Vraag nr. 67 van 17 januari 2000
van de heer CARL DECALUWE Heffing leegstand – Stand van zaken
De heffing op leegstand en verkrotting van gebou-wen en woningen wordt onverminderd voortgezet. 1. Kan de minister een overzicht per provincie
geven van het aantal woningen dat gewestelijk werd geïnventariseerd en van de gemeentelijk geïnventariseerde woningen ?
2. Is hier een stijgende trend waar te nemen ? Zo ja, wat is hiervoor de verklaring ?
3. Hoeveel van de betrokken woningen vallen onder leegstand, o n g e s c h i k t , onbewoonbaar en verwaarlozing, en dit opgesplitst per provincie ? 4. Hoeveel vrijstellingen en schorsingen werden
v e r l e e n d , en dit opgesplitst per provincie ? Wa t zijn hierbij de meest voorkomende redenen ? 5. Is hier een stijgende trend waar te nemen ?
Zo ja, welke verklaring kan hiervoor worden gegeven ?
6. Is er een substantiële afwijking van schorsingen vast te stellen naargelang het gewest of de ge-meente inventariseert ? Zo ja, wat is hiervan de reden ?
7. Kunnen de cijfers vervat in bovengestelde deel-vragen ook specifiek voor het arrondissement Kortrijk-Roeselare-Tielt worden verstrekt ?
Antwoord 1, 2 en 3.
Eind 1999 waren er bij de gewestelijke innings-dienst Abafim (administratie Budgettering, A c-counting en Financieel Management) 1.540 wonin-gen bekend als ongeschikt of onbewoonbaar, w a a r-van 1.130 geïnventariseerd door de gewestelijke RO H M-diensten (Ruimtelijke Ordening, H u i s v e s-ting en Monumenten en Landschappen). Op de in-ventaris van de leegstand waren 15.288 panden op-g e n o m e n , waarvan 10.345 op-geïnventariseerd door de gewestelijke RO H M-d i e n s t e n . De inventarislijst van de verwaarloosde panden omvat 2.660 panden door de gewestelijke diensten geïnventariseerd, t e-genover 1.310 door de gemeentelijke diensten.
Voor alle inventarislijsten is de provinciale sprei-ding gelijkaardig. Het zwaartepunt m.b. t . de inven-tarisatie ligt momenteel in de provincies A n t w e r-pen en Oost-V l a a n d e r e n . De graad van verstedelij-king en het relatief oude patrimonium liggen hier-aan voornamelijk ten grondslag. In V l a a m s-B r a-bant en Limburg – een gebied met een veeleer jong patrimonium en een geringere graad aan ver-stedelijking – zijn het minst woningen opgenomen in de inventaris. We s t-Vlaanderen situeert zich hier tussenin.
Het aantal inventarisaties opgenomen in de lijsten m . b. t . ongeschiktheid of onbewoonbaarheid, l e e g-stand of verwaarlozing is voor de periode van 1 no-vember 1998 tot eind 1999 toegenomen met re-spectievelijk tweemaal 30 % en 45 %. De inventa-ris is echter geen statische lijst. Woningen worden o p g e n o m e n , andere worden dan weer geschrapt in-dien de reden van opname niet langer bestaat. B i j-gevolg dient de toename als uiteindelijke resultan-te met omzichtigheid resultan-te worden geïnresultan-terpreresultan-teerd. Evenwel zal de inwerkingtreding van het luik m . b. t . de kwaliteitsbewaking van de V l a a m s e Wooncode en de hernieuwde aandacht voor de kwaliteit van het woonpatrimonium, ook vanuit de administratieve diensten, niet vreemd zijn aan de stijgende tendens.
4, 5 en 6.
Eind 1999 werden in het totaal 6.337 vrijstellingen of schorsingen verleend. In 49 % van de gevallen werden renovatiewerken aangevat en in 35 % be-trof het een overdracht van het zakelijk recht. D i t betekent dat, vanuit het oogpunt van de kwaliteits-b e w a k i n g, in 84 % van de gevallen het doel werd b e r e i k t . I m m e r s, het oorspronkelijke probleem dat aan de basis lag van de inventarisatie, is of zal wor-den verholpen. In 7 % van de vrijstellingen betreft het een woning die als hoofdverblijfplaats wordt g e b r u i k t . De overige ontheffingsgronden, zoals bij-voorbeeld de onteigening of de restauratie van een m o n u m e n t , kennen een veeleer marginale toepas-sing.
g e t r o k k e n . In die optiek verliest de vraag naar de toekenning van de schorsingen door ofwel het ge-west ofwel de gemeente deels haar relevantie. 7.