• No results found

‘Het rendement van de buurtagent’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Het rendement van de buurtagent’ "

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage I

Beschrijving GGPZ

(2)

Een beknopte beschrijving van GGPZ Filosofie

Gebiedsgerichte politie is gebaseerd op het geloof dat de uitdagingen van deze tijd berusten op een ‘full-service’ politieproduct, pro-actief en reactief. Hierbij wordt de burger als meer dan gelijkwaardige partner beschouwd in het proces van analyse, prioritering en oplossing van problemen, onveiligheidsgevoelens, druggebruik, sociale en psychologische verstoring van de openbare orde en verval van buurten. De belangen van de straat staan daarbij centraal.

Gezicht

Door voor langere tijd een politieman aan te stellen, die verantwoordelijk is voor en zeggenschap heeft over de politiezorg in een gebied, krijgt de politie een herkenbaar gezicht.

Pro-actief

Gebiedsgerichte politie kent een sterke heroriëntatie op de opsporingstaak, niet op zich staand maar als onderdeel van de probleemgerichte aanpak. Als wezenlijk onderdeel van het ‘full-service’

concept worden de reactieve responsen aangevuld met poractieve activiteiten, bedoeld om te voorkomen dat een probleem ontstaat of escaleert.

Surveillance

De medewerkers van een gebiedsgerichte organisatie werken en surveilleren in hun gebied. Zij treden zoveel als mogelijk op buiten de surveillanceauto’s.

Permanent

Gebiedsagenten worden voor langere duur aangesteld in een gebied, zodat ze de tijd en de gelegenheid krijgen contacten op te bouwen en ‘partnership ‘aan te gaan met de burger. Zij zijn de korpschef zinder personeel en verrichten in principe alle voorkomende taken. De

gebiedsagenten worden zo min mogelijk ingezet voor vervanging van andere functionarissen binnen de organisatie.

Plaats

Alle taken en verantwoordelijkheden, ongeacht omvang en gewicht, worden uiteindelijk op gebiedsniveau gedefinieerd. De gebiedsgerichte organisatie decentraliseert politiemensen, zo mogelijk inclusief de rechercheur, zodat het ‘hun’ wijk wordt. Niet alleen wordt de gebiedsagent een zo groot mogelijke autonomie verleend, de overige politiemensen wordt voldoende ruimte gegeven om hun ondersteunende taak te kunnen uitvoeren bij het probleemgericht werken.

Partnership

Gebiedsgerichte politiezorg bevordert samenwerking tussen de burger en zijn politie en andere actoren, en is gebaseerd op wederzijds respect en gelijkwaardigheid.

Probleem oplossend

De missie van de politie wordt zodanig gedefinieerd dat probleemgericht werken daarin centraal komt te staan. De mate van succes wordt meer bepaald door kwalitatieve aspecten (de soort problemen die zijn opgelost) dan door kwantitatieve aspecten (oplossingspercentage e.d.).

(3)

Bijlage II

Beschrijving onderzoek

‘Het rendement van de buurtagent’

(4)

‘Het rendement van de buurtagent’

Zowel binnen de Politie Fryslân als bij haar partners en de maatschappij in algemene zin, is de behoefte ontstaan naar meer inzicht in het functioneren van gemeenschappelijke veiligheidszorg.

In essentie gaat het dan om een aantal simpele vragen als:

- Hoe ver zijn we gevorderd met de invoering van gemeenschappelijke veiligheidszorg?

- Wat levert deze werkwijze nu feitelijk op?

Deze vragen bleven tot nu toe onbeantwoord, doordat beantwoording ervan niet zo eenvoudig is als het lijkt. In de komende tijd zal de politie Fryslân samen met onderzoeksbureau Extreme Consultancy onderzoeken in welke mate gemeenschappelijke veiligheidszorg geïntegreerd is en wat het oplevert.

Het onderzoek bestaat uit de volgende zes stappen:

1. Wat investeren we in Gebiedsgebonden Politiezorg op teamniveau?

2. In hoeverre leidt dat tot verandering in werkwijze van team?

3. Welke resultaten levert dat op teamniveau op?

4. Wat investeren we in GGPZ als organisatie?

5. In hoeverre leidt dat tot verandering in werkwijze van de organisatie?

6. Welke resultaten levert dat op voor de organisatie?

(5)

Bijlage III

Functie buurtagent

(6)

Incidentafhandeling

1. Het houden van preventief toezicht op de veiligheid in de buurt (I-1).

2. Het houden van repressief toezicht op veiligheid in de buurt (I-2).

3. Het regelen van politieondersteuning in de buurt in samenwerking met externe partners (I-3).

4. Het aanwezig zijn in de buurt (I-4).

5. Actie ondernemen maar aanleiding van wijkproblemen (I-5).

Probleemoplossend

1. Het zelfstandig oplossen van voorkomende problemen in de buurt (P-1).

2. Het onderneemt van actie naar aanleiding van individuele problemen in de buurt (P-2).

3. Het organiseren van projecten in de wijk in samenwerking met externe partners (P-3).

Advies/ informatieverstrekking

1. Het verzamelen van informatie over de buurt en de daar voorkomende problematiek (A- 2. 1). Het bewerken van de informatie en deze doorspelen naar de juiste personen (A-2).

3. Het adviseren van de leiding en de medewerkers van het team ten aanzien van problematiek in de buurt en mogelijke oplossingen (A-3).

Netwerken

1. Het onderhouden van een (informatie)netwerk in de buurt (N-1).

2. Het opbouwen van een (informatie)netwerk in de buurt (N-2).

3. Het opbouwen van een netwerk ten aanzien van externe partners en dit onderhouden (N- 4. 3). Aanwezig zijn bij werkgroepen binnen de buurt (N-4).

Contacten

1. Het begeleiden van minder ervaren collega’s (C-1).

2. Het onderhouden van interne contacten met de teamleiding met betrekking tot probleemoplossing in de buurt (C-2).

3. Het onderhouden van interne contacten met de teamleden met betreking tot probleemoplossing in de buurt (C-3).

4. Het onderhouden van externe contacten in het kader van mogelijke samenwerkingsverbanden gericht op de problematiek in de buurt (C-4).

5. Het zorgen voor terugkoppeling van wijkacties naar betrokkenen (C-5).

(7)

Bijlage IV

De belangrijkste competenties voor de buurtagent

(8)

1. Opbouwen/ onderhouden netwerk

Het vermogen om een netwerk van contacten (in- en extern) op te bouwen en te benutten dat soms op korte termijn, maar zeker op lange termijn functioneel kan zijn.

Ik activeer anderen om samen met mij problemen in de wijk aan te pakken

Ik leg actief contact met relevante partijen in veiligheid

Ik maak en behoud goede interne contacten

Ik maak en behoud goede externe contacten

Ik kom afspraken na en weet hierdoor mensen voor mij te winnen

Ik kan met mensen op allerlei niveaus omgaan 2. Luisteren

Belangrijke boodschappen oppikken uit mondelinge communicatie; aandacht en ruimte geven aan gesprekspartners, op reacties ingaan en waar nodig kunnen doorvragen.

Ik ben niet met andere werkzaamheden bezig terwijl een ander tegen mij spreekt

Ik toon een open en aandachtige houding ten opzichte van collega’s

Ik toon een open en aandachtige houding ten opzichte van wijkbewoners

Ik toon een open en aandachte houding ten opzichte van de teamchef

Ik stel de juiste wedervragen

Ik vraag goed door om het werkelijke probleem te achterhalen

Ik neem de non-verbale signalen van de ander waar en stemt zijn gedrag indien nodig daarop af 3. Initiatief

Kansen zien en er naar handelen; uit zichzelf zaken oppakken.

Ik neem veelal uit mijzelf het voortouw, zet vaak de eerste stap

Ik zet anderen aan tot het nemen van initiatief, stimuleer burgers tot zelfredzaamheid

Ik neem initiatief tot het leggen van contacten met (probleem) burgers in zijn wijk

Ik signaleer (toekomstige) problemen in mijn wijk en pak deze op voordat ze escaleren

Ik neem het initiatief mijn werkrooster aan te passen aan de eisen van het werk

Ik heb niet veel aanmoediging nodig 4. Betrokkenheid

Toont betrokkenheid naar de burger en naar instanties waarmee gewerkt wordt, is gericht in handelen en denken op het welzijn en de tevredenheid van de burger en andere contacten.

Ik voel me verantwoordelijk om samen met partners in veiligheid zaken op te lossen in mijn wijk

Ik toon een geïnteresseerde houding voor mijn werk

Ik toon een geïnteresseerde houding voor collega’s

Ik toon een geïnteresseerde houding voor de organisatie

Ik heb een mening en ideeën over mijn werk

Ik neem deel aan belangrijke activiteiten en bijeenkomsten in mijn wijk

Ik ben aanwezig in mijn wijk wanneer ik er moet zijn

Ik neem kennis van nieuwe ontwikkelingen op mijn vakgebied

Ik voel me verbonden met de politieorganisatie

Vergeleken bij anderen ben ik zeer betrokken bij dit werk

Ik voel me betrokken bij het wel en wee van de organisatie

Mijn werk is voor mij heel belangrijk

(9)

5. Samenwerken

Actief bijdragen aan samenwerking voor gemeenschappelijke doelen, ook wanneer dat geen direct persoonlijk belang dient; daartoe de onderlinge communicatie bevorderen.

Ik enthousiasmeer anderen om zich in te zetten voor mijn wijk

Ik besteed werkzaamheden aan de juiste personen uit

Ik informeer de noodhulp goed zodat zij soepel zaken kunnen oppakken

Ik informeer het wijksecretariaat zodat zij soepel zaken kunnen oppakken

Ik informeer externe partners in veiligheid goed zodat zij soepel zaken kunnen oppakken

Ik informeer mijn teamchef goed zodat deze soepel zaken kan oppakken

Ik zorg dat anderen hem tijdig en goed op de hoogte houden over zaken in mijn wijk

Ik heb aandacht voor de inspanningen van anderen; gun anderen het succes

Ik motiveer, stimuleer ook anderen om het doel (gezamenlijk) te bereiken 6. Vakkennis

De mate waarin wordt beschikt over inhoudelijke kennis en vaardigheden, benodigd om het vak adequaat uit te oefenen, hetgeen blijkt uit de aanpak van problemen/ vragen.

Ik ken de ‘sociale kaart’ in mijn wijk

Ik ken de meest actieve daders in mijn wijk

Ik hou mijn algemene politie basisvaardigheden op peil

Ik ken het algemene beleidsplan en de speerpunten van de organisatie

Ik kan een zaak (tot middelzware criminaliteit) zelfstandig afhandelen 7. Probleemanalyse

Bij het doorgronden van een probleem een complex van factoren overzien, daarin hoofd- en bijzaken onderscheiden en verbanden leggen tussen verschillende aspecten.

Ik deel problemen op in hoofd- en bijzaken

Ik kom snel tot de kern van de zaak

Ik leg verbanden tussen de verschillende factoren in een bepaalde situatie

Ik herken complexe problemen

Ik kijk dieper dan alleen naar de oppervlakte van een probleem

(10)

Bijlage V

Opzet oorspronkelijke cursus GGPZ

(11)

Veld

12 3 45 6 78 9

Advisering

‘Leiding’ Organisatie ontwikkeling

‘Team’

Opleiding/

training

‘Doelgroepen’

Leerbereidheid, bewustwording, beperktheid politie,

ketenbenadering, blijven leren.

Netwerken, relatie burgers, probleem gericht werken, onderhandelen, vergaderen.

Stijl van leidinggeven, inrichting team, rol ondersteunende diensten afstemming bevoegd gezag (etc.)

Schema 3: begeleidingsvormen

1. Teamontwikkeling of organisatieontwikkeling gericht op leerbereid, bereidheid en wil om naar buiten te kunnen kijken, bewustwording van de beperktheid en afhankelijkheid van de politie, de noodzaak om in een keten samen te werken en daarbij op zoek te gaan naar innovatieve en creatieve oplossingen (velden 1 t/m 3)

2. Opleidingen voor functionele doelgroepen, duaal en competentiegericht van karakter, in ieder geval voor de buurtagenten, recherche, meldkamer,

vreemdelingendienst, BPO, andere ondersteunenden afdelingen (met name de velden 4 t/m 6)

3. Training, begeleiding en advisering van management wat betreft sturing en leiderschap (met name velden 7 t/m 9)

(12)

Bijlage VI

Leerdoelen huidige cursus GGPZ

(13)

Leerdoelen voor de buurtagent opgesteld door het korps

Heeft een visie op de buurtontwikkeling t.a.v. veiligheid/leefbaarheid

Brengt de buurt in beeld:

- het (laten) maken van een goede gebiedsbeschrijving - het maken van een actuele netwerkbeschrijving - het uitvoeren van een buurtscan

ƒ het inventariseren van vraagstukken en/of problemen in de buurt door gebruik te maken van meerdere bronnen, zowel objectieve als subjectieve bronnen en de juiste methoden te kiezen te behoeve van de

informatieverzameling

ƒ het analyseren van deze informatie

ƒ het geven van advies aan de chef t.a.v. de problemen nu, problemen van morgen, prioriteiten, politie haar aandeel en de partners hun aandeel

Betrekt burgers, partners, collega’s bij het proces van de buurt in beeld brengen

Heeft zicht op de door de burger gewenste rol

Vormt een ‘gezicht’ in de buurt namens de politie; weet op welke verschillende wijze hij in beeld kan komen bij (delen van de) buurt

Werkt planmatig en resultaatgericht

Werkt aan problemen/vraagstukken langs een probleemgerichte aanpak

Streeft naar duurzame resultaten

Maakt een bewuste afweging tussen repressie en preventie

Maakt in de aanpak een onderscheid tussen ‘ klusjes’, ‘onderhoud’ en ‘hardnekkige problemen’

Bewaakt de grens tussen politietaken/hulpverleningstaken bewust

Streeft naar een effectieve samenwerking met anderen, zowel intern als extern

Zorgt voor en goed netwerk, onderhoudt deze efficiënt en kan effectief handelen in netwerk

Mobiliseert anderen waar nodig effectief

Werkt aan goede interne rol (collega’s en chefs) en weet wat hij aan andere medewerkers/afdelingen in de politieorganisatie wil vragen

Doelen teamontwikkeling

Teamleden zijn in staat om hun werkzaamheden zo vorm te geven dat zij het gebiedsgerichte werken binnen de regio versterken.

Welke doelen en resultaten wil het team bereiken op het gebied van GGPZ?

Hoe verdelen we het werk en wie gaat wat doen?

Hoe ziet de planning en tijdsbesteding van het team er uit?

Hoe verloopt de samenwerking en de besluitvorming in het team?

Op welke wijze willen teamleden en het team zich verder ontwikkelen?

Welke overlegorganen worden gebruikt en zijn functioneel?

Hoe gaan we om met kwaliteit, professionele en niet professionele partners?

Hoe meten we onze resultaten en vorderingen?

Wat is onze gewenste teamcultuur/ welke afspraken maken we over gedragscodes van de teamleden?

(14)

Bijlage VII Beschrijving cursus

‘Gebiedsgerichte politiezorg’

(15)

De buurt in beeld

Functie en inhoud van

1. gebiedsbeschrijving 2. netwerkbeschrijving 3. buurtscan

Nederlandse Politie Academie Versie 2.5. - januari 2004

(16)

De buurt in beeld

Regiopolitie Fryslân

Gebiedsgerichte politiezorg:

Werken aan veiligheid en leefbaarheid:

accent op resultaat

Uitgebracht door:

Nederlandse Politie Academie, Apeldoorn

Ontwikkeld door:

F. Estejé

M.J.M. Jansen

H.G.M. van Kempen P.H. Meijs

Dit naslagwerk is in nauwe samenwerking met diverse ervaringsdeskundigen tot stand gekomen.

We realiseren ons echter dat er nog meer, niet bij ons bekende, ervaringen zijn die de moeite waard zijn om op te nemen. We nodigen u dan ook nadrukkelijk uit, te reageren op de inhoud indien u opmerkingen of aanvullingen heeft die de kwaliteit of volledigheid van dit naslagwerk kan verhogen.

(17)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Gemeenschappelijke veiligheidszorg

1.1. Veiligheidszorg kan alleen gemeenschappelijk zijn 1.2. Op weg naar…

1.3. Regiospecifieke informatie 1.4. De buurt in beeld

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1. Geografische indeling 2.2. Sociale infrastructuur 2.3. Ruimtelijke infrastructuur 2.4. Evenementen

2.5. Risico’s 2.6. Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. 2.1. t/m 2.5.

Hoofdstuk 3 Netwerkbeschrijving

3.1. Het hoe en waarom van ketenpartners 3.2. Netwerkkaart

3.3. Projecten

3.4. Communicatiematrix

3.5. Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. 3.2. t/m 3.4.

Hoofdstuk 4 Probleeminventarisatie op basis van cijfers

4.1. Aard en omvang van de feitelijke inbreuken 4.2. Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. 4.1.

Hoofdstuk 5 Probleeminventarisatie op basis van informatie van burgers 5.1. De toegevoegde waarde

5.2. Buurtschouw 5.3. Wijkmeeting 5.4. Enquête 5.5. Interviews 5.6. Fotowedstrijd

5.7. Te verwachten ontwikkelingen ten aanzien van 5.1.

Hoofdstuk 6 Analyse van de gegevens uit de buurt 6.1. Doel

6.2. Werkwijze

Hoofdstuk 7 De buurtscan als basis voor veiligheidsbeleid 7.1. Relatie buurtscan en wijkveiligheidsplan

Hoofdstuk 8 Advies aan de chef 8.1. Doel

8.2.Werkwijze

(18)

Hier is in schema de relatie tussen dit naslagwerk ‘buurt in beeld’en de opleiding voor buurtagenten weergegeven.

Dit naslagwerk bevat de hoofdstukken 1 tot en met 8. Deze hoofdstukken zullen gedurende de verschillende fases van de opleiding aan de orde komen.

Fase 1

Hoofdstuk 1 uit Buurt in Beeld

Inleiding Gemeenschappelijke Veiligheidszorg

Fase 2

Hoofdstuk 2 uit Buurt in Beeld Gebiedsbeschrijving

Fase 3

Hoofdstuk 3 uit Buurt in Beeld Netwerkbeschrijving

Fase 4

Hoofdstuk 4 uit Buurt in Beeld Inventarisatie op basis van cijfermatig materiaal

Fase 5

Hoofdstuk 5 uit Buurt in Beeld

Inventarisatie op basis van beleving / ervaring uit buurt

Fase 6

Hoofdstuk 6 uit Buurt in Beeld

Analyseren van dynamische gegevens en verkennen van problemen

Opleiding Buurtagent (OBA)

De buurtscan Fase 4 t/m 7

Fase 7

Hoofdstuk 7 - 8 uit Buurt in Beeld

Adviseren aan teamchef + kiezen van het probleem in relatie tot beleid

Fase 8

Probleemaanpak mbv methodiek

‘oorzaakgericht werken’

Deel 1 Proeve van Bekwaamheid (Binnen eigen Korps) Fase 1 t/m 7

Eindfase

Gesprek CEP / LSOP examinatoren

Deel 2 Proeve van Bekwaamheid Fase 8 statische gegevens

dynamische gegevens

(19)

1. Gemeenschappelijke veiligheidszorg

1.1. Veiligheidszorg kan alleen gemeenschappelijk zijn

Nog vaak wordt door burgers en instanties verwacht dat het exclusief een taak van de politie is om volledig garant te staan voor de veiligheid van onze samenleving.

Gemeenschappelijke veiligheidszorg begint echter met het inzicht dat de politie niet in staat is om alleen, zonder hulp van anderen, garant te staan voor de veiligheid van iedereen in deze maatschappij. Door het ontbreken van voldoende informatie, middelen, deskundigheid of zelfs de primaire verantwoordelijkheid kan de politie in vele gevallen de veiligheid deels of zelfs niet waarborgen.

Gemeenschappelijke veiligheidszorg heeft betrekking op alle taken van de politie en dus ook een duidelijke relatie met opsporing en handhaving openbare orde. Alleen wanneer de zorg voor openbare orde en veiligheid een zaak is van de gemeenschap als geheel; pas dan kan de politie duurzaam rendement halen. Dit vraagt investeringen van burgers, bedrijven, instellingen op alle mogelijke terreinen, van alle onderdelen van de overheid.

Kortom, veiligheidszorg kan alleen gemeenschappelijk veiligheidszorg zijn.

De politie gaat daarom daadwerkelijk op zoek naar partners in de veiligheidsketen. Zij toont de daadwerkelijke wil om samen te werken, om de problemen op het gebied van de openbare orde, leefbaarheid en veiligheid gezamenlijk met deze ketenpartners structureel aan te pakken en daar waar mogelijk op te lossen. Zij bevordert de actieve rol van de burger, waardoor deze beter in staat is zelf, of uit eigen verantwoordelijkheid en initiatief, met anderen de veiligheid in de leefomgeving te waarborgen en te vergroten.

De centrale vraag daarbij is: Hoe kan de politie doeltreffend participeren in Gemeenschappelijke Veiligheidszorg?

Vanuit (internationale) praktijkervaringen zijn negen ijkpunten van Gemeenschappelijke

Veiligheidszorg ontwikkeld. Het zijn negen punten waarin de politie goed moet zijn wil de politie doeltreffend deelnemen aan Gemeenschappelijke Veiligheidszorg.

1.1.1. Beperking en afhankelijkheid als kracht zien en inzetten

De politie is beperkt in haar mogelijkheden; we constateren dat de totale zorg voor openbare orde en veiligheid veel meer is dan wat de politie alleen bieden kan.

Weten dat de politie beperkt en afhankelijk in haar optreden is, kun je ook beschouwen als kracht van de politie; door vanuit dit besef met name die dingen te doen waar je als politie goed in bent.

Deze accentuering over de beperkte en afhankelijke rol van de politie bij veiligheidszorg benadrukt de verantwoordelijkheden en taken van de andere overheden en instanties in deze.

1.1.2. Kiezen voor een ketenbenadering

De politie is effectief in haar inzet wanneer zij uit eerder geschetst perspectief externe verantwoordelijkheden met betrekking tot veiligheidszorg daar neerlegt waar deze behoren te zijn. Niet om problemen over de schutting te gooien maar juist door waar het past te gaan samenwerken met andere partijen. Hierdoor ontstaan dan uiteindelijk tijdelijke dan wel structurele ketens van een partijen in veiligheid.

Omdat de politie afhankelijk is van dergelijke ketenpartners hecht zij er aan de samenwerking met deze partners te ontwikkelen en onderhouden.

De organisatie van de zorg voor openbare orde en veiligheid vraagt daarom juist om een gezamenlijke aanpak en daar is de ketenbenadering een mogelijke oplossing voor.

(20)

1.1.3. Innoveren, als politie organisatie en als politieprofessional

Veiligheidsproblemen lijken op elkaar maar zijn nooit helemaal gelijk; daarom vraagt het oplossen van dat specifieke probleem door politie en haar partners altijd om een iets andere oplossing. Dit vraagt een voortdurend bereidheid om tot innovatieve oplossingen te komen.

Vanuit de gedachte van gemeenschappelijke veiligheidszorg is het van belang om oog te hebben voor de belangen die partners hebben bij een bepaald probleem in de buurt en wat zij kunnen daaraan kunnen doen. Daarvoor is creativiteit nodig.

De huidige maatschappelijke context is een dynamisch en complex geheel. Steeds vaker blijkt dat de voorspelbaarheid en maakbaarheid van de samenleving betrekkelijk is. Complexe problemen (waaronder veiligheid) hebben meerdere oorzaken en komen voort uit tegenstrijdige belangen. Het reactief aanpakken van deze problemen blijkt niet afdoende want het leidt niet tot duurzame oplossingen; sterker nog, het kan nieuwe problemen veroorzaken. Wil de politie zich continu en flexibel kunnen aanpassen aan haar veranderende omgeving dan vraagt dat als organisatie een innovatief vermogen.

Vanuit deze context gaat het niet om verbeteren maar om daar waar nodig soms zelfs radicaal te vernieuwen. Anders kijken, creatief durven zijn, buiten de ingesleten patronen zien te komen, met een minimale inzet een hoger resultaat willen bereiken zijn hierbij de uitdagingen voor de politieorganisatie en de politieprofessional. Uiteraard in goed overleg met in- en externe verantwoordelijken als betrokken ketenpartners.

1.1.4. Het tot stand brengen en onderhouden van een effectieve relatie met burgers De burgers in onze samenleving zijn steeds meer divers van achtergrond, cultuur en

levensopvatting. De samenleving of de maatschappij neemt het gezag en de bemoeienis van de overheid niet meer klakkeloos aan. Maar burgers zijn zich nog niet altijd even bewust van hun medeverantwoordelijkheid voor de veiligheid en leefbaarheid in hun eigen buurt als

woonomgeving.

Deze situatie vraagt om passende relaties tussen burgers en overheden. Dit geldt met name voor de politie en haar maatschappelijke taken. Deze politietaken kunnen namelijk voor burgers zeer uiteenlopend van aard, impact en bedoeling zijn. Des te meer reden om onderscheid te maken in de soorten van relaties en rollen welke zich tussen politie burgers zich kunnen voordoen.

De afgelopen decennia hebben burgers in het publieke domein een uitbreiding van (sturende) rollen verkregen of ingenomen. Daardoor wordt het voor de politie moeilijker om op één en dezelfde (uniforme) wijze relaties met burgers aan te gaan. De politie zal de burgers in al haar verschillende rollen moeten kunnen onderscheiden en aanspreken. Niet alleen in de meer traditionele rol als aangever, verdachte of getuige maar ook als informant, participant of belanghebbende.

Een effectieve en efficiënte relatie tussen burgers en politie kenmerkt zich door een duidelijke positionering van onderlinge belangen en verwachtingen. Voor politie en burgers zijn daarbij de kaders van formele verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mogelijkheden van belang.

Immers deze bepalen voor een groot gedeelte de rol van de politie en derhalve ook de soort relatie met burgers. Van beide kanten is een gemeenschappelijke besef nodig om te willen investeren in een effectieve relatie.

1.1.5. Tot stand brengen en onderhouden van een effectief netwerk van maatschappelijke contacten

Het voorafgaande betekent dat de politie zichzelf plaatst in een netwerk van maatschappelijke contacten. Die moeten er in elke schaal zijn, op regio- tot en met straatniveau. Een dergelijk netwerkmodel vormt de gelegenheid voor een samenwerkingsproces waarin belangen worden afgewogen. Het legt een basis voor gemeenschappelijkheid, waarmee doelen en middelen worden gekozen en resultaten worden gemeten.

(21)

De uitdaging voor de politie is om niet altijd de problemen zelf proberen aan te pakken maar actief op zoek te gaan naar diegenen die een bijdrage kunnen leveren aan de zorg voor de openbare orde en veiligheid.

1.1.6. Realiseren van duurzame resultaten

Gemeenschappelijkheid in de zorg voor openbare orde en veiligheid wordt gevonden in het gedeelde belang van het behalen van duurzame resultaten van de inzet. Dat wil zeggen dat die resultaten niet eenmalig zijn, en tegen de tijd bestand. Duurzaamheid betekent het verantwoord inzetten van beschikbare middelen, gezien dit moment maar ook ten opzichte van de toekomst.

Dat vergt een wijze van handelen die ook wel probleemgericht werken wordt genoemd.

Hierbij wordt opgemerkt dat we dagelijks tegen veiligheidsaspecten oplopen waarbij we geconfronteerd kunnen worden met onderliggende en vaak verscholen deel problemen.

Valkuil daarbij is de illusie te hebben dat problemen allemaal of direct oplosbaar zijn. De centrale vraag is ‘stellen we ons verwachtingspatroon niet te hoog bij het kunnen/laten oplossen van problemen?’. In de politiepraktijk zien we vaak een tijdelijke bestrijding van symptomen i.p.v. duurzaam oplossen van (onderliggende) problemen door de oorzaken aan te pakken. Met het hanteren van symptoombestrijding worden echter de oorzaken niet weggehaald.

Maar meer nog dient de motivatie bij betrokkenen aanwezig zijn te zijn om er zelf wat aan te willen doen. De politie dient bij haar optreden te voorkomen dat zij als enige probleemeigenaar wordt. Zij moet probleemhouders aanspreken op hun medeverantwoordelijkheid. Daar waar betrokkenen zelf participeren in de aanpak en mogelijke oplossing voor een probleem, deze langer standhouden en minder toezicht behoeft.

Het verantwoord inzetten van middelen om duurzame resultaten te behalen dient op een juiste schaal te gebeuren. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan een geografische schaal, maar ook aan beschikbare middelen, 'sociale draagkracht' en 'commitment ' van de betrokkenen in de buurt zijn hierbij van belang.

1.1.7. Het bestuurlijk en politiek gezag

‘Politiewerk’ is niet iets wat, afhankelijk van de waan van de dag, gemodelleerd kan worden. De Nederlandse politie heeft een neutrale kwaliteit; noem het een eigen identiteit, waaraan ze hecht.

Deze identiteit moet dus ook duidelijk zijn, zowel naar bestuur, de politiek als naar de burger.

Dat de politie op een bepaalde manier problemen aanpakt is immers van invloed op wat je van de politie mag verlangen.

Soms blijkt er spanning tussen de opdracht, die de politie van het bevoegd gezag krijgt en de manier waarop de politie zaken in de wijken wil aanpakken. Soms is er verschil in te stellen prioriteiten, daar waar de politie graag direct zaken wil oppakken omdat dit in de buurt een probleem is, blijkt de zaak bij Justitie van minder groot belang te zijn.

Dat neemt echter niet weg, dat er in de ontwikkeling van gemeenschappelijke veiligheidszorg geen plaats is voor strategisch beleid. Derhalve is het van belang te weten hoe dergelijk beleid ontwikkeld wordt en wat de wensen zijn voor de toekomst in het kader van Gemeenschappelijke Veiligheidszorg. Dit alles teneinde ‘vraag en aanbod’ naar politiediensten goed op elkaar af te kunnen stemmen.

1.1.8. Het gebruiken van de wijk als werkplek voor gemeenschappelijke veiligheidszorg Het maatschappelijke werkveld van de politie moet van kwaliteitseisen worden voorzien. Dit werkveld moet ruimte bieden de kwaliteit te tonen die de politie heeft. Het moet een werkveld zijn waar ook anderen hun bijdrage kunnen leveren aan de zorg voor openbare orde en veiligheid.

Kortom, een werkveld daar waar de veiligheidszorg zich daadwerkelijk dient te manifesteren;

het gebied zelf. Daarom is een gefundeerd en eenduidig beeld van het werkgebied voor elke buurtagent een must. Anders gezegd: ‘gebiedsgericht werken door middel van informatie- of vraaggestuurde politiezorg’.

Maar welke informatie is nodig voor een goede uitvoering van de politiële kerntaken en hoe verzamelen we deze informatie? Moet dat door wetenschappelijk verantwoorde buurtmonitors

(22)

of door de expertise van gebiedsagenten te gebruiken zijn; of door beide? Met name dit ijkpunt heeft veel te maken met het positioneren van het werkveld van de gebiedsagenten. Voorgaande vragen leiden als het goed is tot een aantal organisatorische en functionele maatregelen om dit werkveld te gaan organiseren en ondersteunen. Het laatste ijkpunt zal met name daar betrekking op hebben.

1.1.9. Organisatie van gemeenschappelijke veiligheidszorg, intern en extern

Het voorafgaande vraagt een passende organisatie. In het politiebedrijf moeten missie, taken en verantwoordelijkheden, werkstructuur, informatiebeheer, kwaliteitsbeheer, accountability duidelijk zijn. Extern moet aandacht worden gegeven aan de organisatie van het proces van

gemeenschappelijke veiligheidszorg. Daarbij is het van belang dat het publieke domein zich realiseert dat de eindverantwoordelijkheid voor Gemeenschappelijke Veiligheidszorg geen hoofdelijke aansprakelijkheid voor de politie betreft. Veiligheidszorg betreft gemeenschappelijk samenwerken waarbij burgers en ketenpartners op basis van hun verantwoordelijkheden en kerntaken aanspreekbaar zijn. Zaken direct oppakken is een absolute kwaliteit van de politie welke in deze ontwikkeling misschien wel leidt tot teveel het voortouw willen nemen. Dit realisme voorkomt de uitvoering van oneigenlijke beleidstaken door politie. Het proces van veiligheidszorg is daarbij afhankelijk van het collectieve maar ook van het individuele ontwikkel- en

organisatietempo van de betrokken ketenpartners.

1.2. Op weg naar…

Veel korpsen hebben in de jaren ’90 een werkwijze geïntroduceerd onder de naam gebiedgebonden of gebiedsgerichte politiezorg (GGPZ).

De hoofddoelstelling van GGPZ is de veiligheid en leefbaarheid in buurten te verbeteren. Door GGPZ wil de politie midden in de samenleving komen te staan; het betekent ook werken in en vanuit een bepaald geografisch gebied dat een onderlinge samenhang kent. Buurtagenten vormen een aanspreekpunt voor de mensen in de buurt en zij kennen de mensen voor wie ze werken. De veiligheid van de burger wordt in grote mate bepaald door wat men op buurtniveau ervaart. Door dichtbij de burger te staan en zijn problemen kan de politie bij de keuze van haar activiteiten daarop aansluiten. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt dat de politie zichtbaar moet zijn en geïntegreerd in de samenleving. De politie kan en wil niet alleen werken aan veiligheid en leefbaarheid. Daarom wordt samenwerking gezocht met andere partners in netwerken die, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, een taak hebben om te werken aan het verbeteren van die veiligheid en leefbaarheid. Hierdoor kan een ontwikkeling op gang komen waarbij andere instanties taken gaan overnemen van de politie en de politie zich weer meer kan toeleggen op handhaving en opsporing. Ook bij GGPZ is er aandacht voor de algemene politietaak en niet slechts voor de sociale of hulpverleningstaak. De regie voor veiligheid en leefbaarheid ligt in handen van de gemeente. Waar nodig neemt de politie (nog) het voortouw en stimuleert vooral de andere partijen om hun rol op te pakken.

Buurtagenten nemen deel aan alle relevante formele en informele netwerken. Zij bouwen daardoor een goede informatiepositie op. Er wordt probleemgericht gewerkt, d.w.z. dat zij zich bij langdurige en structurele problemen richten op de onderliggende oorzaken en de bestrijding hiervan door de politie en haar partners. Hierdoor kunnen problemen in de toekomst blijvend voorkomen worden, ook wel pro-actief werken genoemd. Op basis van zijn kennis informeert de buurtagent de

organisatie en is zijn kennis sturend voor de rest van de organisatie.

1.3. Regiospecifieke informatie

(23)

In de notitie ‘klare taal van een resultaatgericht beleid’ van politie Fryslân staat het o.a. het volgende beschreven over gebiedsgerichte politiezorg:

Werken aan veiligheid en leefbaarheid: accent op resultaat

Het beleid van politie Fryslân is altijd gericht geweest op het werken aan veiligheid en

leefbaarheid. Daar liggen onze kerntaken en ook de komende jaren blijft dit het hoogste streven van ons regiokorps. Echter, veel meer dan voorheen gaan we ons richten op het resultaat van de uitvoering van deze kerntaken. Binnen de landelijke beleidskaders en die van het bevoegd gezag hebben we gekeken naar hoe we als politie Friesland de begrippen ‘veiligheid’ en ‘leefbaarheid’

maximaal kunnen waarmaken en bevorderen.

We willen dit als organisatie bereiken door dicht bij de burger te staan. Letterlijk, door zichtbaar te zijn in de straat, de wijk, de stad en de provincie. Maar ook figuurlijk, door te voldoen aan de verwachting die de burger van ons heeft. Politie Fryslân wil de politiezorg dichtbij de burger organiseren, waarbij we de samenwerking met die burger en andere partijen actief opzoeken.

Ons werk staat immers niet los van dat van anderen, dus moeten we dit werk ook niet

‘geïsoleerd’ uitvoeren Gebiedsgerichte politiezorg

Zichtbaar aanwezig zijn. Er zijn als men ons nodig heeft. Servicegericht optreden. Hieraan is en wordt intensief gewerkt binnen de gebiedsgerichte politiezorg. Met ‘gebiedsgericht’ wordt hier bedoeld het geografische gebeid zoals de straat, de wijk, de stad, enzovoorts, maar ook

thematische problemen, zoals vuurwerkoverlast, fraude en voetbalgeweld. In de

uitvoeringspraktijk vallen deze twee natuurlijk samen en wordt hierbij samengewerkt met andere partners binnen de zogenaamde veiligheidsketens, waarbij de aanpak van het probleem altijd voorop staat. De intensievere samenwerking met de gemeente en andere partners leidt ertoe, dat diensten die in de eerste plaats niet tot onze taken behoorden, nu steeds meer door partners kunnen worden gedaan. Hierdoor kunnen wij ons meer toeleggen op onze

voorgenomen taken en kunnen we – bijvoorbeeld- meer aanwezig zijn in wijken en buurten.

Een andere ontwikkeling is, dat de sturing en controle op de gebiedsgerichte politiezorg steeds belangrijker wordt.

1.4. De buurt in beeld

Om op een wijze zoals hierbij beschreven is te kunnen werken is het voor de politie om te beginnen van groot belang de buurt goed in beeld te krijgen en zelf goed in beeld te komen bij de buurt. Voor het verkrijgen en vastleggen van een helder beeld van de buurt vormen de volgende drie stappen een belangrijke basis:

1. gebiedsbeschrijving 2. netwerkbeschrijving 3. buurtscan.

Deze stappen vormen samen de ‘buurt in beeld’. Het is, mits goed samengesteld, de basis voor het lokale jaarplan. Omdat de situatie per buurt nogal kan verschillen is het leveren van maatwerk hierbij belangrijk. In dit stuk staan een aantal handvatten om de kwaliteit van de genoemde stappen te vergroten en eenheid in het beleid te bevorderen. Deze stappen worden beschreven in hoofdstuk 2 tot en met 5.

De drie stappen hebben tezamen de volgende functies:

(24)

1. beschrijvende functie; interne- en externe ketenpartners beschikken hiermee gemeenschappelijk over de juiste en dezelfde informatie uit de buurt

2. beleidsindicatieve functie; het kan dienen als uitgangspunt bij het maken van keuzes ten aanzien van:

te verrichten werkzaamheden in relatie tot kerntaken

al dan niet gezamenlijke aanpak met ketenpartners

prioriteitstelling ten aanzien van geconstateerde problemen

inzet en verdeling capaciteit

3.activerende functie; de beschikbare informatie kan ketenpartners die in eerste instantie nog ‘de kat uit de boom kijken’ over de streep trekken

4.communicatieve functie; met behulp van deze documenten heb je een gemeenschappelijk referentiekader

5.evaluatieve functie; na afloop van een bepaalde periode kunnen deze documenten dienen als een soort nulmeting, hoeveel vooruitgang is er geboekt binnen een bepaalde periode met

betrekking tot een bepaald probleem

1.4.1. Gebiedsbeschrijving

De gebiedsbeschrijving geeft een beeld van de geografische indeling, de sociale, ruimtelijke en bestuurlijke infrastructuur en de te verwachten ontwikkelingen hieromtrent. Het geeft een eerste algemene indruk van de soort buurt en wordt eenmaal in de 4 á 5 jaar gemaakt. Hoofdstuk 2 biedt handvatten voor het maken van een gebiedsbeschrijving.

1.4.2. Netwerkbeschrijving

In hoofdstuk 3 worden relevante onderwerpen ten aanzien van de netwerkbeschrijving belicht.

De netwerken waar de buurtagent deel van uitmaakt worden hier in kaart gebracht en projecten die vanuit deze netwerken voortvloeien genoteerd.

Afhankelijk van de soort buurt worden instellingen en instanties opgenomen die in de buurt actief zijn, maar ook buurtbewoners.

Het is van groot belang dat van de beschikbare ketenpartners niet alleen de statische gegevens worden opgenomen, zoals bereikbaarheid en beschikbaarheid. Met name de doelstelling van een specifieke instelling of instantie, de doelgroep waar men zich op richt en de werkwijze die men hanteert zijn voor collega’s interessant om te weten.

Als laatste wordt beschreven welke huidige projecten er zijn in de buurt en welke lopende afspraken er zijn. Een deel met daarin de gemeentelijke aanpak op het gebied van bijvoorbeeld jeugdbeleid, maatschappelijk werk en overige dienstverlening kan bijvoorbeeld ook opgenomen worden in de beschrijving van het netwerk.

De netwerkbeschrijving hoeft niet ieder jaar te worden opgesteld maar dient wel regelmatig bijgehouden te worden opdat gegevens van bijvoorbeeld contactpersonen actueel blijven.

1.4.3. Buurtscan

De buurtscan is een heldere analyse van de veiligheidssituatie in de buurt. Op basis van deze analyse is een systematische, integrale aanpak van structurele problemen mogelijk door de gemeente, het openbaar ministerie en de politie en andere direct betrokken partners. De primaire

verantwoordelijkheid voor veiligheid ligt bij de gemeente. De gemeente is uiteindelijk

verantwoordelijk voor het opstellen van de wijkveiligheidsplannen1. Zij heeft een initiërende en coördinerende rol bij het wijkveiligheidsbeleid. De buurtscan levert hiervoor de essentiële informatie.

De buurtscan is geen statisch beleidsdocument dat slechts één keer wordt opgemaakt. Ieder jaar zal de buurtscan worden aangepast om een actuele basis voor de beleidsplannen te blijven vormen.

1 Zie voor meer informatie in hoofdstuk 7 ‘de buurtscan als basis voor veiligheidsbeleid’

(25)

De buurtscan wordt door de buurtagent2 in samenspraak met interne en externe ketenpartners samengesteld. Uiteraard wordt hierbij gebruik gemaakt van kennisdeskundigen binnen én buiten de politie en informatie die reeds voorhanden is bij diverse ketenpartners.

Een buurtscan leidt uiteindelijk tot een advies van de buurtagent aan de chef, gebaseerd op a. een inventarisatie van de problemen die spelen in een buurt

b. een analyse van de verzamelde informatie

zowel op basis van politiecijfers als ook informatie van burgers.

De wijze waarop de inventarisatie op basis van cijfers uit politiesystemen gedaan kan worden beschrijft hoofdstuk 4. De inventarisatie is gebaseerd op BPS/X-POL. In de toekomst kan GIDS hierin een goed hulpmiddel zijn. Belangrijk is dat de buurtagenten leren op een bredere wijze dan alleen op grond van politiecijfers zicht te krijgen op de vraag van burgers in hun buurt naar politiediensten.

Buurtbewoners en –gebruikers worden actief betrokken bij het samenstellen van een buurtscan.

Er wordt bewust gekozen voor deze vorm van inbreng omdat de bewoners en gebruikers de ervaringsdeskundigen bij uitstek zijn met een schat aan informatie die in de buurtscan

opgenomen kan worden. In hoofdstuk 5 staat beschreven op welke wijze informatie kan worden verzameld van burgers uit de buurt.

Om te zorgen dat toekomstige plannen gevoed blijven met gegevens van buurtbewoners en andere direct betrokken ketenpartners wordt elke keer weer een passende vorm van overleg met de buurt ontwikkeld. Een interactieve werkwijze verdient daarbij de voorkeur.

In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe de verzamelde informatie kan leiden tot een prioritering in de aanpak van problemen. De buurtscan mondt uiteindelijk uit in een advies aan de chef. Naast een advies in termen van prioriteiten, zal de buurtagent ook advies uit moeten brengen over de door hem voorgestelde rol en bijdrage van de politie en haar partners ten aanzien van het betreffende probleem. In dit advies wordt bij uitstek de meerwaarde van de buurtagent en het zicht dat hij op de buurt heeft merkbaar.

Tot slot, een buurtscan:

beschrijft het hier en nu

richt zich op de toekomst

is nooit klaar

laat zien op welke wijze belanghebbenden betrokken zijn

bevat concrete en toetsbare adviezen

levert voldoende informatie voor: teamplannen / districtelijke plannen en regioplannen

is in één oogopslag te raadplegen

beschrijft de partners

plaatst politiecijfers naast de informatie van burgers betreffende het werkgebied

bevat advies aangaande de prioriteiten van de politie en mogelijke partners

beschrijft de bijdragen van alle betrokken partijen

wordt elk jaar aangepast en dient als input voor de beleidscyclus

2 Daar waar buurtagent staat wordt ook bedoeld: buurtagent, gebiedsgerichte functionaris en andere gangbare

taakomschrijvingen . Het gaat om de politiefunctionaris die gebiedsverantwoordelijk is voor zijn werkgebied. In verband met de leesbaarheid wordt steeds de mannelijke vorm gehanteerd. Daar waar ‘hij’ staat kan ook ‘zij’ worden gelezen.

(26)

2. Gebiedsbeschrijving

2.1. Geografische indeling

Hiermee wordt duidelijk wat de omvang van het werkgebied is, op welke wijze het is ingebed en wat voor soort gebied het is. Met behulp van een topografische kaart kunnen de belangrijkste gegevens worden aangeduid.

2.2. Sociale infrastructuur

Hier worden de demografische gegevens, de voorzieningen, de geschiedenis en de buurtcultuur opgenomen.

De sociale infrastructuur is het geheel van organisaties, diensten, voorzieningen en betrekkingen die het mogelijk maken, dat mensen in redelijkheid in sociale verbanden, buurten, groepen, netwerken kunnen samenleven en deelnemen aan de samenleving.

De demografische gegevens verschaffen informatie over de samenstelling van de bevolking. De volgende categorieën kunnen daarbij opgenomen worden:

Leeftijdsopbouw

- jeugd: 0-3 jaar, 4-12 jaar, 13-18 jaar - jongeren: 19-30 jaar

- middelbaar: 31-50 jaar - ouderen: 51 jaar

aantal werkenden / niet werkenden

aantal allochtonen / autochtonen

bijzondere groeperingen

Daarnaast kan een korte omschrijving worden gegeven van de 'buurtcultuur'. Deze geeft aanwijzingen voor bijvoorbeeld de opbouw van bepaalde vormen van handel, de aan- of afwezigheid van sociale controle, het organiseren van buurtfeesten, maar vooral: "Zo doen we dit hier", of "Dit hoort hier niet".

Een beknopte omschrijving van de geschiedenis van de buurt geeft informatie over bijvoorbeeld de wijze waarop de buurt oorspronkelijk is opgezet en ingedeeld. Het kan zijn dat de architectuur (bijvoorbeeld hofjesstructuur) en de ruimtelijke inrichting niet meer strookt met huidige inzichten m.b.t. leefbaarheid en veiligheid. Of dat de oorspronkelijk geplande voorzieningen op het gebied van jeugd en buurthuis nooit zijn gerealiseerd.

2.3. Ruimtelijke infrastructuur

Hier worden onder andere de verkeersstructuur, het soort woningen, de winkelvoorzieningen, de ligging van de gemeenschapsvoorzieningen en ligging van de scholen opgenomen.

Verder kunnen de volgende aspecten hierbij worden opgenomen:

Het aantal basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs

Herkomst leerlingen basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs

Het aantal sportcomplexen

De verkeersintensiteit per buurt

Het aantal woningen

Het aantal bedrijven

(27)

Het aantal eet- en drinkgelegenheden

Het aantal detailhandelzaken.

2.4. Evenementen

In iedere buurt wordt wel een aantal evenementen georganiseerd. Evenementen trekken soms zelfs toeristen aan. Bij evenementen is de invalshoek van de gemeente veelal tweeledig. Aan de ene kant treedt een gemeente op als organisator of stimuleert deze, bijvoorbeeld door middel van subsidies of de inzet van personeel en/of materieel.

Aan de andere kant heeft de gemeente echter ook een publiekrechtelijke taak op het gebied van evenementen. Hierbij passen termen als (handhaving van de) openbare orde, regulering, vergunningverlening, afstemming tussen gemeentelijke sectoren en organisaties, en coördinatie van de ondersteuning door de verschillende diensten. Zij dient er voor te zorgen dat een

evenement ordelijk verloopt.

Het is daarom raadzaam om bestaande evenementen op te nemen in de buurtscan. Hierbij kan aandacht worden besteed aan de verschillende categorieën van evenementen (grote, kleine, binnen- of buitenevenementen), spreiding van evenementen, het juridische kader, wijze van bekendmaking evenementen(vergunningen), aanwijzing evenemententerreinen, tijd en sluitingstijden, buitentaps, geluidsnormen, afsluitingen wegen, enzovoorts.

2.5. Risico’s

Bij het inventariseren van risico’s gaat het om het verkrijgen van inzicht in de aard en omvang van mogelijke effecten bij een calamiteit, maar ook de kans dat deze effecten optreden. De brandweer heeft deze informatie ter beschikking.

2.6.Te verwachten ontwikkelingen

Hier staat omschreven welke ontwikkelingen redelijkerwijs voor de komende jaren kunnen worden verwacht.

Een aantal voorbeelden hierbij zijn:

In welke leeftijdscategorie verwacht je groei? Dit is bijvoorbeeld interessant als het aantal voorzieningen voor de diverse categorieën in de buurt wordt bekeken (meer speeltuinen, meer zitbankjes of meer hangplekken).

Het aantal tweeverdieners neemt gestaag toe. Instroom van sociaal zwakkere klasse zal verder toenemen in straten X en Y. Er is een toename van jeugdoverlast te verwachten door algemeen gebrek aan voorzieningen en op handen zijnde sluiting van de jeugdsoos.

(28)

3. Netwerkbeschrijving

3.1. Het hoe en waarom van ketenpartners

De onderlinge samenhang tussen problemen vereist een gezamenlijke aanpak door alle betrokken personen en instellingen. Dit betekent dat de buurtagent zal samenwerken en deel uitmaken van een groter geheel (netwerk). Hij is een participant in een netwerk, een

ketenpartner.

Afhankelijk van de problemen die opgelost moeten worden, kent dit netwerk een voortdurend wisselende samenwerking. In dit netwerk hebben alle ketenpartners hun eigen specifieke inbreng, taak en functie en elk van hen levert vanuit zijn eigen deskundigheid een bijdrage aan de oplossing van het gezamenlijke probleem in het gebied.

Voor de buurtagent betekent dit erkenning van het feit dat hij niet de enige gebiedsdeskundige is, maar dat hij er een aantal ‘medestanders’ bij krijgt.

Bij de vorming van netwerken zal de buurtagent rekening moeten houden met de steeds veranderende samenstelling van de omgeving. Dit betekent dat steeds minder een beroep kan worden gedaan op de oude, grote en hecht georganiseerde samenlevingsverbanden van vroeger zoals familie en gezin. De buurtagent zal meer zijn toevlucht moeten nemen tot andere en kleinschaligere samenlevingsverbanden. Het vertrekpunt zal de individuele gebiedsbewoner moeten worden.

Hier is ook de maatschappelijke betrokkenheid van mensen vaak het grootst of het gemakke- lijkst tot stand te brengen. Zo beschouwd vormen het werkgebied van de buurtagent bij uitstek een geografisch goed af te bakenen gebied, waarin:

maatschappelijke problemen en verantwoordelijkheden inzichtelijk kunnen worden gemaakt

mensen geactiveerd kunnen worden hier iets aan te doen en zo de eigen woon- en leefomgeving te verbeteren

mensen kunnen leren omgaan het gewijzigde maatschappelijke omstandigheden en verhoudingen

mensen kunnen leren hoe zij moeten samenwerken om gemeenschappelijke problemen te kunnen oplossen

Wezenlijk voor de benadering van ketenpartners is dat niet gekeken wordt naar de rol en functie die de afzonderlijke actoren vervullen, maar naar de verbindingen die er tussen hen gelegd kunnen worden. Het gaat er niet om wat een individueel persoon of instelling kan bereiken om een maatschappelijk probleem op te lossen, maar wat er bereikt kan worden wanneer deze persoon of instelling relaties onderhoudt met alle overige probleem- en oplossingsbetrokkenen.

Eigenschappen van netwerken:

de respectievelijke ketenpartners nemen voortdurend wisselende posities in het netwerk in

een netwerk verandert voortdurend van samenstelling, afhankelijk van het gestelde probleem. Soms komen er ketenpartners bij, dan vallen er af

een netwerk is ‘maakbaar’, relaties kunnen gelegd worden op momenten dat ze nodig zijn en verbroken worden indien ze hun nut hebben bewezen

er is geen hiërarchie tussen betrokken ketenpartners onderling. Ketenpartners staan in een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van elkaar, met andere woorden, ze hebben elkaar nodig om bepaalde doelen te realiseren want ze dienen hetzelfde belang.

Participeren in netwerken van voortdurend wisselende samenstelling en te bereiken doelen, betekent voor de buurtagent dat hij andere rollen dan hij tot nu toe gewend was, zal moeten vervullen. Hij zal niet meer alleen zelf actief aan de slag moeten maar wellicht wat meer moeten

(29)

delegeren of doorverwijzen. Vanuit zijn hoedanigheid van gebiedskenner van de

maatschappelijke problemen en de mensen die ermee te maken hebben zal hij wat vaker de regisseur en bemiddelaar zijn van een netwerk.

Naast het leggen van contacten met als doelstelling de problemen te analyseren in de straat of het gebied zal hij ook op zoek moeten gaan naar die personen, instellingen of organisaties die voor het vervullen van de gemeenschappelijke taakopdracht van belang zijn.

Hij dient dus door effectieve communicatie personen en instellingen te mobiliseren die samen met hem in de toekomst een probleem op straat of in het gebied kunnen oplossen.

Gezien het feit dat van de buurtagent in het beginstadium wordt verwacht dat hij een

gebiedsdeskundige is, waardoor van zijn waardevolle inbreng binnen een te vormen netwerk gebruik kan worden gemaakt, dient de buurtagent te investeren in zijn werkgebied. Hij doet dit door zoveel mogelijk informatie te verzamelen op alle sectoren op het gebied van veiligheid en leefbaarheid.

3.2. Netwerkkaart

Door het in kaart brengen van medeverantwoordelijke ketenpartners in het werkgebied worden deze geactiveerd mee te werken aan de heersende problematiek en zo de eigen woon- en leefomgeving te verbeteren.

Een netwerkkaart kan bestaan uit een algemeen overzicht voor een groter werkgebied,

bijvoorbeeld op unit- of basiseenheidniveau, en een meer gebiedsgericht deel, waarin alleen die ketenpartners zijn opgenomen die voor een bepaald deelgebied werkzaam zijn. Hierbij valt de denken aan buurtverenigingen e.d..

In principe leent OUTLOOK van Mircosoft zich prima voor het opzetten en beheren van een dergelijke netwerkkaart.

Probeer waar mogelijk de samenwerking te zoeken met collega’s van de Brede Publieks Opvang (BPO)3 uit je eigen team. Zij hebben soms dagelijks contact met betrokken

ketenpartners omtrent geconstateerde problemen en zijn wellicht beter dan de buurtagent in staat de netwerkkaart geactualiseerd te houden. Een voorbeeld van een netwerkkaart is hieronder opgenomen.Vermeld op de specifieke netwerkkaart ook punt 9, 10 en 11. Dit geeft een indicatie over de intensiteit van de samenwerking.

3 Daar waar BPO staat wordt ook bedoeld: wijksecretariaat, unitondersteuning en andere gangbare omschrijvingen . Het gaat om de politiefunctionaris die het publiek te woord staat in het bureau binnen zijn werkgebied.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de vraag of het niet tijdig aanwezig zijn van de dossiers en logistieke problemen een knelpunt is voor het papieren operatiedossier heeft 58,1% van de respondenten

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

Deze vragen hebben betrekking op de mogelijkheid om de productiviteit van publieke voorzieningen te kunnen meten, evenals de effecten van instrumenten op de productiviteit..

Responsible disclosure binnen de ICT-wereld is het op een verantwoorde wijze en in gezamenlijkheid tussen melder en organisatie openbaar maken van ICT-kwetsbaarheden op basis van

Het onderzoek is opgebouwd uit drie deelonderzoeken. Deze deelonderzoeken zijn gerelateerd aan de eerste drie onderzoeksvragen zoals deze in paragraaf 1.3 zijn gepresenteerd.

 De meerjarige Begroting van Albrandswaard onder druk staat en het elk jaar weer een opgave is om deze sluitend te maken;..  In de komende jaren als gevolg van de

Grondstoffen ontgonnen binnen Vlaanderen (productieperspectief) en door de Vlaamse consumptie (consumptieperspectief) in 2016 volgens het Vlaamse IO-model... MOBILITEIT,

bepalingen die bewerkstelligen dat maatregelen in programma’s ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en dat een programma moet worden aangepast als niet voldaan wordt aan