële betekenis

(44)

bijvoor-beeld bepaalde citrusvruchten 'sinaasappels'. Waar-schijnlijk zijn vele taalgebruikers zich niet of nauwe-lijks bewust welke eigenschappen hier in het geding zijn: wat is het eigenaardige van een sinaasappel, wat maakt een sinaasappel tot 'sinaasappel'? Toch gebrui-ken ze deze benaming altijd op de juiste wijze en ver-gissen ze zich (bijna) nooit. Kinderen nog wel eens: die kunnen ook een citroen een sinaasappel noemen, maar gaandeweg zullen zij zich aan het door allen gerespec-teerde taalgebruik aanpassen.

Op zich is het interessant na te gaan welke eigenschap-pen een sinaasappel als zodanig heeft. Of om te analy-seren welke factoren er in het geding zijn bij de hande-ling die we 'rennen' noemen. Maar belangrijker is het te onderzoeken waarin een 'sinaasappel' verschilt van een citroen, een mandarijn of een grapefruit, en waar-in 'rennen' contrasteert met hollen, draven, wande-len, lopen, springen, slenteren, glijden, huppelen en hinkelen.

De referentiële betekenis van iets komen we op het spoor wanneer we een woord, of beter: één betekenis van een woord, vergelijken met andere woorden die in hetzelfde betekenisveld een plaats hebben, met woor-den dus die qua betekenis op de een of andere manier verwant zijn. Een voorbeeld:

man: mens - mannelijk - volwassen vrouw: mens - vrouwelijk - volwassen jongen: mens - mannelijk - onvolwassen

meisje: mens - vrouwelijk - onvolwassen

Ook bij woorden die in betekenis heel dicht bij elkaar liggen is zo'n componentenanalyse vaak erg verhelderend:

verwachting', erop rekenen dat iets (dat als positief,

ne-gatief of neutraal ervaren wordt) zal gebeuren

hoop: iets minder zeker erop rekenen dat iets (dat als

(45)

In veel gevallen kan een eentalig woordenboek helpen de verschillende componenten van woordbetekenissen te vinden. Een ander hulpmiddel is zinnen of construc-ties met dergelijke verwante woorden te vormen en die te vergelijken. ledere taalgebruiker zal direct het ver-schil voelen tussen 'ik verwacht dat het morgen mooi weer wordt' en 'ik hoop dat het morgen mooi weer wordt'. Of neem de volgende vrijwel gelijkluidende zinnen:

'Toen de dokter het dorp inliep, kwam hij de tien me-laatsen tegen.'

'Toen de dokter het dorp inliep, gingen de tien melaat-sen hem tegemoet.'

'Toen de dokter het dorp inliep, ontmoette hij de tien melaatsen.'

De eerste zin wijst op een toevallige ontmoeting tussen de dokter en de tien melaatsen. In de tweede zin weten de zieken dat de dokter eraan komt en lopen bewust op hem af. De laatste zin laat het vooralsnog in het mid-den of er van een toevallige ontmoeting sprake is of dat de dokter en de melaatsen elkaar volgens afspraak ont-moeten. In tegenkomen zit dus iets toevalligs, in

tegemoet-gaan iets doelbewusts, terwijl ontmoeten in deze zin

neu-traal is en beide mogelijkheden openlaat.

Wanneer er tussen twee (of meer) woorden geen ver-schil in betekenis geconstateerd kan worden, spreekt men van synoniemen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij

evident en duidelijk, helikopter en hef schroef vliegtuig, penalty

en strafschop, fietsenstalling en rijwielstalling, vooral en

voornamelijk. Maar ook al verwijzen de woorden uit elk

(46)

van het hele verband waarin het woord functioneert. 'De koningin is hedenmorgen de pijp uitgegaan' is een zin die men in geen enkele krant zal tegenkomen. Ter-wijl de pijp uitgaan en overlijden afsterven toch naar dezelf-de werkelijkheid verwijzen!

Het omgekeerde komt ook voor. Woorden in één en dezelfde taal die op zichzelf elkaar niet geheel 'dek-ken', kunnen in bepaalde verbanden of situaties als sy-noniemen gebruikt worden. Heet wordt meestal gezien als warmer dan warm. Toch is de uitroep 'Wat is het hier heet!' in veel gevallen synoniem aan 'Wat is het hier warm!' Een klok kan gemaakt worden,

maarook^<?-repareerd. En tegemoetgaan of -komen is ruimer dan tege-moetlopen. Maar deze zijn in een taalgebied waar men

(nog) geen ander vervoermiddel kent dan de 'benen-wagen' verwisselbaar. Wel zijn sommige woorden specifieker dan andere. Maken is een nogal algemene, vlakke term, vervaardigen, scheppen, vormen, verrichten, enz. zijn specifieker.

Bij het vertalen heeft men vaak de keuze tussen een neutrale term en een specifieker woord. Veel vertalers die in een andere taal vertalen dan hun moedertaal hebben de neiging nogal snel zo'n specifieke term te gebruiken. Men vindt het alternatief dan te vlak, te ge-woon. Anderzijds is er bij degenen die in hun moeder-taal vertalen een omgekeerde tendens, waardoor er een zekere vervlakking in de vertaling kan optreden. Wat men kiest, hangt uiteraard in eerste instantie af van de oorspronkelijke tekst. Inzicht in de algemeen-heid of de bijzonderalgemeen-heid van termen in zowel de geven-de als geven-de ontvangengeven-de taal én inzicht in hun frequentie

ls hierbij een vereiste. Uiteindelijk worden er geen

(47)

se déganter (Frans, wederkerend voornaamwoord + werkwoord): de handschoenen uittrekken (lidwoord + zelfstandig naamwoord + werkwoord)

mit Màssigung leben (Duits, voorzetsel + zelfstandig naamwoord + werkwoord): matig leven (bijwoord + werkwoord)

faire des études universitaires (Frans, werkwoord + lid-woord + zelfstandig naamlid-woord + bijvoeglijk naam-woord): studeren (werkwoord)

zutage liegen (Duits, bijwoord + werkwoord): aan de op-pervlakte liggen (voorzetsel + lidwoord + zelfstandig naamwoord + werkwoord)

at home (Engels, voorzetsel + zelfstandig naamwoord): thuis (bijwoord)

Figuurlijk taalgebruik

Soms kan een bepaald stuk van de betekenis van een woord, zelfs een minder belangrijk deel, in het taalge-bruik overheersend worden. We hebben dan te maken met een figuurlijk gebruik van het woord. Bij ezel den-ken we aan een bepaald dier dat op boerderijen ge-bruikt wordt. We vinden hem misschien wat dom, maar dat komt gewoonlijk niet in ons op wanneer we zo'n beest zien of erover horen spreken. Getuige ook de uitdrukking 'Een ezel stoot zich (in 't gemeen) geen tweemaal aan dezelfde steen'! Maar wanneer we iemand een ezel noemen, hebben we alleen maar zijn domheid op het oog.

Een oude vos kan slaan op een reeds op leeftijd zijnd roodbruin roofdier, rnaar wordt figuurlijk gebruikt voor een persoon die slim is en vanuit een rijke erva-ring zijn wereldje goed kent.

(48)

woord voor 'ezel' de gedachte aan 'domheid' ontbre-ken: dan kan het dus ook niet figuurlijk voor een 'dom figuur' worden gebruikt. Waar culturen in hun figuur-lijk taalgebruik verschillen, zal de vertaler allereerst proberen een in de ontvangende taal vergelijkbare beeldspraak te vinden : zo wit als sneeuw kan misschien worden weergegeven als zo wit als linnen. Vooral in teksten van het expressieve en, zij het in mindere mate, van het appellatieve type, is het belangrijk om figuur-lijk taalgebruik op de een of andere manier te bewaren. Zeker ook wanneer het niet om afgesleten beeldspraak gaat, maar om een door de auteur bedachte vergelij-king. In het uiterste geval, wanneer er geen vergelijk-bare alternatieve beeldspraak voorhanden is, zal de vertaler de beeldspraak moeten 'wegvertalen' en moe-ten vervangen door de inhoudelijke betekenis van het beeld: zo wit als sneeuw wordt dan heel erg wit.

Een andere veel voorkomende vorm van figuurlijk taalgebruik is de idiomatische zegswijze. Daarbij gaat het om een combinatie van twee of meer woorden waarvan de betekenis niet afgeleid kan worden uit de som van de afzonderlijke woorden:

te hooi en te gras: af en toe

soldaat maken: opeten, opdrinken zwaar geschut: harde woorden

van de prins geen kwaad weten: onschuldig zijn

vurige kolen op iemands hoofd hopen (stapelen): vriendschap,

welwillendheid betonen aan iemand die door zijn on-aangename houding hiertoe bepaald niet uitnodigt, om hem zo beschaamd te maken

(49)

aus einer Mücke einen Elefanten machen: van een mug een

olifant maken

feurige Kohlen aufjemands Haupt sammeln: vurige kolen op

iemands hoofd hopen (stapelen)

Vrijwel altijd zal gezocht moeten worden naar een ver-gelijkbare uitdrukking:

in one's cups (Engels, lett.: in zijn kopjes): boven zijn

theewater

my mouth waters (Engels, lett.: mijn mond watert): ik

watertand

to kick the bucket (Engels, lett.: de emmer omtrappen):

de kraaienmars blazen, de pijp uitgaan

einem Locker in den Kopffragen (Duits, lett.: iemand

ga-ten in het hoofd vragen): het naadje van de kous willen weten

in die Brühegeraten (Duits, lett.: in het (vlees)nat

gera-ken): in de knoei komen

ami de coeur (Frans, lett.: hartevriend): boezemvriend

(50)

verta-1er dan op andere plaatsen, waar de ontvangende taal de mogelijkheden heeft, figuurlijke taal invoeren, ter

compensatie. Want figuurlijk taalgebruik vinden we in

elke taal, alleen meestal niet op dezelfde manier, in de-zelfde taallaag en in dede-zelfde mate!

Connotaties en associaties

Door middel van hun referentiële betekenis verwijzen woorden naar verschijnselen in de werkelijkheid. Maar daar blijft het niet bij. Veel woorden hebben ook een connotatieve of emotionele betekenis: zij maken bij de taalgebruiker een bepaald gevoelen, een bepaalde emotie los. Het kan zelfs zo ver komen dat mensen sommige woorden niet eens over de lippen krijgen. Woorden komen dan in een taboesfeer terecht. Aan de ene kant kan men hierbij denken aan de zogenaamde drieletterwoorden die verwijzen naar de geslachtsde-len. Dergelijke 'vieze' woorden kun je als fatsoenlijk mens niet gebruiken. Aan de andere kant zijn er woor-den die mensen niet durven gebruiken: 'Mijn groot-moeder is ook aan die vreselijke/ongeneeslijke ziekte gestorven'. Het woord kanker heeft zo'n onheilspellen-de, bijna magische klank, datje het beter maar niet kan gebruiken. En als iemand het aandurft, zie je bij de hoorders (of lezers) vaak een zekere terughoudend-heid, schrik of huivering. De ziekte zelf is zo vreselijk, dat het woord ook het liefst vermeden wordt. Men 'be-helpt' zich dan met technisch-medische termen, die vaak zo nietszeggend zijn dat ze de negatieve connota-tie missen, of met eufemismen, verzachtende, verbloe-mende omschrijvingen.

In de meeste gevallen zijn de emoties die woorden oproepen minder hevig. In ons taalgebied heeft

schoon-moeder iets negatiefs, schoon-moeder daarentegen over het

alge-meen iets positiefs. Woorden als dood, begrafenisstoet,

crematie, enz. hebben een enigszins lugubere of in ieder

(51)

den-ken, zwart is vaak verbonden met dood, rouw en ver-driet. Verder hebben 'platte' woorden en uitdrukkin-gen, dat wil zeggen termen en begrippen uit de ge-meenzame of vulgaire taallaag, voor mensen die zich hier niet van bedienen, een negatieve klank. 'Die vent op zijn smoel timmeren' komt anders over dan 'Die man op zijn gezicht slaan', en 'Zak! ' klinkt anders dan 'Lummel!' Maar andersom komen 'nette', 'deftige' woorden op veel mensen weer als 'bekakt' over. Tenslotte hangt het vaak van het verband af of een woord een bepaalde connotatieve betekenis heeft, en zo ja, welke. In 'Dat is een aardig mens, zeg!' is mens vrij neutraal, heeft misschien wel iets sympathieks. Maar in 'Dat mens hangt me al jaren de keel uit!' is mens sterk negatief gekleurd. En in 'Er is veel volk op de been' is volk vrij neutraal, terwijl het in 'Er komt hier vaak vreemd volk aan de deur' nogal negatief over-komt.

Woorden kunnen ook allerlei associaties oproepen. Bij het woord kaars denken veel mensen aan kerstmis of winterse avonden, en bijjohan Cmyffaan voetbal en aan de roemruchte jaren van de voetbalclub Ajax. Het woord (of de naam) wordt dan als het ware een sym-bool. Vooral in de wereld van de reclame spelen asso-ciaties een grote rol: Omo staat voor wit en schoon, en bij Volvo denken we onmiddellijk aan veiligheid en de-gelijkheid!

Vaak worden associaties en connotaties door alle taal-gebruikers van een cultuur gedeeld. Maar zeker niet altijd. Woorden als genade, zonde en vergeving hebben vrijwel uitsluitend voor kerkelijke mensen een extra di-mensie, anderen zeggen ze weinig of niets. Voor be-paalde groepen in de samenleving heeft het woord com-munist een negatieve klank, maar weer niet voor ieder-een. Voor sommigen roept het woord paus een sfeer op van oprechte vroomheid, bij anderen wekt het de lach-lust op, of gevoelens van ergernis of verdriet.

(52)

ooit een tand moest laten trekken of een gaatje moest laten boren, zal daaraan steeds terugdenken wanneer ergens het woord tandarts valt. Iemand wiens vrouw door een dronken automobilist is doodgereden, zal bij het woord alcohol een machteloze woede voelen opko-men. Iemand die hernia heeft gehad, reageert op het woord hernia anders dan iemand die deze pijnlijke kwaal niet aan den lijve heeft ondervonden. Individue-le ervaringen speIndividue-len dus een grote rol.

Het is gebleken dat men bij het lezen van een tekst, vaak zonder dat men zich hiervan bewust is, bij be-paalde woorden of uitdrukkingen als het ware even ha-pert, het leesproces even onderbreekt. Onwillekeurig lijken de gedachten een ogenblik af te dwalen. En wel bij woorden die bij de lezer op de een of andere manier iets oproepen. Ook dit heeft te maken met de connota-tieve of associaconnota-tieve betekenis die woorden kunnen hebben.

Welke connotaties of associaties woorden of uitdruk-kingen oproepen, hangt af van het individu, van de groep of van alle taalgebruikers binnen een bepaalde cultuur. Bij verwante taalgebieden komt het voor dat woorden met min of meer dezelfde referentiële beteke-nis ook een vergelijkbare connotatieve of associatieve betekenis hebben. Toch is dat zeker geen regel. Heel vaak roepen woorden met eenzelfde referentiële bekenis in verschillende culturen andere en soms zelfs te-gengestelde gevoelens op. Politie heeft in een westerse democratie bepaald niet dezelfde klank als polida in een dictatoriaal geregeerd land in Latijns-Amerika, al-thans bij het overgrote deel van de bevolking daar. Taaionderzoekingen in Afrika hebben uitgewezen dat bij volken die in de jungle leven, blauw een positieve klank heeft, omdat het geassocieerd wordt met lucht en zonlicht en zo de connotatie 'leven' en 'geluk' in zich heeft. Bij stammen in woestijngebieden is het groen dat een dergelijke connotatieve betekenis heeft.

(53)

wordt. Maar er zijn culturen waar precies het tegen-gestelde het geval is, en waar wit de kleur van de dood, de rouw en het verdriet is. En lezen we daar een tekst als 'Alles is wit om me heen, de bomen zijn wit, de planten zijn wit, de bloemen zijn wit, ja zelfs de lucht is wit' - hoe moet zo'n tekst in onze taal vertaald wor-den? Kiezen we voor een letterlijke vertaling, voor een weergave van de referentiële betekenis en dus voor wit, of laten we de connotatieve betekenis prevaleren en vertalen we met zwart?

Het antwoord op deze vragen ligt, zoals zo vaak, bij de auteur van de oorspronkelijke tekst. Wat heeft hij bij zijn lezers willen overbrengen en welke taalfunctie heeft hij daarvoor gebruikt? Bedoelde hij met wit de kleur op zichzelf? Of wilde hij vooral een sfeer van droefheid en somberheid oproepen en gebruikte hij daarom het sleutelwoord wit, omdat dat in zijn cultuur precies deze connotatie heeft?

(54)

6. Is vertalen altijd mogelijk?

Het feit dat woorden verschillende betekenissen heb-ben en dat er ook weer diverse soorten van betekenis-sen zijn, roept het probleem van de vertaalbaarheid, of liever: de onvertaalbaarheid van teksten op. In theore-tische beschouwingen over vertalen lezen we met de regelmaat van de klok dat vertalen eigenlijk ondoenlijk of zelfs onmogelijk is. Culturen en talen zijn zo ver-schillend dat elke poging om een tekst weer te geven in een andere taal bij voorbaat al kansloos is.

Het is natuurlijk wat al te gemakkelijk dit te weerleg-gen met een simpele verwijzing naar de praktijk van het vertalen: er wordt vertaald, dus is het mogelijk! Maar ook theoretisch kan de vertaalbaarheid van woorden en teksten verdedigd worden.

Al hebben de meeste woorden op zichzelf meerdere be-tekenissen, toch is er in een tekst vrijwel altijd maar één enkele betekenis in het geding. Bij de zin 'We zitten op een bank' denkt niemand eraan dat bank ook op een geldinstelling kan slaan. En bij 'Zal ik voor jou wat vi-ooltjes plukken?' komt niemand op het idee dat het misschien om het plukken van een bepaald soort mu-ziekinstrument zou gaan. En wie heeft er bij 'Daar zwemt een school vissen' het onderwijs in het hoofd? Wat een vertaler doet, is niets anders dan het weerge-ven van die ene betekenis die door de auteur in zijn tekst is bedoeld. En waar woorden ook connotatieve of associatieve betekenissen hebben, laat de vertaler in zijn weergave die betekenis uitkomen die in de oor-spronkelijke tekst prevaleert.

(55)

niets. Als woordspelingen een belangrijke of, zoals vaak in reclameteksten, een overheersende rol spelen, zal de vertaler dit hoe dan ook in zijn vertaling moeten laten doorklinken. Desnoods door elders in de tekst, waarde ontvangende taal het mogelijk maakt, zelf een woordspel in te voeren. Daarmee wordt de oorspron-kelijke tekst geen geweld aangedaan, net zo min als wanneer op een andere plaats een bewuste dubbelzin-nigheid noodgedwongen wordt opgeheven. Integen-deel: alleen zo worden de bedoelingen van de auteur serieus genomen.

Lacunes in de woordenschat

Ook bij zogenaamde lacunes, gaten in de woorden-schat, wordt wel eens gezegd dat zij de onmogelijkheid van vertalen bewijzen. Soms lijkt het er namelijk op dat er voor een bepaald woord geen goed equivalent te vinden is. De cultuur van de ontvangende taal kent de handeling, het object of het begrip wel, maar heeft daar gewoon geen woord voor:

kopjes geven: Engels — wereldbeschouwing: Engels — gemütlich (Duits): Engels —

Geschwister (Duits): Nederlands — understatement (Engels): Nederlands

(56)

'understate-ment' inmiddels in het Nederlands geaccepteerd en is een omschrijvende vertaJing als 'een bewering die be-neden de waarheid blijft' niet langer nodig, en vaak niet eens gewenst.

Tot dusver ging het om min of meer 'toevallige' lacu-nes in de woordenschat van een taal. De vertaler zal in zulke gevallen vrijwel altijd een bevredigende oplos-sing kunnen vinden, omdat een stuk ervaringswereld in het geding is dat culturen gemeenschappelijk heb-ben. Ook een Engelse kat 'geeft kopjes', al heeft de En-gelse taal er niet een bepaald woord voor of een speci-fieke uitdrukking!

Naast het stuk ervaringswereld dat twee of meer cultu-ren gemeen hebben, zijn er zaken en verschijnselen die de ene cultuur wel, maar de andere cultuur niet kent. Als een volk iets niet kent, heeft het er gewoonlijk ook geen woord voor. In een taalgebied waar het nooit sneeuwt, zal men tevergeefs naar een woord voor 'sneeuw' zoeken. En waar men geen brood eet, heeft men ook geen woord voor 'brood'.

Het omgekeerde is ook waar: wat in een cultuur een belangrijke rol speelt, neemt ook in de taal een grote plaats in. De Masai in Kenia bijvoorbeeld hechten gro-te waarde aan het bezit van vee. Alles draait er om vee, vooral koeien. De taal van de Masai heeft dan ook veel woorden en uitdrukkingen die met 'vee' te maken heb-ben. Ook een Nederlandse boer kent een aantal woor-den voor koeien, zoals melkkoeien, mestkalveren, vaarkoeien, kalveren, vaarzen, want ook in de Neder-landse cultuur zijn koeien niet weg te denken. Maar de Masai hebben maar liefst ettelijke tientallen woorden voor koeien, afhankelijk van de leeftijd, de horens, en vele andere kenmerken. Zij delen dat stukje van de werkelijkheid om hen heen heel wat nauwkeuriger in dan wij.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn dan ook meer dan genoeg argumenten om boeken in de klas te brengen: lezen bevordert bijvoorbeeld het probleemoplossend denken, heeft een taalverrijkend effect, stimuleert

Zorg voor voldoende tijd voor instructie, oefening en vrij lezen.. Heb hoge verwachtingen van alle

→ We mogen ons richten op wat de Heere aan het doen is in deze wereld; alles ligt in Zijn hand en Hij gaat door met Zijn werk.. → Ondanks dat we de Heere soms niet kunnen

steeds meer uiteen, hetgeen op zichzelf reeds een aanwijzing is voor het bankroet van de voornaamste strategische maat- 38 regelen van de Amerikaanse

Ik zou mij willen beperken tot twee gebieden, namelijk de de- mocratie in het bedrijfsleven en de parlementaire democratie. Voor wat het bedrijfsleven betreft,

negentienhonderdvierenzes tig. Vogt is een actief voortrekker van de Morele Herbewapening. Weken geleden sprak hij hel en verdoemenis uit over de homo- fielen tijdens

stelt dat zulks door de geneeskunde voor iedere mens mogelijk moet worden ge- maakt. Dan zouden wij zakelijker en eer- lijker van gedachten wisselen over de

Door de Geest groeit de liefde voor elkaar steeds meer.. Daarom bidden we samen dat die eenheid