• No results found

De betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging bij ‘’kleine- en middelgrote woningcorporaties’’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging bij ‘’kleine- en middelgrote woningcorporaties’’"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging

bij ‘’kleine- en middelgrote woningcorporaties’’

Naam: Regillio Caupain

Studentnummer: S2423294

Eerste scriptiebegeleider: De heer drs. M.M. Bergervoet Tweede scriptiebegeleider: De heer Prof. Dr. H.J. ter Bogt

(2)

2

Titelpagina

Auteur: Regillio Caupain Wagnerlaan 95

2151 GV Nieuw Vennep 06-12299710

Studentnummer: S2423294

Titel scriptie: De betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging bij kleine- middelgrote woningcorporaties

Universiteit: Rijksuniversiteit van Groningen

Scriptie is geschreven als afronding van de theoretische Masteropleiding Accountancy & Controlling

Eerste scriptiebegeleider: De heer drs. M.M. Bergervoet

Tweede scriptiebegeleider: De heer Prof. Dr. H.J. ter Bogt Afronding scriptie: 18 maart 2016

(3)

3 Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 6-11 1.1 Aanleiding van het onderzoek ... 11-12 1.2 Probleemstelling ... 12-13

2. Theoretisch raamwerk ... 13

2.1 Accountantscontrole ... 13-14 2.2 Autoriteit Woningcorporaties: extern toezicht ... 14-15 2.3 Wat is intern toezicht? ... 15-16 2.3.1 Risicomanagement als onderdeel van het interne toezicht ... 16-19 2.4 Nieuwe Woningwet van 1 juli 2015 ... 19-21 2.5 Auditquality ... 21

2.5.1 Betrouwbaarheid financiele verslaglegging ... 21-23 2.6 Kenmerken kleine- en middelgrote Woningcorporaties ... 23-25 3 Onderzoeksmethode ... 25

3.1 Kwalitatief onderzoek ... 25-26 3.2 Dataverzameling: onderzoekspopulatie en respons ... 26

3.3 Data-analyse ... 27

4 Resultaten ... 28

4.1 Beschrijving van de onderzoeksresultaten ... 28

4.1.1 Bevindingen per onderzoeksvariabele ... 28-33 4.1.2 Verschillen tussen grootte van woningcorporaties ... 33

4.2 Analyse van de resultaten ... 33

4.2.1 Analyse per onderzoeksvariabele ... 34

4.2.3 Conclusie onderzoeksresultaten ... 34-37 4.3 Discussie en beperkingen van het onderzoek ... 38

(4)

4

4.3.1 Discussie ... 38-39 4.3.2 Beperkingen in het onderzoek ... 39 4.4. Aanbevelingen voor de praktijk ... 39-40

5 Conclusie en aanbevelingen ... 41

5.1 Conclusie ... 41-42 5.2. Aanbevelingen voor verder onderzoek ... 41-44

BIJLAGE I: Lijst met afkortingen. BIJLAGE II : Literatuurlijst.

BIJLAGE III: Bijlage risicomanagement

BIJLAGE IV : Bijlage Corporate Governance Code Woningcorporaties 2015 BIJLAGE V : Vragenlijst

BIJLAGE VI : Conceptueel model

BIJLAGE VII: Interviewverslagen onderzoek BIJLAGE VIII: Tabellen Transcriberen

(5)

5 Voorwoord

De scriptie, die voor u ligt, is geschreven in het kader van mijn afstuderen voor de Masteropleiding Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Sinds februari 2006 ben ik werkzaam bij Dubois & Co. Registeraccountants, een

middelgroot audit only firm in Amsterdam Oud-Zuid. Naast de controle van ondernemingen in het midden- en klein bedrijf (MKB), bestaat mijn klantenpakket eveneens uit organisaties, veelal stichtingen en verenigingen, met een maatschappelijke doelstelling. De zogenaamde (semi)publieke organisaties. De Masteropleiding Accountancy & Controlling aan de

Rijksuniversiteit van Groningen heeft ertoe bijgedragen, dat de theoretisch opgedane kennis herkenbaar is in de praktijk. De afgelopen periode is een hectisch jaar voor mij geweest doordat ik vele kilometers – iedere vrijdag – heb moeten afleggen van Amsterdam naar Groningen en van Groningen naar Amsterdam in combinatie met het drukke werk in de Accountancy. Mijn afstudeerscriptie is het resultaat van een onderzoek naar de

betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging bij kleine- en middelgrote woningcorporaties en de factoren, die hierop van invloed zijn.

Het voorwoord is een onderdeel van de scriptie dat door vele mensen gelezen wordt. Bij het schrijven hiervan probeer je dus niemand te vergeten. Hierbij bedank ik dan ook mijn

scriptiebegeleider vanuit de Rijksuniversiteit van Groningen, de heer drs. M.M. Bergervoet voor zijn bijdrage en totstandkoming van mijn scriptie.

Regillio Caupain

(6)

6 1. Inleiding

Het zal menigeen niet zijn ontgaan, dat de afgelopen jaren veelvuldig sprake is geweest van fraudegevallen bij woningcorporaties als gevolg van het falen van het toezicht door het bestuur en externe toezichthouders. Een flinke reeks woningcorporaties worstelt nog met de afwikkeling van allerlei fraudezaken, waarvan in het eerste decennium van deze eeuw velen aan het licht kwamen. Neem Vestia in 2012, een grote corporatie in Den Haag, die nog steeds in afwachting is op een besluit van justitie na een omvangrijk fraudeonderzoek, dat zich met name richt op de voormalig directeur en financieel adviseur. Bij Vestia ging het om exorbitante bedragen, miljoenen!! De voormalig directeur van Vestia heeft inmiddels een schikking getroffen wegens financiële verrijking en betaalde miljoenen terug, onder meer door de verkoop van zijn riante woning ( http://www.z24.nl/ondernemen/bestuursgangsters-bij-woningcorporaties-aanpakken-lukt-niet-altijd-405559)

Een ander geval van het falen van het bestuur in 2009 deed zich voor bij Rochdale. Het in Amsterdam opererende woningbedrijf waarbij de voormalig directeur, diens echtgenote, alsmede vier ex-medewerkers voor miljoenen euro’s schuldig zijn bevonden aan fraude en witwassen (

http://www.deondernemer.nl/deondernemer/658815/De-ergste-fraudezaken.html) = aangepast. Opgenomen in de literatuurlijst.

Bij woningbouwcorporatie de Key in Amsterdam in 2010, zijn met twee voormalige directeuren een miljoenenschikking getroffen voor circa drie miljoen euro als gevolg van zelfverrijking. (

http://www.deondernemer.nl/deondernemer/658815/De-ergste-fraudezaken.html) = aangepast. Opgenomen in de literatuurlijst

Zowel de interne- en externe toezichthouders, betrokken bij de woningbouwcorporaties, als de accountantscontrole hebben tot op heden mismanagement en het falen van

effectieve toezicht bij woningcorporaties nog niet weten terug te dringen. Aldus de parlementaire enquêtecommissie, die in 2014 onderzoek heeft verricht naar het

functioneren van woningcorporaties en het voorstel tot een samenhangend pakket aan maatregelen voor de sector.

De commissie heeft in oktober 2014 haar eindrapport gepubliceerd en toegelicht in een persconferentie. De manier waarop corporaties werken en het falende toezicht daarop lokken misbruik uit, aldus het rapport. De controles door het Centraal Fonds

(7)

7

van commissarissen waren passief en beschikten niet over voldoende expertise.

(Parlementaire enquête, 30 oktober 2014). Ook constateert de commissie dat "accountants de vertrouwensrol in de corporatiesector niet ten volle hebben waargemaakt".

De Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) heeft naar aanleiding van haar onderzoek in 2012 ernstige tekortkomingen geconstateerd bij de accountantscontrole van de vier grote accountantsorganisaties, die betrokken zijn geweest bij de controle van woningbouw-corporaties. Op 16 mei 2012 heeft de AFM bekend gemaakt dat zij een onderzoek uitvoert bij de grote vier accountantsorganisaties (Deloitte Accountants B.V. (Deloitte), Ernst & Young Accountants LLP (Ernst & Young), KPMG Accountants N.V. (KPMG) en

PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC); de Big 4-accountantsorganisaties) naar de kwaliteitsbeheersing van de accountantscontrole van de jaarrekeningen van

woningcorporaties. Concrete aanleiding voor dit onderzoek zijn de publieke vragen die zijn gerezen over de kwaliteit van de accountantscontrole bij woningcorporaties naar aanleiding van de problemen bij Stichting Vestia Groep (Vestia) en de uitkomsten van de stresstest van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) in maart 2012.

Het Rapport van de Commissie Hoekstra (Hoekstra, 2012) laat op nationaal niveau zien dat de verschillende vormen van toezicht op de corporaties tot nu toe hebben gefaald. Uit een experiment van SEV | Platform31 blijkt dat falend toezicht, ook bij corporaties waar het nog niet fout is gegaan, op de loer ligt. Verbazingwekkend volgens SEV | Platform 31, want in een functieomschrijving van toezichthouder staat dat het zijn of haar taak is om te

controleren of de corporatie zorgvuldige besluitvorming neemt en risicobeheersing toepast (http://www.platform31.nl/nieuws/meer-aanspreekbare-commissarissen). Commissarissen bewaken de strategie, de doelstellingen en taakuitoefening van de corporatie. Indien een corporatie niet voldoet aan de eisen, kan een raad van commissarissen interveniëren.

Terugkerend thema bij alle incidenten is het versnipperde toezicht. De Financieel

toezichthouder op de corporaties, het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Zij heeft toezicht gehouden met de pet in de hand. Het CFV heeft niet de dwangmiddelen om informatie te vorderen en kan ook geen sancties opleggen ( http://www.volkskrant.nl/binnenland/-enquetecommissie-wil-een-toezichthouder-voor-alle-woningcorporaties~a3778968/). Een nieuwe onafhankelijke toezichthouder met stevigere bevoegdheden, moet alle

woningcorporaties nu gaan controleren. Dat is één van de hoofdconclusies uit het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties(rapport Ver van Huis, 2014).In het verlengde hiervan is met ingang van 1 juli 2015 de nieuwe woningwet van kracht geworden.

(8)

8

Deze herziene Woningwet is erop gericht dat woningcorporaties zich concentreren op hun kerntaak: zorgen dat mensen met een laag inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen. Een van de genoemde aspecten uit de wet is dat één nieuwe onafhankelijke toezichthouder, de Autoriteit Woningcorporaties, toezicht dient te houden op de woningcorporaties. En dat voor leden van het bestuur en de raad van toezicht een geschiktheidstoets geldt, waarbij wordt gekeken naar de competenties en antecedenten.

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/woningcorporaties/inhoud/woningwet-hoofdlijnen

De parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties heef onlangs aanbevolen om toegelaten instellingen, waaronder woningcorporaties vallen, aan te wijzen als zogeheten ‘organisaties van openbaar belang’ (OOB). (Accountancynieuws, 2014). De regering staat in beginsel positief tegenover het verklaren van toegelaten instellingen tot OOB, als bedoeld in de Wet toezicht accountantsorganisaties. De wettelijke controle van een OOB is met meer waarborgen omkleed dan de wettelijke controle van een niet-OOB. Zo worden strengere eisen aan de onafhankelijkheid van de accountant gesteld en worden controle- en adviesdiensten gescheiden. Deze waarborgen kunnen verhoogde lasten betekenen, die bijvoorbeeld bij kleinere toegelaten instellingen zwaar kunnen wegen.

De sociale huursector kent nog een groot aantal kleine tot zeer kleine corporaties. Een groep van 104 corporaties, wat neerkomt op circa 25% van het corporatiebestand, heeft een woningbezit met minder dan 1.000 verhuureenheden. Teneinde na te gaan of er bij kleine woningcorporaties reden is om een aangepast toezichtkader te formuleren, heeft het Fonds in het najaar van 2009 in samenwerking met Aedes, die de belangen van de aangesloten leden van woningcorporaties behartigd, een drietal bijeenkomsten met kleine corporaties georganiseerd. Resultaten van dit onderzoek hebben uitgewezen dat de kleine corporaties het huidige toezichtinstrumentarium als belastend ervaren, maar de corporaties dit niet direct met feiten onderbouwen. (Centraal Fonds Volkshuisvesting, 2010).

Goed bestuur van woningcorporaties en goed intern toezicht op dat bestuur zijn van essentieel belang voor het realiseren van de volkshuisvestelijke doelstellingen, het

doelmatig functioneren van de corporatiesector en voor het vertrouwen van de maatschappij in de corporatiesector.(VTW –rapport, 2013).

Bestuurders hebben een drietal functies: eerst de monitoringsrol, dat onderdeel uitmaakt van de oplossing van de tradionele agencykosten.(Marnet, 2009) De raad van toezicht selecteert, compenseert en beslist over de benoeming van de CEO, monitort op

belangenconflicten en houdt toezicht op de financieel verslaggeving, inclusief de externe accountantscontrole en publicatie. (Hermalin and Weisbach, 1998). Ten tweede lopen

(9)

9

bestuurders een reputatierisico volgens (Dechow and Skinnder, 2000). Het bijstaan bij het formuleren van de corporate strategie kan gezien worden als een derde belangrijke functie van het bestuur (Langevoort, 1998).

Door de Vereniging van toezichthouders in woningcorporaties (VTW-rapport, 2013) zijn vraagtekens gezet of het invoeren van een geschiktheidstoets voor bestuurders en

commissarissen, onder de nieuwe woningwet zal leiden tot een versterking en borging van de kwaliteit van het interne toezicht. In dit kader is het relevant om het effect en de naleving hiervan bij kleine- en middelgrote woningcorporaties te onderzoeken.

Aedes, de vereniging van woningcorporaties heeft een klasseindeling gemaakt voor grootte van de corporaties (corpo’s). woningcorporaties zijn klein indien zijn va 0 tot 5000 woningen verhuren en middelgroot bij 5000 tot 10.000 woningen. Het aantal corporaties, dat klein en middelgroot is bestaat totaal uit 238 respectievelijk 73 corporaties.

Volgens een onderzoek van vier bestuurskundigen van de TU Delft, de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU) en onderzoeksbureau G en P Governance, uit 2004, zijn de problemen bij een aantal woningcorporaties niet alleen te wijten aan falende bestuurders, maar ook aan het lakse gedrag van onder meer toezichthouders en de politiek. Door het gebrekkige optreden van de toezichthouders en de politiek duurde het namelijk vaak te lang voordat het bestuur van corporaties op de vingers werd getikt. De bestuurders verkregen langzaam maar zeker een autonome positie, waarbij gedurfde prestaties tot veel steun binnen en buiten de corporatie leidde.

Volgens Gooddijk (2012), is de kern van het probleem dat bij het invoeren van de

marktwerking in de jaren negentig, niet goed is nagedacht over het bijbehorende toezicht. Het model van de raad van commissarissen uit het bedrijfsleven werd klakkeloos

gekopieerd naar de publieke sector. Dat toezicht op afstand blijkt niet te worden in de complexe wereld van geprivatiseerde ziekenhuizen, hogescholen en corporaties, waar ambtenaren ondernemer moesten worden. Volgens (Gooddijk 2012) komt het probleem ook doordat toezichthouders zichzelf benoemen en dat mensen de neiging hebben vooral in eigen kringen te kijken bij de benoemingen.

(Gooddijk 2012) vindt het tevens belangrijk dat toezichthouders ook andere informatiebronnen dienen te benutten dan alleen maar de directie voor effectief toezichthouden, zoals de ondernemingsraad en de externe accountant.

Het toetsings- en beleidskader dient van een hoog kwalitatief niveau te zijn, waarbij de beste waarborg daarvoor de kwaliteit van het bestuur is. Het is de verantwoordelijkheid van de raad van commissarissen hiervoor zorg te dragen als de essentie van toezicht.

(10)

10

raad van commissarissen naast de vanzelfsprekende vereiste kwaliteit vanuit een goede rolopvatting met elkaar samenwerken.

PricewaterhouseCoopers en de Rijksuniversiteit van Groningen( PWC en Rijksuniversiteit Groningen, 2006) hebben een onderzoek gedaan naar de wijze waarop organisaties in Nederland risicomanagement bedrijven. Belangrijkste resultaten van het onderzoek hebben uitgewezen, dat slechts 39% van de organisaties beschikt over een formeel

risicomanagement beleid. Van alleen de beursgenoteerde ondernemingen is dat 56%. Bij een uitsplitsing naar branche valt op dat de financieel dienstverlening (61%) en de energie & utilities bedrijven (53%) beduidend vaker een formeel risicomanagement beleid hebben dan andere branches. In het bijzonder de overheid en non-profit sector (11%). De veel gebruikte standaard voor risicomanagement is COSO, in ruim driekwart van de

organisaties.

Beasley et al (2005) hebben bij diverse Amerikaanse- en internationale organisaties onderzoek gedaan naar factoren, die samenhangen met de mate van invoering van ERM. De resultaten van het onderzoek van Beasley et al (2005) hebben uitgewezen, dat de aanwezigheid van een onafhankelijke raad van toezicht, controle door een Big-4

accountantsorganisatie en de omvang van de organisatie een positieve correlatie hebben met de invoering van ERM.

Risicomanagement krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht binnen de woningcorporatie sector. Redenen volgens F. van Egeraat (2014) zijn onder andere: onzekerheden op de vastgoedmarkt en onzekerheden rondom overheidsbeleid. Dit heeft de noodzaak voor goed risicomanagement vergroot. Ten tweede verlangen overheden, toezichthouders en andere belangenhouders dat woningcorporaties risico’s op een effectieve en transparante wijze beheersen en daarover verantwoording afleggen. Ten derde is de sector de afgelopen jaren geteisterd door schandalen van diverse aard, die de roep om effectief risicomanagement hebben doen toenemen (F. van Egeraat, 2014).

Onderzoek naar risicobeheersing in de corporatiesector door BDO heeft uitgewezen, dat bijna één op de vijf corporaties aangeeft onvoldoende inzicht te hebben in de operationele risico’s. (BDO, 2014). Aan het onderzoek hebben 78 corporaties deelgenomen. 95% van de deelnemers is actief bezig met het onderwerp interne beheersing, maar de kwaliteit van de genomen maatregelen is over het algemeen onder de norm.

Er bestaan vele risicomanagementmodellen, die handvatten geven om individuele

risicoanalyses uit te voeren. Er zijn echter minder normen beschikbaar, die gericht zijn op borging van integraal risicomanagement (R. ’t Hart, 2010). Van Egeraat (2014) gaat ervan uit, dat een belangrijk fundament waarop adequaat risicomanagement rust, de cultuur

(11)

11

betreft. De cultuur in de organisatie moet aansluiten bij een niveau van risico-acceptatie dat past bij de doelstellingen van de onderneming. Hij hanteert een model van management drives om inzicht te krijgen in de cultuur en het niveau van risico-acceptatie in de

organisatie. Inzicht in de drijfveren en de daaraan gerelateerde risicoprofielen kunnen bijdragen aan een beter bestuur van een beter toezicht op organisaties. Ook bij de samenstelling van een bestuur is het volgens Van Egeraat (2014) belangrijk om inzicht te hebben in de drijfveren.

Om tot betrouwbare- en transparante financiële informatie en verslaggeving te komen, dient een organisatie met risico’s leren om te gaan en deze proberen te beheersen. De COSO standaard beschrijft en definieert in dit kader elementen van een intern beheersingssysteem (R. ’t Hart, 2010). Volgens hem zit het management van overheidsorganisaties in

toenemende mate in een spagaat tussen risicomanagement en risicoverantwoording. Voordeel om bij een risicomanagementstandaard aan te haken, is dat alle gebruikers ervan dezelfde risicomanagementtaal spreken, maar er is meer nodig voor een succesvolle verankering van risicomanagement in organisaties: de juiste positionering in de organisatie, de juiste tone at the top en aandacht voor de individuele manager.

Betrouwbare- en transparante informatie is voor woningcorporaties van belang.

1.1 Aanleiding van het onderzoek

In de praktijk is gebleken en onderzocht, dat bij de big four accountantsorganisaties, die grotere woningcorporaties controleren ernstige tekortkomingen in de kwaliteit van de

accountantscontrole zijn vastgesteld. Daarnaast heeft het interne- en externe toezicht bij woningcorporaties de afgelopen jaren gefaald en is verscherpt extern toezicht noodzakelijk. Met ingang van 1 juli 2015 is de nieuwe woningwet van kracht. Onderdeel van deze wet is dat er een externe- en onafhankelijke toezichthouder is, die toeziet op onder andere de kwaliteit van de woningcorporaties.

Eerder onderzoek heeft ook uitgewezen, dat specifiek in not for profit organisaties weinig aandacht is voor risicobeleid en risicomanagement. Risicobeheersing is relevant om de risico’s in te schatten en deze te ondervangen, zodat recente schandalen en fraudes in de toekomst kunnen worden voorkomen.

Waar nog geen onderzoek naar verricht is, is hoe het gesteld is met de kwaliteit van de accountantscontrole bij de kleine- en middelgrotere woningcorporaties. Is bij deze

corporaties voldoende aandacht voor het beheersen van risico’s? En hoe is het gesteld met de betrokkenheid bij woningcorporaties door de interne toezichthouders? Daarnaast is het relevant te onderzoeken in hoeverre de kleine woningcorporaties bezig zijn met de

(12)

12

toezichthouders, als onderdeel van de nieuwe woningwet en de te verwachten impact die deze toets heeft op het interne toezicht en de betrouwbare (financiële) verslaglegging.

1.2 Probleemstelling

Vanaf 1 juli 2015 houdt de Autoriteit woningcorporaties toezicht op alle woningcorporaties. Dus ook op die corporaties, die niet eerder in het onderzoek van de AFM betrokken zijn geweest en de corporaties, die niet door Big-4 accountantsorganisaties worden

gecontroleerd. Net als de grote(re) woningcorporaties, hebben de kleine- en middelgrote corporaties een gemeenschappelijke doelstelling. Het toezicht op deze corporaties en de accountants- controle dienen eveneens van een kwalitatief goed niveau te zijn.

Vorenstaande leidt tot de volgende onderzoeksvraag:

‘’In hoeverre dragen de accountantscontrole, het interne- en externe toezicht

risicomanagement en de nieuwe woningwet bij aan de betrouwbaarheid van de (financiële) verslaglegging bij kleine- en middelgrote woningbouwcorporaties’’?

Om antwoord te krijgen op de geformuleerde centrale vraag is een aantal deelvragen geformuleerd die in het theoretisch kader in hoofdstuk 2 verder aan de orde gaan komen:

1. Welke voorwaarden en eisen stelt de nieuwe woningwet 2015 voor

woningbouwcorporaties aan de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving? En hoe hangen deze samen met de betrouwbaarheid van de financiële

verslaggeving?

2. Wat verstaan we onder accountantscontrole?

3. Wat is audit quality en hoe wordt dit binnen het accountantsberoep gedefinieerd? 4. Wat wordt verstaan onder de betrouwbaarheid van financiële verslaggeving? 5. Wat is een kleine- en middelgrote woningcorporatie en welke kenmerken heeft zij? 6. Wat wordt verstaan onder extern toezicht en welke kenmerken heeft dat bij kleine-

en middelgrote woningcorporaties? Wat is de relatie met de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving?

7. Wat wordt verstaan onder intern toezicht en welke kenmerken heeft dat bij kleine- en middelgrote woningcorporaties? Wat is de relatie met de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving?

8. Wat is risicomanagement als tool van intern toezicht en wat is de relatie met het COSO model?

(13)

13

Het onderzoek dat uitgevoerd wordt is te typeren als een kwalitatief academisch onderzoek, waarin via kwalitatief onderzoek binnen de doelgroep van kleine- en middelgrote

woningcorporaties interviews zullen worden afgenomen bij toezichthouders, bestuurders, accountants en financieel controllers. Voor het onderzoek zal een drietal kleine- en drie middelgrote woningcorporaties worden benaderd om aan het onderzoek te participeren. In hoofdstuk 3 zal een en ander nader uitgewerkt worden.

Hoofdstuk 2. Theoretisch raamwerk Inleiding.

De onderzoeksvraag in deze scriptie is: ‘’in hoeverre dragen de accountantscontrole, het interne- en externe toezicht en risicomanagement bij aan de betrouwbaarheid van de (financiële) verslaglegging bij woningbouwcorporaties’’?

In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de (deel)vragen die na de onderzoeksvragen zijn geformuleerd beantwoord.

Er wordt ingegaan op de kenmerken van accountantscontrole, het interne- en externe toezicht en risicomanagement, en de impact hiervan op de betrouwbaarheid van de (financiële) verslaglegging. In bijlage VII is een conceptueel model in grafische vorm weergegeven, die de relaties en verbanden weergeven tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele.

2.1. Accountantscontrole

De nieuwe woningwet heeft naast het externe (financieel)toezicht op woningcorporaties, ook gevolgen voor de accountantscontrole. De accountantscontrole is erop gericht vast te stellen dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft, zodat de gebruikers daar hun

beslissingen op kunnen baseren. Het waarborgt betrouwbare cijfers en biedt daarmee zekerheid in het maatschappelijk verkeer. (BDO, 2014).

De nieuwe woningwet, die in paragraaf 2.5 wordt besproken,heeft gevolgen voor de accountantscontrole. Vanuit het externe toezicht is reeds een aantal nieuwe onderwerpen benoemd waar een accountantscontrole op zal worden verlangd.

In het Besluit is op deze punten een controlerende rol door de accountant ingebouwd. De accountant zal jaarlijks in zijn Assurance rapport overtredingen rapporteren. (Beleidsregels financieel toezicht Autoriteit Woningcorporaties, 2015).

Ten tweede dient de accountant te controleren of de corporatie zich heeft gehouden aan de geldende procedures omtrent het laten uitvoeren van een fit & proper-toets door de

(14)

14

Autoriteit bij (her-)benoemingen van bestuurders en commissarissen.

De accountantscontrole legt heeft ook een relatie met het interne toezicht. De governance code, die op woningcorporaties van toepassing is, ziet enerzijds erop toe dat de RvC of RvT de uitvoering van de controlewerkzaamheden van de accountant monitort. Hierbij wordt het vigerende accountantsprotocol van woningcorporaties gehanteerd. Anderzijds wordt de externe accountant, en indien aanwezig de Auditcommissie, betrokken bij de RvC of RvT vergaderingen en rapporteert de accountant aan de interne toezichthouders en het bestuur over zijn bevindingen. (Governancecode woningcorporaties, 2015).

Zowel de accountantscontrole als de nieuwe woningwet en de governance- en het intern toezicht als onderdeel van de nieuwe wet, hebben gevolgen voor de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving. (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijk relaties, 2015).

De Autoriteit Woningcorporaties, als externe toezichthouder, houdt onafhankelijk- en integraal toezicht op woningcorporaties.

2.2. Autoriteit Woningcorporaties – externe toezichthouder

De Autoriteit woningcorporaties beoordeelt het financiële- en volkshuisvestelijke beleid, het beheer en de financiële situatie van de woningcorporatie en van haar

dochtermaatschappijen. Signalen die duiden op verhoogde risico’s bij woningcorporaties leiden tot intensiever toezicht. (Nederlandse Woonbond, 2015). Het extern financiële toezicht heeft tot gevolg dat de betrouwbaarheid van de (financiële)verslaggeving van woningcorporaties zal toenemen. In het financieel toezicht beoordeelt de Autoriteit de financiële continuïteit van de corporatie in brede zin, waarbij de aandacht zich vestigt op een zestal toezichtdomeinen, te weten: de kwaliteit van informatie, kwaliteit van

risicobeheer, behoud van maatschappelijk gebonden vermogen, liquiditeit, financiering, solvabiliteit en draagkracht vermogen in relatie tot de activiteiten. (Beleidsregels

financieel toezicht Autoriteit Woningcorporaties, 2015). Om de toezichtstaak goed uit te kunnen voeren, dienen de woningcorporaties jaarlijks prognose- en

verantwoordingsgegevens aan te leveren. Belangrijke gegevens zijn onder andere, het jaarverslag en de jaarrekening. Andere toetsingscriteria als onderdeel van het externe toezicht, zijn de overige rapportages van de accountant, waaronder de

managementletter de naleving van de Wet normering Topinkomens (WNT) en de toets en naleving of de corporatie is aangesloten bij de governancecode, die specifieke voor

(15)

15

woningcorporaties geldt. (Beleidsregels financieel toezicht Autoriteit Woningcorporaties, 2015).

Wet normering Topinkomens

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) beoogt evenwichtige, verantwoorde en maatschappelijk aanvaardbare bezoldiging in de publieke en semipublieke sector, door inkomens en

ontslagvergoedingen te normeren en openbaar te maken. De uitvoering van de WNT is gestart in 2013. (WNT jaarrapportage, 2013).

in een samenwerking tussen KPMG-branchegroep Woningcorporaties en de Universiteit van Amsterdam. is een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de invoering van de WNT op de arbeidsmarkt binnen de corporatiesector. (KPMG, de WNT in de

corporatiesector, 2015). Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van een enquête over het belang van werkkarakteristieken en de verwachte effecten van de WNT. Aan deze enquête hebben 43 corporatiemedewerkers en 75 bestuurders deelgenomen. De bestuurders zijn werkzaam bij kleine, middelgrote en grote corporaties.

Op de vraag of na de invoering van de WNT nog dezelfde kwaliteit bestuurders kan worden aangetrokken heeft slechts 33 procent positief gereageerd. 23 procent van de bestuurders geeft aan dat er een ander type bestuurder wordt aangetrokken, waardoor de vergelijking op basis van kwaliteit niet voldoet. Deze groep bestuurders geeft aan dat er nu wellicht bestuurders worden aangetrokken met een hogere intrinsieke motivatie. (KPMG, de WNT in de corporatiesector, 2015).

44 procent van de bestuurders verwacht echter wel een daling in de kwaliteit van het bestuur. De ‘high potentials’ worden door hen verwacht de sector te verlaten en plaats te maken voor jongere en minder ervaren bestuurders. Het aantrekken van bestuurders zal voornamelijk gebeuren vanuit de corporatiesector volgens deze groep bestuurders, wat volgens hen zorgt voor een eenzijdig beeld. (KPMG, de WNT in de corporatiesector, 2015).

2.3. Wat is Intern toezicht?

Er is in het afgelopen decennium veel discussie geweest over de invulling en de

reikwijdte van het toezicht op woningcorporaties. Mede door de omvangrijke incidenten in de volkshuisvesting in de afgelopen jaren is er inmiddels breed overeenstemming over de noodzaak tot verbetering van het toezicht op woningcorporaties.

(16)

16

De regering acht aanvullende maatregelen in de vorm van wetgeving nodig om een maatschappelijk gestuurde inzet van het vermogen en een goede governance in de sector te waarborgen. Een nieuwe toezichtstructuur moet de mogelijkheden bieden om op deze punten verbetering te bewerkstelligen. Dit krijgt nader vorm in de

Herzieningswet, ofwel de nieuwe Woningwet (Centraal Fonds Volkshuisvesting, 2013). Onder intern toezicht wordt volgens het CFV verstaan: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren”.

Het interne toezicht kent twee instrumenten: het toezicht door de Raad van

Commissarissen of de leden van de Raad van Toezicht en het toezicht op de externe accountantscontrole. De toezichthouders van een corporatie zijn belast met het toezicht op het bestuur. De externe accountant controleert de boekhouding van de corporatie en informeert de toezichthouders over zijn bevindingen. (Toezicht op presteren van

woningcorporaties, 2014).

De Vereniging van Toezichthouders in woningcorporaties (VTW, 2014) heeft advies uitgebracht over de belangrijkste randvoorwaarden voor goed intern toezicht. Een aantal van deze randvoorwaarden uit het advies is als volgt:

 De governancecode woningcorporatie vormt de basis voor goed bestuur en toezicht;

 Er is voldoende afstand van de Raad van Commissarissen, of Raad van Toezicht ten opzichte van de bestuurder en toch voldoende zicht op de corporatie;

 De cultuur in de Raad van Commissarissen, Toezicht en hun gedrag zijn zodanig dat sprake is van een open discussie en ruimte voor zelfreflectie;

 Het opdrachtgeverschap van de externe accountant is adequaat ingevuld;

Genoemde randvoorwaarden uit het advies zijn ook opgenomen in de nieuwe woningwet en de governancecode voor woningcorporaties (VTW, 2014).

2.3.1. Risicomanagement als onderdeel van het interne toezicht

Met name als gevolg van de Vestia schandalen heeft zowel de overheid als menigeen vragen gesteld omtrent het moraal van het management bij woningcorporaties en of deze zich wel richten op hun kerntaken enerzijds en anderzijds of woningcorporaties voldoende in staat zijn om risico’s toereikend te beheersen.

(17)

17

Om het begrip risicomanagement te definiëren, is het in eerste instantie goed om stil te staan bij het begrip risico en risicobereidheid. Risico wordt gedefinieerd als het effect van onzekere gebeurtenissen op het behalen van doelstellingen. (Accent 201x).

Onder risicobereidheid wordt verstaan: een beeld op hoog abstractieniveau van de hoeveelheid risico dat het bestuur en het management willen lopen of accepteren bij het nastreven van hun doelstellingen. De risicobereidheid wordt uitgedrukt als het niveau van risico dat een organisatie bereid is te lopen of te accepteren tijdens het leveren van waarde aan stakeholders (Cees in ’t Veld, 2015).

Volgens (COSO, 2004) is ondernemingsrisicomanagement:

Een proces dat bewerkstelligd wordt door het bestuur van de onderneming, het

management en ander personeel en wordt toegepast bij het formuleren van de strategie en binnen de gehele onderneming, ontworpen om potentiële gebeurtenissen die invloed zouden kunnen hebben op de onderneming te identificeren en om risico’s te managen zodat deze binnen de risicoacceptatiegraad vallen, om een redelijke zekerheid te bieden ten aanzien van het behalen van de ondernemingsdoelstellingen, De betrouwbaarheid van de verslaggeving is één van de ondernemingsdoelstellingen als onderdeel van COSO.

COSO heeft betrekking op interne beheersing in brede zin. Interne beheersing is daarbij gedefinieerd als een stelsel van processen, dat is ingericht door de leiding van een organisatie om een redelijke mate van zekerheid te krijgen over het realiseren van de volgende doelstellingen: ten eerste, de effectiviteit en efficiency van de bedrijfsvoering. Ten tweede, de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging En ten derde de naleving van relevante wet- en regelgeving. In mijn onderzoek ligt de focus op de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging.

Een belangrijke randvoorwaarde is dat risicomanagement bovenin de organisatie is belegd. (Cees in ’t Veld, 2015). Risicomanagement is onderdeel van het strategie- en begrotingsproces en is onderdeel van het managementoverleg, dat waar nodig actie wordt ondernomen of wordt bijgestuurd en dat risicomanagement onderdeel is van de jaarverantwoording. (Cees in ’t Veld, 2015)

Beasley et al (2005) hebben onderzoek gedaan naar de factoren, die samenhangen met de mate van invoering van ERM. Het onderzoek van Beasly et al (2005) heeft onder andere uitgewezen dat de aanwezigheid van een onafhankelijke Raad van Toezicht (RvT), de controle door een big-four accountantsorganisatie en de omvang van de organisatie positief correleren met risicomanagement.

(18)

18

De toepassing van ERM is ook onderzocht door Daud & Yazid (2011) en de mate van betrokkenheid en kwaliteit hierbij van de Chief Risk Officer (CRO) en de RvT. Hun onderzoek heeft uitgewezen dat de betrokkenheid van de CRO en de RvT een

belangrijke rol spelen bij de invoering en toepassing van ERM.

Hoyt et al. (2011) hebben vastgesteld dat de implementatie en toepassing van ERM waarde creëert mede met het oog op een betere beheersing van risico’s gelet op de aspecten van ERM. Bij organisaties, die niet primair op winst gericht zijn, is er nog beperkt aandacht voor risicomanagement.

Gezien de diverse bestaande- en toepasbare modellen voor risicomanagement en het feit dat in de publieke sector nog beperkt gebruik wordt gemaakt van risicomanagement, is het in het kader van mijn onderzoek relevant om te onderzoeken of de kleine- en middelgrote woningcorporaties een risicomodel hanteren, dat uiteindelijk leidt tot betrouwbare financiële verslaglegging enerzijds. En anderzijds is het relevant te

onderzoeken in hoeverre de aanwezigheid en betrokkenheid van de Raad van Toezicht de aandacht en implementatie van een risicomanagementsysteem vergroot, dat een positieve impact heeft op een betrouwbare (financiële) verslaglegging. De betrokkenheid van de Raad van Toezicht wordt gemeten aan de hand van de frequentie van het aantal gehouden vergaderingen en communicatie met het bestuur en de externe accountant.

In het kader van mijn onderzoek is een aantal criteria van belang om te onderzoeken in hoeverre woningcorporaties risicomanagement binnen hun corporatie hebben

geïmplementeerd. Aedes heeft een soort algemene checklist, die als benchmark kan fungeren en antwoord geeft op de vraag waar de organisatie staat in de professionaliteit van het risicomanagement (Risicomanagement, Aedes 2015). De vragen, zijn in bijlage III opgenomen. Een aantal van deze criteria maakt onderdeel uit van mijn onderzoek naar de toepassing en het stadium van risicomanagement binnen kleine- en middelgrote woningcorporaties.

Overleg tussen accountant met bestuurders, auditcommissie en toezichthouders De verhouding tussen de RvC van een woningcorporatie en de externe accountant is van cruciaal belang voor goed intern toezicht. Uitgangspunt van het functioneren van de accountant is de toepasselijke wet- en regelgeving, op basis waarvan hij of zij een oordeel geeft over de financiële verantwoording van een woningcorporatie.

(19)

19

Maar zeker in het huidige tijdsbestek, waarin zowel de toezichthouders als de

accountants extra kritisch worden beoordeeld , is het wenselijk dat de accountant wordt uitgedaagd en ook autonoom de behoefte voelt om voorbij de cijfers te kijken.

(VTW, de relatie tussen de RvC, het bestuur en de externe accountant; spel met meerwaarde, 2013). De VTW biedt een aantal aanbevelingen om het

opdrachtgeverschap van de RvC richting de accountant, bestuurders en toezichthouders verder aan te scherpen:

 De Auditcommissie voert jaarlijks een pre-audit gesprek met de accountant en is dus altijd (één van de) gesprekspartner(s).

 De Auditcommissie of RvC voert jaarlijks een gesprek met de accountant buiten aanwezigheid van het bestuur.

 Het accountantsverslag wordt door de accountant besproken in de voltallige RvC. De managementletter van de accountant wordt ter kennisname gebracht van de RvC en met de accountant besproken in de Auditcommissie.

 Het bestuur, de RvC en de accountant besteden meer aandacht aan de integrale Toepassing van de Governancecode Woningcorporaties.

De accountant dient tijdig te rapporteren over de voortgang van de controle. Dit is geregeld in de beroepsstandaarden. Significante tekortkomingen in de interne

beheersing die de accountant tijdens de controle heeft onderkend, dienen schriftelijk gerapporteerd te worden aan de Auditcommissie. De accountant rapporteert minstens tweemaal per jaar aan de Auditcommissie over de voortgang van de controle en de eventuele bijstelling daarvan. (BDO, de Commissaris en de Accountant, 2012)

2.4. Nieuwe woningwet van juli 2015

De nieuwe Woningwet, ook wel de ‘herzieningswet toegelaten instellingen

volkshuisvesting’) genoemd, is per 1 juli 2015 in werking getreden. In de nieuwe wet staan aangescherpte regels over het taakgebied van woningcorporaties en het toezicht. Daarnaast wordt de invloed van gemeenten en huurders op het beleid van corporaties versterkt. (Nederlandse Woonbond, 2015). De nieuwe Woningwet sluit aan op de aanbevelingen van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties. Die rapporteerde eind vorig jaar over de misstanden bij woningcorporaties.

In het kader van mijn onderzoek is het niet noodzakelijk om de gehele woningwet inhoudelijk te behandelen. Niet alle onderwerpen, die onderdeel uitmaken van de

(20)

20

woningwet zijn voor mijn onderzoek relevant. Mijn onderzoek richt zich op de governance en het interne- en externe toezicht op de nieuwe woningwet.

Anders dan de vigerende woningwet voor 1 juli 2015, stelt de nieuwe woningwet regels aan de kwaliteit van bestuurders en het interne toezicht van woningcorporaties. Alle governance regels zijn erop gericht om de kwaliteit, professionaliteit en integriteit van corporaties te bevorderen (Nieuwe Woningwet, 2015).

Voor leden van het bestuur, van de Raad van Commissarissen en of Raad van Toezicht van de woningcorporatie geldt een geschiktheidstoets, die betrekking heeft op

competenties en op antecedenten.

Zowel aan bestuurders als aan toezichthouders worden bij benoeming en herbenoeming eisen gesteld aan de geschiktheid. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde ‘fit en propertest’. (Aedes vereniging van woningcorporaties, 2015).

Governance code woningcorporaties

De governancecode woningcorporaties geeft richting aan de wijze waarop het bestuur en de toezichthouders functioneren en de wijze waarop zij verantwoording afleggen over hun resultaten. (Governancecode woningcorporaties, 2015).

De nieuwe governancecode is ingedeeld in vijf principes die leidend moeten zijn voor

iedereen die betrokken is bij het bestuur van en het toezicht op een woningcorporatie. De verwachting is dat de code bijdraagt aan het herstel van het maatschappelijk

vertrouwen in woningcorporaties en de transparantie en de kwaliteit van de sector. Toepassing van de code is overigens niet vrijblijvend. Het is verplicht de code te volgen voor leden van Aedes en de VTW.

De code is vastgesteld door de leden van Aedes vereniging van woningcorporaties en de leden van VTW. (Governancecode woningcorporaties, 2015). In bijlage IV zijn de

basisprincipes van de code opgenomen.

Naast het interne toezicht moet vooral het externe toezicht worden aangescherpt. De Waal, (2014) betwijfelt of extern toezicht de effectieve oplossing is om problemen in

de toekomst bij woningcorporaties te voorkomen. Het onderzoek van de Waal wijst juist op de invloedrijke rol van intern toezicht in vergelijking met extern toezicht.

Het onderzoek van de Waal (2014) onder financiële managers uit het bedrijfsleven laat zien dat verantwoording afleggen aan een externe toezichthouder zinvol is, maar dat de invloed van intern toezicht op de besluitvorming en gedrag altijd sterker is. De

(21)

21

bleken vaker beslissingen te nemen in het belang van de organisatie dan de managers die alleen te maken hadden met een externe toezichthouder. Deze uitkomst wordt volgens de Waal (2014) verklaard door het verschil in nabijheid van de verschillende toezichthouders.

Of het nieuwe interne- en externe toezicht de in het verleden ontstane problemen bij woningcorporaties volledig zal voorkomen is nu nog prematuur om te stellen, omdat de nieuwe woningwet met ingang van 1 juli 2015 van kracht is en de nieuwe

governancecode woningcorporaties per 1 mei 2015 in werking is getreden.

In het kader van mijn onderzoek is het relevant om te onderzoeken in hoeverre de

kleine- en middelgrote woningcorporaties de governance code, die met ingang van 1 mei 2015 van kracht is, monitoren en onderdeel uit laten maken van hun interne procedures. In het jaarverslag 2015 zullen de corporaties namelijk verslag moeten uitbrengen over de toepassing en naleving van de governance code. De externe accountant ziet toe op de naleving en de toelichting in het jaarverslag.

2.5. Auditquality

De Angelo (2004) definieert de auditkwaliteit als volgt: aanvankelijk detecteert de accountant de tekortkomingen van het interne beheersingssysteem van de klant en ten tweede wordt deze tekortkoming door hem gemeld aan het management. Volgens De Angelo (2004) is de auditkwaliteit een gecompliceerd begrip en kan het niet duidelijk worden geïdentificeerd, werkelijk gemeten of constant worden waargenomen. De kwaliteit en betrouwbaarheid van financiële informatie wordt zichtbaar gemaakt, doordat de financiële informatie wordt gecontroleerd door een accountant en voorzien van zijn controleverklaring (PWC, 2008).

Een kwalitatief betere accountantscontrole is in het belang van gebruikers van de

jaarrekening en dus ook van de rapporterende ondernemingen, omdat deze bijdraagt aan het vertrouwen in de door deze ondernemingen gerapporteerde informatie (NBA, rapport in publiek belang 2015).

2.5.1. Betrouwbaarheid van de (financiële) verslaggeving

Onder betrouwbaarheid wordt verstaan, de informatie en processen die worden gebruikt bij het opstellen van het (jaar)verslag dat zodanig moet worden verzameld, geregistreerd, samengesteld, geanalyseerd en gepubliceerd en dat deze toetsbaar zijn, zodat de kwaliteit en relevantie van de informatie bepaald kan worden. (GRI, 2006).

Onder betrouwbare financiële informatie wordt verstaan: informatie, die tot stand is gekomen volgens daartoe vooraf gemaakte afspraken, zoals die zijn vastgelegd in handboeken,

(22)

22

richtlijnen, procedures en werkinstructies (B. Gadellaa en H. van der Wal, 2010). De parlementaire enquêtecommissie heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteit bij woningcorporatiesector. De betrokkenheid en signaalfunctie van de externe accountant waren onvoldoende. Op grond van het onderzoek van de commissie heeft zij een aantal aanbevelingen gedaan, die betrekking heeft op de rol van accountants in de

corporatiesector. (Parlementaire enquête Woningcorporaties, 30 oktober 2014) De aanbevelingen warende volgende:

1. De woningcorporaties moeten de status krijgen van 'organisatie van openbaar belang' (OOB) zodat ten aanzien van de accountantscontrole strengere eisen gaan gelden. 2. De accountant moet (dreigende) risico's signaleren en rapporteren.

3. De managementletters van de accountant gaan ook naar de Woonautoriteit.

4. Kostprijshedge-accounting moet worden verboden. Alle derivaten die een corporatie afsluit komen dan op de balans te staan.

De eerste drie aanbevelingen, met een impact op de betrouwbaarheid van de (financiële)verslaggeving, zal ik in mijn onderzoek bij de kleine- en middelgrote

woningcorporaties betrekken. Aangezien de genoemde aanbevelingen nog niet formeel van kracht zijn, is een onderzoek naar deze aanbevelingen en de impact hiervan op de

betrouwbaarheid van de (financiële)verslaglegging relevant.

DeAngelo (2004) concludeert in zijn onderzoek dat de kwaliteit van de audit afhankelijk is van de grootte van het accountantskantoor, omdat volgen DeAngelo (2004) de big four accountants een groter vermogen hebben om het gebruik van earningsmanagement door klanten te beperken.

Een andere factor, die de auditkwaliteit en betrouwbare verslaglegging beïnvloedt, is de verplichte roulatie. Het onderzoek van Cameran, Prencipe en Trombetta (2014) heeft uitgewezen dat de auditkwaliteit verbetert na een verplichte roulatie. Zij hebben de effectiviteit van een verplichte roulatie onderzocht door te analyseren op welke wijze de auditkwaliteit zicht ontwikkelt over de betrokken periode. Zij veronderstellen dat verwacht kan worden dat de auditkwaliteit verslechtert op het moment dat de accountant langdurig is betrokken bij de controleopdracht.

Als extra analyse, hebben Cameran, Prencipe and Trombetta (2014) het niveau van de auditkwaliteit in de eerste drie jaar, vergeleken na een verplichte roulatie met het niveau van de auditkwaliteit gevolgd door een vrijwillige roulatie. De uitkomsten suggereren in het algemeen, een positieve correlatie tussen de langdurige betrokkenheid van de accountant en kwaliteit van de accountantscontrole.

(23)

23

Johnson et al. (2002) veronderstellen dat een korte periode van betrokkenheid van de accountant gecorreleerd is met een lagere kwaliteit van de financiële rapportages. En dat de kwaliteit van de financiële verslaggeving dus niet verslechtert als gevolg van een langdurige betrokkenheid.

Daugherty, Dickins, Hatfield en Higgs (2013) hebben in hun onderzoek enerzijds gekeken naar de percepties van audit partners ten aanzien van de verplichte

partnerroulatie en afkoelingsperioden. Anderzijds hebben zij gekeken naar welk effect dit kan hebben op het privéleven van de partners, wat ten koste gaat van de

auditkwaliteit. In hun onderzoek wordt echter geconcludeerd dat een verplichte roulatie zorgt voor een vernieuwde, frisse blik op de organisatie wat resulteert in een betere kwaliteit- en betrouwbaarheid van de accountantscontrole.

In een eerder onderzoek van Johnson et al wordt derhalve gesuggereerd dat een verplichte roulatie op een controleopdracht, na een aantal jaren betrokken te zijn, niet in alle gevallen leidt tot een verbetering van de auditkwaliteit. Een verplichte roulatie na zeven jaar geldt voor accountantsorganisaties die Organisaties van Openbaar Belang (hierna: OOB’s) controleren. Dat betekent dat voor accountantsorganisaties, die geen OOB’s controleren, verplichte roulatie na zeven jaar niet verplicht is. Het onderzoek door de Parlementaire Commissie, 2014 heeft uitgewezen dat de rol van de accountant in het stelsel beter kan en moet.

In dit onderzoek is het van belang te onderzoeken of de accountantscontrole bij de kleine- en middelgrote woningcorporaties leidt tot een verbetering van de auditkwaliteit en hiermee tot een verbetering van de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging.

2.6. Kenmerken kleine- en middelgrotewoningcorporaties

Mijn onderzoek richt zich op de kleine- en middelgrote woningcorporaties. Aedes de branchevereniging van woningcorporaties staat voor de belangenbehartiging van haar leden. Voor de grootte van woningcorporaties baseert zij zich op het aantal verhuurde woningen. De kleine woningcorporaties verhuren 0 – 5000 woningen. 238

woningcorporaties vallen hieronder. Middelgrote corporaties verhuren tussen de 5001-10.000 woningen. De meeste corporaties in Nederland verhuren tussen de 0 – 5000 woningen. Het aantal woningen per grootteklasse over de periode 2012 en 2013 is gemeten.

(24)

24

Figuur 1 aantallen (Bron: CF, 2013)

Grootte Corporaties 2012 Woningen 2012 Corporaties 2013 Woningen 2013

0-5.000 woningen 243 446.405 238 437.380 5.001-10.000 71 499.083 73 519.757 10.001-20.000 40 555.745 37 510.934 20.001-50.000 18 566.864 18 567.480 >50.000 5 329.208 5 328.659 Nederland 376 2.397.305 371 2.364.210

Mijn onderzoek richt zich op de kleine- en middelgrote woningcorporaties. Naast de grootte van de woningcorporaties is in 2008 door het Centraal Fonds

Volkshuisvesting(CFV) een onderzoek verricht naar de geografische spreiding van woningcorporaties. Uit het onderzoek is gebleken dat het merendeel van de corporaties is gevestigd in het westelijke deel van Nederland: van de 430 corporaties in 2008 is bijna 45% (193) in het westen gelegen. In het noorden van het land zijn de minste corporaties terug te vinden. Hier zijn 38 corporaties actief. (Corporaties in wonen, Aedes 2015). Recentere resultaten over de geografische spreiding van woningcorporaties zijn niet bekend. Aedes beschikt wel over de gegevens van het aantal corporaties per regio.

(25)

25

Ervaring- en financiële deskundigheid bestuurders en toezichthouders

Het vervullen van de maatschappelijke opdracht van woningcorporaties vraagt om deskundige bestuurders en toezichthouders, die permanent investeren in hun kennis en kunde. Daartoe moeten bestuur en RvC zodanig zijn samengesteld dat de leden elkaar aanvullen en scherp houden.

Leden van het bestuur en de RvC dienen hun (financiële) kennis en expertise te blijven ontwikkelen door middel van trainingen en cursussen. (Aedes, Corporate Governance code woningcorporaties, 2015).

Waar maatschappelijke (publieke) taken worden verricht zijn spelregels noodzakelijk voor de sturing van de activiteiten gericht op het bedienen van de doelgroepen en de verantwoording daarover. Ook de RvC, de bestuurder en de accountant hebben met spelregels te maken. De cultuur bepaalt de mate waarin de spelregels niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest worden nageleefd. Uiteraard is toereikende kennis van de sector ook noodzakelijk. (VTW, de relatie tussen de RvC, het bestuur en de externe accountant; spel met meerwaarde, 2013) .

3. Onderzoeksmethode Inleiding

In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de onderzoeksmethode en de factoren uit de probleemstelling in hoofdstuk 1, die zijn onderzocht in relatie tot de bestaande

(wetenschappelijke) literatuur. In dit hoofdstuk wordt tevens ingegaan op de

onderzoekspopulatie en respons naar aanleiding van het versturen van de vragenlijsten aan de kleine- en middelgrote woningcorporaties en gehouden interviews met bestuurders en Financiële managers (controllers) van de onderzochte woningcorporaties.

3.1 Kwalitatief onderzoek

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is voor een kwalitatief onderzoek gekozen, omdat deze vorm van onderzoek een beeld geeft van de wensen, ervaringen, meningen en behoeften van de te interviewen doelgroep. (Baarda, de Goede en Teunissen (2005). De informatie, die noodzakelijk is voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag, is verkregen door interviews, gebaseerd op een vragenlijst . De vragenlijsten zijn verstuurd aan de Financiële managers (Controllers) en bestuurder(s) van de onderzochte

(26)

26

Gekozen is om voor de interviews open vragen te stellen. Door middel van het stellen van open vragen, geef je de geïnterviewde de ruimte om te vertellen wat hij belangrijk vindt. Hij kan zijn eigen antwoord formuleren en zelf de richting en inhoud van het gesprek bepalen. Nadeel hiervan is echt dat de kans bestaat dat de geïnterviewde erg uitweidt over het onderwerp. (Emans, 1989).

Door middel van gesloten vragen kan specifieke informatie van de geïnterviewde worden verkregen en kan worden nagegaan of je de ander goed begrepen hebt. Echter kan de geïnterviewde een passieve rol krijgen, voelt zich hierdoor wellicht minder verantwoordelijk voor het gesprek, geeft steeds kortere antwoorden en leidt ertoe dat de interviewer steeds weer nieuwe vragen moeten bedenken (Emans, 1989).

In tegenstelling tot een kwantitatief onderzoek, is een kwalitatief onderzoek beperkter van aard. In het kwalitatief onderzoek, wordt vaak een aantal casestudies behandeld, die leiden tot een conclusie.

3.2 Dataverzameling:Onderzoekspopulatie en respons

Zoals in paragraaf 2.6 besproken, is uit onderzoek gebleken dat het merendeel van de corporaties is gevestigd in het westelijke deel van Nederland. Aanvankelijk zijn ten behoeve van mijn onderzoek 3 middelgrote woningcorporaties, gevestigd in het noorden van Nederland geselecteerd, naast drie overige kleine corporaties in overige delen van Nederland. De drie middelgrote woningcorporaties in Groningen hebben medegedeeld niet aan het onderzoek mee te zullen werken, omdat zij eerder een aantal verzoeken van studenten over een gelijksoortig onderzoek afgenomen hebben. Om alsnog 3

middelgrote woningcorporaties in het onderzoek te kunnen betrekken, zijn overige middelgrote corporaties in Nederland benaderd.

De selectie van de drie kleine- en drie middelgrote woningcorporaties in Nederland heeft plaatsgevonden aan de hand van de groottecriteria van woningcorporaties volgens Aedes (tabel figuur 1. In paragraaf 2.6) en de lijst met kleine- tot grote corporaties volgens het jaarlijkse benchmarkonderzoek, die Aedes uitvoert met betrekking tot de woningcorporaties. De woningcorporaties zijn via de mail uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek.

(27)

27 Respons

Van de negen woningcorporaties, die via de mail zijn benaderd, hebben zeven

corporaties ingestemd met deelname aan het onderzoek. Vier middelgrote- en drie kleine woningcorporaties. Drie kleine- en drie grote corporaties zijn geïnterviewd.

3.3. Data Analyse

De verkregen data uit het interview zal ook geanalyseerd moeten worden. Om zoveel mogelijk informatie te kunnen gebruiken in de analyse, zijn de interviews opgenomen met een geluidsrecorder en vervolgens woord voor woord getranscribeerd. De resultaten van het transcriberen zijn opgenomen in bijlage VIII.

Voor alle analysestrategieën geldt dat de informatie moet worden gecodeerd (O'Leary, 2004). Om dit coderen op een goede manier te doen, dient de verkregen informatie eerst open gecodeerd te worden. Dit houdt in dat zonder voorkennis gekeken wordt naar interessante thema’s in de data. De codes die aan de informatie gehangen worden, zullen zo specifiek mogelijk beschreven worden, waardoor een groot aantal codes ontstaat (Boeije, 2005).

Vervolgens is met deze codes gekeken naar welke thema’s belangrijk zijn voor het onderzoek en welke wat minder relevant zijn, evenals dat wordt gekeken naar overkoepelende thema’s, waar meerdere codes onder geplaatst kunnen worden. Dit gedeelte van het proces is het axiaal coderen van de gegevens (Boeije, 2005). Na het axiaal coderen is sprake van een lijst van verschillende codes met een

beschrijving. Met deze codes worden de gegevens vervolgens gestructureerd en worden relaties gelegd tussen de verschillende gegevens, wat selectieve codering wordt

genoemd (Boeije, 2005).

Tot slot worden de relaties, die tijdens de selectieve codering zijn gelegd, vergeleken met de bestaande literatuur.

(28)

28 Hoofdstuk 4 Resultaten

Inleiding.

In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de gehouden interviews bij kleine- en middelgrootte woningcorporaties in Nederland.

In paragraaf 4.1. worden de onderzoeksresultaten, per onderzoeksvariabele besproken en de gevolgen, die de resultaten hebben voor de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging. In paragraaf 4.1.2 wordt ingegaan op de verschillen tussen kleine- en middelgrote woningcorporaties.

In paragraaf 4.2. zal een analyse gegeven worden van de onderzoeksresultaten en deze zullen gerelateerd worden aan de verwachte relaties in het conceptuele model in bijlage VII . De conclusie van de onderzoeksresultaten komt aan de orde in paragraaf 4.2.3. In de paragrafen 4.3. zal worden ingegaan op de discussie en beperkingen van het

onderzoek.

4.1. Beschrijving van de onderzoeksresultaten 4.1.1 Bevindingen per onderzoekvariabele

De resultaten van de interviews zijn ingedeeld en beschreven naar de onderzochte variabelen uit het conceptuele model: accountantscontrole, intern- en extern toezicht, betrouwbaarheid financiële verslaglegging en de nieuwe woningwet. Om tot de

resultaten van de interviews te komen, is gebruikgemaakt van de vragenlijst in (Bijlage VI) en de interviewverslagen in bijlage VII.

Accountantscontrole

In 2 van de 6 onderzochte corporaties is sprake van een langdurige betrokkenheid van de accountant bij de woningcorporatie. De 2 corporaties waarbij dus sprake is van een langdurige betrokkenheid van de accountant, wordt de overstap naar een nieuwe

accountantsorganisatie gezien als kwaliteitsverlies als gevolg van het verloren gaan van kennis en ervaring. Een beter alternatief zou volgens de respondenten zijn om in plaats van te rouleren van accountantsorganisatie, een wisseling binnen het controleteam door te voeren. Een van de geïnterviewde controller zag het nut en de noodzaak in voor roulatie en beargumenteerde dit als volgt:

(29)

29

‘’ We hebben sowieso regelmatig het beleid om te rouleren omdat het de accountant fris en scherp houdt. Ik denk wel dat wij na deze periode zullen bekijken of we niet moet switchen van accountant’’

Een ander motief om niet van kantoor te wisselen, is de tevredenheid over de accountant en de branchekennis van de accountant binnen de sector. Bij 1 van de 2 corporaties waarbij sprake is van een lange relatie met de accountant is de corporatie niet bekend met de verplichte accountantsroulatie en de overgangsregeling, die voor woningcorporaties geldt.

In alle van de onderzochte 6 corporaties staan de corporaties negatief tegenover meer regulering in de corporatiesector. Zij zijn van mening dat verdergaande regulering, zoals het aanmerken van strengere accountantscontroles bij woningcorporaties en het

aanwijzen van corporaties als een OOB niet leidt tot een verlaging van de

kwaliteitsverbetering van risico’s in de sector en de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging. In alle gevallen zijn de respondenten van mening dat frequent overleg tussen de RvC en het bestuur, tussen de auditcommissie met de accountant leidt tot transparantie en een verbetering van de financiële verslaglegging. Een van de respondenten gaf stellig aan te voldoen aan de governance:

‘’ We voldoen al jaren aan een Remuneratiecommissie en Auditcommissie ondanks dat we het niet verplicht hoeven doen we het wel. Het helpt je in de voorbereiding. En als je kijkt naar het schema hoe de accountant overlegt met de RvC en het bestuur, doen ze het goed. Jaarlijks maken ze een agenda. De gemaakte afspraken worden ook goed nagekomen’’

In het overleg komt het jaarverslag, de managementletter aan de orde en wordt gesproken over de belangrijke risico’s waarmee de corporaties geconfronteerd worden. 1 corporatie geeft zelfs aan dat de frequentie van het aantal overleggen gestaag toeneemt als gevolg van de nieuwe woningwet.

In 1 van de 6 gevallen is sprake van een belegging in financiële producten, zoals derivaten. In overeenstemming met de nieuwe woningwet is geen sprake van belemmerende

clausules op derivaten. De accountant is betrokken bij de controle van de derivaten en het beoordelen van de juiste waardering hiervan in overeenstemming met de vigerende beleids- en verslaggevingsregels.

(30)

30

Intern- en extern toezicht

In 2 van de 6 onderzochte corporaties wordt gebruik gemaakt van een risicomanagement tool om de belangrijkste risico’s van de corporaties te inventariseren en de risico’s te ondervangen. Een van de bestuurders interpreteerde als volgt:

‘’ Wat we gedaan hebben is in 2011 de laatst versie van ons risicomanagement beoordeeld.

En die hebben we vanuit de organisatie neergezet volgens een eigen model. Wel zoveel als mogelijk op hoofdlijnen proberen neer te zetten, anders zijn we dagelijks bezig om ons raamwerk te onderhouden. Om de commissarissen er een goed gevoel bij te geven, hebben we ons model extern laten beoordelen. En hierin hebben we ze in laten begeleiden’’.

Deze corporaties vinden het zelfbewustzijn van het creëren van risico’s bij medewerkers binnen de organisatie een belangrijk aandachtspunt. Het bewustzijn voor risico’s is meer aanwezig op een lager niveau in de organisatie dan bij de RvC. De RvC is volgens de respondenten wel betrokken bij de risico’s die binnen de corporatie spelen. De belangrijkste risico’s binnen de corporatie zijn in kaart gebracht en worden ondervangen.

Alle onderzochte corporaties besteden in hun jaarverslag aandacht aan risicomanagement

Alle respondenten zijn van mening dat de informatieverstrekking met betrekking tot de fit- en propertest heeft geleid tot een administratieve lastenverzwaring. De interne procedures bij de corporaties zijn er volgens de respondenten wel op gericht om tijdig te kunnen voldoen aan de informatieplicht richting de Autoriteit Woningcorporaties. 5 van de 6 corporaties geeft aan dat de nieuwe fit- en propertest een effectief middel is om kwalitatief goede bestuurders te kunnen aantrekken. De fit- en propertest verhoogt enerzijds het bewustzijn binnen de corporaties ten aanzien van de kwalitatief goede bestuurders en anderzijds zou het verdergaande misstanden in de sector moeten voorkomen.

De fit- en propertest wordt gezien als een effectief middel om ‘’vriendjespolitiek’’ in de sector te vermijden, maar dan niet via de externe toezichthouder. Een van de bestuurders citeerde als volgt:

‘’ als je werkelijk zegt dat je de RvT onafhankelijk wil hebben, benoem dan een pool van toezichthouders vanuit Den-Haag. Gooi ze daar allemaal in, corporatie X heeft een nieuwe bestuurder nodig? Akkoord…. Daar komt hij of zij aan’’ Hiermee kun je alle vriendjespolitiek en oldboys netwerk uitzetten’’

De fit- en propertest wordt dus over het algemeen gezien als een effectief middel, maar geeft geen 100% waterdichte zekerheid over de kwaliteit van bestuurders

(31)

31

accountantscontrole gehad op de fit- en propertest, als onderdeel van het externe toezicht:

‘’ ik kan me voorstellen dat de Autoriteit Woningcorporaties’’ bij een nieuwe bestuurder of commissaris wil weten dat de accountant heeft vastgesteld dat de procedures rondom de fit- en propertest zijn nageleefd’’

Alle onderzochte corporaties zijn transparant over de verslaglegging aangaande de WNT in hun jaarverslag. Volgens de respondenten controleert de accountant de bezoldigingen van de toezichthouders. In 2 van de 6 gevallen, geven respondenten aan dat de WNT geen gevolgen heeft voor het aantrekken van kwalitatief goede bestuurders bij woningcorporaties. In circa 67% van de gevallen is de corporatie in de veronderstelling dat de WNT wel als een belemmering wordt gezien, in die zin dat de maximering van bezoldigingen, mogelijk zal leiden tot het aantrekken van kwalitatief slechte bestuurders op termijn omdat de

bezoldiging bij kleine corporaties laag is in relatie tot de toegenomen verantwoordelijkheid van bestuurders onder de nieuwe woningwet. Meer jongeren en vrouwen zullen de

bestuursfunctie gaan vervullen omdat het lagere salaris onder de WNT voor ervaren bestuurders mogelijk minder aantrekkelijk wordt gevonden. De WNT is doorgeslagen naar woningcorporaties als gevolg van de perikelen bij woningcorporatie Vestia. Een van de respondenten bij de kleinere corporaties illustreerde deze constatering als volgt:

‘’zeker voor dit soort clubs zouden ze mij niet meer kunnen aannemen. En voor nieuw aan te trekken bestuurders, moeten we maar zien wie er dan nog komt. We hebben nu iemand die het leukt vind om de bestuursfunctie erbij te doen en doet er nog andere dingen naast. Dat mag ook, maar ja we moeten maar zien hoe het loopt. Ik denk wel dat de beloningen wel een probleem zijn. We zullen het zien over bijvoorbeeld tien jaar, of de WNT inderdaad zo handig is geweest’’

In 5 van de 6 gevallen wordt de nieuwe governance code voor woningcorporaties nog niet volledig gevolgd. Hiermee zijn de corporaties op het moment wel bezig om dit voor het jaarverslag 2015 gereed te hebben. Oorzaak van het nog niet volledig voldoen aan de nieuwe governance code is de onderbezetting en de administratieve lastenverzwaring, die de nieuwe woningwet met zich meebrengt. De corporaties geven aan dat er al een

corporate governance code bestond voor de komst van de nieuwe woningwet, maar dat de nieuwe code een aanvulling betreft. Het wiel hoeft dus niet opnieuw uitgevonden te worden.

(32)

32

Betrouwbaarheid financiële verslaggeving

Om betrouwbare en kwalitatief goede informatie te kunnen verstrekken is een goede administratieve organisatie en interne beheersing van de bedrijfsprocessen onontbeerlijk. Zeker door de kleine corporaties wordt dit door één van de respondenten beaamd:

‘’ We zijn maar met drie man Financiën, dat dan de directeur nog even wat bankrekeningen dubbel checkt om frauderisico’s tegen te gaan. Als je groter bent kun je dat bijvoorbeeld systeemtechnisch beter inregelen. Dus dat ik onder andere de nieuwe

crediteurenstamgegevens kan opvoeren en de bankrekeningnummers kan wijzigen, maar bijvoorbeeld ook niet nog eens andere dingen in het betaalproces’’

De respondenten geven aan dat hun bedrijfsprocessen ‘’in control’’ zijn. Zij zijn van mening dat de accountant een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging. De accountant beschikt volgens hen over de nodige expertise op het gebied van administratieve organisatie en interne beheersing en

verslaggeving. In één geval heeft een respondent aangegeven dat bijvoorbeeld het afgeven van een ‘’in control statement’’ zoals beursgenoteerde ondernemingen doen, wordt gezien als schijnzekerheid en dus geen garantie geeft voor tekortkomingen in de administratieve organisatie. Bij alle onderzochte 6 corporaties wordt onderkend dat men niet volledig bekend is met de inhoud van het accountantsprotocol. Een van de respondenten gaf aan dat het protocol nog wat ‘’voeten’’ in de aarde heeft gehad’’ en verwoordde dit als volgt:

‘’ Het was een enorm klusje geweest en de controle van het afgelopen jaar is ook moeizaam verlopen omdat het accountantsprotocol laat bekend was geworden en niet geheel

duidelijk’’. Hierover heeft onze accountant overigens ook geklaagd, dat het protocol op een gegeven moment tot stand komt, en dat als de Autoriteit zoveel eisen stelt in een laat stadium de accountant een grotere steekproef moet trekken, met het risico te lopen om een verklaring met een oordeelonthouding te verstrekken’’

De respondenten geven aan een belangrijke rol voor de accountant te zien bij het op een juiste wijze uitvoeren van de regels in overeenstemming met het accountantsprotocol. De corporaties zijn wel van mening dat zij ook op hoofdlijnen aangesloten moeten zijn bij de voorschriften uit het accountantsprotocol.

Alle woningcorporaties van klein tot middelgroot dienen hun onroerend goed te waarderen tegen de marktwaarde in plaats van tegen de bedrijfswaarde. Voor het beoordelen van de juiste waardebepaling en de stelselwijziging van bedrijfs- naar marktwaarde wordt gesteund op de expertise van de accountant. In 1 geval heeft de corporatie aangegeven de

(33)

33

het specialisme hieromtrent intern niet aanwezig is.

Nieuwe woningwet

5 van de 6 corporaties veronderstellen, dat de nieuwe woningwet zal leiden tot minder misstanden in de corporatiesector. Ook zal de kwaliteit van de informatievoorziening verbeteren, als gevolg van het externe toezicht op corporaties. De betrokkenheid van de accountant blijft noodzakelijk om kwalitatief goede informatie te kunnen verstrekken. In het onderzoek zijn kleine- en middelgrote corporaties onderzocht. Deze corporaties

benadrukken, dat het bij veel corporaties jaren goed is gegaan, al voor de komst van de nieuwe woningwet. Zij vinden dat zij nu de dupe zijn van de misstanden bij de grotere corporaties. 1 corporatie in het onderzoek geeft aan dat de nieuwe woningwet het werken bij de corporatie minder leuk maakt. Dit werd door de geïnterviewde als volgt onderbouwd:

‘’ De grote hoeveel aan regels, maakt het wel lastiger om het leuk te vinden, omdat je

steeds meer een trechter ingeduwd wordt en dat haalt uitdagingen en creativiteit weg. Dit is lastig. Zeker als je altijd goed op je bedrijfsvoering gelet hebt en het goed in de benchmark doet etc.

4.1.2 Verschillen tussen grootte van woningcorporaties

Ten behoeve van het onderzoek zijn drie kleine- en drie middelgrote woningcorporaties geïnterviewd. De uitkomsten van het onderzoek hebben niet geleid tot wezenlijke verschillen tussen kleine- en middelgrote woningcorporaties.

In vergelijking met de middelgrote corporaties is opgevallen, dat 2 van de drie kleine corporaties hun interne bedrijfsprocessen op orde hebben, maar dat meerdere taken en bevoegdheden vaak bij één persoon zijn belegd. Medewerkers controleren elkaar onderling en dat kost vaak extra tijd. Een extra medewerker aanstellen, kost ook weer extra geld. De kleine corporaties vinden over het algemeen, dat de nieuwe woningwet leidt tot een enorme administratielastendruk. Men verlangt dat voor de kleine corporaties de woningwet op onderdelen nog zal worden aangepast, waardoor kleine corporaties niet, net als bij de (middel)grotere corporaties, aan alle voorwaarden van de woningwet hoeven te voldoen.

Een kleine corporatie heeft tijdens het onderzoek aangegeven, dat corporaties tot 1.500 verhuureenheden vrijgesteld worden van de OOB status. Deze informatie is op 16 december 2015 jl. bekendgemaakt volgens de respondent op de site van de brancheorganisatie Aedes. Voor OOB’s gelden onder frequentere accountantscontroles en strenger extern toezicht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast doet het feit dat er binnen de EU- wetgeving voor de financiële verslaggeving voor kleine en middelgrote ondernemingen bestaat, de vraag rijzen wat de gevolgen van

Om de effecten van verte- kende ‘herinneringen’ te verminderen, heb ik ook gebruik gemaakt van feitelijke informatie uit documenten (triangulatie) zoals het jaarverslag

De netwerkactoren zullen sneller met MKB Oost-Nederland gaan samenwerken en een beroep doen op haar middelen, indien zij een positief beeld hebben van MKB Oost-Nederland, veel

Kenmerkend is ook dat de case in zijn natuurlijke omgeving wordt bestudeerd. Een ander karakteristiek van een casestudy is dat wordt getracht een integraal beeld te krijgen van

Na overleg met de beleidsarcheologe van het Agentschap R-O Vlaanderen – Onroerend Erfgoed werd besloten om de zone met relatief goed bewaarde podzolbodem net ten zuiden van de

In the Pastoral care of meted out to caregivers, they should get assistance to make that choice, to ‘shift’ them, so that despite the suffering of patients, despite the

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk