University of Groningen
Historische landschapsecologie van Noordoost-Twente
Smeenge, Harm
DOI:
10.33612/diss.134199426
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date: 2020
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
Smeenge, H. (2020). Historische landschapsecologie van Noordoost-Twente: Acht interdisciplinaire studies op het snijvlak van aardkunde, ecologie en cultuurhistorie (ca. 13.000 BP – heden). University of
Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.134199426
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
Stellingen behorende bij het proefschrift van
Harm Smeenge
Historische landschapsecologie van
Noordoost-Twente
Acht interdisciplinaire studies op het snijvlak van aardkunde, ecologie en
cultuurhistorie (ca. 13.000 BP – heden)
te verdedigen op 15 oktober 2020 aan de Rijksuniversiteit Groningen
1. Het ontstaan van het landschap is het best te ontrafelen door interdisciplinair onderzoek vanuit de driehoek aarde, natuur en mens. Deze benadering vereist een aanpak op diverse
schaalniveaus en tijdvakken (dit proefschrift).
2. Het gebied ten oosten van de stuwwallen van Ootmarsum en Oldenzaal en de rijksgrens is grotendeels een fossiel Pleistoceen rivierenlandschap (dit proefschrift) en geen
dekzandlandschap, zoals de bestaande literatuur en fysisch-geografische kaarten laten zien (Hoek, 1997; Jansen, 2000; Van Beek, 2009; Maas et al., 2017).
3. In het Pleistocene rivierkommenlandschap tussen de Ootmarsumse stuwwal en de Dinkel vond vanaf de middeleeuwen opnieuw grootschalige rivierdynamiek plaats door de bouw van watermolens (dit proefschrift).
4. De veenvorming in de dalen van de Ootmarsumse stuwwal begon in de late middeleeuwen en is een gevolg van ontbossing en de bouw van watermolens (dit proefschrift).
5. De door grondwater gevoede blauwgraslanden en zwak gebufferde wateren in de
natuurreservaten Punthuizen en Stroothuizen zijn ontstaan na het afgraven van hoogvenen die tot ontwikkeling waren gekomen in Pleistocene riviergeulrelicten (dit proefschrift).
6. Noordoost-Twente wordt beschouwd als een refugium voor de kleinbladige linde (Westhoff et
al., 1973; Maes & Van Vuure, 1989; Weeda et al., 1987). Tot ver in de 17de eeuw kwamen
lindebossen op zandbodems voor in het oostelijke deel van deze regio (dit proefschrift). Voor het herstel van de basentoestand van de verzuurde eiken-beukenbossen is herintroductie van de kenmerkende bomen en struiken van deze loofbossen wenselijk, vanwege de milde humus die ze vormen.
7. De bijdrage van historische rechtsbronnen, toponiemen, cartografische gegevens en mondelinge overlevering aan aardkundig en ecologisch onderzoek is groot (dit proefschrift).
8. Historisch landschapsecologisch onderzoek laat zien dat natuurgebieden veranderlijker zijn dan ecologen en beleidsmakers doorgaans vermoeden (dit proefschrift).
9. Uitleg over de vorming en ontwikkeling van het landschap aan beleidsmakers, terreinbeheerders en bewoners leidt tot draagvlak voor het uitvoeren van inrichtings- en beheermaatregelen op historisch-landschapsecologische grondslag (dit proefschrift).
10. Een open werkcultuur, waarin ontdekkingen of inzichten meteen worden gedeeld, onbeschaamd wordt gelachen en gehuild, bevordert, samen met het regelmatig op vakantie gaan, de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek.
11. Avontuur levert jonge én oude mensen de creativiteit, het inzicht en de mentale kracht die nodig zijn voor het doorstaan van beproevingen.