• No results found

Openbare versie Besluit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Openbare versie Besluit"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit

Openbare versie

Pagin

a

1/20

Mu zens tr aat 4 1 | 251 1 W B D en Haa g P os tbus 163 26 | 250 0 B H D en Haa g T 070 722 20 0 0 | F 070 722 23 5 5 info @ac m.n l | www.ac m.n l | www.c ons uwi jz er.nl

Ons kenmerk: ACM/DE/2018/200034 Zaaknummer: 17.0765.12

(2)

Besluit

Openbare versie

2/20

1

Verloop van de procedure

1. Op 18 augustus 2017 heeft de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) een aanvraag tot geschilbeslechting als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) ontvangen van Notos Wind B.V. (hierna: Notos). Het betreft een geschil met netbeheerder Liander N.V. (hierna: Liander).

2. Op 30 augustus 2017 is Liander door de ACM uitgenodigd om een schriftelijke zienswijze op de aanvraag in te dienen. Deze zienswijze heeft de ACM op 19 september 2017 ontvangen.

3. Op 31 oktober 2017 heeft op het kantoor van de ACM in Den Haag een hoorzitting plaatsgevonden. Op 4 december 2017 is het verslag van de hoorzitting aan partijen gezonden.

4. Op 1 december 2017 heeft Notos een aanvullende reactie op de zienswijze van Liander gestuurd. Liander heeft op 3 december 2017 op dit stuk gereageerd.

2

Het geschil

5. Notos heeft Liander verzocht om haar bestaande aansluiting met een capaciteit van 2 MVA op het lokale MS-distributienet te verzwaren tot 2,3 MVA. Liander heeft dit geweigerd en

aangegeven dat een dergelijke aansluiting niet kan worden gerealiseerd op het MS-distributienet, maar wel op een MS-rail in een HS/MS-transformatorstation. Onderwerp van geschil is de vraag of Notos recht heeft op een aansluiting met een spanningsniveau dat afwijkt van het spanningsniveau dat bij de gewenste aansluitcapaciteit hoort volgens artikel 2.3.3c van de Tarievencode Elektriciteit (hierna: TCE) en de door Liander gehanteerde deelmarktgrenzen.

3

Wettelijk kader

6. Het wettelijk kader is als bijlage opgenomen bij dit besluit.

4

Feiten

(3)

Besluit

Openbare versie

3/20

8. Notos is eigenaar en exploitant van een windturbine met een maximale productiecapaciteit van 2,3 MW. Deze windturbine maakt onderdeel uit van Windpark Leimuiderbrug in

Weteringbrug, gemeente Haarlemmermeer. Windpark Leimuiderbrug bestaat in totaal uit twee windturbines. De tweede windturbine wordt geëxploiteerd door Boreas Wind B.V. (hierna: Boreas). De windturbine van Notos is aangesloten op het door netbeheerder Liander beheerde openbare 10 kV MS-distributienet, met een aansluiting met een maximale doorlaatwaarde van 2 MVA.

9. Liander hanteert deelmarktgrenzen die afwijken van artikel 2.3.3c TCE bij de indeling van de verschillende aansluitingen op basis van aansluitcapaciteit. Volgens de deelmarktgrenzen van Liander worden aansluitingen groter dan 1 MVA tot en met 2 MVA gerealiseerd als

standaardaansluiting die conform bijlage A.5. TCE worden gerealiseerd op het MS- distributienet. Aansluitingen met een capaciteit groter dan 2 MVA worden gerealiseerd als standaardaansluiting conform bijlage A.6. TCE op een MS-rail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation of op de MS stamvoeding. Notos was op de hoogte van de deelmarktgrenzen van Liander toen zij haar huidige aansluiting aanvroeg.

10. Notos heeft bij de oorspronkelijke aanvraag van haar aansluiting verzocht om een

standaardaansluiting met een maximale capaciteit van 2 MVA. In dat kader is door Liander benadrukt dat voor het realiseren van een aansluiting die voldoende groot is om de maximale productiecapaciteit van de windturbine te benutten, namelijk 2,3 MW, een zwaardere

aansluiting nodig is. Notos heeft hier destijds van afgezien, en Liander medegedeeld dat de turbine afgeregeld wordt naar een maximale productiecapaciteit van 2 MW. Op basis van de door Notos aangegeven maximale productiecapaciteit van 2 MW, is de aansluiting van Notos gerealiseerd op het MS-distributienet van Liander, conform bijlage A.5. TCE.

11. Notos wenst nu de volledige productiecapaciteit van 2,3 MW van de windturbine te benutten. Notos heeft daarom aan Liander verzocht de huidige aansluiting van de windturbine van Notos te verzwaren tot 2,3 MVA, op het door Liander beheerde MS-distributienet.

(4)

Besluit

Openbare versie

4/20

5

Standpunten van partijen

Notos

13. Notos heeft kort samengevat het volgende naar voren gebracht.

14. Notos stelt zich op het standpunt dat Liander op grond van de E-wet verplicht is om haar bestaande aansluiting op het MS-distributienet te verzwaren van 2 MVA naar 2,3 MVA. Volgens Notos dient Liander deze verzwaring te realiseren op het huidige netaansluitpunt, ondanks dat dit niet het gestandaardiseerde netaansluitpunt is waarop Liander een aansluiting met een capaciteit van 2,3 MVA realiseert.

15. Notos erkent weliswaar de hoofdregel dat een afnemer wordt aangesloten op het

dichtstbijzijnde punt in het net met een bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau, maar geeft aan dat hierop een wettelijke uitzondering bestaat. Deze zou volgens Notos gevormd worden door artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet. Daarin is opgenomen dat de afnemer recht heeft op een aansluiting op een door hem gewenst spanningsniveau. Met de term gewenst spanningsniveau heeft de wetgever volgens Notos tot uitdrukking gebracht dat een afnemer de mogelijkheid heeft om te verzoeken om een aansluiting op een spanningsniveau dat afwijkt van artikel 2.3.3c TCE of de deelmarktgrenzen van de netbeheerder.

16. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis bij artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet stelt Notos dat onder spanningsniveau een in artikel 2.3.3c TCE bedoeld netvlak dient te worden verstaan.1 Notos meent op grond van artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5

TCE het recht te hebben om te kiezen voor een aansluiting op een ander netvlak dan het standaardnetvlak dat volgt uit artikel 2.3.3, 2.3.3c TCE en Bijlage A van de TCE. Notos stelt daarom recht te hebben op een aansluiting van 2,3 MVA op het door Liander beheerde lokale MS-distributienet. Alleen om technische redenen, kan de netbeheerder de gevraagde

aansluiting op een afwijkend spanningsniveau en netvlak weigeren. Daarbij dient sprake te zijn van rechtstreekse gevolgen van deze aansluiting voor de fysieke integriteit van het net. Volgens Notos is geen sprake van rechtstreekse gevolgen voor de integriteit van het net van Liander bij de verzwaring van de bestaande aansluiting van Notos. Voorts stelt Notos dat het MS-ringnet van Liander voldoende capaciteit heeft, omdat de 0,3 MVA extra capaciteit die Notos vraagt kleiner is dan de kleinste aansluiting die Liander normaal op het ringnet realiseert (groter dan 1 en maximaal 2 MVA).

(5)

Besluit

Openbare versie

5/20

17. Verder stelt Notos dat het besluit van de ACM op de ontheffingsaanvraag van Engie en Windpark Kloosterlanden niet relevant is voor dit geschil, aangezien het besluit niet ging over artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en de aard van de ontheffingsaanvraag niet vergelijkbaar is met dit geschil.

18. In reactie op de stelling van Liander dat Notos en Boreas mogelijk tot dezelfde onderneming behoren, stelt Notos tot slot dat zij haar windturbine – net als Boreas – zelfstandig exploiteert. Artikel 1, vijfde lid, E-wet is volgens Notos daarom niet van toepassing. Voorts merkt Notos op dat artikel 1, vijfde lid, E-wet geen onderdeel is van de geschilprocedure, aangezien de aanvraag van Notos daar niet over gaat.

Liander

19. Liander heeft kort samengevat het volgende naar voren gebracht.

20. Liander stelt zich op het standpunt dat zij het verzoek van Notos tot verzwaring van haar aansluiting op het MS- distributienet terecht heeft geweigerd op grond van de E-wet en de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor de netbeheerder. Liander stelt dat het standpunt van Notos dat zij het recht zou hebben een aansluiting te vragen op elk gewenste

spanningsniveau of netvlak in de zin van artikel 2.3.3c TCE, haaks staat op de E-wet, de TCE, vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) en de beschikkingspraktijk van de ACM.2

21. Op grond van artikel 27, tweede lid, onderdeel d, E-wet en artikel 2.1.5. TCE mag een afnemer aangeven welke aansluitcapaciteit gewenst wordt. Op deze manier oefent de aangeslotene volgens Liander invloed uit op het netvlak waarop hij of zij wordt aangesloten. Dit betekent volgens Liander evenwel niet dat een afnemer ook zelf zijn netvlak mag uitkiezen.

22. Op grond van artikel 2.3.3 en artikel 2.3.3c TCE geldt dat een netbeheerder van artikel 2.3.3c TCE afwijkende capaciteitsgrenzen (deelmarktgrenzen) met corresponderende netvlakken mag hanteren. Indien een netbeheerder dat doet, gelden de afwijkende capaciteitsgrenzen van de netbeheerder in plaats van de grenzen in artikel 2.3.3c TCE, voor alle afnemers van Liander.

23. Binnen het verzorgingsgebied van Liander worden aansluitingen met een gewenste

aansluitcapaciteit groter dan 1 MVA tot en met 2 MVA (AC5 aansluitingen) gerealiseerd op het MS-netvlak conform bijlage A.5 TCE. Aansluitingen met een gewenste aansluitcapaciteit

2 CBb 25 januari 2013, ECLI:CBB:2013:BY9666, BY9668 en BY9670 en CBb 15 januari 2014, ECLI:NL:CBB:2014:9 en

(6)

Besluit

Openbare versie

6/20

groter dan 2 MVA (AC6 aansluitingen) op een MS-rail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation of op de MS-stamvoeding conform bijlage A.6 TCE.

24. Indien Liander daarop een uitzondering zou maken voor Notos door haar aan te sluiten op een lager netvlak, dan betekent dat volgens Liander dat zij in strijd handelt met het non-discriminatiebeginsel. Als Liander een grotere aansluitcapaciteit (van 2,3 MVA) zou faciliteren tegen het lagere aansluittarief voor een AC5 aansluiting, gaat dit daarnaast in tegen het beginsel van kostenoriëntatie.

25. Voorts stelt Liander dat, indien afnemers recht zouden hebben op een aansluiting op een gewenst netvlak, om technische redenen redelijkerwijs ook niet van haar kan worden verwacht dat zij de verzwaarde aansluiting van Notos realiseert op het MS-netvlak. De capaciteit van het MS-distributieringnet dat Liander heeft aangelegd is bedoeld en berekend voor aansluitingen tot met een capaciteit van 2 MVA. De capaciteit van het

MS-distributieringnet zou niet zijn berekend op aansluitingen van meer dan 2 MVA, zodat het risico bestaat dat de capaciteit van het ringnet wordt overschreden.

26. Tot slot wijst Liander de ACM erop dat de productie-installaties van Notos en Boreas mogelijk behoren tot dezelfde onderneming. Artikel 1, vijfde lid, E-wet brengt volgens Liander met zich dat Notos en Boreas dan slechts zouden mogen beschikken over één aansluiting. Liander refereert zich aan het oordeel van de ACM of de productie-installaties behoren tot dezelfde onderneming en wijst in dat verband ook op eventuele handhaving door de ACM.

6

Beoordeling van het geschil

27. Voordat de ACM ingaat op de inhoudelijke standpunten van partijen over de door Notos gewenste aansluiting, gaat zij eerst in op twee procedurele punten: (1) de reikwijdte van geschilbeslechting op grond van artikel 51, eerste lid, E-wet en (2) het moment waarop het onderzoek in geschilzaken wordt gesloten.

6.1 Reikwijdte geschilbeslechting

28. Op grond van artikel 51, eerste lid, E-wet is de ACM bevoegd om te besluiten op een klacht van een partij die een geschil met een netbeheerder heeft over de wijze waarop de

netbeheerder zijn taken en bevoegdheden op grond van de E-wet uitoefent. Een

(7)

Besluit

Openbare versie

7/20

staan van de geschilvraag en over eventuele handhaving.3

29. De ACM gaat in dit geschilbesluit alleen in op de vraag of Liander haar wettelijke taken en verplichtingen jegens Notos juist heeft uitgevoerd, conform artikel 51, eerste lid, E-wet. De ACM gaat niet in op de vraag of de productie-installaties van Notos en Boreas kwalificeren als één functioneel en organisatorisch verband. Die vraagt valt volgens de ACM buiten de reikwijdte van deze geschilaanvraag en zal daarom door de ACM buiten beschouwing worden gelaten.

6.2 Onderzoek in beginsel gesloten na de hoorzitting

30. Op 1 december 2017 heeft Notos een aanvullende reactie gestuurd aan de ACM. In deze reactie gaat Notos aanvullend in op een onderdeel van de zienswijze van Liander dat tijdens de hoorzitting van 31 oktober 2017 aan de orde is gekomen. Liander heeft op 3 december 2017 gereageerd op de reactie van Notos.

31. Op grond van artikel 11, tiende lid, Werkwijze Geschilbeslechting Energie4 is het onderzoek

van de ACM na de hoorzitting gesloten, tenzij nieuwe feiten en omstandigheden zich na de hoorzitting hebben voorgedaan of redelijkerwijs niet voor de hoorzitting bekend waren of tijdens de hoorzitting anders is bepaald.

32. Naar het oordeel van de ACM bevat de brief van 1 december van Notos geen nieuwe feiten en omstandigheden die zich na de hoorzitting hebben voorgedaan of redelijkerwijs niet voor de hoorzitting bekend waren. Notos reageert namelijk op onderwerpen die reeds tijdens de hoorzitting aan de orde zijn geweest. Voorts heeft de ACM tijdens de hoorzitting partijen niet gevraagd om aanvullende informatie of anderszins aangegeven dat het onderzoek niet zou zijn gesloten. Het onderzoek in het onderhavige geschil is daarmee na de hoorzitting van 31 oktober 2017 gesloten. De ACM zal de informatie die Notos op 1 december 2017 heeft verschaft daarom niet betrekken in het onderhavige geschil. Dit geldt eveneens voor de reactie van Liander van 3 december 2017 op de brief van Notos.

(8)

Besluit

Openbare versie

8/20

6.3 Het recht op een aansluiting op een gewenst spanningsniveau

33. In dit geschil ligt de vraag voor of Liander terecht heeft geweigerd om de bestaande

aansluiting van Notos op het MS-distributienet te verzwaren tot 2,3 MVA. Dit komt neer op de vraag of een afnemer recht heeft op (1) een aansluiting op een gewenst spanningsniveau, dat afwijkt van het spanningsniveau die bij de gewenste aansluitcapaciteit behoort volgens de deelmarktgrenzen van de netbeheerder en (2) een aansluiting op een gewenst netvlak. De ACM meent dat dit recht alleen bestaat wanneer de afnemer verzoekt om een aansluiting op een daadwerkelijk afwijkend spanningsniveau en is gebonden aan strikte voorwaarden. Een spanningsniveau kan daarbij bestaan uit meerdere netvlakken. Afnemers hebben volgens de ACM geen keuze voor een gewenst netvlak. Dit licht de ACM hieronder toe.

6.3.1 Recht op keuze voor een gewenst spanningsniveau?

34. Notos meent dat zij op grond van artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE recht heeft op een aansluiting op een afwijkend spanningsniveau dan het

spanningsniveau dat volgt uit artikel 2.3.3c TCE of de deelmarkten van de netbeheerder. Liander betwist dit en stelt dat Notos gebonden is aan de standaard aansluitwijze zoals onder meer volgt uit artikel 27, tweede lid, onderdeel d, E-wet, artikel 2.3.3c en bijlage A TCE.

35. Artikel 27, tweede lid, onderdelen a en d, E-wet en hun uitwerking in de TCE zien volgens de ACM op verschillende situaties. Onderdeel d gaat over standaardaansluitingen die tot en met 10 MVA worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een bij die aansluiting behorend spanningsniveau. Onderdeel d koppelt daarmee de gewenste aansluitcapaciteit van de aansluiting aan het bijbehorende spanningsniveau. Onderdeel a ziet op aansluitingen waarbij op verzoek van de afnemer juist wordt afgeweken van het bijbehorende

spanningsniveau. De bepalingen kunnen daarmee volgens de ACM in het onderhavige geval niet naast elkaar van toepassing zijn.5 In dit geschil is volgens de ACM artikel 27, tweede lid,

onderdeel a, E-wet van toepassing. De ACM gaat daarom voorbij aan het betoog van Liander dat is gebaseerd op artikel 27, tweede lid, onderdeel d, E-wet en de daarbij behorende jurisprudentie en beschikkingspraktijk.

36. Artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet bepaalt dat een afnemer een recht heeft op een aansluiting op het door hem gevraagde spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd.6

37. In de parlementaire geschiedenis is over artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet opgemerkt:

(9)

Besluit

Openbare versie

9/20

“In verband met het bevorderen van het doelmatig handelen van afnemers wordt in de Elektriciteitswet 1998 bepaald dat het transporttarief voor verschillende categorieën afnemers (producenten en eindverbruikers) verschillend kan zijn. De hoogte van het door netbeheerders in rekening te brengen transporttarief hangt af van het spanningsniveau waarop een afnemer is aangesloten. Het opnemen van een doelmatigheidsprikkel brengt met zich mee dat afnemers in staat moeten worden gesteld door hun gedrag doelmatiger te gaan handelen. Het voorgestelde recht op een aansluiting op het door de betreffende afnemer gewenste spanningsniveau stelt de afnemer in staat rechtstreeks invloed uit te oefenen op de hoogte van het bij hem in rekening te brengen transporttarief. Het bedoelde recht is evenwel niet onbeperkt. Van een netbeheerder kan niet worden verlangd dat hij tot aanmerkelijke extra netinvesteringen (diepe aansluitkosten) overgaat, teneinde een gewenste aansluiting op een bepaald spanningsniveau te realiseren. Evenzeer moet de netbeheerder het recht hebben een gevraagde aansluiting op een bepaald spanningsniveau te weigeren, wanneer de gevraagde aansluiting rechtstreeks gevolgen zou hebben voor de fysieke integriteit en daarmee de betrouwbaarheid van het door de netbeheerder beheerde net. In deze gevallen kan de gevraagde aansluiting op een bepaald spanningsniveau

redelijkerwijs niet worden verlangd.”7

En:

“Dit recht, dat een nadere uitwerking vormt van het bepaalde in artikel 23 van de

Elektriciteitswet 1998, is overigens niet onbeperkt; wij moeten namelijk ook niet onredelijk zijn. Zo is het recht op een aansluiting op een bepaald spanningsniveau niet van toepassing in het geval dat de afnemer een aansluiting vraagt op een spanningsniveau dat op geen enkele wijze aansluit bij het door deze afnemer gevraagde transportvermogen. Ook kan niet van de netbeheerder worden verlangd dat hij tot aanzienlijke netuitbreidingen overgaat om een gewenste aansluiting op een bepaald spanningsniveau mogelijk te maken. Als uitvoering van een bepaalde aansluiting rechtstreeks gevolgen heeft voor de fysieke integriteit van het net, kan uiteraard de gevraagde aansluiting door de netbeheerder worden geweigerd. In al deze gevallen kan redelijkerwijs van de netbeheerder niet worden verwacht

dat hij de gevraagde aansluiting op het gewenste spanningsniveau realiseert.”8

38. Artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet geeft afnemers dus het recht om aangesloten te worden op een gewenst spanningsniveau. Dit recht is niet onbeperkt. Artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet bepaalt namelijk dat de aansluiting technisch gezien redelijkerwijs van de

7 Kamerstukken II 2002/03, 28174, nrs. 41 en 25. Zie ook Kamerstukken II 2001/02, 28174, nr. 11 en 9, p. 3. Zie

vergelijkbaar Kamerstukken I, 2002/03, nr. 110b, p. 6. Zie ook Kamerstukken I, 2002/03, nr. 110d, p. 6.

(10)

Besluit

Openbare versie

10

/20

netbeheerder verlangd moet kunnen worden. Een aansluiting op een door een afnemer gewenst spanningsniveau kan onder meer niet redelijkerwijs van de netbeheerder worden verlangd wanneer (1) de netbeheerder tot aanmerkelijke investeringen in het net over moet gaan om de aansluiting op het afwijkende spanningsniveau te realiseren, (2) de gevraagde aansluiting rechtstreeks gevolgen zou hebben voor de fysieke integriteit en daarmee de betrouwbaarheid van het door de netbeheerder beheerde net of (3) de afnemer een

aansluiting vraagt op een spanningsniveau dat op geen enkele wijze aansluit bij het door deze afnemer gevraagde transportvermogen.9

39. De wetgever heeft met artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet beoogd om afnemers doelmatiger te laten handelen door hen in staat te stellen rechtstreeks invloed uit te oefenen op de hoogte van het transporttarief. Door aansluiting op een hoger en dus afwijkend

spanningsniveau, krijgen afnemers een lager transporttarief. Dit houdt direct verband met het zogenoemde cascadestelsel waarop de tarieven zijn gebaseerd.10 Met het oog op de wens

van de wetgever en het cascadestelsel, lijkt artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet er volgens de ACM voor bedoeld om afnemers de mogelijkheid te geven om te verzoeken om een aansluiting op een hoger spanningsniveau.

40. Artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet is nader uitgewerkt in artikel 2.1.5 TCE.11 Artikel

2.1.5 TCE bepaalt in lijn met artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet dat een aangeslotene recht heeft op een aansluiting op het door hem gevraagde spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd. Daar voegt het artikel aan toe dat de netbeheerder en de aangeslotene overleggen over onder welke voorwaarden en tegen welke vergoeding de aansluiting in deze gevallen wordt gerealiseerd. De netbeheerder en de afnemer moeten derhalve overleggen over de aansluitvoorwaarden en -tarieven indien een afnemer een aansluiting wenst op een afwijkend spanningsniveau.

41. In de totstandkomingsgeschiedenis is door (de voorganger van) de ACM over artikel 2.1.5 TCE opgemerkt:

“In tabel 2.3.3C van de TarievenCode is per categorie aansluitcapaciteit bepaald op welk

9 Zie Kamerstukken II 2002/03, 28174, nrs. 41 en 25, p. 2 en Kamerstukken II 2002/03, 28174, nr. 54, p. 25. 10 Kamerstukken II 2001/02, 28174, nr. 12: “Voor afnemers van elektriciteit is het zogenaamde cascadestelsel van

belang (zie hierover de memorie van toelichting bij de wijziging van de Elektriciteitswet 1998, Kamerstukken II 1998/99, 26 303, nr. 3, blz. 22/23). Dit houdt in dat het transporttarief per transporttrap wordt berekend, waarbij in het tarief voor iedere transporttrap zijn begrepen de tarieven voor het transport van elektriciteit over de hogere transporttrappen. Praktisch vertaald betekent dit dat hoe lager het spanningsniveau, hoe hoger het transporttarief.”

(11)

Besluit

Openbare versie

11

/20

netvlak een afnemer wordt aangesloten. Een afnemer kan derhalve niet zelf bepalen op welk netvlak hij wordt aangesloten. In het geval een afnemer echter een aansluiting wenst, waarbij wordt aangesloten op een ander netvlak dan uit tabel 2.3.3c voortvloeit, kan niet het standaardtarief voor een aansluiting met een dergelijke aansluitcapaciteit in rekening worden gebracht. Dit standaardtarief is immers gebaseerd op de gemiddelde kosten van het

realiseren van een aansluiting in die bepaalde categorie aansluitcapaciteit. DTe is van mening dat deze methodiek het uitgangspunt dient te blijven ter bepaling van de

aansluittarieven. Naar de mening van DTe zullen afnemers slechts in enkele gevallen een voorkeur hebben voor een bepaald netvlak. Aan het amendement Kortenhorst [artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet] zal invulling worden gegeven door in het geval dat een afnemer op een afwijkend netvlak wenst te worden aangesloten, deze aansluiting op voorcalculatorische wijze te realiseren, waarbij met de standaardfactuur uit artikel 2.3.3.A van de TarievenCode inzicht wordt gegeven in de kosten. Tevens is DTe van mening dat het redelijk is het aansluittarief in deze gevallen te baseren op een aansluiting in het net daar waar capaciteit beschikbaar is. Aansluitingen op een afwijkend netvlak kunnen immers grote gevolgen hebben op de inrichting van het net van de netbeheerder net als aansluitingen met

een capaciteit van groter dan 10 MVA.”12

En:

“Aansluitingen op een afwijkend netvlak kunnen grote gevolgen hebben voor de inrichting van het net van de netbeheerder, net als aansluitingen met een capaciteit groter dan 10 MVA. In het geval een afnemer een aansluiting wenst, waarbij wordt aangesloten op een ander netvlak dan uit tabel 2.3.3C voortvloeit, kan niet het standaardtarief voor een aansluiting met een dergelijk gewenste aansluitcapaciteit in rekening worden gebracht. Dit standaardtarief is immers gebaseerd op de gemiddelde kosten van het realiseren van een aansluiting in die bepaalde categorie aansluitcapaciteit. Het is derhalve naar de mening van DTe redelijk om de wijze waarop het tarief wordt bepaald gelijk te trekken met de wijze waarop aansluitingen boven 10 MVA worden bepaald.

[…]

Het feit dat op dit moment in de TarievenCode niet op een uniforme wijze aan het

amendement invulling wordt gegeven, ontzegt afnemers niet het recht dat hen op grond van artikel 27, tweede lid onder a is toegekend. Totdat in de tariefstructuur een uniforme regeling is opgenomen, dienen afnemer en netbeheerder te overleggen tegen welke tarieven en op welke voorwaarde een aansluiting op een van tabel 2.3.3C afwijkend spanningsniveau kan

worden gerealiseerd.”13

(12)

Besluit

Openbare versie

12

/20

42. Dat in de totstandkomingsgeschiedenis bij artikel 2.1.5 TCE een aantal keer wordt gesproken over aansluiting op een afwijkend netvlak, hangt volgens de ACM samen met het feit dat binnen de tariefregulering van netbeheerders de tariefcategorieën zijn gebaseerd op

verschillende netvlakken. Artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE geeft afnemers volgens de ACM geen recht op een aansluiting op een gewenst netvlak, maar alleen op een gewenst spanningsniveau. Dit volgt duidelijk uit de letterlijke tekst van artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE. Daarbij wijst de ACM erop dat één spanningsniveau kan bestaan uit verschillende netvlakken die binnen de tariefregulering worden gebruikt als tariefcategorie.14 Het begrip spanningsniveau komt dus niet per definitie

overeen met het begrip netvlak.

43. Indien sprake is van een aansluiting met een capaciteit en een gewenst spanningsniveau dat afwijkt van artikel 2.3.3c TCE of de deelmarktgrenzen die de netbeheerder hanteert, moet volgens de ACM rekening worden gehouden met de grote gevolgen die zulke aansluitingen kunnen hebben voor de inrichting van het net van de netbeheerder. Van belang is daarom of er voldoende capaciteit beschikbaar is voor de aansluiting. In aanvulling op de eis van voldoende capaciteit, meent de ACM dat ook gekeken moet worden of het aansluitpunt technisch gezien redelijkerwijs geschikt is voor de aansluiting.15 Dit sluit naar de mening van

de ACM aan bij het vereiste uit artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet dat de aansluiting op een afwijkend netvlak niet wordt gerealiseerd indien blijkt dat dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder verlangd kan worden.

44. In het licht van het voorgaande is de ACM van mening dat artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE afnemers het recht geeft op een aansluiting op een gewenst spanningsniveau, maar niet op een aansluiting op een gewenst netvlak. Een aansluiting op een door een afnemer gewenst spanningsniveau kan alleen worden gerealiseerd indien (1) dat technisch gezien redelijkerwijs van de netbeheerder verlangd kan worden, (2) er op het gewenste aansluitpunt voldoende capaciteit beschikbaar is en (3) het aansluitpunt technisch gezien ook redelijkerwijs geschikt is voor de aansluiting. Voorts wijst de ACM er voor de volledigheid op dat artikel 2.1.5 TCE de netbeheerder en de aangeslotene verplicht te overleggen over onder welke voorwaarden en tegen welke vergoeding een aansluiting met een afwijkend spanningsniveau wordt gerealiseerd.

6.3.2 Heeft Notos recht op een aansluiting van 2,3 MVA op het MS-distributiering?

45. Notos vraagt Liander om haar aansluiting op de MS-distributiering van 2 MVA te verzwaren

14 Zie CBb 7 maart 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV8962, punt 6.3, waaruit blijkt dat het spanningsniveau MS kan worden

onderverdeeld in detariefcategorieën MS-transport en MS-distributie.

(13)

Besluit

Openbare versie

13

/20

naar 2,3 MVA. Daarmee vraagt Notos dus in feite om een aansluiting van 2,3 MVA op de MS-distributiering in het net van Liander. Liander sluit aansluitingen met een capaciteit van groter dan 1 en maximaal 2 MVA op basis van haar deelmarktgrenzen aan op een MS-distributiering in het MS-netvlak. Een aansluiting met een capaciteit van 2,3 MVA sluit Liander aan op een MS-rail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation of op de MS-stamvoeding. Dit is een ander netvlak.

46. Zoals hiervoor opgemerkt, geeft artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE afnemers het recht geeft op een aansluiting op een gewenst spanningsniveau en niet op een gewenst netvlak. De ACM wijst er daarbij op dat spanningsniveaus uit meerdere netvlakken kunnen bestaan die binnen de tariefregulering worden gebruikt als tariefcategorie. Een spanningsniveau komt dus niet per definitie overeen met een netvlak.

47. Hoewel blijkt dat Liander verschillende netvlakken (deelmarktgrenzen) en aansluitwijzen hanteert voor aansluitingen met een capaciteit van 1 tot en met 2 MVA en groter dan 2 MVA, is in het onderhavige geval het spanningsniveau waarop de aansluiting wordt gerealiseerd hetzelfde. De huidige aansluiting van Notos met een capaciteit van 2 MVA is aangesloten op de MS-distributiering. De gevraagde verzwaarde aansluiting met een capaciteit van 2,3 MVA zou volgens de deelmarktgrenzen van Liander worden aangesloten op een MS-rail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation.16 Notos verzoekt om die aansluiting aan te

sluiten op de MS-distributiering. In alle gevallen is sprake van een aansluiting op het spanningsniveau middenspanning (MS).

48. Uit het voorgaande blijkt dat Notos Liander niet verzoekt om een aansluiting met een afwijkend gewenst spanningsniveau, zoals bedoeld in artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE. Notos verzoekt slechts om een aansluiting op een afwijkend netvlak binnen hetzelfde spanningsniveau. Dat Notos verzoekt om een aansluiting op een afwijkend netvlak is volgens de ACM niet relevant, aangezien voor toepassing van het recht uit artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE alleen het spanningsniveau van belang is. De ACM meent derhalve dat Notos op grond van artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet en artikel 2.1.5 TCE geen recht heeft op een aansluiting met een capaciteit van 2,3 MVA op de MS-distributiering van Liander.

49. Aangezien Notos volgens de ACM niet verzoekt om een aansluiting op een afwijkend gewenst spanningsniveau, komt de ACM niet toe aan de beoordeling van de overige inhoudelijke argumenten van partijen.

16 Zie ook het tarievenblad elektriciteit van Liander bij het besluit van 23 november 2017 met kenmerk 17.0559.52. Uit

(14)

Besluit

Openbare versie

14

/20

7

Dictum

De Autoriteit Consument en Markt:

(i) verklaart de klacht van Notos Wind B.V. tegen Liander N.V. ongegrond; en

(ii) stelt vast dat Notos Wind B.V. geen recht heeft op een aansluiting van 2,3 MVA op de MS-distributiering van Liander N.V.

Den Haag,

Datum: 24 januari 2018

Autoriteit Consument en Markt namens deze,

w.g.

drs. F.E. Koel

Teammanager Directie Energie

(15)

Besluit

Openbare versie

15

/20

Bijlage: wettelijk kader

Artikel 23, leden 1 en 2, van de E-wet

1. De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in

overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk. De netbeheerder verstrekt degene die om een aansluiting op het net verzoekt een gedetailleerde en volledige opgave van de uit te voeren werkzaamheden en de te berekenen kosten van de

handelingen, onderscheiden in artikel 28, eerste lid.

2. De netbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen degenen jegens wie de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt.

[…]

Artikel 27, lid 2, sub a en d van de E-wet

[…]

2 In de tariefstructuren wordt in ieder geval opgenomen dat:

a. een afnemer recht heeft op een aansluiting op het door hem gewenste spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd;

b. (…) c. (…)

d. iedere afnemer recht heeft te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau, met dien verstande dat een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is;

e. (…)

f. een afnemer, niet zijnde een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, recht heeft op een standaardaansluiting, waarbij de aansluitcapaciteit van deze aansluiting is gerelateerd aan de standaard gebruikte nominale aansluitspanning;

(16)

Besluit

Openbare versie

16

/20

Artikel 2.1.5 TCE

Een aangeslotene heeft recht op een aansluiting op het door hem gevraagde

spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd. De netbeheerder en de aangeslotene overleggen over onder welke voorwaarden en tegen welke vergoeding de aansluiting in deze gevallen wordt gerealiseerd.

Artikel 2.3.3 TCE

Met inachtneming van de tabel genoemd in 2.3.3c en bijlage A wordt het aansluittarief bepaald door de aansluitcapaciteit die de aangeslotene wenst. Het is de netbeheerder toegestaan om voor zijn gebied afwijkende grenzen vast te stellen. Deze afwijkende grenzen liggen ter inzage bij de netbeheerder en worden, ook bij wijzigingen ervan, schriftelijk gemeld bij de Autoriteit Consument en Markt.

Een voornemen tot het wijzigen van de grenzen wordt aan de Autoriteit Consument en Markt ter kennis gebracht, tegelijk met het voorstel voor de tarieven als bedoeld in artikel 41b van de Elektriciteitswet 1998. Wijzigingen van de grenzen zijn van toepassing met ingang van de datum waarop ook nieuw vastgestelde tarieven in werking treden.

Artikel 2.3.3A TCE

Voor de volgende aansluitingen:

a. aansluitingen met een aansluitcapaciteit van meer dan 10 MVA;

b. aansluitingen met een aansluitcapaciteit van meer dan 1 MVA en waarbij de

aangeslotene de netbeheerder heeft verzocht om van de standaardaansluiting af te wijken; c. tijdelijke aansluitingen zoals bouwaansluitingen en aansluitingen voor kermissen en andere kortstondige evenementen,

geldt een aansluittarief dat is gebaseerd op de voorcalculatorische projectkosten met betrekking tot een dergelijke aansluiting. Voor het berekenen van de tarieven gebaseerd op de voorcalculatorische kosten wordt de onderstaande standaardfactuur toegepast. Indien de netbeheerder de aanleg van de aansluiting aanbesteed, dan biedt de netbeheerder de aangeslotene inzicht in de criteria, de procedure en het resultaat van aanbesteding.

(17)

Besluit

Openbare versie

17

/20

Gewenste

aansluitcapaciteit1) Nominale aansluitspanning

Tarief voor de verbreking in het net (knip)

Tarief voor het installeren van de

beveiligingsvoorziening (beveiliging)

Tarief voor de verbinding tussen de verbreking in het net en de beveiligingsvoorziening (verbinding)

Kabellengte tot max. 25 meter

(18)

Besluit

Openbare versie

18

/20

Gewenste

aansluitcapaciteit1) Nominale aansluitspanning

Tarief voor de verbreking in het net (knip)

Tarief voor het installeren van de

beveiligingsvoorziening (beveiliging)

Tarief voor de verbinding tussen de verbreking in het net en de beveiligingsvoorziening (verbinding)

Kabellengte tot max. 25 meter

Tarief per meter, voor afstanden > 25 meter

t/m 100 MVA

>100 MVA HS en EHS

1) Indien de netbeheerder in de tabel in 2.3.3c afwijkende grenzen hanteert, dan worden die afwijkende grenzen eveneens gehanteerd in 3.7.2.

2) In gebieden waar geen TS voorhanden is, wordt de aansluiting op het naast hogere of lagere spanningsniveau gerealiseerd.

Bijlage A.4-A.7 TCE luidt voor zover relevant:

A.4. Gewenste aansluitcapaciteit 0,3 MVA tot en met 3 MVA met zuivere MS-aansluiting (fig. 4)

De standaard aansluitmethode voor aansluitingen vanaf 0,3 MVA tot en met 3MVA is inlussen in het middenspanningsnet. De knip bestaat dus uit de twee verbindingsmoffen die worden gebruikt om het net te verbreken en de aangeslotene in te lussen. De beveiliging bestaat uit een MS-schakelinstallatie met twee scheiders en een vermogensschakelaar en een MS-meetveld (inclusief meettransformatoren). De verbinding bestaat uit twee

middenspanningskabels in één tracé. De MS-schakelinstallatie wordt ondergebracht in een ruimte die de aangeslotene ter beschikking dient te stellen. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde

middenspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder (figuur 4). […]

A.5. Gewenste aansluitcapaciteit 0,3 MVA tot en met 3 MVA met fysieke levering van LS (fig.5)

A.5.1

Deze aansluiting wordt gerealiseerd door een transformatiestap aan te bieden en te meten op laagspanning. Deze meting wordt teruggerekend naar een meting op

(19)

Besluit

Openbare versie

19

/20

de keuze van de aangeslotene voor deze variant niet beïnvloed. Tot 630 kVA wordt vaak een compactstation gebruikt waarin transformator, schakelinstallatie en laagspanningsrek in een kleine behuizing bijeen zijn geplaatst. Deze oplossing (figuur 5) is voor de aangeslotene voordeliger dan het aanvragen van een zuivere middenspanningsaansluiting met een middenspanningsmeting en een vermogensschakelaar (fig. 4).

A.5.2

Netbeheerders geven bij het uitbrengen van een offerte aan de aangeslotene aan dat de aangeslotene zelf zorg dient te dragen voor een transformator en bijbehorende behuizing (het compact station). De netbeheerder stemt het aanleggen van de aansluiting af met de leverancier en/of installateur van de transformator en het compact station. De kosten van de transformator, de behuizing ten behoeve van deze transformator en alle andere onderdelen aan de installatiezijde van de beveiliging (b.v. het laagspanningsrek) dienen niet in het gereguleerde aansluittarief te worden opgenomen. Bij het indienen van voorstellen voor aansluittarieven dient de netbeheerder duidelijk aan te geven dat de aangeslotene de transformator ook van een derde kan betrekken en dient de netbeheerder expliciet rekening te houden met de plaatsing van een transformator door een derde partij.

A.5.3

Bij het aanbieden van zo'n middenspanningsaansluiting (figuur 5) is het gereguleerde aansluittarief opgebouwd uit de volgende elementen:

De knip bestaat dus uit de twee verbindingsmoffen die worden gebruikt om het net te verbreken en de aangeslotene in te lussen. De beveiliging bestaat uit een

MS-schakelinstallatie met twee kabelscheiders en transformatorveld (KKT-installatie). Ook de meettransformatoren die aan de laagspanningskant van de aansluiting worden aangebracht behoren tot het gereguleerde aansluittarief. De verbinding bestaat uit twee

middenspanningskabels in één tracé. De MS-schakelinstallatie wordt ondergebracht in een compactstation of een ruimte die de aangeslotene ter beschikking dient te stellen. De lengte van de verbinding die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde middenspanningskabel, die deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.

[…]

A.6. Gewenste aansluitcapaciteit 3 MVA – 10 MVA

(20)

Besluit

Openbare versie

20

/20

projectkosten (maatwerk) aansluitkosten te bepalen. Voor de categorie aansluitingen tussen de 3 MVA en 10 MVA wordt dit alleen op verzoek van de aangeslotene gedaan. Voor de opgave van de kosten wordt de wijze, zoals bepaald in artikel 2.3.3a, toegepast. Indien de aangeslotene geen verzoek doet geldt de standaard aansluitmethode. De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen vanaf 3 MVA tot en met 10 MVA is op een

middenspanningsrail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation of op de MS stamvoeding. De knip bestaat in deze categorie uit twee of meer afgaande velden van een middenspannings- of tussenspanningsrail. De verbinding bestaat uit een n-1 veilige voeding bestaande uit twee of meer kabels in een tracé. De beveiliging bestaat uit minimaal twee vermogensschakelaars, een scheider en een meetveld aangeboden in één inkoopstation binnen de onroerende zaak van de aangeslotene. De lengte van de verbinding, die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde MS rail in een HS/MS-station, TS/MS-station of MS/MS-station of de MS stamvoeding, dat deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.

[…]

A.7. Gewenste aansluitcapaciteit > 10 MVA

Boven 10 MVA bepalen netbeheerders het aansluittarief op basis van de voorcalculatorische projectkosten. Voor de bepaling van het aansluittarief wordt als uitgangspunt voor de offerte genomen het dichtstbijzijnde punt in het net van de netbeheerder waar voldoende capaciteit beschikbaar is. De netbeheerder dient mee te werken aan onderzoek dat door de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een groenverklaring wordt niet afgegeven voor projecten als bedoeld in deze subcategorie waarvoor reeds voor de inwerkingtreding van deze regeling met de uitvoering van

de op grond van artikel 25, derde lid Gemeentewet de door het college opgelegde geheimhouding op bijlage 2 (GEHEIM Uitwerking grondverwerving percelen Omloop t.b.v. Wvg) en bijlage

de op grond van artikel 25, derde lid Gemeentewet de door het college opgelegde geheimhouding op bijlage 2 (GEHEIM Uitwerking grondverwerving percelen Omloop t.b.v. Wvg) en bijlage

gemeenschappelijke regeling om op het gebied van Beschermd Wonen in de zin van artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een regeling tot samenwerking aan te gaan met

gemeenschappelijke regeling om op het gebied van Beschermd Wonen in de zin van artikel 1.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een regeling tot samenwerking aan te gaan met de

Het college dient voor de gemeenteraad op hoofdlijnen inzichtelijk te maken wat de mate van doelrealisatie in het nieuwe jeugdbeleid is;g. Het college dient de raad met regelmaat

Een groenverklaring wordt niet afgegeven voor projecten als bedoeld in deze subcategorie waarvoor reeds voor de inwerkingtreding van deze regeling met de uitvoering van

houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de instelling van een plicht voor bestuurders van auto’s waarmee taxivervoer wordt aangeboden op de openbare