• No results found

Toelating tot bruikleen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Toelating tot bruikleen"

Copied!
116
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vakgroep Wiskunde

Voorzitter: Prof. Dr. U. EINMAHL

S EGMENTATIE IN OVERLIJDENSVERZEKERINGEN

door Pieter DESMET

Promotor: Prof. Dr. Ir. K. EVERAERT

Scriptie ingediend tot het behalen van het

MASTERDIPLOMA IN DE ACTUARI ¨ELE WETENSCHAPPEN

ACADEMIEJAAR 2012-2013

(2)
(3)

Vakgroep Wiskunde

Voorzitter: Prof. Dr. U. EINMAHL

S EGMENTATIE IN OVERLIJDENSVERZEKERINGEN

door Pieter DESMET

Promotor: Prof. Dr. Ir. K. EVERAERT

Scriptie ingediend tot het behalen van het

MASTERDIPLOMA IN DE ACTUARI ¨ELE WETENSCHAPPEN

ACADEMIEJAAR 2012-2013

(4)
(5)

Voorwoord

Vooraleer jullie in te wijden in de theorie rond segmentatie in de overlijdensverzekeringen wil ik jullie nog even wijzen op de verdiensten van een groot aantal mensen uit mijn omgeving.

Een masterproef schrijft men niet alleen, heel veel mensen hebben hier een groot aandeel in, ik wil dan ook de tijd nemen deze mensen stuk voor stuk welgemeend te danken.

Vooreerst wil ik mijn promotor, Professor Kim Everaert, bedanken. Dit jaar begeleidde ze drie studenten doorheen hun masterproef en ik ben oprecht blij een van hen te mogen zijn. Bedankt voor het opvolgen van mijn vooruitgangen, bedankt voor het beantwoorden van mijn vragen, bedankt voor het nalezen van de paper, bedankt voor de energie die u in dit document gesto- ken heeft. Om diezelfde redenen wil ik ook het ganse team Leven-Retail bij Belfius Insurance bedanken. Veel dank ook voor de dienst Marketing voor het delen van hun informatie rond de marktomstandigheden. Bedankt ook aan de lezers voor hun interesse, hun tijd die ze aan deze paper besteden.

Daarnaast wil ik nog enkele mensen bedanken uit mijn persoonlijke omgeving. Om te begin- nen mijn ouders voor wie geen dank te veel kan zijn. Moeke en papa, het is in de eerste plaats jullie verdienste dat ik hier nu hoop zeven jaar studeren tot een goed einde te brengen. Ik ben jullie eeuwig dankbaar voor het vertrouwen dat ik krijg, de steun die jullie mij geven, jullie inzet elke dag opnieuw. Veel dank en oprecht respect hiervoor! Tot slot verdienen ook ook mijn broer, zus, vrienden en vriendin Lisa hier een vermelding voor hun interesse, hun werk als uitlaatklep, hun goede raad en ons samen zijn de voorbije jaren in Brugge, Gent en Brussel.

Pieter De Smet, mei 2013

(6)
(7)

Toelating tot bruikleen

De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en de- len van de masterproef te kopieren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.

Pieter De Smet, mei 2013

(8)
(9)

Samenvatting

Sinds 21 december 2012 geldt een discriminatieverbod m.b.t. segmentatie in de Europese ver- zekeringsmarkt. In Belgi¨e is het wegvallen van de mogelijkheid tot differentiatie tussen man- nen en vrouwen in de levensverzekeringen het belangrijkste gemis. Tot voor kort betaalden mannen en vrouwen bij elke verzekeringsmaatschappij een fundamenteel verschillende pre- mie. In de overlijdensverzekeringen betaalden mannen traditioneel meer dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten. Samen met de leeftijd en de (toekomstige) gezondheidstoestand, vooral het rokersgedrag, was geslacht het belangrijkste segmentatiecriterium. De voorbije decennia is onderzoek gedaan naar andere segmentatiecriteria. Vooral op vlak van socio-economische sta- tus en woonplaats zijn interessante resultaten beschikbaar. Op gezondheidsvlak werd dieper onderzoek gedaan naar de invloed van de BMI op de sterftekansen. In de praktijk blijken de verzekeraars de illegaliteit van onderscheid o.b.v. geslacht opgevangen te hebben door meer doorgedreven gezondheidsscreening. Vooral het gebruik van de BMI kent een stijging m.b.t.

het schatten van de toekomstige gezondheidstoestand. Enkele verzekeraars maken gebruik van socio-economische segmentatie, anderen zijn zelfs nog creatiever en grijpen naar de woon- plaats of het rijgedrag. We stellen zelf ook een premiemodel voor.

(10)
(11)

Inhoudsopgave

Voorwoord iii

Toelating tot bruikleen v

Samenvatting vii

Inhoudsopgave ix

Inleiding 1

1 Segmentatie in de verzekeringssector: een bespreking 3

1.1 Verzekeren en segmenteren . . . 3

1.1.1 Het basisconcept van verzekeringen . . . 4

1.1.2 Het toenemend belang van segmentatie . . . 5

1.1.3 Segmentatie versus solidariteit . . . 7

1.2 Gelijkheid, een mensenrecht . . . 9

1.3 Een balans . . . 11

1.4 De rol van de overheid . . . 14

1.4.1 Algemene regelgeving m.b.t. verzekeringen . . . 15

1.4.2 Concrete regelgeving m.b.t. gelijkheid en anti-discriminatie . . . 16

1.4.3 Tussenkomst m.b.t. onverzekerbaarheid . . . 19

2 Segmentatiecriteria in de praktijk 23 2.1 De belangrijkste segmentatiecriteria anno 2012 . . . 23

2.2 Een onderzoek naar geslacht als segmentatiecriterium . . . 26

(12)

3 Een onderzoek naar nieuwe segmentatiecriteria 31

3.1 Body Mass Index (BMI) . . . 32

3.2 Socio-economische verschillen . . . 33

3.2.1 Socio-economische factoren . . . 34

3.2.2 Opbouw van de dataset en analysemethode . . . 35

3.2.3 Socio-economische brutomodellen . . . 40

a. De beroepsstatus . . . 40

b. De tewerkstellingsstatus . . . 44

c. Het soort van inkomen . . . 45

d. De huisvestingskwaliteit en levensstandaard . . . 47

e. Het onderwijsniveau . . . 50

f. De leefvorm . . . 52

3.3 Woonplaats . . . 55

3.3.1 Opbouw van de dataset en analysemethode . . . 56

3.3.2 Opbouw regressiemodel . . . 57

3.3.3 Multivariaat model: de rol van socio-economische status . . . 60

3.3.4 Multivariaat model: de combinatie van de socio-economische variabelen 62 4 De Belgische markt anno 2013 67 4.1 Nieuwe sterftetafels . . . 67

4.2 Nieuwe segmentatiecriteria . . . 69

4.3 Een balans . . . 72

5 Een eigen premiemodel 75 5.1 Segmentatiecriteria . . . 75

5.1.1 Leeftijd . . . 76

5.1.2 Rokersgedrag . . . 76

5.1.3 BMI . . . 77

5.1.4 Hoogst behaalde diploma . . . 77

5.2 Marktpositie . . . 78

(13)

Besluit 85

Bibliografie 87

Bijlagen - Cijfergegevens 90

(14)
(15)

Inleiding

Het begrip segmentatie is binnen de verzekeringssector toe aan een herdefini¨ering. Er bestaat reeds langer een dunne grenslijn tussen het begrip segmentatie en het gelijkheidsbeginsel, een grondprincipe van ons rechtssysteem. Begin 2011 boekten critici van de eerdere segmentatie- criteria evenwel een grote overwinning. Het gevolg is dat sinds 21 december 2012 segmentatie o.b.v. geslacht niet langer grondwettelijk is. Dit maakt een studie van de segmentatiecriteria in de vorige en toekomstige maanden nog extra interessant. Als toekomstig master in de actu- ari¨ele wetenschappen en voltijds werknemer op de sectie Leven-Retail van Belfius Insurance leek het mij dan ook een uitgelezen kans om deze boeiende evolutie van naderbij te bekijken.

Binnen mijn studies van master in de toegepaste wiskunde (Universiteit Gent, 2011) ben ik de voorbije jaren reeds uitvoerig bezig geweest met alles wat statistisch onderzoek betreft. Het leek mij dan ook uitdagend om in deze masterproef deze statistische kennis even aan de kant te leggen en mij te richten op de andere aspecten die aan de basis van het verzekeren liggen.

Voor uitgebreid statistisch onderzoek en de bespreking hiervan verwijs ik graag naar de diverse artikels die hierrond verschenen zijn. In dit document zal ik hoogstens de meest interessante resultaten aankaarten. Wel wil ik een globaal kader schetsen van de segmentatieproblematiek binnen de verzekeringscontext.

In hoofdstuk 1 starten we vanuit de basisdefinitie van verzekeren (1.1) in [10]. Via het premie- begrip komen we automatisch bij de notie segmentatie, die we bespreken o.b.v. [12] en [29].

De vraag naar segmentatie komt er zowel vanuit de verzekeringsmaatschappijen als vanuit de consument. Er zijn evenwel segmentatiebeperkingen die tot automatische solidariteit leiden.

De meest interessante beperkingen komen er vanuit de wetgeving die gelijkheid nastreeft. In

(16)

1.2 gaan we dieper in op de basis van dit streven naar eenheid en de gevolgen voor ons recht- systeem. We onderbouwen a.d.h.v. [8], [15], [16], [17], [18] en [35]. om vervolgens in 1.3 een tussentijdse balans te maken. We sluiten het eerste hoofdstuk af met een uitgebreide studie van de belangrijkste beperkingen die vanuit de overheid opgelegd zijn m.b.t. het segmenteren. We baseren ons hiervoor vooral op de eerder aangehaalde bronnen rond gelijkheid aangevuld met [9], [10] en [11]. Ook de recente ontwikkelingen die op dit vlak plaatsvonden komen uitvoerig aan bod.

In het tweede hoofdstuk doorlopen we de belangrijkste segmentatiecriteria zoals ze voor 21 de- cember 2012 in de (Belgische) markt de bespeuren waren. In hoofdstuk 4 vergelijken we met de huidige segmentatiecriteria. We baseren ons hiervoor voornamelijk op [3], [7], [14], [24], [26] en enkele simulaties. Tussen deze hoofdstukken in behandelen we enkele (potenti¨ele) segmentatiegronden waar de voorbije jaren statistisch onderzoek naar gedaan is. De bronnen die we hiervoor gebruiken zijn [1], [21], [22] en [37].

We sluiten de masterproef in hoofdstuk 5 af met een denkoefening die moet leiden tot een eigen premiemodel. We gebruiken de eerder opgebouwde kennis rond de diverse segmentatie- criteria om een voorzet te geven tot een volwaardig segmentatieontwerp. Op het einde van dit hoofdstuk analyseren we ook de positie die dit model inneemt in de huidige markt, hiervoor maken we opnieuw gebruik van [26].

(17)

Hoofdstuk 1

Segmentatie in de verzekeringssector: een bespreking

De bedoeling van dit eerste hoofdstuk is het samenstellen van een uitgebreide bespreking rond het concept ‘segmentatie’ in de verzekeringssector. In 1.1 bouwen we het begrip op vanuit de kern van het verzekeringswezen; de basisdefinitie met bijzondere aandacht voor de premie. In 1.2 bespreken we ´e´en van de belangrijkste grenslijnen voor segmentatie, de discriminatieprobematiek die voortvloeit uit het gelijkheidsbeginsel. Vervolgens maken we in 1.3 de balans op a.d.h.v. de talrijke waaier van voordelen, maar ook de mogelijks nadelige repercussies komen aan bod. Tot slot behandelen we in 1.4 de rol die de overheid kan of moet spelen om alles in goede banen te leiden en hoe de Belgische wetgeving is geconstrueerd.

1.1 Verzekeren en segmenteren

De term segmentatie kennen we zeker uit de marketing, maar ook uit de biologie en de digitale wereld1 en ongetwijfeld kent het nog veel andere betekenissen. Om het begrip binnen het

1Respectievelijk het proces, waarin op basis van ´e´en of meer kenmerken, homogene groepen klanten (seg-

menten) worden vastgesteld en klanten aan deze segmenten worden toegewezen, de opbouw van een lichaam uit

achter elkaar gelegen, vaak gelijkvormige delenen het opsplitsen van een afbeelding in segmenten (groepjes

pixels die bij elkaar horen) volgens bepaalde eigenschappen van de afbeelding om zo de belangrijke informatie uit een afbeelding te halen, zie [20].

(18)

concept verzekeren te kunnen plaatsen, keren we terug tot de basisdefinitie van verzekeren.

Van daaruit behandelen we de evolutie van de segmentatiebehoefte de voorbije decennia, om vervolgens een kanttekening te maken m.b.t. de solidariteit binnen de verzekeringen.

1.1.1 Het basisconcept van verzekeringen

De Belgische wetgeving2 definieert een verzekering als een overeenkomst, waarbij de verze- keraar zich er tegen betaling van een vaste of veranderlijke premie tegenover de verzekerings- nemer toe verbindt een in de overeenkomst bepaalde prestatie te leveren in het geval zich een onzekere gebeurtenis voordoet waarbij, naargelang het geval, de verzekerde of de begunstigde belang heeft dat die zich niet voordoet. Meestal betreft het een geldelijke prestatie, zeker in de overlijdensverzekeringen. De begunstigde is dan logischerwijs ook altijd een derde, de onzekere gebeurtenis is het overlijden van de verzekerde. De overlijdensverzekering is een voorbeeld van een persoonsverzekering, de verzekeringsprestatie is enkel afhankelijk van een onzeker voorval dat het leven van de verzekerde aantast. De verzekeraar moet wel dan niet uitkeren, afhankelijk van het zich voordoen van het overlijden binnen de contractueel overeen- gekomen grenzen. Wat ons in dit eindwerk het meest interesseert is de prijs, of de premie, die de verzekeringsnemer betaalt aan de verzekeraar in ruil voor het overnemen van het risico.

Voor de verzekeraar zijn het deze gezamenlijke premiebedragen die hem in staat moeten stellen zijn uitgaven te dekken en winsten te boeken. De verzekeraar moet bijgevolg om economisch rendabel te zijn een voldoende groot aantal homogene risico’s opnemen. In dat geval zal het totale risico statistisch gecompenseerd worden door de sterke wet van de grote getallen3, de verdeling van het totale risico o.b.v. de Centrale Limietstelling4zal convergeren naar een nor- male verdeling. Hierdoor zal de totale schadelast uiteindelijk veel voorspelbaarder zijn dan elk van de individuele risico’s. Individuele risico’s die weinig kans op voorval hebben, maar in dat geval wel grote schades voorbrengen, de zogenaamde catastroferisico’s, kunnen om die

2De Wet op de Landverzekeringsovereenkomsten (de Verzekeringswet), 25 juni 1992 (B.S. 20 augustus 1992),

art. 1.A, zie [9].

3[36, blz. 163 e.v.]

4[36, blz. 165 e.v.]

(19)

reden verzekerd worden tegen aanvaardbare premies. Het zijn precies deze catastroferisico’s die interessant zijn voor zowel verzekeraar als verzekeringsnemer.

De statistische nood om het portefeuillerisico te beoordelen, benadrukt onmiddellijk het belang van een goede selectie en spreiding van de risico’s die de verzekeraar aanvaardt. Goede selectie zal een wezenlijk deel uitmaken van een degelijke segmentatiepolitiek.

1.1.2 Het toenemend belang van segmentatie

De premie is een basiseigenschap van een verzekering en precies doordat de verzekeraars een groot aantal gelijkaardige polissen in hun verzekeringsportefeuille zitten hebben, kun- nen verzekeringsnemers zich laten verzekeren tegen aanvaardbare premies. De premies zullen logischerwijs bepaald worden in functie van het risico dat er tegenover staat. Hoe groter de mogelijke schade en/of hoe groter de kans op verwezenlijking, hoe hoger de premie zal liggen.

Daarom is het voor de verzekeraars van belang om op een eenduidige manier onderscheid te maken tussen de verschillende verzekerden omdat ze elk een apart risico met zich meedragen.

Het is op dit moment dat segmentatie komt bovendrijven. We kunnen het begrip defini¨eren als de techniek die de verzekeraar(s) toepassen om de premievoorwaarden (eventueel ook dek- kingsvoorwaarden) aan te passen aan het verzekerde risico. Dit gebeurt in functie van een specifiek aantal karakteristieken van dat risico, de zogenaamde segmentatiecriteria. De seg- mentatiecriteria zijn risicofactoren die rechtstreeks invloed hebben op de hoogte van het risico.

Het doel van de verzekeraar(s) is om tot een betere overeenstemming te komen tussen de ver- wachtingswaarde van de uit te keren schade, die als basis dient voor de te betalen premie, enerzijds en de werkelijk uit te keren schade anderzijds.

Vaak komt de vraag ook vanuit de groep van verzekerden zelf. Iedereen wil namelijk beta- len voor het risico dat men vertegenwoordigt. De maatschappij is ongetwijfeld ge¨evolueerd naar een toegenomen bewustwording van de consumentenrechten en zelfs een groter indivi- dualisme. De verzekeringsnemers wensen zich meer en meer te kunnen personaliseren met hun risico en dus ook met de andere leden binnen een risicogroep. De informatisering stelt ze bovendien in staat om tarieven binnen en tussen verzekeringsmaatschappijen makkelijker te

(20)

vergelijken of door tussenpersonen te laten vergelijken. Ook vanuit de markt is er aldus een toegenomen vraag naar segmentatie.

Segmentatie is bijgevolg geen nieuw project. Binnen de levensverzekeringen (en dus ook de overlijdensverzekeringen) bestaat al langer een onderscheid naar leeftijd. De laatste decen- nia zijn de statistische faciliteiten voor verzekeraars echter sterk toegenomen. Risicofactoren opsporen en analyseren is door snellere computers en betere software sterk vereenvoudigd.

Daarnaast staat ook de medische kennis allesbehalve stil. Zeker ook in de overlijdensverzeke- ringen heeft dit geleid tot een meer gedetailleerde uitwerking van de poliscondities.

Wanneer men in de verzekeringssector spreekt over segmentatie denkt men meteen aan de tariefdifferentiatie, het begrip is echter ruimer en omvat - zoals eerder reeds kort aangege- ven - ook de risicoselectie (acceptatie en naselectie) en de dekkingsvoorwaarden. Het begrip acceptatie betreft het al dan niet aanvaarden van een bepaald risico, logischerwijs is de accep- tatiepolitiek van een verzekeringsmaatschappij nauw verbonden met de premiedifferentiatie die hij doorvoert. Risico’s die tot bepaalde risicoklassen aan de basis van de tarieven behoren, zullen aanvaard worden onder de tarief- en dekkingsvoorwaarden van de overeenkomstige risicogroep, andere risico’s zullen niet of tegen speciale voorwaarden geaccepteerd worden.

Naselectie gebeurt wanneer de verzekeraar verzekeringspolissen opzegt of weigert te verlen- gen omwille van slechte ervaringen of verzwaarde risico’s van de verzekerde. Uiteraard kan de verzekeraar niet gelijk welk contract of gelijk wanneer stopzetten, hier zijn wettelijke voor- waarden voor voorzien. In de levens- en dus ook overlijdensverzekeringen wordt bovendien afgeweken van de normale maximumduur van ´e´en jaar voor verzekeringspolissen. De wetge- ver heeft namelijk willen tegengaan dat verzekeraars op het einde van ieder jaar in staat zouden zijn de levensverzekeringsovereenkomst te be¨eindigen ten gevolge van een risicoverhoging5. Dit eerste onderscheid tussen tariefdifferentiatie, dekkingsvoorwaarden en risicoselectie brengt ook met zich mee dat het mogelijk is dat bepaalde risicofactoren gebruikt worden voor het ene en andere risicofactoren voor het andere6. In de praktijk zullen de verschillende segmentatie-

5Voor details zie [9] en [11, blz. 260 e.v.].

6Zo kunnen aparte risicofactoren voorzien worden voor andere polisvoorwaarden, vb. winstdeelname.

(21)

voorwaarden echter op elkaar afgestemd zijn en de risicofactoren dus vaak dezelfde zijn. We zullen ons dan ook voornamelijk bezig houden met de tariefdifferentiatie.

De tariefdifferentiatie zelf is echter ook een stuk ruimer dan vaak aangenomen. Een verschil in premiebedrag is algemeen gebruikt in de verzekeringssector. Vaak is het een uiting van een verschil in zuivere premie (risicopremie). De premielast die een verzekeringsnemer draagt, is echter meer dan enkel de zuivere premie. De commerci¨ele premie bevat ook nog beheers- en commissiekosten, waarop zodoende ook gedifferentieerd kan worden:

commerci¨ele premie = zuivere premie × (1 + b)

| {z }

inventarispremie

× 1

1 − c.

Vaak worden de beheers- en commissieopslag als een vast percentage (hier respectievelijk b en c) van de zuivere premie en inventarispremie bepaald. In dat geval zullen slechtere risico’s ook meer bijdragen aan financiering van de beheers- en commissiekosten. Het valt te overwegen om in de inventarisopslagen een onderscheid te maken tussen beheerskosten (deze zijn voor elke polis min of meer even hoog) en kosten m.b.t. schadebeheer (deze zullen effectief hoger liggen voor slechte risico’s) of binnen de commerci¨ele opslag een korting te geven aan klanten met meerdere verzekeringspolissen of klanten die hun premie betalen via domicili¨ering.

1.1.3 Segmentatie versus solidariteit

We herhalen dat het basisidee achter segmentatie is om o.b.v. correcte risicofactoren, de ri- sico’s zo goed mogelijk in te schatten en zo rechtstreeks elke verzekerde de premie aan te rekenen die overeenkomt met zijn/haar risico. Dit impliceert in de meest verregaande vorm dat alle risicofactoren gekend en gebruikt moeten worden om deze premie te bepalen. Dit is in de praktijk echter onmogelijk t.g.v. het groot aantal risicofactoren, de niet-meetbaarheid van de invloeden, de afhankelijkheid tussen de factoren, de verandering ervan doorheen de con- tractduur en - zoals verder zal blijken - de (wettelijke of maatschappelijke) onbruikbaarheid ervan. Hierdoor ontstaat, ook binnen de overlijdensverzekeringen, een vorm van solidariteit tussen de verschillende verzekeringsnemers.

(22)

Meestal wordt onder de term solidariteit de subsidi¨erende solidariteit verstaan. Subsidi¨erende solidariteit is het gevolg van het feit dat in de praktijk niet alle risicofactoren kunnen wor- den opgespoord, laat staan dat de verzekeraar ze allemaal kan gebruiken voor de tariefzetting.

Binnen ´e´en risicogroep/tariefgroep zullen er dus altijd nog onderlinge risicoverschillen te on- derscheiden zijn. In de praktijk is het dus zo dat er nog wel verschillen zullen zijn tussen de premie die een verzekeringsnemer moet betalen en het risico dat hij aan de verzekeraar overdraagt. Er ontstaat bijgevolg een subsidi¨ering van verzekeringsnemers die te veel beta- len (betere risico’s) naar verzekeringsnemers die te weinig betalen (slechtere risico’s). Een sterkere segmentatie leidt ertoe dat deze subsidi¨erende solidariteit verkleint, maar ze zal in de praktijk nooit tot nul herleid kunnen worden, zoals te zien in figuur 1.1. De subsidi¨erende so- lidariteit vormt de basis van ons sociale zekerheidsstelsel, waar de premie wordt losgekoppeld van het risico. Wij beperken ons echter tot de private verzekeringen.

Behalve de subsidi¨erende solidariteit bestaat er ook een kanssolidariteit. Zelfs indien de ver- zekeraar over alle informatie beschikt om elk risico in de verzekeringsportefeuille exact in te schatten en dus de premies exact berekent als de te verwachten schades, dan nog wordt er een solidariteit gecre¨eerd tussen mensen die schade lijden en mensen die geen schade lijden. Deze kanssolidariteit is volledig aan het toeval te wijten en kan aldus onmogelijk verkleind worden (eveneens te zien op figuur 1.1), meer nog, het is precies de basis van het begrip verzekeren.

Figuur 1.1: Kanssolidariteit en subsidi¨erende solidariteit

(23)

1.2 Gelijkheid, een mensenrecht

Als we mogen uitgaan van een verder toenemende vraag naar segmentatie, zowel door de ver- zekeraars als door de verzekeringsnemers, kunnen we stellen dat het uiteindelijke doel een verzekeringsmarkt is waarin iedereen betaalt voor zijn risico. Dit kan enkel als alle risicofac- toren en hun invloed in deze berekening worden gebruikt. Puur praktisch is het onmogelijk, maar het lijkt dus wel een streefdoel. Maatschappelijk zijn er evenwel bezwaren, want het begrip segmentatie lijkt te conflicteren met het gelijkheidsbeginsel dat in de Westerse wereld hoog in het vaandel wordt gedragen.

Het gelijkheidsbegrip is tot op heden nog te vaak een eerder Westers begrip dat geschiedkundig zijn basis kent in het humanisme. ´Egalit´ewerd na de Franse revolutie voor het eerst ´e´en van de drie pijlers van de staatsstructuur. Men kan dan ook stellen dat het beginsel zoals we het nu kennen een resultaat is van een evolutie doorheen de voorbije eeuwen. Anderzijds wordt gelijkheid momenteel omschreven zoals Aristoteles dat reeds vier eeuwen voor Christus deed:

gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, en ongelijke ongelijk naar de mate van hun ongelijkheid. Onder hetzelfde ijveren naar gelijkheid, moet het streven naar anti-discriminatie geplaatst worden. Onder discriminatie verstaan we elke vorm van onderscheid maken tussen mensen en daardoor de fundamentele rechten en vrijheden van bepaalde personen aantasten.

Verzekeringstechnisch is het niet altijd even eenvoudig te bepalen wat precies als discrimine- rend moet gezien worden en wat niet.

Het gelijkheidsbeginsel is ondertussen een van de belangrijkste beginselen die aan de basis van ons Westers rechtsbegrip liggen. Gelijkheid is dan ook niet zomaar een hol begrip. Het is een van de fundamentele mensenrechten neergeschreven in De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens7,aangenomen door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties, zonder tegenstemmen en met onthouding van zes communistische staten, Saoudi-Arabi¨e en Zuid-Afrika. Deze verklaring opent in artikel 1 met de wens dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren worden. In artikel 2 sluit men elk onderscheid van welke aard

7Universal Declaration of Human Rights (UDHR), 10 december 1948, zie [35].

(24)

ook uit: elke ongelijkheid op vlak van ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere politieke, juridische of internationale statuswordt verboden.

De UDHR werd door vele landen overgenomen en is ondermeer terug te vinden in de Belgi- sche en de Europese grondwet. De Belgische Grondwet8stelt dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet, met bijzondere aandacht voor gelijkheid tussen geslachten en anti-discriminatie. Het Arbitragehof is sinds 1989 bevoegd om wetsartikelen hieraan te toetsen. Sinds 15 februari 1993 kent Belgi¨e ook een Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding (CGKR), een openbare dienst met als doel het bestrijden van discriminatie. In Belgi¨e bestaat er tot slot een ministerportefeuille ‘Gelijke Kansen’, momenteel opgenomen door Jo¨elle Milquet op federaal niveau en door Pascal Smet op Vlaams niveau. Om duidelijk te maken dat gelijke kansen in Belgi¨e heel erg serieus genomen worden, verwijzen we naar de oproep9 van die laatste Minister om in elke gemeente een schepen van gelijke kansen aan te stellen.

In navolging van de UDHR ontstond in Europa het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden10, goedgekeurd door de Europese Raad.

Het verdrag is bindend in alle landen uit de Raad van Europa. In Belgi¨e is het verdrag van directe werking. Artikel 14 van het UDHR stelt dat het genot van de rechten en vrijheden, welke in dit verdrag zijn vermeld, verzekerd is zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationaliteit of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status. Het Verdrag van Rome11, dat voor het laatst gewijzigd is na het Verdrag van Lissabon12, bepaalt in artikel 10 dat de Europese Unie in de uitvoering van haar beleid en op- treden streeft naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. De Europese

8De Belgische Grondwet, 1831, art. 10 en 11, zie [8].

9Zie [31].

10European Convention on Human Rights (UCHR), 13 mei 1955, zie [15].

11Het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, 25 maart 1957.

12Sinds dan het ‘Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie’, 13 december 2007, zie [17].

(25)

Grondwet13 bepaalt de waarden waarop de Unie steunt: eerbied voor de menselijke waardig- heid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

Het is zonder twijfel zo dat de drang naar een goede segmentatie en de wens naar gelijkheid en non-discriminatie niet altijd hand in hand zullen gaan. Terwijl het eerste er net in bestaat de verzekerden op te delen in (risico)klassen zal het tweede net worstelen met deze opdeling in rangen. Anderzijds mogen we het tweede deel van de gelijkheidsdefinitie niet vergeten:

ongelijke gevallen moeten ongelijk behandeld worden naar mate van hun ongelijkheid. We gaan verder in dit hoofdstuk dieper in op deze problematiek.

1.3 Een balans

Het mag ondertussen duidelijk zijn dat er van de kant van verzekeraars en verzekeringsnemers een grote vraag is naar (verdere) segmentatie, hieraan zijn dan ook enkele grote voordelen verbonden. Anderzijds zijn er vanuit het gelijkheidsbeginsel ook grenzen verbonden aan de segmentatie. Hieronder bespreken we de belangrijkste voordelen, maar ook de potentieel na- delige voortvloeisels van segmentatie.

Een allereerste voordeel, dat eerder meermaals is aangehaald, is de sterkere (positieve) corre- latie tussen de premie die verzekeringsnemers betalen voor hun risico en de grootte van hun risico. Het is een logisch gevolg en eigenlijk een plicht van de verzekeraars, zelfs wanneer we terugvallen op het gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, maar ook verschillende gevallen moeten verschillend behandeld worden. We moeten aanstippen dat de vraag natuurlijk enkel zal komen vanuit de kant van de goede risico’s, slechte risico’s zullen bij verdere segmentatie een hogere premielast dragen.

Het eerste voordeel draagt dadelijk al een belangrijk nadeel met zich mee: mensen die een

13De Europese Grondwet, art. I-2, zie [18].

(26)

groot risico met zich meedragen zullen benadeeld worden, waardoor ze uiteindelijk uit de boot vallen voor bepaalde verzekeringen. Dit kan zorgen voor ernstige maatschappelijke gevolgen, er zullen hier oplossingen voor bedacht moeten worden. een bespreking van de mogelijkheden hiertoe komt aan bod in 1.4.

Anderzijds zet dergelijk premieverschil de verzekeraars aan tot verdere segmentatie. Hoe meer ze segmenteren, hoe minder slechte risico’s ze aantrekken. Verzekeraars die weinig of niet seg- menteren zullen voor slechte risico’s het aantrekkelijkst zijn. Dit fenomeen is gekend onder de term antiselectie en wordt nog versterkt door de rol van tussenpersonen. Verzekeraars die minder segmenteren, zullen op termijn hun tarieven moeten verhogen om financieel gezond te blijven en daardoor nog slechtere risico’s aantrekken. Segmentatie dient als tegengewicht tegen antiselectie: risico’s die aanvaard worden, moeten zo goed mogelijk voldoen aan de veronderstellingen die aan de basis liggen van het tarief. Om antiselectie helemaal uit te scha- kelen, moeten de segmentatiegronden van de verschillende verzekeraars zo goed als mogelijk overlappen, verzekeringsmaatschappijen moeten elkaar volgen in de segmentatiepolitiek.

Verzekeringsnemers zullen bovendien hun best doen om tot een zo goed mogelijke risicoklasse te behoren. In ruil voor acceptatie, lagere premies of betere voorwaarden zal de verzekerings- nemer bereid zijn zijn risico te verlagen, bijvoorbeeld door preventieve maatregelen te nemen.

Het valt echter niet uit te sluiten dat eenmaal de verzekeringsnemer zijn polis ondertekend heeft, de verzekerde minder voorzichtig zal zijn. Naast het gewone basisrisico ontstaat een extra moreel risico, beter gekend onder moral hazard. Deze moral hazard staat evenwel los van de segmentatie en kan dus niet als een direct nadeel van segmentatie gezien worden. Het is eerder een negatief gevolg van het verzekeren in het algemeen. Meer zelfs, de intentie van verzekeringsnemers om na ondertekenen van de polis het risico te verzwaren, kan door segmentatie teruggeschroefd worden. De verzekeraar die een voldoende aantal risicofactoren gebruikt, zal er voor zorgen dat vertegenwoordigers van goede risico’s hun gedrag niet langer aanpassen aan het gemiddelde risico van de risicogroep waartoe zij behoort. Het invoeren van ondertussen reeds wijdverspreide schadevrijstellingen of maxima zal verzekerden aanmoedi- gen het aantal of de hoogte van de schadegevallen te beperken. Naselectie kan verzekerden aanzetten tot een grotere voorzichtigheid.

(27)

Verder stelt de betere kennis van de verzekerde risico’s in een verzekeringsportefeuille de ver- zekeraars niet enkel in staat om de premies beter in te schatten, het zorgt er ook voor dat de kosten beter kunnen ingeschat worden. Hierdoor kunnen de aan te leggen technische voorzie- ningen beter bepaald worden. Bovendien zullen herverzekeraars ook sneller geneigd zijn een portefeuille te herverzekeren indien ze de nodige kennis over de risico’s hebben.

De toegenomen informatisering heeft een positief effect op de transparantie van de tarificatie in de verzekeringssector. De meer gesegmenteerde markt heeft een omgekeerd effect. Meer segmentatie zorgt voor minder doorzichtigheid voor de consument, zeker wanneer de segmen- tatiecriteria verschillen van maatschappij tot maatschappij. Maatschappijen verschillen name- lijk niet enkel op vlak van aangeboden producten, polisvoorwaarden en verkoopskanalen, maar dus ook meer en meer op vlak van segmentatie. Dit zorgt er ook voor dat er grotere kans is op onvolledige inlichting van relevante gegevens bij het aangaan van het contract en het vergeten van aanpassingen tijdens de duur van het contract, hoewel hier een verplichting toe bestaat14. Dit alles wordt nog versterkt wanneer verzekeringsmaatschappijen hun premiefactoren ver- anderen doorheen de tijd. Gevolg van dit alles is dat er meer en meer consumentenklachten optreden en het imago van de verzekeringssector in zijn geheel geschaad wordt.

In het kader van de levensverzekeringen is deze problematiek nog een stuk groter aangezien dergelijke polissen voor lange duur afgesloten worden. Overlijdensverzekeringen zullen ook duurder worden naargelang de leeftijd verhoogt of de gezondheidstoestand verslechtert, waar- door verzekerden voor lange duur aan hun polis vastzitten. Veranderen van verzekeraar speelt namelijk bijna altijd in het nadeel van de verzekeringsnemer. Wanneer verzekeraars de seg- mentatie aanpassen, kan dit leiden tot onverzekerbaarheid van bepaalde van de klanten.

Tot slot verhoogt extra segmentatie ook de werkingskosten. Om op een statistisch aanvaard- bare manier te segmenteren, is het nodig om indrukwekkende databestanden bij te houden en op te volgen. De verwerking leidt tot extra werk en aldus ook extra beheerskosten.

14De mededelingsplicht, zie [10, blz. 53 e.v.], [11, blz. 300 e.v.] voor de levensverzekeringen en [9] voor de

wetgeving.

(28)

1.4 De rol van de overheid

Het mag inmiddels duidelijk zijn dat verdere segmentatie een goede zaak kan zijn. Men moet echter opletten voor het uit de boot vallen van slechte(re) risico’s. Het is dan ook de vraag waar men een evenwicht kan vinden om optimaal te kunnen profiteren van de voordelen, zonder de nadelen te laten doorwegen. Dit is niet alleen een evenwichtsoefening die elke maatschappij zelf moet uitvoeren, maar ook een debat waaraan alle spelers in de verzekeringsmarkt moeten deelnemen.

Historisch kan men op dat vlak in Europa twee verzekeringstradities onderscheiden: de con- tinentale traditie en de maritieme traditie zijn fundamenteel verschillend. In de continentale traditie (Duitsland, Frankrijk, Itali¨e, Belgi¨e) legden de overheden strikte regels op m.b.t. ver- zekeringsvoorwaarden en tarieven. Dit had tot gevolg dat verzekeringsmaatschappijen zich amper konden onderscheiden van elkaar. Daar tegenover staat de maritieme traditie (Verenigd Koninkrijk, Nederland ) die vertrekt vanuit het idee dat verzekeringen een financi¨ele service zijn en deel uitmaken van een sterk concurrenti¨ele markt. De controle van de overheid beperkte zich tot de financi¨ele solvabiliteit. Sinds de Europese eenmaking is over gans de Europese Unie een maritieme traditie ontstaan, dit heeft o.a. in Belgi¨e tot toegenomen concurrentie geleid.

In principe bestaat een totale contractvrijheid in de verzekeringssector. Dit is een van de grondslagen van het contractenrecht. Hoewel het nergens zwart op wit wordt erkend, niet in de Belgische (Grond)wet en niet in internationale verdragen, is het een algemeen rechtsbe- ginsel in Europa. De contractvrijheid betreft de vrijheid om overeenkomsten al dan niet aan te gaan, de vrijheid om ze aan te gaan met wie men wil en de vrijheid om ze na onderling akkoord aan te passen aan de wensen van de contracterende partijen. Segmentatie, inclusief voorselectie, is aldus toegestaan. Een belangrijke grens is evenwel die van anti-discriminatie en, zeker voor verplichte verzekeringen, is er toch nog een intermediatie van overheidswege nodig.

Indien o.b.v. overheids- of marktvoorwaarden bepaalde verzekeringen verplicht worden, is het

(29)

belangrijk dat deze ook voor iedereen tegen redelijke voorwaarden beschikbaar zijn. Hiertoe is een zekere vorm van overheidsinmenging nodig. Met betrekking tot de overlijdensverzeke- ringen kunnen we de gekende schuldsaldoverzekering als een verplichte verzekering beschou- wen. Het aangaan van een schuldsaldoverzekering wordt door banken als een noodzakelijke voorwaarde gezien om een hypothecaire lening aan te gaan. Indien men geen schuldsaldo- verzekering kan sluiten, heeft dit dan ook vaak verstrekkende gevolgen. Het niet in aanmer- king komen voor een schuldsaldoverzekering zorgt ervoor dat men geen hypothecair krediet kan aangaan en men zich aldus geen eigendom kan aanschaffen, hoewel dit een mensen- recht15 is. Meer bepaald zullen mensen die lijden aan een chronische ziekte (diabetici en (ex-)kankerpati¨enten) of gehandicapt zijn dikwijls moeilijkheden ondervinden bij het afslui- ten van een schuldsaldoverzekering. Hoewel het o.b.v. de anti-discriminatiewetgeving of het gelijkheidsbeginsel niet verboden is deze mensen een dekking te weigeren, lijkt het maat- schappelijk niet wenselijk dit zomaar te laten gebeuren.

Feitelijk zullen er dus naast de algemene bepalingen rond gelijkheid en anti-discriminatie, vanuit de overheid ook concrete regels vooropgesteld worden om dit praktisch te regelen, anderzijds is er ook nood aan bijkomende interventie om onverzekerbaarheid ten gevolge van segmentatie in goede banen te leiden.

1.4.1 Algemene regelgeving m.b.t. verzekeringen

In Belgi¨e zijn verzekeringsovereenkomsten niet alleen onderworpen aan het Burgerlijk Wet- boek, maar ook aan de wet op de landverzekeringsovereenkomsten16. Voor de levensverzeke- ringen bestaat zo’n bijzondere wetgeving, het KB Leven17. Daarnaast bestaat een Europese richtlijn betreffende levensverzekeringen18. Voorts zijn verzekeringen wanneer ze gesloten worden met een consument onderworpen aan de wet betreffende de marktpraktijken en con-

15UDHR, art. 17, zie [35].

16De Wet op de Landverzekeringsovereenkomsten (de Verzekeringswet), 25 juni 1992 (B.S. 20 augustus 1992),

zie [9, blz. 10 e.v.].

17KB betreffende de levensverzekeringsactiviteit, 14 november 2003 (B.S. 23 juli 2004), zie [9, blz. 115 e.v.].

18Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekeringen, zie

[16].

(30)

sumentenbescherming19. Uiteraard zullen de verzekeringsovereenkomsten ook niet in strijd mogen zijn met de regels m.b.t. het gelijkheidsbeginsel en anti-discriminatiewet.

1.4.2 Concrete regelgeving m.b.t. gelijkheid en anti-discriminatie

De verklaringen rond gelijkheid en anti-discriminatie zoals besproken in 1.2 zijn van groot be- lang. Tot ver buiten de verzekeringssector, maar het zijn niet meer dan algemene charters. Er is behoefte aan een concrete invulling ervan: welke criteria zijn toegestaan en welke niet? Het lijkt logisch dat een risicofactor ondubbelzinnig en objectief moet kunnen vastgesteld worden.

Er moet een statistisch verband zijn tussen de risicofactor en het te meten risico en dit verband moet een causaal verband zijn20, maar zeker in de verzekeringssector is niet altijd even duide- lijk of een statistisch verantwoord onderscheid ook maatschappelijk aanvaardbaar is.

Om te beginnen zou men een lijst kunnen maken, eventueel per verzekeringstak, van facto- ren die al dan niet als segmentatiecriterium mogen gebruikt worden. Zo bestaat een consensus over de risicofactoren die de verzekeringsnemer zelf in de hand heeft door zijn gedrag of keuze (roken, sportbeoefening, reizen, alcohol- & drugsgebruik ). Dergelijke criteria mogen gebruikt worden voor segmentatie. Daar tegenover staan de risicofactoren die men als consument niet kan be¨ınvloeden (genetische eigenschappen, geslacht ) en die vaak worden uitgesloten. Seg- mentatie die tot discriminatie leidt, moet ten aller tijde uitgesloten worden. Hetzelfde geldt voor segmentatiecriteria die geen collectief belang impliceren, i.e. indien het voordeel voor enkelingen niet opweegt tegen het nadeel voor de anderen. Het is echter zo dat dergelijke lijsten de creativiteit van de verzekeraars niet in de hand werken. Bovendien is het onmogelijk een limitatieve opsomming te maken van verboden en toegelaten factoren want elke factor kan gemakkelijk vervangen worden door een andere sterk correlerende risicofactor.

De overheid zou ook kunnen beslissen om de verzekeringssector zijn gang te laten gaan en eventueel tussen te komen op het moment dat zich problemen voordoen. Dit lijkt evenwel

19Wet van 6 april 2010.

20Niet elk statistisch aantoonbaar verband is van het type oorzaak-gevolg, we onderscheiden causatie en asso-

ciatie.

(31)

niet de meest ideale manier aangezien men dan geval per geval moet gaan bestuderen en de uiteindelijke beslissingen toch neemt o.b.v. algemeen aanvaarde regels.

In Belgi¨e mogen verzekeringscontracten niet in strijd zijn met de gelijkheids- en anti-discri- minatievoorwaarden. Deze worden praktisch geregeld door twee anti-discriminatiewetten die een Belgische omzetting zijn van de Europese richtlijnen. We onderscheiden de wet ter be- strijding van bepaalde vormen van discriminatie en de wet ter bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen21. Beide wetten zijn van openbare orde. Opvallend hierbij is dat de wetgever er voor koos om een limitatieve lijst van discriminatiecriteria op te nemen in de wet, ondanks het eerder besproken onvermogen hiertoe en de verwerping van een eerdere li- mitatieve lijst door het Grondwettelijk Hof22.

De eerste anti-discriminatiewet introduceert een discriminatieverbod o.b.v. leeftijd, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, taal, fysieke of genetische ei- genschappen en sociale afkomst. In het kader van de levensverzekeringen zijn vooral die eerste drie merkwaardig. Er kan evenwel van bovenstaande normen afgeweken worden indien het ge- maakte onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt. Dit kan enkel o.b.v. een legitiem doel en indien de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn. Een verzekeraar die

´e´en van bovenstaande criteria wil gebruiken om te segmenteren moet dit zelf rechtvaardigen door een legitiem doel (een nauwkeurige premiezetting) en aantonen dat het gemaakte onder- scheid evenredig is met het risicoverschil.

De bestrijding van discriminatie o.b.v. geslacht is absoluut met betrekking tot de toegang en het aanbod van goederen. Er is dus ook geen mogelijkheid tot afwijken voor een legitiem doel, ob- jectief gerechtvaardigd, dat bereikt wordt met passende en noodzakelijke middelen. De enige

21Beide anti-discriminatiewetten zijn van 10 mei 2007 (B.S. 5 juni 2007), zie [9, respectievelijk blz. 43 e.v. en

blz. 51 e.v.]. De laatste wordt geregeld vernoemd onder Genderwet’.

22Een eerdere anti-discriminatiewet van 25 februari 2003 bevatte ook al zo’n lijst, het Grondwettelijk Hof

achtte op 6 oktober 2004 zo’n beperkt kader van criteria in strijd met het gelijkheids- en nondiscriminatiebeginsel van de Grondwet.

(32)

gelegenheid tot afwijking bevond zich tot voor kort (tot 20 december 2012) in de levensver- zekeringen. In de Europese richtlijn die aan de basis lag van deze wet werd een uitzondering voorzien; lidstaten konden tot eind 2007 afwijkingen stemmen die toch seksegerelateerde pro- portionele verschillen in premies en uitkeringen toestaan. Artikel 5 van de richtlijn bepaalt dat enkel een onderscheid kan gemaakt worden indien het geslacht een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico op basis van relevante en nauwkeurige actuari¨ele en statistische gegevens. De Belgische wetgever voerde zo’n exceptie in voor de levensverzekeringen23.

Test Aankoop stapte evenwel naar het Belgische Grondwettelijk Hof om deze wetswijziging te laten vernietigen. Dat Hof ging op zijn beurt ten rade bij het Europees hof van Justitie rond de uitzonderingsmaatregel voorzien in de Europese richtlijn. Het arrest van het Europees Hof van Justitie24 stelde dat elk onderscheid o.b.v. geslacht, ook in de levensverzekeringen, moet worden afgekeurd. Het baseerde zich hiervoor op de grondrechten van de Europese inwoners, opgenomen in het Verdrag van Lissabon, die stellen dat een dergelijk onderscheid uitgesloten moet worden. Een vreemde beslissing, want in datzelfde arrest herinnert het Europees Hof van Justitie eraan dat gelijkheid ook impliceert dat verschillende situaties niet gelijk worden be- handeld. Anderzijds gaat het Hof niet echt in op de vraag of het gebruik van seksegerelateerde actuari¨ele factoren objectief te rechtvaardigen is, maar het struikelde over de onbeperktheid in de tijd van de uitzonderingsmaatregel. Het resultaat is hoe dan ook hetzelfde: vanaf 21 de- cember 2012 wordt niet langer een onderscheid tussen mannen en vrouwen geduld, in welke verzekeringstak ook. Dit geldt over de ganse Europese Unie en dus ook voor eventuele andere uitzonderingen in andere lidstaten. In Belgi¨e is het resultaat dat uitzonderingsartikel 10 van de Genderwet verdwijnt.

Bij overtreding van de anti-discriminatiewetten wordt het deel van de polis dat onwettig is, onmiddellijk nietig, ook al is het met toestemming van alle betrokken partijen. Bovendien kunnen er schadevergoedingen bedongen worden door het slachtoffer van de discriminatie. In de meest extreme gevallen zijn ook gevangenisstraffen mogelijk als sanctie.

23De Genderwet, art. 10, wetswijziging van 21 december 2007.

24Een arrest op 1 maart 2011.

(33)

1.4.3 Tussenkomst m.b.t. onverzekerbaarheid

Om te vermijden dat door een te ver doorgedreven segmentatie bepaalde risicogroepen zich niet meer tegen een aanvaardbare prijs kunnen verzekeren en aldus uit de boot vallen, zijn er verschillende interventies mogelijk:

• verbod op het gebruik van bepaalde risicofactoren, vb. genetische informatie;

• invoeren van een acceptatieplicht voor verzekeraars, vb. verzekeringspools;

• invoeren van maximale uitkeringen of franchises;

• opleggen van minimumtarieven voor een vooropgestelde dekking;

• opleggen van maximumtarieven voor een soort verzekering;

• tariferingstechnieken opleggen om het premieverschil tussen verzekerden te beperken.

Er dient evenwel opgemerkt te worden dat wegens de tariefvrijheid de laatste vier mogelijk- heden niet langer mogelijk zijn, tenzij ze het algemeen belang dienen, wat op zijn beurt heel moeilijk aan te tonen is. De tariefvrijheid is een fundamenteel beginsel in het Europees Recht, zowel voor schadeverzekeringen als voor levensverzekeringen. Deze richtlijn legt de lidstaten het verbod op de voorafgaande goedkeuring of systematische mededeling te eisen van o.a. de tarieven25. Voor deze richtlijn bestaat een limitatieve lijst van afwijkingen26 die evenwel re- strictief moet worden toegepast. De laatste vier mogelijkheden hierboven opgesomd zijn in elk geval niet toegelaten.

In de praktijk zal naast de beperking van bepaalde risicofactoren, die eigenlijk enkel gebeurt om discriminatie te vermijden, enkel nog de mogelijkheid van acceptatieplicht voor de verze- keraars overblijven. Indien zo’n verplichting opgelegd wordt aan de verzekeraars zullen hier evenwel grote premielasten tegenover staan tenzij deze acceptatieplicht gepaard gaat met een verzekeringspool.

25Richtlijn 2002/53, art. 6.5, lid 1, 5 november 2002, voor wat betreft de levensverzekeringen.

26Richtlijn 2002/83, art. 6.5, 5 november 2002, voor wat betreft de levensverzekeringen.

(34)

Vanuit de consumenten- en pati¨entenorganisaties, Test Aankoop en het Vlaams pati¨entenplat- form, was er reeds langer vraag naar een wet die de toegankelijkheid van de schuldsaldover- zekering garandeert. Op 21 januari 2010 kwam het uiteindelijk tot een wet tot wijziging van de Verzekeringswet wat de schuldsaldoverzekering voor personen met een verhoogd gezond- heidsrisico betreft27. Het doel van de Wet-Partyka is er voor zorgen dat chronisch zieken en (ex-)kankerpati¨enten een duidelijker beeld krijgen van hun premie door een duidelijkere op- splitsing van hun basis- en bijpremie. Dit stelt de kandidaat verzekeringsnemers in staat de vergelijking tussen de verschillende maatschappijen te maken.

In de eerste plaats brengt de wet een gedragscode met zich mee. Deze gedragscode voor verzekeraars zou het proces van een aanvraag tot een definitieve opmaak van een schuldsald- overzekering moeten regelen. Concreet worden verzekeraars verplicht een standaard medische vragenlijst28 voor te leggen waarbij bijkomende vragen mogen gesteld worden bij dekkingen boven dee250.000.

Indien de verzekeraar de kandidaat verzekeringsnemer o.b.v. deze vragenlijst niet wil verzeke- ren, moet deze de kandidaat verzekeringsnemer hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen en zijn beslissing hierbij motiveren. Vanaf een tweede weigering kan de kandidaat zich richten tot het opvolgingsbureau dat het dossier zal evalueren op medische en verzekeringstechnische objectiviteit. Dit opvolgingsbureau bestaat uit twee vertegenwoordigers van de verzekerings- sector, ´e´en lid dat de consumenten vertegenwoordigd, ´e´en lid uit de pati¨entenvereniging en wordt voorgezeten door een onafhankelijk magistraat.

Indien de verzekeraar een verhoogde premie vraagt, moet deze opgesplitst worden in een ba- sispremie, de laagste premie voor een persoon met dezelfde leeftijd, en een gemotiveerde bijpremie. Indien de kandidaat zich niet kan vinden in de beslissing van de verzekeraar, kan die zijn dossier laten beoordelen door de herverzekeraar van de verzekeraar. Indien die een lagere premie voorstelt, is de verzekeraar verplicht de herverzekeraar hierin te volgen. Indien de bijpremie twee keer de basispremie overstijgt, moet de verzekeraar een gestandaardiseerde

27Deze wet is beter gekend onder de Wet-Partyka, 21 januari 2010 (B.S. 3 februari 2010).

28De basisvragenlijst werd opgesteld door Assuralia. Hierin komen o.a. beroep, lengte, gewicht, gewoontes,

huidigen gezondheidstoestand, arbeidsongeschiktheid, aandoeningen of ongevallen, behandelingen, onderzoe- ken, hospitalisatie of operatiegeschiedenis aan bod.

(35)

basisdekking bieden. Vanaf dat percentage is eveneens tussenkomst van de compensatiekast mogelijk. De compensatiekas betaalt het stuk bijpremie dat boven het vernoemde percentage uitstijgt. Deze compensatiekas wordt onderhouden door alle verzekeraars die schuldsaldover- zekeringen aanbieden en de hypothecaire kredietverleners zelf. Het objectief van de kas is om de last van de bijpremies te verdelen.

De wet heeft duidelijk een aantal positieve consequenties voor de verzekeringsnemers, maar de verzekeraars waren evenwel minder tevreden met deze wetswijziging. Assuralia ging in juni 2010 naar het Grondwettelijk Hof om de wet aan te vechten. Op 10 november 2011 kreeg Assuralia evenwel over de ganse lijn ongelijk van de rechtbank. De wet-Partyka is dus een feit, hoewel er nog geen uitvoeringsbesluiten voor bestaan. Belangrijke aspecten van de wet kunnen bijgevolg nog niet praktisch toegepast worden, hoewel de wet wel bestaat en men er zich dus moet aan houden. Bovendien is er in de wet geen absoluut recht op (plicht tot) verzekering gekomen. Mensen met een h´e´el korte levensduur zullen dus nog steeds uit de boot vallen, maar tot 15.000 mensen worden jaarlijks verwacht makkelijker aan een hypothecaire lening te raken.

(36)
(37)

Hoofdstuk 2

Segmentatiecriteria in de praktijk

In het vorige hoofdstuk zagen we dat sinds eind december vorig jaar segmentatie op basis van geslacht niet langer toegestaan is. Om een idee te krijgen van het belang van dit verbod bespreken we in dit tweede hoofdstuk de belangrijkste segmentatiecriteria zoals ze tot dat moment bestonden. We besteden in 2.2 bijzondere aandacht aan het mortaliteitsverschil tussen mannen en vrouwen.

2.1 De belangrijkste segmentatiecriteria anno 2012

We starten dit hoofdstuk met een snel overzicht van de segmentatiecriteria die tot voor 21 de- cember 2012 het vaakst gebruikt werden. Kijken we naar de Belgische markt dan zien we over het algemeen vaak dezelfde segmentatiecriteria. Tot december 2012 was er - zeker bij de grote verzekeringsmaatschappijen - weinig creativiteit te bespeuren.

De meest belangrijke en ook het meest logische criterium waarop in de Belgische en buiten- landse verzekeringsmarkt werd gesegmenteerd is de leeftijd. Het spreekt voor zich dat hoe ou- der iemand is, hoe groter de sterftekans is. Jongere mensen verdienen dus ook om een lagere premie te betalen voor een overlijdensverzekering. In Belgi¨e bestaan wettelijke sterftetafels die de sterftekans uitzetten t.o.v. de leeftijd. Sinds eind 2012 zijn de verzekeraars verplicht met uniseks-sterftetafels te werken, maar tot 21 december 2012 mochten verzekeraars ook een onderscheid maken tussen de geslachten en voorzag de Belgische wetgever aparte sterftetafels

(38)

voor mannen en vrouwen: MK en FK voor de overlijdensverzekeringen voor respectievelijk mannen en vrouwen1.

Alle Belgische verzekeraars maakten tot dan gebruik van het geslacht als segmentatiecrite- rium. Dit onderscheid is dan ook niet uit de lucht gegrepen; er is een belangrijk en erg opval- lend verschil in sterftecijfers tussen mannen en vrouwen. Vrouwen leven langer dan mannen of mannen sterven dus sneller dan vrouwen. De sterftekans bij mannen ligt op elke leeftijd hoger dan voor de vrouwen van dezelfde leeftijd. Het is dan ook begrijpelijk dat verzeke- ringsmaatschappijen de premie voor overlijdensverzekeringen voor hen hoger leggen. Ook het verschil in levensstijl (socio-economische status) speelt hier een belangrijke rol. Voor een korte bespreking van het sterfteverschil tussen mannen en vrouwen, in binnen- en buitenland, verwijzen we naar 2.2, op het verband met de socio-economische status komen we terug in 3.2.

Een derde en zeker ook uitgebreid gebruikt segmentatiecriterium is de gezondheidstoestand en hieraan gekoppeld het gezondheidsrisico. Ook binnen een groep mannen of vrouwen met de- zelfde leeftijd bestaat nog een heel groot verschil in sterfterisico, terwijl - zoals vermeld in het eerste hoofdstuk - het de bedoeling van de verzekeraars moet zijn om de verzekerden zo goed als mogelijk in te delen in realistische risicoklassen. Deze risicoverschillen worden voor een groot stuk opgevangen door het invoeren van de gezondheidstoestand als segmentatiecriterium.

De huidige gezondheidstoestand is ´e´en zaak, maar het is zeker in geval van langdurige over- lijdensdekking even belangrijk de evolutie doorheen de tijd te kunnen inschatten. In functie daarvan maken verzekeringsmaatschappijen gebruik van medische vragenlijsten waarin ze o.a.

polsen naar rokersgedrag, gebruik van alcohol en andere verdovende middelen, maar eveneens naar sport- en reisgedrag. Anderzijds gaan er aan het aanvaarden van een verzekering allerlei medische onderzoeken vooraf, o.a. hart-, bloed- en urineonderzoeken. De mate waarin geseg- menteerd wordt, is evenwel nog afhankelijk van verzekeraar tot verzekeraar. Dit komt reeds tot uiting in het voorbeeld op de volgende pagina (tabel 2.1): m.b.t. het rokersgedrag kan er gesegmenteerd worden tussen rokers en niet-rokers, maar de verdeling kan evengoed gedetail- leerder gebeuren. Wat segmentatie o.b.v. gezondheid betreft, is het rokersgedrag ongetwijfeld

1Tegenwoordig zijn er unisekstafels XK, zie [7].

(39)

het belangrijkste criterium. Veel verzekeraars voorzien in een apart tarief voor rokers en niet- rokers.

Rokersgedrag Verdeling Relatief risico

(1) Zware sigarettenrokers 14% 205%

(2) Lichte sigarettenrokers 17% 163%

(3) Sigarettenrokers (= (1) + (2)) 31% 182%

(4) Pijp- en sigaarrokers 5% 120%

(5) Rokers (= (3) + (4)) 36% 173%

(6) Voormalige rokers 29% 108%

(7) Nooit-rokers 35% 90%

(8) Niet-rokers (= (4) + (6) + (7)) 69% 100%

Tabel 2.1: Relatief overlijdensrisico naar rokersgedrag ([22])

Als vierde redelijk courant segmentatiecriterium hebben we het verzekerd kapitaal. Het spreekt voor zich dat het verzekerd kapitaal van belang is bij de premiebepaling. De verzekeraars zien de grote kapitalen graag komen en zullen vaak een commerci¨ele geste doen indien zo’n inte- ressante verzekeringspolis zich aandient. Anderzijds zal men bij grote te verzekeren bedragen ook specifieker onderzoek vragen vooraleer het kapitaal te verzekeren. Bij Belfius bijvoor- beeld, maar ook bij andere verzekeringsmaatschappijen, hangt de inhoud van de medische vragenlijst af van de leeftijd en het geslacht, maar ook van het verzekerd kapitaal2.

Met leeftijd, geslacht, gezondheidstoestand en verzekerd kapitaal hebben we de vier meest courante parameters voor risicoinschatting. Sommige (meestal kleinere) verzekeraars zijn in hun zoektocht om zich te differenti¨eren van de grotere marktspelers iets creatiever in hun seg- mentatie. Zo biedt Nationale Suisse een schuldsaldoverzekering aan waarop het 10% korting geeft indien de verzekerde lid is van een sportclub (zie [27]), het won daarmee de Decavi-trofee 2010 voor beste schuldsaldoverzekering. ZA Verzekeringen geeft dan weer korting voor or- gaandonoren en keert gezondheidscheques uit om hun verzekerden gezond te houden. Ook

2Zie [24].

(40)

zij wonnen hier meerdere Devaviprijzen mee. Een ander opvallende product van ZAV is de schuldsaldoverzekering met de premieduur gelijk aan de duur van de lening. Hierdoor betaalt de verzekeringsnemer elk jaar de risicopremie, dit bedrag stijgt de eerste jaren en daalt vanaf de helft van de duurtijd3. Ook de schuldsaldoverzekering op twee hoofden wordt populairder, het risico is lager en hiervan kunnen ook de verzekeringnemers profiteren door een premielast die tot 15% daalt. Bij de klassieke schulsaldoverzekering op ´e´en hoofd werd het ook voor partners aangeraden om zich elk voor de volle 100% te verzekeren4. In dat geval wordt bij overlijden van beide personen het openstaande kapitaal dubbel uitbetaald. Dit zorgt voor een hoger risico en dus ook een hogere premie.

In Nederland is er reeds een verzekeraar die differentieert o.b.v. woonplaats (zie [33]), maar over het algemeen zijn de segmentatiecriteria echter heel erg gelijklopend over de verschil- lende verzekeringsmaatschappijen, ook binnen Europa. Nu sinds 21 december 2012 de mo- gelijkheid tot segmentatie op vlak van geslacht wegvalt, moet er echter gezocht worden naar goede alternatieven. Het hoofdstuk 3 wijden we volledig aan statistisch onderzoek naar enkele interessante maatstaven die op dit moment nog niet zo wijdverspreid zijn.

2.2 Een onderzoek naar geslacht als segmentatiecriterium

Tot 20 december 2012 was het voor levensverzekeraars nog toegestaan om een onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen op vlak van acceptatie en tariefzetting. Elke verzekeraar op de markt maakte gebruik van een onderscheid tussen de geslachten om de tarieven te bepalen.

Statistisch onderzoek toont dan ook aan dat dergelijk onderscheid gerechtvaardigd is.

In figuur 2.1 op de pagina hiernaast worden de werkelijke Belgische sterftecijfers uit 2009 afgebeeld. Voor beide geslachten wordt per leeftijd de sterftekans bepaald op basis van de ervaringscijfers uit 20095. We merken een duidelijke oversterfte van Belgische mannen t.o.v.

Belgische vrouwen.

3Volgens de website www.za.be ligt de premie tot 30% lager.

4Ook door de consumentenorganisaties, zie [14].

5Bron: The Human Mortality Database, [37]

(41)

De cijfers voor 2009 waren in die zin ook absoluut niet uitzonderlijk. Bekijken we de ef- fectieve sterftecijfers van Belgische mannen en Belgische vrouwen voor de jaren 2005 t.e.m.

2009, figuur 2.2, dan kunnen we telkens eenzelfde conclusie maken, nl. dat Belgische mannen een opvallende oversterfte hebben t.o.v. Belgische vrouwen. Kijken we naar de verhouding van de sterftekansen voor mannen t.o.v. vrouwen in de ons omringende landen6(meest recente cijfers: Nederland (2009), Frankrijk en Duitsland (2010)), zie figuur 2.3, dan bemerken we eveneens diezelfde opvallende oversterfte voor de mannen.

Vrouwen leven dus langer dan mannen. Belgische meisjes die in 2009 werden geboren ken- den zelfs een levensverwachting die meer dan vijf jaar hoger lag dan die van hun mannelijke leeftijds- en landgenoten. In de andere landen is er eveneens een duidelijk verschil in le- vensverwachting tussen mannen en vrouwen; in tabel 5 in de bijlage zijn de laatste cijfers opgenomen voor de meest interessante landen. Aangezien de cijfers niet voor elk van de landen even recent zijn, moeten we voorzichtig omspringen met deze gegevens. Want de le- vensverwachting stijgt immers doorheen de tijd. Toch laat het ons toe een korte bespreking te houden van de belangrijkste verschillen. Binnen West-Europa lijken er kleine verschillen te zijn, maar deze zijn eerder beperkt. Men zou kunnen opmaken dat hoe zuidelijker, hoe hoger de levensverwachting. Ook Scandinavi¨e scoort traditioneel goed. Op deze regels zijn evenwel ook uitzonderingen. De Verenigde Staten scoren als meest ontwikkelde land opvallend zwak, maar vooral de lage levensverwachting en de grote verschillen tussen mannen en vrouwen in de voormalige Sovjetlanden vallen op. Tot slot springt de hoge levensverwachting in Japan in het oog. Ook in Japan is er evenwel een groot verschil tussen de geslachten. Het lijkt er op dat er naast een groot verschil in sterftecijfers o.b.v. geslacht ook significante verschillen zullen zijn naar locatie. We gaan hier dieper op in in 3.3.

Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat geslacht een goed segmentatiecriterium was. Het werd dan ook door zowat elke verzekeringsmaatschappij gebruikt in het tijdperk dat dit nog toege-

6In Luxemburg leven te weinig mensen voor betrouwbare cijfers.

(42)

(a) Belgen tussen 0 en 85 jaar

(b) Belgen tussen 0 en 50 jaar

Figuur 2.1: Vergelijking effectieve sterftekansen Belgische vrouwen en mannen (2009, [37])

(43)

Figuur 2.2: Oversterfte mannen t.o.v. vrouwen in Belgi¨e (2005-2009, [37])

Figuur 2.3: Oversterfte mannen t.o.v. vrouwen in de ons omringende landen ([37])

(44)

staan was. Volgens cijfers van Swiss Re7, de tweede grootste herverzekeraar in de wereld, betaalden 40-jarige Belgische mannen tot 60% meer dan Belgische vrouwen van dezelfde leeftijd voor een schuldsaldoverzekering over 25 jaar. Binnen Europa lag dit cijfer tussen 33%

(Nederland) en 129% (Frankrijk). We vinden dit terug in tabel 2.2.

Sterftetafels Land op 30 jaar op 40 jaar

MK - FK Belgi¨e + 68% + 60 %

GBMV 03 - 08 Nederland + 34% + 33%

THF 00-02 Frankrijk + 124% + 129%

DAV08T R Duitsland + 67% + 62%

EKM/F 1995 Zwitserland + 64% + 70%

Tabel 2.2: Premieverschil tussen mannen en vrouwen bij aanvang SSV ([22])

Sinds het Arrest van het Europees Hof van Justitie dat inging op 21 december 2012 is het in Europa niet langer toegestaan om te differenti¨eren tussen mannen en vrouwen. Sindsdien is er dus nood aan nieuwe segmentatiecriteria. We herinneren ons uit het eerste hoofdstuk dat het evenwel verboden is te segmenteren op elke karakteristiek die met geslacht in verband gebracht kan worden. Segmentatie o.b.v. eigenschappen die rechstreeks verbonden zijn aan het geslacht zijn dus ook verboden. Welke segmentatiecriteria wel kunnen gebruikt worden, bespreken we in volgend hoofdstuk.

7Zie presentatie Swiss Re [22].

(45)

Hoofdstuk 3

Een onderzoek naar nieuwe segmentatiecriteria

Over het algemeen wordt gezondheid - en dus ook mortaliteit - be¨ınvloed door drie groepen van factoren. Vooreerst zijn er de biologische determinanten zoals geslacht en leeftijd; andere zuiver genetische factoren waren reeds langer verboden als segmentatiecriteria. Daarnaast zijn er ook de culturele determinanten. We denken hierbij aan eetgewoontes, rookgewoontes, maar ook aan de frequentie van de doktersbezoeken. Tot slot spelen ook de structurele elementen een rol. Denk maar aan het milieu, de socio-economische status of het beroeps- en opleidings- niveau.

In het vooruitzicht van de anti-discriminatietarifering en het verbod op ´e´en van de twee bruik-

bare biologische determinanten, zijn verzekeringsmaatschappijen de voorbije jaren sterk ge¨ınteresseerd geraakt in de andere twee determinanten. Het verbod op elk onderscheid op basis van geslacht,

tot dan ´e´en van de belangrijkste segmentatiecriteria in de verzekeringssector, verplichtte de levensverzekeringsmaatschappijen op zoek te gaan naar nieuwe criteria. In dit hoofdstuk be- spreken we de belangrijkste segmentatiecriteria die de voorbije jaren onderzocht zijn o.b.v.

statistisch onderzoek en hun toepasbaarheid.

(46)

3.1 Body Mass Index (BMI)

Een eenvoudige en erg interessante variabele is de body mass index (BMI), zijnde de verhou- ding van het gewicht (in kilogram) en het kwadraat van de lengte (in meter):

BMI = gewicht (kg) (lengte (m))2

Een BMI tussen 18.5 en 25.0 is optimaal, een BMI lager dan 18.5 wijst op ondergewicht terwijl een BMI boven 25.0 overgewicht suggereert (obesitas indien BMI groter dan 35.0, morbide obesitas indien BMI groter dan 40.0). In onderstaande figuren 3.1 en 3.2 ziet men dat een te lage BMI, maar vooral een te hoge BMI, de sterftekans aanzienlijk doet toenemen, zowel bij mannen als bij vrouwen. Tussen ongeveer 18.0 en 27.5 is er geen betrouwbare oversterfte, maar eens onder de 18.0 is de sterftekans gemiddeld dubbel zo groot (50% groter voor rokers).

BMI’s boven de 28.0 geven aanleiding tot sterftekansen die gemiddeld drie keer (twee keer voor rokers) zo groot zijn. Opvallend is dat het effect van een te hoog of te laag BMI voor rokers beduidend lager is dan gemiddeld. Rokers kennen reeds een hogere mortaliteit, een hogere BMI zal hun sterftecijfers dus relatief minder doen toenemen.

Figuur 3.1: Relatieve sterftekans naar BMI, voor mannen en vrouwen (cijfers van 2012, [22])

Kijkt men naar enkele aandoeningen apart dan ziet men dat overgewicht een grotere kans geeft op sterven ten gevolge van kanker, hart- en vaatziekten en andere aandoeningen, zie figuur 3.2.

(47)

Figuur 3.2: Kans om te sterven aan een bepaalde aandoening naar BMI (cijfers van 2004, [22])

3.2 Socio-economische verschillen

In verschillende (Europese) landen wordt reeds lange tijd onderzoek gedaan naar het effect van socio-economische verschillen op (vroegtijdige) sterfte. Dergelijk statistisch onderzoek toont meestal aan dat er weldegelijk een effect is: een lagere positie op de socio-economische ladder is vaak gecorreleerd met een hogere mortaliteit op middelbare en oudere leeftijd. Voor boorlingen is de leeftijd en het gedrag van de moeder tijdens de zwangerschap van groot be- lang voor de zuigelingensterfte. De professionele activiteiten van de vader blijken evenwel het grootste effect te hebben op de prenatale sterfte: de mortaliteit is tot twee maal zo groot bij arbeiders dan bij vaders die een vrij beroep uitoefenen.

De meerderheid van deze internationale studies bevestigt, los van tijd of ruimte, dit effect.

Toch zijn er ook schaalverschillen, zo wordt de grootste invloed gemeten in de Verenigde Sta- ten, het kleinste in Nederland en de Scandinavische landen. We zagen eerder reeds in tabel 5 van de bijlage dat de sterftecijfers in die laatste landen zowieso al een stuk lager lagen en de verschillen tussen mannen en vrouwen er ook kleiner waren dan in de andere Westerse landen.

Door een gebrek aan cijfermateriaal bestond in Belgi¨e dergelijk onderzoek tot voor kort nog niet, maar met dank aan de Vrije Universiteit Brussel1kwam daar verandering in. Het betreft een studie rond de bijdrage van de socio-economische ongelijkheid tot de sterfte van Belgische

1Cel Interface Demography, zie [21].

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden. 1p 4 Hoe kan de strekking van alinea 7 van tekst 1 het

Om tot een omvattend raamwerk te komen voor het bepalen of de informatie die ouders krijgen aansluit bij de zorgen en informatiebehoefte die ouders hebben, is

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De klap op 58-jarige leeftijd vindt zijn oorsprong voor een belangrijk deel bij het brugpensioen en de daling op 60-jarige leeftijd is een gevolg van de mogelijkheid om op

Dus, hoewel de oor- zaken van stress meer aanwezig zijn in jobs en sec- toren waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn en hoewel vrouwen naast hun job ook nog vaak in- staan voor de

In tegenstelling tot de verschillen tussen mannen en vrouwen in ervaren hulp vanuit gemeenten, zijn er tussen mannen en vrouwen in de WW geen significante verschil- len in

Voor deze behandeling kan worden gekozen als het zaad te slecht is (minder dan 1 miljoen beweeglijke zaadcellen per zaadlozing) of als reageerbuisbevruchting één of twee keer