• No results found

NUMMER ZOMER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "NUMMER ZOMER"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

deinhoud

I 0

BOTSENDE GENERATIES

"Hoe

moet dat verder met die theatermakers die nu al te oud zijn

om

jong te worden genoemd maar die naar het zich laat

aanzien nog

geruime

tijd op het pluche blijven zitten? De

tomaten-generatie plukt, na een moeizaam begin, nog

steeds de vruchten van haar eigen

actie

en lijkt voorlopig

niet bereid ruimte te maken

of

middelen af te staan. Zij

lijkt zich liever te koesteren in haar relatieve

tevredenheid."

Fien Bloemen

klaagt de ijdelheid en het

cynisme van de toneelgeneratie van de dikveertigers aan.

31

NEOBAROK

"De eenheid van het Redelijke, hèt sluitstuk van de moderniteit, valt

op alle terreinen uiteen in een veelheid van

gezichtspunten. Men duidt dit alles wel eens aan als

'postmodernisme'. Maar sinds enkele jaren komen

marktgevoelige filosofen met een nieuwe 'catch-a/I-term'

aandraven: 'neobarok'. Het neobarokke ideeëngoed is een

nieuwe poging

om,

in opvolging van het postmodernisme,

de tekenen des tijds te ontcijferen." Een opstel van

Filip

Huysegems

over een eontrareformatie in de cultuur.

3 4

JAPANS VERNIS

Journalist

Hans Krikke

bezocht Japan

om

zich te informeren over

de achtergronden van het Wirtschaftswunder in dat land.

Hij krabde het vernis weg en ontdekte de doffe

werkelijkheid van de werkvloer. "Op de vloer zijn rode,

gele en oranje strepen aangebracht.

Dege/e

streep is het

looppad voor de band-arbeiders als zij van de werkplek

naar de kantine marcheren en

weer

terug."

40

CULTUURSCHOK

'Wat is het hier klein, in à/Ie opzichten! In goede en ongunstige zin;

overzichtelijk, beheersbaar, de menselijke maat, maar

tegelijk is alles afgepast en leefjein een klein kringetje."

Ex-Volkskrant-correspondent PAUL BRILLis reeds enige

tijd terug uit de Verenigde Staten, maar helemaal thuis

voelt hij zich nog niet.

Paul Damen

interviewde hem

over het immense verschil tussen Holland en Amerika.

4

(3)

,,

I

'

26

DE INCOMPETENTE BURGER

De contacten tussen burgers en het

openbaar bestuur verveelvuldigen.

"Vaak is het resultaat een ongelijk

gevecht, waarbij de zittende politieke

klasse burgers, meestal omfloerst

maar niet minder hoogmoedig, wijst

op hun bestuurlijke en politieke

incompetentie." fen essay van

Paul

Thewissen

over twee schurende

culturen.

PARLEMENTAIRE ENQUÊTE

I

6

de verzorgingsstaat in zijn nadagen

Kees Vendrik LANDSCHAP I

I 8

red ons van het bos!

Tim Verhoef LANDSCHAP 2

l l

afscheid van het landschap

Hans Schoen COMMENTAAR

46

PvdA, oh PvdA

Henk Krijnen RUBRIEKEN

39

column

Karin Spaink

44 column

Jantine Oldersma

45

30 vragen aan ... Simone van

Geest

47 WB-berichten

ACHTERPAGINA

Tom Schreuder

COLOFON

De Helling, tijdschrift voor linkse politiek. is een onafhankelijk politiek magazine met belangstelling voor ontwikkelingen op het sociale en culturele vlak. Het wil een algemeen medium zijn voor linkse politieke meningsvorming en publieke debatten beïnvloeden.

De Helling verschijnt viermaal per jaar. Losse nummers:

f

I 0,-,

jaarabonnement:

f

39,50, gironummer: 2 73 7994, Stichting Wetenschappelijk Bureau Groen Links (o.v.v. DE HELLING).

Uitgever: Stichting Wetenschappelijk Bureau Groen Links. Redactie:

Marianne van den Boomen, Els Diekerhof, Adriënne van Heteren, Henk Krijnen, Joost Lagendijk, )os van der Lans, Hans Schoen, Radi Suudi, Kees V end rik.

Hoofdredactie: Henk Krijnen. Vormgeving & zetwerk: Richard Pollé/ Ruparo, Amsterdam. Druk: Drukkerij Raddraaier. Abonnement: De abonnee verplicht zich het abonnementsgeld over te maken vóór het begin van het nieuwe kalenderjaar. Niet voor I januari opgezegde abonnementen worden automatisch voor één jaar verlengd. Redactiesecretariaat, administratie &

(4)

In de hoedanigheid van onpartijdige

rekenmeester

legt

het Centraal Planbureau het politieke debat

lam.

Deze

kritiek valt

te

lezen in het zojuist

verschenen boek ÇHet Centraal Planbureau in

politieke

zaken'.

Economische

hervormings-voorstellen

met een

progressief

karakter

stuiten

op

een

muur van onbegrip. In DE HELLING

antwoordt GERRIT ZALM, de directeur van het

enige

econorriisch~

planbureau dat Nederland

rijk is, zijn linkse critici.

Het is een aangename verrassing dat een aan een politieke partij gelieerd weten-schappelijk bureau een boek uitgeeft dat volledig is gewijd aan de rol van het Cen-traal Planbureau (CPB). Dat het bovendien gaat om Groenlinks, een partij die tot nu toe het CPB nogal links heeft laten liggen, maakt de verrassing nog groter en zeker niet minder aangenaam. Hoewel de toon-zetting vaak kritisch is, hebben de bijdragen in het boek Het Centraal Planbureau in Politie-ke ZaPolitie-ken een zakelijke inslag: er wordt op de bal gespeeld en niet op de man. Eigenlijk heb ik maar één grote teleurstel-ling na lezing van het boek. Dat is de zeer minieme belangstelling die wordt betoond voor Scanning the Future en Nederland in

Drievoud. Deze twee nieuwe publikaties vormen samen de weerslag van de recente lange-termijn-studie van het CPB. Beide rapporten zijn een belangrijke vernieuwen-de stap vooruit. Zij komen in veel opzichten tegemoet aan kritiek op het meer traditio-nele CPB-werk zoals die ook in Het Centraal Planbureau in Politieke Zaken wordt ver-woord. In beide CPB-publikaties is oog voor de fundamentele onzekerheid van de toekomst en daarmee van prognoses, het neo-klassieke paradigma wordt sterk gere-lativeerd, voor econometrische modellen is een bescheiden plaats gereserveerd, ter-wijl kwalitatieve analyses en de interactie tussen economische en niet-economische vol in de schijnwerper staan.

LOONKOSTEN

Scherpe kritiek wordt geleverd door Wesse/ Visser. In zijn artikel De macht en onmacht van CPB-modellen stelt hij 'dat de CPB-modellen op een aantal punten ernstig te-kort schieten'. De kern van zijn betoog kan in twee stellingen worden samengevat. Ten eerste, het CPB stelt de werkgelegenheid volstrekt afhankelijk van de arbeidskosten. Ten tweede, de werkgelegenheid wordt in feite bepaald door de daadwerkelijke en effectieve beschikbaarheid van potentiële arbeidskrachten.

(5)
(6)

investe-~---~-~

De bewering dat het CPB

ringen, de rente en de mate van winstge-vendheid. In deze factoren weerspiegelen zich ook de internationale ontwikkelingen: de groei van de wereldhandel, de ontwik-keling van de wisselkoersen, de hoogte van de Duitse rente et cetera. Al deze factoren komen dan ook expliciet in de CPB-model-len voor. Ze worden vaak zelfs recht-streeks in verband gebracht met de werk-gelegenheid.

Vanwege het enorme belang van de onze-kere internationale ontwikkelingen heeft het CPB bij de meest recente middellange-termijnverkenning twee aparte scenario's opgesteld, het ene wat behoedzaam en het andere meer optimistisch. Interessant is dat in het 'gunstige' scenario zowel de lonen als de werkgelegenheid beduidend sneller stijgen dan in het behoedzame sce-nario. In het gunstige scenario wordt het negatieve verband tussen werkgelegenheid en lonen dus overschaduwd door het posi-tieve verband tussen werkgelegenheid en algemene economische groei. De loonkos-ten vormen in de CPB-modellen dus slechts een onderdeel van de verklaring van de werkgelegenheidsentwikkel ing.

Afgezien hiervan is de relatie tussen loon-kosten en werkgelegenheid veel com-plexer dan de 'charmante eenvoud' van een simpele koppeling die Visser suggereert. Zo wordt er bij voorbeeld rekening mee gehouden dat op korte termijn de positieve werkgelegenheidseffecten van loonmati-ging gedeeltelijk worden teniet gedaan door de ongunstige effecten via lagere con-sumptieve bestedingen. Daarnaast wordt de nadrukgelegd op sectorale verschillen in produktiestructuren, en op de gevolgen daarvan voor de relatie tussen loonkosten en werkgelegenheid. Zo reageert de rela-tief arbeidsintensieve en flexibele sheltered sector in eerste instantie veel sneller op een mutatie in de loonkosten dan de relatief kapitaalintensieve exposed sector. Op mid-dellange-termijn daarentegen domineert het werkgelegenheidseffect in de exposed sector. Dan heeft de loonkostenmutatie zich inmiddels via een verandering in de internationale concurrentiepositie 'door-vertaald' naar het volume van de export en heeft die sector de gelegenheid gekregen om via investeringen haar produktiecapaci-teit aan te passen.

ARBEIDSAANBOD

Naar het inzicht van Visser is alle drukte over de relatie tussen lonen en werkgelegenheid eigenlijk volkomen misplaatst. Want, zo beweert hij, de empirische correlatie tus-sen lonen en werkgelegenheid is geen cau-saal verband, maar slechts een schijnver-band. Er is een derde variabele die de andere twee bepaalt: het effectieve

ar-geen

goed woord over

heeft voor het

instrument

energie-heffing is onjuist

beidsaanbod. De relatie tussen werkgele-genheid en lonen zou daarom vervangen moeten worden door een relatie tussen werkgelegenheid en arbeidsaanbod. Als criticus van CPB-analyses slaat Visser hiermee de plank mis. De effecten van het effectieve arbeidsaanbod op lonen en werkgelegenheid zijn namelijk wel degelijk in de CPB-modellen en -analyses verdis-conteerd. Een toename van het effectieve arbeidsaanbod leidt tot een lagere loonstijging, een toename van de werkge-legenheid en een matiging van de arbeids-produktiviteitsstijging. Dit ligt geheel in de lijn van wat Visser wenst.

In de tweede plaats wil ik wijzen op het toegepaste algemeen-evenwichtsmodel van het CPB, MIMIC genaamd. Dit model, dat Visser onbesproken laat, is nu juist speciaal ontwikkeld om de effecten van diverse beleidsmaatregelen op het effectie-ve arbeidsaanbod en van het arbeidsaanbod op de loonvorming en werkgelegenheid zeer gedetailleerd te kunnen analyseren. Ook hier resulteert een toename van het arbeidsaanbod in loonmatiging en stijging van de werkgelegenheid. Bovendien geeft het model vele aangrijpingspunten voor beïnvloeding van het beleid rond het effec-tieve arbeidsaanbod.

Tenslotte wijs ik op de lange-termijn-studie van het CPB Nederland in Drievoud. Daarin wordt uitgebreid ingegaan op de mogelijk-heden om het effectieve arbeidsaanbod te vergroten en de arbeidsmarkt beter te laten functioneren. Het woord loonmati-ging komt niet eens in de studie voor. In het Europeon Renaissance-scenario wordt het 'coördinatieperspectief nieuw leven inge-blazen. Intensivering van de arbeidsbemid-deling en scholing, meer verplichtingen en controle in de sociale zekerheid en een bescheiden versobering van 'arbeidsmark-trelevante' uitkeringen zijn daarbij de sleu-telwoorden. Zij moeten leiden tot een vergroting van het effectieve arbeidsaan-bod en tot een toename van de werkgele-genheid. Het Batoneed Growth-scenario schetst een andere weg, waarbij juist de groeibepalende factoren uit het 'vrije-markt-perspectief worden gestimuleerd. Een sterke bevordering van marktwerking, krachtige deregulering alsmede versobe-ring en vereenvoudiging van de sociale ze-kerheid en het belastingstelsel zijn de

sleu-telwoorden in dit scenario.

EXTREMESTROMINGEN

Men zou haast denken dat we het uiteindelijk toch wel met elkaar eens zijn: het effectieve arbeidsaanbod bepaalt de werkgelegenheid en de loonkosten zijn slechts een tussen-schakel. Hoewel eensgezindheid een groot goed is, gaat die conclusie me toch te ver. De stelling dat ieder aanbod z'n eigen vraag schept, wordt na Keynes, zeker als het om de arbeidsmarkt gaat, nog slechts onder-schreven door tamelijk extreme stromin-gen in de economische theorie. In dergelij-ke visies wordt het effectieve arbeidsaan-bod altijd volledig te werk gesteld, het loonpeil is louter een resultante. Maar zo 'perfect' werkt de Nederlandse arbeids-markt niet. Op korte en middellange ter-mijn spelen allerlei vertragingen en aanpas-singskasten een rol. Op wat langere termijn doet zich gelden dat de loonvorming in ons land niet atomistisch is maar door wetge-ving en cao's een sterk gecollectiviseerd karakter heeft. Hierdoor kunnen het loon-peil en de loonstructuur zich ook geduren-de langere tijd onttrekken aan geduren-de arbeids-marktverhoudingen. In zo'n situatie kan ook effectief arbeidsaanbod buiten het ar-beidsproces blijven.

Dit is de reden dat in de twee gunstige lange-termijn-scenario's ook de wijze van loonvorming wordt gewijzigd. In het Euro-peon Renaissance-scenario is sprake van een revitalisering van de overlegeconomie en krijgen de belangen van 'outsiders' een groter gewicht in de cao-afspraken: meer mogelijkheden voor lagere loonschalen, afspraken over het inschakelen en scholen van zwakke arbeidsmarktgroepen. CAO-afspraken die haaks staan op de participa-tiedoelstelling worden niet meer algemeen verbindend verklaard. In het Batoneed Growth-scenario wordt het algemeen ver-bindend verklaren van cao's vrijwel volledig gestaakt en het minimumloon afgeschaft nadat een basisinkomen is geïntroduceerd. Het is precies het collectieve karakter van de Nederlandse loonvorming dat de recht-vaardiging geeft om zo nodig het belang van loonmatiging voor de werkgelegenheid voor het voetlicht te brengen. Bij een ato-mistische loonvorming is dat geheel zin-loos, vandaar dat in Amerika dergelijke geluiden ook nooit worden gehoord.

MILIEU

(7)

De stelling dat ieder aanbod

Uit verschillende CPB-studies van de afge-lopen vier jaar valt af te leiden dat de macro-economische gevolgen van aanvul-lend milieubeleid klein zijn, zeker als het buitenland een vergelijkbaar beleid voert. In Nederland in Drievoud wordt vermeld dat het forse milieubeleid volgens het Batoneed Growth-scenaria de produktiegroei in Ne-derland, en ook internationaal, ongeveer een kwart procent per jaar lager doet uitkomen. Het in het Nationaal Milieube-leidsplan (NMP) gepresenteerde beleid leidt na twintigjaar tot een produktieniveau dat 0,9 procent lager uitkomt als het bui-tenland ook zo'n beleid voert en dat 2,6 procent lager uitkomt als het buitenland niet meedoet. Het effect op de jaarlijkse groeivoet is dus zeer beperkt. Door de 'krimpstroming' binnen de milieubeweging worden we overigens weer bekritiseerd dat we te optimistisch zijn over de verenig-baarheid van economische groei en een goed milieu.

Heeft het CPB inderdaad geen goed woord over voor het instrument energieheffing11k wijs deze suggestie van de hand. Ten behoe-ve van de Stuurgroep Regulerende Energie-heffingen ( de 'commissie-Wolfson') heeft het CPB in 1992 een aantal vormen van een energieheffing geanalyseerd op de conse-quenties voor de vraag naar energie en de economische groei. Algemeen kenmerk van de modaliteiten die de Stuurgroep on-derzocht wilde zien, was dat het schaalbe-reik van de heffing (OESO, danwel Neder-land) sterk afweek van de schaal van het probleem waarvoor de heffing primair be-doeld was (mondiale broeikasproblema-tiek). Flankerend beleid (bij voorbeeld in-voerrechten, handelsbeleid) is - op ver-zoek van de Stuurgroep- niet in de bereke-ningen betrokken. Een belangrijke conclu-sie uit de analyses van de Stuurgroep was dat bij een beperkt heffingsgebied, zelfs als dit het OESO-gebied is, er zander ranke-rend beleid een relatief omvangrijke ver-plaatsing van economische activiteiten in gang wordt gezet met dientengevolge rela-tief meer energieverbruik en C02-uitstoot buiten het heffingsgebied. Het negatieve effect op de economische ontwikkeling in het heffingsgebied is dan relatief groot. De les die hieruit getrokken dient te worden is dat een heffing zodanig vorm moet krijgen dat deze 'verplaatsingseffecten' worden voorkomen. Voorts dient het heffingsge-bied veel groter te zijn dan het OESO-gebied. Oftewel: voor de aanpak van dit mondiale probleem is een mondiale heffing nodig.

Een dergelijke mondiale regulerende C02

-heffing is door het CPB, op eigen initiatief, nader uitgewerkt in het Ba/anced Growth-scenario. Hiermee zij geïllustreerd dat de

z,n eigen vraag

schept, wordt

na

Keynes, zeker als het

om de arbeidsmarkt

gaat, nog slechts

onderschreven door

tamelijk extreme

stromingen in de

economische theorie

bewering dat het CPB geen goed woord over heeft voor het instrument energiehef-fing onjuist is. Wèl wijst het CPB er uitdruk-kelijk op dat het instrument op het geëigen-de 'schaalniveau' moet worgeëigen-den ingezet. Onder die conditie zijn de negatieve gevol-gen voor de economische groei ook be-scheiden.

Overigens moet uit het opnemen van de mondiale C02-heffing in het Ba/anced Growth-scenario niet worden afgeleid dat dit gemakkelijk te realiseren is. De weg naar het paradijs is smal. Dreigementen met handelsbelemmeringen en vermindering van ontwikkelingshulp aan niet-OECD lan-den die weigeren mee te doen, worlan-den in Scanning the Future genoemd als onvermij-delijke onderdelen van een strategie om tot een mondiale C02-heffingte komen. Naast de stick wordt in deze strategie ook de carrot gebruikt. Dit laatste krijgt onder an-dere vorm via verhogingvan ontwikkelings-hulp aan arme landen en verlichting van de schuldenlast van deze landen.

VOORSPELKWALITEIT

In de bijdragen van zowel Coen Teulings als van Veit Bader en Harry van den Berg wordt de betrekkelijkheid van prognoses onder-streept. Het voorspellen van economische ontwikkelingen is een hachelijke zaak, zo stelt Teulings. Bader en Van den Berg spre-ken over de 'riskante kunst van het voor-spellen' en benadrukken de onzekerheden die inherent zijn aan elke prognose. Ik kan het daar alleen maar hartgrondig mee eens zijn.

De invloed van moeilijk voorspelbare inter-nationale politieke gebeurtenissen op de economische politiek is opvallend groot. Denk aan het uitbreken van de oorlog tussen Irak en Iran die een tweede oliecrisis veroorzaakte. En aan het bizarre begra-tingsbeleid in de Verenigde Staten onder Reagan leidend tot enorme

bestedingsim-de Helling-jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993

pulsen, hoge rentevoeten en een extreme stijging van de dollar. Ook de Golfcrisis was van belang vanwege haar aanzienlijke korte-termijneffecten op de olieprijs en op het vertrouwen in de internationale economie. En niet te vergeten de Duitse eenwording, met omvangrijke gevolgen voor de West-duitse begroting, arbeidsmarkt en monetai-re politiek.

Maar ook binnen het strikt economische domein doen zich in de internationale sfeer veranderingen voor die soms wèl kwalita-tief te duiden zijn maar zeer moeilijk qua tijdstip en intensiteit. Voorbeelden zijn de zeer snelle omslag medio jaren tachtig van 'Europessimisme' naar 'Euroforie', de beurskrach van 1987, het inzakken van de Japanse aandelenmarkt in 1990 en 1992 die een sterke groeivertraging inluidde en het uiteenvallen van het EMS in september vorig jaar.

Los van dit soort min of meer spectaculaire en onvoorziene veranderingen blijven er nog de 'normale' onzekerheidsmarges bij het ramen van de internationale economi-sche ontwikkeling. Een recent onderzoek naar de 'voorspelkwaliteit' van de middel-lange-termijn-prognoses van het CPB laat zien dat er aanzienlijke afwijkingen bestaan tussen prognoses en realisaties. Uit het onderzoek blijkt tevens dat circa tweeder-de van tweeder-de misraming van tweeder-de Netweeder-derlandse economische groei kan worden herleid tot de misschatting van één internationale va-riabele: de groei van de wereldhandel. Anderen die prognoses en realisaties van het CPB vergeleken, constateren dat er in de loop der tijd sprake is geweest van een verbetering van het 'voorspelvermogen' van het CPB. Desondanks heeft het CPB niet de illusie dat het ooit perfect zal ramen. We zullen dus moeten leren leven met onzekerheden. Dat is ook één van belang-rijkste boodschappen in Nederland in drie-voud en Scanning the future. Hoe kunnen we daar het beste mee omgaan? Bij de korte-termijn-ramingen van het CPB, die slaan op het lopende en komende jaar, wordt in de publikaties altijd ingegaan op onzekerheden en risico's en worden vaak 'onzekerheids-varianten' gegeven. Dit in de hoop dat hiermee bij de beleidsbepaling rekening wordt gehouden. De regering moet echter wel een concrete begroting bij het parle-ment indienen. En om dat te kunnen doen, is ook een concrete cijferset macro-econo-mische variabelen nodig. De belastingra-ming vereist een compleet macro-econo-misch beeld en ook de collectieve uitgaven worden in belangrijke mate bepaald door macro-economische factoren (loonstijging, prijsstijging, rentevoet, werkloosheid). De grote invloed van de macro-economische ontwikkeling betekent ook dat een

(8)

-~I

·~====~---=---Het

erbij creëren van nog

ling van macro-economische prognoses automatisch leidt tot een wijziging van het begrotingsbeeld. En als, zoals in het afgelo-pen decennium, het begratingsbeleid pre-cieze doelstellingen kent voor grootheden als het financieringstekort en de lasten-druk, betekent iedere bijstelling van de macro-economische prognose ook dat het begratingsbeleid moet worden aangepast. Dàt wijzigende macro-economische prog-noses zoveel onrust teweeg brengen in het begratingsbeleid heeft te maken met het ontbreken van enigerlei buffer in de begro-ting. De uitgavenraming bevat geen enkele reserve en het financieringstekort kan evenmin de normale bufferfunctie vervul-len. Hierdoor hebben de prognoses van het CPB een ongezond grote invloed gekregen. Onder de huidige omstandigheden kan het CPB daar weinig aan doen. De lijn is: niet al te frequent met nieuwe prognoses komen. Als zich echter plotseling belangrijke wijzi-gingen in de internationale economie voor-doen, dan is het zaak om zeer snel met een gecorrigeerde prognose te komen. Dan resteert immers zoveel mogelijk tijd om tot een zorgvuldige wijziging van het beleid te komen.

SMALLE MARGES

Leidt het gebruik van CPB-prognoses of scenario's bij het beleid tot een inperking van politieke marges? In bepaalde opzich-ten is dat inderdaad het geval. Het is gemak-kelijker politiek te bedrijven naarmate de prognoses gunstiger zijn. Wat dat betreft kan het CPB soms een vervelende factor zijn. Als het opstellen van prognoses een door de politiek beheerst proces wordt, dreigen deze echter al snel stelselmatig te optimistisch te worden.

De CPB-prognoses voor de economische ontwikkeling vertonen geen systematische trend in de richting van optimisme of pes-simisme. Een verstandig gebruik van deze prognoses bij het beleid leidt evenmin tot het doodslaan van het politiek debat, in tegendeel. Door een hoge economische groei als vertrekpunt te nemen, is het niet moeilijk om allerlei doelstellingen te vere-nigen. De koopkracht van de minima, het milieu, de ontwikkelingshulp, het tekort en de lastendruk zijn dan allemaal redelijk op orde te brengen. Als de uitweg van optimis-tische ramingen echter niet bestaat, moet de politiek controversiële keuzen maken tussen de diverse doelstellingen. Naar ik uit het artikel van Bader en Van den Berg heb begrepen, is dàt de kern van de politiek. Het is bovendien niet zo dat de prognoses 'beleidsresistent' zijn. In dat opzicht is er een fundamenteel verschil met de progno-ses van het KNMI. De uitdaging voor de politiek is tevens om tot beleidsbeslissingen

een

aantal CPB's

brengt het risico mee

van 'selectief

winkelen'. Men

neemt

de prognose of

analyse die politiek

het meest plezierig is

te komen die leiden tot een gunstiger ont-wikkeling dan bij ongewijzigd beleid.

ECONOMISCHE POLITIEK

Vanaf de oprichting van het CPB is het de bedoeling geweest om niet alleen progno-ses te maken maar ook om een rol te vervullen bij de bepaling van het sociaal-economisch beleid. Dit verklaart ook dat de directeur van het CPB van meet af aan lid is geweest van een aantal adviescolleges, zoals de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Commissie Economische Coördina-tie (CEC). Ex-CPB-directeur Jan Tinbergen stelde een paar jaar geleden: 'Ik heb me als econoom eigenlijk nooit zo beziggehouden met de vraag of ik kon voorspellen hoe het zou gaan. Voor mij was van veel groter belang wat de juiste economische politiek op een bepaald moment zou kunnen zijn, en hoe we die het beste konden uitstippelen.' Bij het beoordelen van de economische gevolgen van concrete beleidsvoorstellen gaat het om een zeer breed scala. De wijze waarop de economische gevolgen in beeld worden gebracht, verschilt dan ook van onderwerp tot onderwerp. Per onderwerp wordt nagegaan wat het meest geschikte model is dat we daarvoor in huis hebben. De keus is vrijwel altijd voor de hand liggend. De uitspraak 'different models for different purposes' geldt ook op het CPB. Hoewel lang en boeiend gefilosofeerd kan worden over de politiek-ideologische grondslagen van verschillende economi-sche theorieën geldt in de praktijk ook 'different theories for different problems'. Zo kan je het effect van regulerende heffingen en lastenverschuivingen alleen maar zinvol analyseren binnen het neo-klassieke para-digma.

Per onderwerp verschilt ook de stelligheid waarmee het CPB uitspraken durft te doen. Over de gevolgen van een verlaging bij voorbeeld kunnen we tamelijk stellig zijn. Die is theoretisch niet complex en we hebben er de nodige ervaring mee. Voor de effecten van een winstdelingsregeling daar-entegen moeten zoveel aanvullende

veron-derstellingen worden gemaakt dat we daar veel slagen om de arm houden. En tenslot-te: over sommige onderwerpen hebben we niets kwantitatiefs te melden. Zo wagen we ons niet aan kwantitatieve uitspraken over de gevolgen van een actiever mededin-gingsbeleid, het afschaffen van de preven-tieve ontslagtoets, het staken van het alge-meen verbindend verklaren van bedrijfs-tak-cao's en ga zo maar door.

POLITIEKE PARTIJEN

De vraag is opgeworpen of deze activiteit van het CPB er niet toe leidt dat het CPB teveel macht heeft en of de politiek niet te zeer wordt ingeperkt door de rol die het CPB speelt. Bader en Van den Berg spreken zelfs van 'een herovering van het primaat door de democratische politiek'. Zoals wij het zien, geven we naar beste weten onze indruk van de economische gevolgen van beleidsvoorstellen en het is aan politici om daar hun voordeel mee te doen.

Ook in de praktijk zie ik niet dat politieke partijen hun keus louter bepalen aan de hand van de CPB-beoordeling van de eco-nomische effecten. Dat is maar goed ook want er is méér dan economie. In het geval dat wij becijferen dat het afschaffen van Defensie en Ontwikkelingshulp gunstig zou uitwerken op de Nederlandse economie zal geen enkele politieke partij dit bepleiten. In het feit dat volgens het CPB het afschaf-fen van kostwinnersfaciliteiten in de belas-tingheffing gunstig uitwerkt op de werkge-legenheid heeft het CDA geen aanleiding gezien dit te propageren. Dat een lager niveau van sociale uitkeringen volgens het CPB gunstig werkt voor de werkgelegen-heid heeft Groenlinks en de PvdA niet tot een ander standpunt gebracht. En dat een verlaging van de toptarieven van de inkom-stenbelasting niet erg effectief is voor de werkgelegenheid zal de VVD niet snel tot andere opvattingen brengen. Dat is ook allemaal prima. ledere politieke partij heeft haar eigen doelstellingen en afwegingen, en die liggen ook voor een belangrijk deel buiten de economische sfeer.

(9)

kostwinnersfaciliteiten bagatelliseren en de VVD zal zeer gunstige effecten toekennen aan de afschaffing van de vermogensbelas-ting en aan het niet doorgaan van de verho-ging van het huurwaardeforfait.

De huidige taakverdeling is efficiënt. De politiek houdt zich bezig met politieke keu-zen, de belangengroepen met het verdedi-gen van belangen en het CPB met de beoor-deling van maatregelen op economische effecten. En ook wat dit betreft is het zo dat die taakverdeling het politieke debat ten goede komt. Politici kunnen zich niet ver-schuilen achter fraaie retorica omtrent economische effecten maar worden gefor-ceerd hun politieke keuzen naar voren te brengen. Essentieel is daarbij wèl dat het vertrouwen mag bestaan dat het CPB zich op een evenwichtige wijze van zijn taak kwijt. Hoewel ook politici, vakbonden en werkgevers soms zeer goede kritiek op economisch terrein kunnen leveren en we daar graag ons voordeel mee doen, is dat niet het vak waarvoor ze betaald worden. De mening van professionele collega's is uiteindelijk interessanter en zeker minder bevooroordeeld.

SCENARIO'S

Een ander deel van de CPB-activiteiten is het behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van beleidsopties die bijdragen aan door de politiek bepaalde doelstellingen. Naast de gewone hand- en spandiensten aan regering en politieke partijen heeft deze activiteit ook uitdrukking gekregen in de lange-ter-mijn-studies van het CPB. In de diverse scenario's is niet alleen tot uitdrukking gebracht hoe zaken snel mis kunnen lopen, maar ook hoe belangrijke doelstellingen binnen bereik kunnen worden gebracht. De meeste auteurs in de bundel Het Cen-traal Planbureau in politieke zaken zien de aanpak van de lange-termijn-studies- met wat slagen om de arm - als een positieve ontwikkeling. Dit is ook overigens de over-heersende reactie uit de kring van politieke partijen, vakbeweging, werkgeversorgani-saties en individuele bedrijven. Teulings lijkt op dit vlak een dissident. Zijn vrees is dat het CPB het gat dicht van het gebrek aan zelfbewustzijn en serieuze lange-termijn-perspectieven bij politieke partijen. Dat gat moeten politieke partijen zèlf dichten, zo luidt zijn opvatting. Op dit vlak zit ik toch dichter bij Visser die ik in het voorafgaande nogal kritisch heb bejegend. Voor het CPB is óók een taak weggelegd in het zoeken naar alternatieven voor de toekomst en naar verschillende mogelijkheden en we-gen om doelen te verwezenlijken. Een be-langrijk doel van de beide lange-termijn-studies was juist het stimuleren van het debat over belangrijke structurele

proble-men en knelpunten op internationaal en nationaal niveau. Het CPB wil daarmee de politieke creativiteit bevorderen zodat tot een effectief beleid kan worden gekomen.

DOORREKENEN

Wat is het nut van het verschijnsel dat poli-tieke partijen zich tot het CPB wenden om het verkiezingsprogramma door te laten rekenen? Ik zie daarin een viertal voorde-len. Het eerste voordeel is dat de programma's bij hun opstelling een ge-meenschappelijk vertrekpunt hebben. Een partij kan geen fraaiere resultaten voor-spiegelen louter en alleen op grond van het feit dat men is uitgegaan van meer optimis-tische economische ontwikkelingen dan andere partijen. Hierdoor worden de ver-schillende financieel-economische keuzen die politieke partijen maken duidelijker zichtbaar.

Een ander voordeel is dat de gangbare praktijk dat in programma's opgenomen getallen vaak een verschillende basis heb-ben, kan worden tegengegaan. Als de ene partij zegt dat de gezondheidszorguitgaven in volume stabiel moeten blijven, en de andere partij zegt dat er jaarlijks I ,3 pro-cent bezuinigd moet worden, kunnen dat identieke voornemens zijn. De ene partij redeneert dan ten opzichte van het gerea-liseerde niveau, de andere ten opzichte van de groeiende meerjarenramingen. Bij de vorige verkiezingsprogramma's bleek een dergelijke spraakverwarring te bestaan over de intensivering van het milieubeleid, waarbij iedere partij een ander referentie-punt had. Het op een uniforme wijze naast elkaar zetten van de programma's maakt de inhoud ervan beter vergelijkbaar. Ten derde worden partijen gedwongen hel-derheid te scheppen over de werkelijke financieel-economische betekenis van be-paalde voornemens. Het is bij voorbeeld verhelderend als 'prioriteit voor het on-derwijs' volgens de financiële verantwoor-ding betekent dat er geen extra geld voor is uitgetrokken, en als 'het zoveel mogelijk beschermen van de koopkracht van de minima' blijkt uit te komen op een daling van tien procent van die koopkracht. Een laatste voordeel is dat partijen een beroep kunnen doen op de bij het CPB aanwezige deskundigheid op allerlei deel-terreinen (gezondheidszorg, sociale zeker-heid, verkeer en vervoer, volkshuisvesting et cetera) en de getallen die bij bepaalde maatregelen horen, kunnen laten checken. Dit zijn allemaal voordelen die ertoe leiden dat programma's beter vergelijkbaar wor-den zodat duidelijker wordt welke keuzen en afwegingen de diverse politieke partijen maken. Bovendien geeft de doorrekening ook nog een indruk van de economische

de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993

effecten die van de diverse beleidspakket-ten mogen worden verwacht.

Op het CPB is een omvangrijke deskundig-heid en ervaring verzameld op het gebied van economische theorie, statistiek, eco-nometrie, informatica, modellenbouw en modelgebruik. Daarnaast is er ook veel know-how op allerlei deelterreinen: inter-nationale economie, bedrijfstakken, sociale zekerheid, arbeidsmarkt enzovoorts. Die verzamelde deskundigheid vereist een ze-kere schaalgrootte en is niet alleen van belang voor prognoses maar ook voor complexe beleidsanalyses. Het lijkt niet erg zinvol dit te doubleren, daarvoor is Neder-land te klein.

Het erbij creëren van nog een aantal CPB's brengt bovendien het risico mee van 'selec-tief winkelen': men neemt de prognose of analyse die politiek het meest plezierig is. De monopoliepositie die het CPB in een aantal opzichten de facto heeft, maakt het wèl des te meer noodzakelijk dat discussie, concurrentie en pluriformiteit worden be-vorderd. Langs allerlei wegen probeert het CPB daaraan mee te werken. T

Gerrit Zalm

Gerrit Zalm is directeur van het Centraal Planbureau

Ter gelegenheid van het verschijnen van de bundel 'Het Centraal Planbureau in Politieke Zaken' vond op 14 mei JOngstleden in De Balie

in Amsterdam een studiemiddag plaats. De

or-ganisator, het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks, nodigde Gerrit Zalm uit te reage-ren op de in de bundel verzamelde kntiek. Bo-venstaand artikel is gebaseerd op de aldaar gehouden lezing

Het boek IS verkrijgbaar bij het

Wetenschappe-lijk Bureau GroenLinks, Voor meer informatie zie pagina 4 7.

, I

I' I I I

(10)

---~~~

Revolutie

achter

de coulissen

De generatie uit de jaren zestig bezit het monopolie op

het begrip

~generatieconflice.

Zo ook in de

toneelwereld. Aktie Tomaat, en alles wat daarna

kwam, stond model voor toneelvernieuwing. Van

een botsing tussen de generaties is dan ook geen

sprake in de ogen van de dikveertigers die nu de

dienst uitmaken. De nieuwe lichting

theatermakers denkt daar anders over. Is er een

nieuw generatieconflict in de maak?

Vorig seizoen werd door het Amsterdamse Theater Frascati een discussie georgani-seerd over de vraag of er in de toneelwe-reld een generatieconflict woedt. Dit ge-beurde onder de veelzeggende titel Status Quo. Naar aanleiding van de verschillende enscèneringen van een aantal jonge thea-termakers van een scène uit De Meeuw van

T sjechov, zaten de twee theater-generaties de dikveertigers en de begindertigers -voor het eerst tegenover elkaar. Door het stellen van de vraag of er sprake is van een generatieconflict, werd indirect de dieper-liggende vraag opgeworpen of er nieuwe vormen van engagement in het toneel die contrasteren met de oude.

Volgens de dikveertigers, die overduidelijk de dienst uitmaken, was er van een tieconflict geen sprake. Want een

genera-tieconflict, zo schrijft de mythe voor, moet plaatsvinden op artistiek-inhoudelijke gronden, vanuit een verzet tegen de be-staande situatie. Dat was immers zo tijdens Aktie Tomaat, de symbolische actie waar-door het vorige generatieconflict aan het eind van de jaren zestig een omwenteling in het theaterbestel veroorzaakte. Van 'de nieuwe generatie' lijkt nu iets soortgelijks te worden verwacht- alsof zij op voorhand een nieuwe mythe tegenover de oude moet plaatsen. Waar is jullie statement, jullie pamflet of manifest wordt hen steeds ge-vraagd, terwijl zij zelf gewoon het liefst door willen gaan met het maken van voor-stellingen, zonder zich af te hoeven vragen of zij wèl of niet tot deze nieuwe generatie behoren.

(11)
(12)

Volgens de dikveertigers, die

oud zijn om jong te worden genoemd maar die naar het zich laat aanzien nog geruime tijd op het pluche blijven zitten/ De toma-ten-generatie plukt, na een moeizaam be-gin, nog steeds de vruchten van haar eigen actie en lijkt voorlopig niet bereid ruimte te maken of middelen af te staan. Zij lijkt zich liever te koesteren in haar relatieve tevre-denheid en doet haar best om datgene wat zij jarenlang heeft opgebouwd zolang mo-gelijk, en in ieder geval voor zichzelf, te behouden. De grote vraag lijkt: wie-o-wie maakt in de toekomst die voorstellingen in de grote zaal/ Of wordt het niet eens tijd om het toneelbestel aan de veranderingen aan te passen/

DEMOCRATISCHE KLEUTERS

Volgens Susan Sontag is het begrip generatie alweer verouderd en spreken wij tegen-woordig in decennia, in de jaren vijftig, zestig, zeventig, tachtig. Bij gebrek aan ijk-punten, in een tijd die voortgestuwd wordt door de snelheid en veelheid van op elkaar volgende veranderingen, verwijzen wij naar typisch en vaak uiterlijke kenmerken van de tijd waarin we opgegroeid zijn waaraan wij voor onszelf met terugwerkende kracht een herkenbare identiteit ontlenen. Tien jaar is in de huidige omstandigheden al een betrekkelijk lange periode.

In de zomer na de Status Quo-bijeenkomst maakten en speelden tien jonge theaterma-kers de voorstelling Neushoorns in juli. De eerste scènes zijn zogenaamde decennia-beelden, waarmee men zichzelf terug in de tijd plaatst. Zo is er de jeugd waarin de lichamelijke onschuld verloren gaat. Rond het lijk van Sneeuwwitje voltrekt zich een jaren-zeventig-feestje waar collectief wordt geblowd en men uit zijn bol gaat. In de tweede helft van de voorstelling lijken de losse scènes over het nu te gaan en trachten de makers een positie te bepalen. Een aantal citaten uit getuigenverslagen van oorlogsslachtoffers wordt onderbroken door het geluid van overvliegende helikop-ters terwijl een vuurspuwer de vloer ge-vaarlijk verlicht en een meisje dromerig met een mandje met botten speelt. 'Oor-log' zoals door de makers via de media ervaren, wordt hier theatraal voelbaar ge-maakt.

In de scène die op mij de meeste indruk maakte, drijft men de spot met de zichzelf legitimerende retoriek van het democrati-sche debat en het demagogidemocrati-sche geweld dat daarmee gepaard gaat. Na een belsignaal klinkt een statement en geeft iedereen zijn commentaar. De scène wordt telkens exact herhaald, zoals je een videofragment weer steeds opnieuw kunt afdraaien. Het enige dat verandert zijn de statements en het daaraan aangepaste woordelijke

com-overduidelijk de

dienst uitmaken, is er

van een

generatieconflict

geen

sprake

mentaar. Alle bewegingen worden exact en steeds heftiger herhaald. Een glas water dat iemand vasthoudt, raakt door het reprodu-ceren van telkens maar weer hetzelfde reactiepatroon langzaam leeg. De state-ments worden mededelingen, iedereen schreeuwt door elkaar en staat uiteindelijk als een kleuter in een klein plasje water te stampen.

Deze voorstelling verwijst naar een belang-rijk dilemma waar deze jonge theaterma-kers door de huidige cultuurpolitieke situa-tie mee te maken hebben. Chris Keulemans brengt dit dilemma in een artikel in de Volkskrant van 4 oktober 199 I goed onder woorden: 'Plotseling zijn allerlei begrippen onbruikbaar geworden, omdat de wereld waarin ze pasten niet meer bestaat. ( ... ) Er moet iets gebeuren, maar hoe1 Wie de verantwoordelijkheid neemt vraagt ook om macht, en die is onhanteerbaar. Mis-schien zijn macht en verantwoordelijkheid ook opgezette woorden, op zoek naar nieuwe betekenissen om ze op te vullen.' Neushoorns in juli gaat over een groep jonge mensen die graag blijvend theater wil ma-ken. Er is geen geld en er zijn geen grote thema's. Zij nemen geen stelling maar laten zien hoe zij tegen de wereld en haar onvol-maaktheden aankijken. Zij tonen zichzelf en hun gemeenschappelijke ervaringen en la-ten tussen de regels door merken dat zij hoe dan ook door zullen gaan met het maken van theater.

IJDELE VEERTIGERS

Dat het rommelt in het theaterbestel bleek ook in dit voorjaar toen het oude hoofdsdelijke Shaffytheater - Felix Meritis is te-genwoordig weer de naam- in een impul-sieve actie werd bezet. Er zouden teveel zalen leegstaan en de actievoerders wilden, net als voorheen, hun voorstellingen in dit theater blijven uitbrengen.

'Felix Meritis staat helemaal niet leeg', was het commentaar van één van de directeu-ren en tevens de Godfather en oprichter van het Shaffytheater: 'Jullie mogen blij zijn dat het gebouw nog als zodanig bestaat. Wij hebben het ternauwernood kunnen red-den door er een Europeon Centre for Arts and Science in onder te brengen. Er vinden allerlei internationale conferenties plaats

waarvoor maar in zeer beperkte kring pu-bliciteit wordt gemaakt (vandaar dat jullie dat niet weten). Maar er zijn ook repetitie-ruimtes voor een aantal ingewijden die er ook hun voorstellingen uitbrengen. Er moest een keuze worden gemaakt'. Kun je na wat Shaffy al die tijd betekend heeft voor de jonge garde theatermakers, een bruisend theaterbolwerk waar drie voorstellingen op één avond te zien waren, een ontmoetingscentrum voor veel thea-termakers die later zijn gaan samenwerken - kun je zo'n plek nu omwille van de persoonlijke Europese ambities van de op-richter zomaar aan het circuit onttrekken, was de vraag. 'Nee', zei men in de zaal. 'In de benarde situatie die door bezuinigingen toch al dreigt te ontstaan, kun je dat niet maken'.

Dat de actie onschadelijk werd gemaakt doordat zij alleen maar zou berusten op een intuïtief gevoel van onrechtvaardigheid is voorspelbaar en tekenend tegelijkertijd. Toch kwam juist hierdoor de impertinente vraag naar boven 'wat is eigenlijk de verant-woordelijkheid van de vorige generatie?' Wat zijn hun ideeën over hoe het verder moet gaan/

De veertigers lijken zich geruisloos te heb-ben aangepast aan de tijd en blijken, in tegenstellingtot wat de mythe ons lange tijd heeft doen geloven, opeens ijdel en cynisch te zijn. Een teken van ideologie, van saam-horigheid en solidariteit is ver te zoeken. De Ark is gebouwd en blijkt gewoon te klein om iedereen die in tijden van voor-spoed is opgeleid mee te laten varen. Deze levenshouding, en hoe je als niet-ingewij-den hier tegenover een positie moet bepa-len, wordt indirect door jonge theaterma-kers verheven tot het onderwerp van veel van hun voorstellingen.

Zweet, geschreven en geregisseerd door de jonge theatermaker Koos Terpstra, opent met een verkrachting van een jonge vrouw terwijl haar vrienden onverschillig toekij-ken. Een oudere man, in een rolstoel en met een doek voor zijn ogen, praat alsof er niets aan de hand is over zijn verleden en de daarin opgedane illusies. Uiteindelijk sluit de vrouw een pact met haar verkrachter om hem vervolgens met het pistool van de oude man te bedreigen. De oude man doet weer niks. Hij houdt zijn mond en sluit zich af voor zijn medeplichtigheid, terwijl de jongeren een appel doen op zijn gevoel voor verantwoordelijkheid.

(13)

naar menselijkheid, naar intimiteit, naar waar men nog door geraakt wordt om zo een positie te kunnen bepalen in een sys-teem dat onrechtvaardig is en een wereld die op instorten staat.

Ook uit de andere voorstellingen die wor-den gemaakt, blijkt dat politiek theater met een duidelijke stellingname eenvoudigweg niet meer te maken is omdat de waarheid niet meer bestaat en ideologische ijkpunten verloren zijn gegaan. Het politieke engage-ment- als er al sprake van is- uit zich in de manier waarop de actualiteit in het theater wordt binnengehaald en is eerder maat-schappelijk of humanistisch van aard. Men probeert de wereld in kaart te brengen om zo te tonen waar en wat er allemaal mis is en kan gaan. De manier waarop dit gebeurt, neemt verschillende vormen aan, naar ge-lang de omstandigheden waarin en het materiaal waarmee de voorstellingen zijn gemaakt. Wat de functie is van theater en hoe je de toeschouwer anno 1994 nog kunt raken, lijken vooralsnog de belangrijkste vragen waarmee 'de nieuwe generatie' worstelt.

ELEMENTAIR WERELDBEELD

De klassiekers die door de grote gezelschap-pen worden gespeeld, ontlenen hun waar-de in waar-de eerste plaats aan het feit dat zij gezien worden als ons culturele erfgoed, als de verhalen die de tijd hebben doorstaan en waaruit al het andere toneel is ontstaan. Integraal gespeeld kan een klassieker door de verbeelding van de tekst in het toneel-beeld, de aankleding, de belichting en de speelstijl een actuele waarde krijgen. Het elementaire wereldbeeld, in de vorm van een afgerond en gesloten verhaal, wordt in klassiekers op verschillende manieren door middel van een beeldtaal naar het nu vertaald.

Een voorbeeld. In het eerste deel van Ajax/ Antigane van Ivo ten Hove, gespeeld door het Zuidelijk Toneel, bestaat het koor uit kaalgeschoren jongens met ontbloot bo-venlijf. Ze smijten met babypoppen en be-smeuren zichzelf en elkaar met bloed. De onderlinge machtsstrijd wordt van bovenaf bekeken door een godin. Tussen het cola drinken en chips eten door 'doet' deze vrouw in lakjas ook af en toe een tekstje. Er is hier letterlijk een soort beeldverhaal gemaakt, een actuele illustratie van het oeroude verhaal: de godin symboliseert de reclamewereld en de jongens verbeelden het oorlogsgeweld dat we dagelijks via de tv voorgeschoteld krijgen. Het smijten met de babypoppen ten slotte lijkt te duiden op hun onverantwoordelijkheid ten aanzien van wat nog komen gaat. De onverschillig-heid van de op consumptie gerichte media-cultuur waarin reclame de dienst uitmaakt,

Overgewicht door De Trust; foto: Potnek G. Mets is in deze voorstelling aanleiding voor een overgave aan zin- en grenzeloos geweld. In het tweede deel, in het middelpunt van een doolhof van lege tafels die in een spi-raalvorm staan opgesteld, onderhandelt Antigene (de dochter van de verbannen koning Oedipus) met haar oom, die tijdelijk de dienst uitmaakt. Ondanks het feit dat de politieke situatie het volgens oomlief niet toelaat, eist Antigene, met gevaar voor eigen leven, haar broer te mogen begraven. Door de ruimtelijke metafoor, het laby-rinth van lege tafels, heeft het toneelbeeld hier ook fysieke consequenties voor het spel. Ik merk dat ik juist hierdoor directer wordt geraakt dan door de visuele beeld-taal die het eerste deel tot een soort stripverhaal maakte. De gang van en naar het middelpunt, in dit geval tussen de lege tafels door, verbeeldt pijnlijk herkenbaar de psychologische manipulatie van een po-litieke onderhandelingssituatie. De uitput-tingsslag, de afmattingsstrategieën en de schijn van medezeggenschap van het he-dendaagse politieke debat in onze bureau-cratische samenleving worden ook licha-melijk voelbaar.

In A// for Love van de Blauwe Maandag Compagnie en geregisseerd door Luk Per-ceval wordt de actualisering daarentegen gezocht in de drijfveren van de personages. Het dilemma wordt in deze voorstelling in een emotioneel kader geplaatst waardoor hedendaagse en persoonlijk gearticuleerde obsessies tot op het bot worden uitge-speeld. Els Dottermans en Jan Decleir acte-ren de steracte-ren van de hemel. De hartstocht waarmee zij hun wanhoop te lijf gaan en vooral elkaar proberen te raken, is pijnlijk herkenbaar en van alle vormelijkheid die klassiekers zo ouderwets maakt, ontdaan. Hier spreekt de hedendaagse mens door middel van een historisch personage. Anto-nius is een kinderlijke man die zich teveel laat gaan: een laffe machthebber die zijn ondergang voelt aankomen, zijn politieke verantwoordelijkheid in de wind slaat en vlucht in een lustspel met Cleopatra. Cleo-patra is niet zozeer mooi maar vooral sterk,

de Helling- jaargang 6 -nummer 2 -zomer 1993

een vrouw die haar schoonheid ontleent aan het feit dat ze weet wat ze wil en haar eigen keuzes maakt.

De regisseur laat de acteurs schitteren en het werkt. Ik word geraakt, hoewel de politieke dilemma's in de tekst volledig langs mij heen gaan. Het probleem is dat de link met de actualiteit in klassiekers lijkt te worden beperkt door de opgelegde struc-tuur van het vertelde verhaal.

REDELOOS GEWELD

In nieuw repertoire neemt de waanzin het heft engecontroleerder in handen omdat deze is doorgedrongen tot in de structuur van het verhaal. Bovendien wordt er van ande-re metafoande-ren gebruik gemaakt dan in de geactualiseerde klassiekers. Zo is er het failliet van de taal die bol staat van grof geventileerde frustraties, beledigingen en misverstanden. De taal is verhullend en de personages maken nauwelijks een ontwik-keling door waardoor de stukken vooral situatiedrama's zijn. De personages zijn geen karakters maar bestaan uit een wille-keurig aantal reactiepatronen en daaruit voortvloeiende handelingen. Door de verstikkende irrationaliteit van de situatie -men begrijpt elkaar niet, luistert niet, -men spreekt een andere taal - wordt er een soort redeloos geweld naar de oppervlakte gehaald. leder praat en leeft voor zichzelf ook al probeert men halsstarrig contact te maken.

Een overkoepelend thema in het nieuwe repertoire is 'de vreemdeling' waaraan een botsing tussen verschillende culturen - in de meest brede zin van het woord- wordt opgehangen. In Overgewicht, vormeloos-van de jonge Oostenrijkse schrijver Werner Schwab opgevoerd door de Trust onder leiding van Theu Boermans-worden twee schuchtere moderne yuppen door de stamgasten van een volkscafé aangevallen en verkracht. Spectaculair is vooral het beeld in het tweede deel waarin, na een donkerslag, blijkt dat zij letterlijk verorberd zijn. Er liggen alleen nog maar twee aange-vreten karkassen tussen de met bloed

(14)

Men drijft de spot

met de

smeurde stamgasten die vlijtig de restjes

vlees tussen hun tanden verwijderen om zich vervolgens over te geven aan een bevrijdings- of reinigingsritueel. In het der-de der-deel, als we der-de vreemder-delingen weer in levenden lijven zien, blijkt dit bacchanaal slechts een visioen te zijn. De yuppen eten nu een hapje en vermaken zich dit keer juist kostelijk met de grofheid en ellende van de stamgasten, die op hun beurt moeten over-geven, overstuur worden of in zichzelf ge-keerd raken.

Het geweld dat onder de oppervlakte te-keer gaat wanneer een vreemdeling zich in een andere cultuur waagt, zoekt hoe dan ook een uitweg. Het is eten of gegeten worden. Het misselijk maken of misselijk zijn, is hier een nieuwe variatie op Hamiets dilemma. De link met de actualiteit is in het nieuwe repertoire overduidelijk, maar kan ook worden afgedaan met het feit dat het over een bepaald soort mensen gaat, er-gens in een café in het voormalige Oost-Duitsland. Doordat het visioen concreet is gemaakt en de spelers hun personages gro-tesk hebben uitgewerkt, wordt wat mij betreft het verhaal juist onschadelijk ge-maakt en gereduceerd tot een soort mo-dern entertainment. Ik word niet wezenlijk geconfronteerd met mijzelf en mijn per-soonlijke dilemma's in soortgelijke situa-ties.

SCHIZOFREEN PARADIJS

Count your Blessings, een door Gerardjan Rijnders geschreven en geregisseerde tekst, behandelt hetzelfde thema. In een hotel van tweemaal vier kamertjes boven elkaar worden de acteurs vanToneelgroep Amsterdam geconfronteerd met een aantal gastspelers (de vreemdelingen). Dit stuk gaat niet over vreemdelingenhaat, want iedereen in het hotel blijkt een vreemdeling te zijn in zijn of haar eigen wereld. Er wordt niet of nauwelijks op elkaar gereageerd hoewel de acteurs zich wel letterlijk en figuurlijk proberen bloot te geven. Ze vra-gen om aandacht of gaan gewoon hun eivra-gen gang, zonder rekening te houden met el-kaar.

Count your Blessings (Tel uw zegeningen of moderner vertaald: Tel uit uw winst) is de naam van het hotel dat symbool lijkt te staan voor het schizofrene paradijs van de westerse wereld waarin gevluchte vreem-delingen zijn ondergebracht. In tegenstel-ling tot de kudde acteurs blijven de meeste vreemdelingen eenzaam met hun eigen ver-haal in hun kamertjes. Op een benauwende manier zijn alle personages door en in het toneelbeeld, dat de hele toneellijst opvult, gelijkwaardig. Als toeschouwer moet je van het ene naar het andere kamertje schakelen en zèlf bepalen waar je naar kijkt. Er is geen

zichzelf legitimerende

retoriek van het

democratische debat

en

het demagogische

geweld dat daarmee

gepaard gaat

verhaal, er zijn alleen flarden teksten, losse beelden en geluiden uit radio- en televisieprogramma's. Is dit theater als tele-visie, een aaneenschakeling van fragmenten zonder een overkoepelend verhaal? Of een opera, een visueel hoorspel van stemmen onder een oppervlaktelaag? In ieder geval heeft hier ook de vorm van de vertelling (het 'zappen') een actuele waarde omdat die verwijst naar onze ervaring van de wereld, die grotendeels door de televisie wordt bepaald.

Vijf jaar geleden (al) schreef Gerardjan Rijn-dersin Toneel Theatraal: 'Toneel heeft lange tijd de pretentie gehad een duidelijke stel-ling, een duidelijke mening te poneren. ( ... ) Wat ik leer van alle informatie die door elkaar heenloopt, is dat ik niet meer op zoek ben naar een ultieme waarheid of een definitief oordeel. Ik ben zelf wel voortdu-rend aan het oordelen en probeer na te gaan wat ik er nou van vind, hoe ik er tegenover sta. Maar dit debat wil ik vooral met het publiek aangaan. In voorstellingen wil ik zoveel mogelijk kanten en aspecten aan bod laten komen, dingen die elkaar tegenspreken, die elkaar kunnen verster-ken, die elkaar absoluut kunnen ontzenu-wen en relativeren.'

Hoewel Count your Blessings een weerspie-geling is van de huidige wereld en van een tijdsgevoel haal ik na het zien van de stelling toch mijn schouders op. De voor-stelling heeft mij niet ècht kunnen raken. Ik bleef er van een afstand tegenaan kijken zoals ik soms ook naar de televisie staar. Pas na intensieve bestudering van de voor-stelling besefte ik dat Gerardjan Rijnders de vraag stelt 'welke mensen zijn het meeste waard?' Het kiezen tussen mensen die in feite al verloren zijn, wordt hier gepresen-teerd als het nieuwe politieke dilemma.

MONTAGETHEATER

Hoewel Count your Blessings gezien wordt als één van de zogenaamde montagevoorstel-lingen van Gerardjan Rijnders blijft demon-tage beperkt tot het door de regisseur samenvoegen van de verschillende elemen-ten die een rol spelen in de voorstelling. Het 'echte' montagetheater zoals

Neus-hoorns in juli wordt collectief en op de vloer gemaakt. Er is dus geen vantevoren bepaald en afgerond concept, geen vantevoren ge-schreven tekst die al definitief vaststaat. Voor het grootste gedeelte wordt de voor-stelling door de spelers zelf naar aanleiding van improvisaties en materiaal wat ieder-een aandraagt, gemaakt. De betrokkenheid en inbreng van de acteurs als mensen die midden in deze wereld en in onze tijd staan, is dan ook een wezenlijk bestanddeel van het effect dat deze voorstellingen proberen op te wekken.

'Montagevoorstellingen' zijn een soort theatrale essays over actuele onderwerpen en maken gebruik van allerlei structuren, van verschillende stijlen en technieken. Uit-gangspunt is meestal een hedendaagse pa-radox die voor de ogen van de toeschou-wer uiteen wordt gerafeld. Bewust word je als toeschouwer direct aangesproken en op het verkeerde been gezet. Dit met de bedoeling om (voor)oordelen aan de kaak te stellen. Door 'het concrete' op de voor-grond te plaatsen en doordat dit theater zijn eigen strategieën en die van de omrin-gende werkelijkheid doorzichtig maakt, confronteert het montagetoneel je als toe-schouwer met dat wat je nog als gênant of shockerend kunt ervaren.

CULTURELE GRENZEN

(15)

Count your blessings door Toneelgroep Amsterdam; foto: Serge Ligtenberg In Corpus lncorporated, een voorstelling van

theater De Balie gemaakt in het kader van het publieke debat over keuzen in de ge-zondheidszorg, werd dezelfde paradox op een andere manier ontrafeld. Het publiek kreeg in een fictief toekomstbeeld de nor-matieve effecten van manipulatie-technie-ken die een rol spelen in de commercialise-ring van de gezondheidszorg voorgescho-teld. Corpus lnc. is namelijk ook de naam van een Amerikaanse multinational, een bedrijf dat gezondheid letterlijk als een produkt verkoopt. Heel slim haken de vijf medewerkers, tijdens wat de eerste Ne-derlandse produktpresentatie blijkt te zijn, in op de onmogelijke verwachtingen en onvervulbare verlangens die onze op voor-uitgang gerichte en tot 'high-tech' uitge-groeide gezondheidszorg met zich mee-brengt. Corpus /ncorporated is een aan de reclamewereld ontleende strategie om de angst van de toeschouwer op te roepen om haar vervolgens te bezweren. Als je geen lid wordt van Corpus tel je vroeg of laat niet meer mee en val je er buiten. In feite ridiculiseert de voorstelling de angst en afhankelijkheid van de burger die bereid is alles te doen om maar in die ene illusie te kunnen geloven: dat het onbeheersbare te beheersen valt. Duidelijk werd dat diegene die de psyche van de mens het beste kent en hierop het slimste kan inspelen, tegen-woordig degene is die gelijk heeft. Duidelijk is ook dat het montagetheater, hoewel het sinds Aktie Tomaat een steeds prominentere plaats inneemt, zich voorlo-pig nog in de marge van het bestel bevindt. Een bestel waarin de verdeling van de mid-delen nog steeds vooral gericht is op het

laten floreren van het repertoiretoneel van de grote gezelschappen. Dat de zogeheten jonge theatergeneratie uitsluitend monta-getheater maakt, is niet waar, hoewel zij wèl meer geïnspireerd lijkt te worden door dit soort theater dan door het toneel dat gezelschappen maken.

ENGAGEMENT

Of het montagetheater politiek theater is, blijft een moeilijke vraag. Wat in de jaren zeventig politiek theater heette omdat er een ideologie werd uitgedragen, werd in de jaren tachtig een statement genoemd. Anno 1993 spreken we van politiek engagement. 'Words, words, words', zei Hamlet al. Toch is het wat mij betreft zo dat juist in dit theater, meer dan in het theater dat geba-seerd is op de tekst van een auteur en waarin een afgebakende fictieve wereld wordt gepresenteerd, ik als toeschouwer direct in mijn beleving van het alledaagse word aangesproken. Door het bewust han-teren van alle voorhanden zijnde middelen en technieken worden in dit soort stellingen hedendaagse paradoxen, voor-oordelen en vooronderstellingen naar vo-ren gehaald. Veel van deze voorstellingen laten het failliet zien van een systeem waar-op wij jaren hebben gevaren. Juist door de retorica van de strategieën en manipulaties die kenmerkend zijn voor onze huidige cultuur tot onderwerp te maken, zoals ook in veel van de voorstellingen van de jongere makers, worden hedendaagse dilemma's in al hun complexiteit en onoplosbaarheid voelbaar en zichtbaar gemaakt: Het leven met een dubbele moraal; de manier waarop we met waarden en normen omgaan; de

de Helling- jaargang 6 - nummer 2 -zomer 1993

doortraptheid van manipulatiemechanis-men en verleidingsstrategieën van onze welvaartstaat et cetera.

Door de grenzen van en in onze beleving af te tasten, ontstaan andere vormen van vertellen en andere verhalen. In deze ver-halen wordt de strijd tegen de gangbare onverschilligheid voor het lot van indivi-duele mensen aangebonden en tracht men in de chaos en verwarring een positie te bepalen, ondanks de onzekerheid en de illusies die daarmee gepaard gaan. Opval-lend is dat in dit theater het personage naar de achtergrond is verplaatst in tegenstelling tot de afgeronde karakters of vaststaande reactiepatronen van de personages uit het klassieke en nieuwe repertoire. De con-frontaties tussen personages, tussen ideo-logieën of stellingnames is vervangen door een rechtstreekse confrontatie tussen de makers en de toeschouwer, een confronta-tie van mens tot mens. Ten slotte, zeker in deze tijd, is de mens de maat van alle dingen. Juist door deze houding is het montagethe-ater niet alleen direct maar ook vaak open, toegankelijk en uitdagend. Het wil niet ver-leiden, is niet behaagziek maar biedt zich aan in zijn weerbarstigheid. Het stelt imper-tinente vragen die verwarring stichten en onbehagen veroorzaken. Het is aan de toe-schouwer om (er) mee te vechten en zijn eigen politiek te bepalen. T

Fien Bloemen

F1en Bloemen is freelance dramaturg en

publiceert regelmatig in Toneel Theatraal

i 11

1:

',

(16)

I

Ogenschijnlijk werkt de instelling van de parlementaire enquête naar de sociale

zekerheid in het voordeel van alle politieke stromingen die een

fundamentele hervorming van het stelsel bepleiten. KEES VENDRIK

bestrijdt dit naïeve beeld. Rechts is

aan de winnende hand en

probeert met

alle macht te voorkomen dat er een beleid van scherpe

arbeidsmarktinterventie van de grond komt.

De

verzorgingsstaat

in zijn nadagen

De uitvoering van de sociale zekerheid is nog altijd het exclusieve domein van werk-gevers en werknemers. Zij opereren bin-nen de marges die wetgever hen toestaat. De speelruimte is het grootst bij de werk-nemersverzekeringen. Immers, door een arbeidsmarktpolitiek kan het aantal men-sen dat gebruik maakt van deze verzekerin-gen beïnvloed worden. Dit geldt niet voor de door demografische factoren bepaalde regelingen als AOW, AKW en AWW. Mensen worden immers vanzelfvijfenzestig jaar, krijgen een kind of gaan dood. Met de uitvoering van die regelingen valt niet mak-kelijk te sjoemelen. Bij de werknemersver-zekeringen ligt dat anders. De politiek kan een 'volumebeleid' voeren - whatever that

may be.

HISTORISCH COMPROMIS

Het belangrijkste vangnet van de Nederland-se verzorgingsstaat - het sociale-zeker-heidsstelsel- is in essentie gebouwd op een historisch compromis tussen werkgevers en werknemers. Dat grote verbond van 'arbeid' en 'kapitaal' bevatte een subtiel stelsel van afspraken: in ruil voor een goede collectieve sociale zekerheid en CAO's verkregen de werkgevers arbeidsrust, loonmatiging en een vrije arbeidsmarkt. De christendemocraten, liberalen en socialis-ten namen dit evenwicht tot uitgangspunt van hun naoorlogse economische politiek. Door de jaren heen heeft dit redelijk werk-bare verhoudingen opgeleverd. De econo-mische groei zorgde voor de financiële bodem onder de sociale zekerheid, de 'so-ciale partners' kregen het dagelijks bestuur

over de grootste bureaucratie van Neder-land. Hoewel in de loop der jaren de sociale knokpartijen in driedelig paken-in minde-re mate - op de steiger soms heftige vor-men aannavor-men, geldt dit compromis tot de dag van vandaag.

Langzaam maar zeker kwam de zwakte van dit systeem aan het licht. Het wordt almaar duidelijker dat het sociale-zekerheidssys-teem alleen kon gedijen bij weinig aanbod van werklozen en arbeidsongeschikten. Vanaf het midden van de jaren zeventig echter werden de omstandigheden ongun-stiger. Een structurele economische crisis deed de uitvoeringsburelen bijna bezwijken onder de aanvragen voor WW en WAO. Het 'historisch compromis' kwam onder druk te staan. Werkgevers en werknemers groeiden uit elkaar.

Geconfronteerd met het stijgende beroep op de sociale zekerheid, wilden de werkge-vers de kosten beperken door verlaging van de uitkeringen en beperking van de uitke-ringsvoorwaarden. Hieraan heeft de poli-tiek inmiddels al verschillende malen ge-hoor gegeven. De vakbonden, gesteund door de linkse politieke partijen, hanteer-den een geheel ander principe: verminde-ring van de kosten van de sociale zekerheid via verruiming van de arbeidsmarkt door loonmatiging, herverdeling, aanbod van aangepast werk, extra banen in de collectie-ve sector en een collectie-verplichtingvoor de werk-gevers om arbeidsongeschikten in dienst te nemen. De werkgeversoptie werd door de politiek overgenomen, de vakbonden wer-den op een zijspoor gerangeerd. Het perspectief van verhoging van de

belas-tingen ten bate van de collectieve sector en een daadwerkelijk ingrijpen in de arbeids-markt (herverdeling, aangepast werk, quo-tering en dergelijke) leidde tot mening nachtmerrie in werkgeverskamp. Men wei-gerde resoluut 'essentiële' ondernemers-vrijheden op het spel te zetten. De politieke meerderheid volgde het werkgeversstand-punt: ingrepen in de arbeidsmarkt bleven achterwege, ook in de dramatische WAO-zomer van 1991.

Hoewel nooit officieel tot beleid verheven, heeft de praktijk van het 'omgekeerde vo-lumebeleid' vaste voet aan de grond gekre-gen: hoe meer uitkeringen, hoe beter. De uitvoeringsorganen lieten de arbeidsmarkt voor wat zij was en deden weinig tot geen moeite om 'uitkeringsgerechtigden' aan het werk te krijgen.

De respons van de vakbeweging was even logisch als fataal: geen (aangepast) werk, dan op zijn minst een fatsoenlijke uitkering. En zo geschiedde; met goedkeuring van de politiek, geheel in de geest van het sociaal compromis, op kosten van de gemeen-schap.

WAO-SCHANDE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit die voorafgaande beredenering volg die navorsingsprobleem, naamlik dat bepaal moet word welke taak die universiteit in die voorsiening van voortgesette

• Door het verdwijning van de AWBZ, de veranderingen in de zorgzwaartepakketten waardoor steeds meer behoefte aan zorg in de thuissituatie is, het overhevelen van de jeugdzorg naar

Welke effecten hebben deze overstapkosten op de tariefzetting van kabelondernemingen?; Product differentiatie: de televisiediensten die elk van de platformen aanbieden zijn

Deze variabele wordt onderzocht door gebruik te maken van drie van de zes door Hofstede (2001, 2011) onderscheden cultuurdimensies, namelijk machtsafstand,

De strategie van de jaren zeventig was net als in de jaren zestig gericht op polarisatie tegenover de confessionele partijen en dan met name de KVP. Maar er was een nieuwe

Onder het motto 'verbeter de wereld, maar begin niet bij jezelf', was het overigens ditzelfde bestuur dat kort geleden voorstellen heeft gepresenteerd voor verbetering

De vraag is nu in hoeverre het ‘informatiege- drag’ van de wethouders al dan niet uniek is en in hoeverre de bedrijfseconomische literatuur er ver- klaringen voor aandraagt. Die

Kortom, ondanks dat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP, 2018) onlangs concludeerde dat burgers tegenwoordig meer vertrouwen hebben in politici dan in de jaren zeventig,