• No results found

Openbare versie BESLUIT Openbare versie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Openbare versie BESLUIT Openbare versie"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Nummer 1793 / 222

Betreft zaak: Gemeente Voorburg, gemeente Wassenaar en de heer Melissen vs. Casema

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit om geen toepassing te geven aan zijn bevoegdheid zoals beschreven in artikel 56, eerste lid, van de Mededingingswet.

I. INLEIDING

1. Op 15 februari 2000 en 12 september 2000 ontving de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) verzoeken om toepassing van de

Mededingingswet (hierna: Mw) gericht tegen verhogingen van het abonneetarief van het (analoge) Radio- en TV-pakket1

door de N.V. Casema (hierna: Casema) in Voorburg, Wassenaar en Breda.

II. PARTIJEN Klagers

2. De verzoeken zijn ingediend door de gezamenlijke colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Wassenaar en Voorburgd.d. 15 februari 2000 en de heer Melissen, een particulier uit Breda d.d. 12 september 2000.2

De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Wassenaar en Voorburg en de heer Melissen worden hierna gezamenlijk ‘klager’ genoemd.

1

Hierna ook wel pakket of RTV-pakket genoemd.

2

(2)

Beklaagde

3. Casema is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht, statutair gevestigd te Den Haag. Casema is beheerder van een kabelnetwerk en houdt zich bezig met het via de kabel doorgeven van radio- en televisiezenders in onder andere Breda, Voorburg en Wassenaar.

III. FEITEN

4. Tot 1 november 1999 bood Casema aan haar abonnees in Voorburg en Wassenaar een RTV-pakket aan dat bestond uit 31 TV-zenders voor een maandtarief van NLG 15,20 in Voorburg en NLG 19,68 in Wassenaar. Beide tarieven zijn inclusief BTW.3

5. Casema heeft in september 1999 haar abonnees in Voorburg en Wassenaar een brief toegestuurd waarin zij een nieuw aanbod van RTV-pakketten heeft aangekondigd. Vanaf 1 november 1999 kan een abonnee in Voorburg en Wassenaar kiezen tussen een pakket van 17 TV-zenders4

en een pakket van 34 TV-zenders. Het pakket van 34 TV-zenders bestaat uit het voornoemde pakket van 17 TV-zenders, aangevuld met een pakket van 17 extra TV-zenders.5

De mogelijkheid om te kiezen tussen twee RTV-pakketten wordt door Casema aangeduid met de term KeuzeTV. Het tarief van het pakket van 17 TV-zenders bedraagt NLG 13,20 per maand in Voorburg en NLG 17,68 per maand in Wassenaar. Het tarief van het pakket van 34 TV-zenders bedraagt NLG 19,15 per maand in Voorburg en NLG 23,63 per maand in Wassenaar. 6. In Breda zijn door Casema per 1 oktober 2000 veranderingen in haar aanbod van

RTV-pakketten ingevoerd die vergelijkbaar zijn met voornoemde veranderingen in Voorburg en Wassenaar. Tot 1 oktober 2000 bood Casema aan haar abonnees in Breda een pakket aan dat bestond uit 30 TV-zenders voor een maandtarief van NLG 17,73. Vanaf 1 oktober 2000 kan een kabelabonnee in Breda kiezen tussen een pakket van 17 TV-zenders voor een maandtarief van NLG 15,63 en een pakket van 34 TV-zenders voor een maandtarief van NLG 21,58. Argumenten klager

7. Het invoeren van het nieuwe aanbod van RTV-pakketten gaat volgens klager met een forse verhoging van het tarief gepaard voor een abonnee die het pakket van 34 TV-zenders afneemt. Naar de mening van klager wordt door deze tariefsverhoging misbruik gemaakt van een economische machtspositie in de vorm van “ uitbuiting” van de consument.

3

In de hiernavolgende overwegingen in dit besluit is een prijs zonder BTW-vermelding een prijs inclusief BTW. 4

Het pakket van 17 TV-zenders wordt door Casema aangeduid met de naam "basispakket". Het pakket van 17 TV-zenders omvat tevens een aantal radiozenders, waarvoor 3 kanalen worden gebruikt.

5

(3)

8. Klager maakt bovendien bezwaar tegen de onderbouwing van de tariefsverhoging die Casema gegeven zou hebben.6 De klager stelt dat de tariefsverhoging volgens Casema niet wordt

veroorzaakt door het aanbieden van extra TV-zenders, maar door benodigde investeringen in het verder uit te breiden systeem van KeuzeTV. De kabelabonnee dient, aldus klager, niet op dit moment te betalen voor het toekomstige beleid van Casema, maar zij dient te betalen voor wat zij nu krijgt.

9. Bij aanvang van het onderzoek heeft de d-g NMa aanvankelijk aansluiting gezocht bij de specifieke omstandigheden in de gemeenten Breda, Voorburg en Wassenaar.Tijdens het onderzoek heeft Casema aangegeven dat zij haar kabelnetwerk voor de kostentoerekening als één geheel beschouwt. Casema heeft om die reden een voorkeur om de aan RTV-pakketten toe te rekenen kosten niet naar afzonderlijke tariefgebieden7 binnen het verzorgingsgebied

van Casema toe te rekenen.8

Om deze reden is het onderzoek in deze zaak de facto uitgebreid naar de kosten en opbrengsten van RTV-pakketten in het hele verzorgingsgebied van Casema.

IV. VERLOOP PROCEDURE

10. Op 8 mei en 23 juni 2000 heeft de d-g NMa schriftelijke vragen gesteld aan Casema. Op 19 juni 2000, respectievelijk 21 juli 2000 heeft Casema deze vragen gedeeltelijk beantwoord. 11. Op 21 juli 2000 heeft Casema tevens voorgesteld om de overige niet beantwoorde vragen te

bespreken teneinde één en ander beter toe te lichten. Het voorgestelde gesprekheeft op 3 augustus 2000 plaatsgevonden ten kantore van de d-g NMa. Tijdens dit gesprek heeft Casema aangegeven waarom ze de antwoorden op een aantal, door de d-g NMa gestelde, schriftelijke vragen tot dan toe niet heeft kunnen geven.

12. De d-g NMa heeft besloten een (extern) onderzoek in te stellen naar het kostenniveau van de RTV-pakketten in Breda, Voorburg en Wassenaar. Het kostenonderzoek is onder toezicht van de d-g NMa uitgevoerd door de Van den Boomgroep Corporate Finance, later geheten NIB Capital Bank Corporate Finance (hierna: NIBC). Voor een aantal kwesties die betrekking

6

De in dit randnummer genoemde argumenten zijn genoemd door de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Voorburg en Wassenaar (dossierstuk 1793/ 1).

7

Onder een gebied met een afzonderlijk tarief wordt elk gebied verstaan waarin één of meerdere RTV-pakketten voor een gegeven prijs en samenstelling worden aangeboden. Een gebied met een afzonderlijk tarief kan één of meerdere delen van) gemeenten omvatten.

8

(4)

hebben op de netwerktechnologie heeft NIBC een beroep gedaan op de expertise van het technisch adviesbureau Intercai B.V.

13. Het kostenonderzoek is uitgevoerd in de periode januari 2001 - december 2002. De resultaten van het onderzoek zijn door NIBC beschreven in een onderzoeksrapport. 14. Casema is in de gelegenheid gesteld te reageren op het concept van dit onderzoeksrapport

van mei 2002 ter toetsing van de feiten waarop de beoordeling van NIBC in dit concept is gebaseerd. Casema heeft dit zowel schriftelijk gedaan als in een tweetal gesprekken in de periode juni-juli 2002. Op 19 december 2002 is het definitieve onderzoeksrapport van NIBC aan Casema toegestuurd. Casema heeft op 17 februari 2003 haar schriftelijke reactie op dit onderzoeksrapport aan de d-g NMa doen toekomen.

15. Op 24 februari 2003 heeft de d-g NMa een aantal additionele schriftelijke vragen aan Casema gesteld. Op 19 maart 2003 heeft Casema deze vragen beantwoord.

V. KOSTENONDERZOEK NIBC Inleiding

16. Het kostenonderzoek van NIBC is uitgevoerd voor het jaar 2000 en is primair gericht op het totale kostenniveau van de door Casema aangeboden RTV-pakketten.

17. In het hiernavolgende wordt op hoofdlijnen ingegaan op de wijze waarop het

kostenonderzoek do0r NIBC is uitgevoerd en de belangrijkste door NIBC uit dit onderzoek getrokken conclusies. Alvorens dit te doen, zal eerst de administratief organisatorische uitgangssituatie van Casema worden beschreven, zoals die bij het kostenonderzoek is aangetroffen.

Administratief organisatorische uitgangssituatie

18. Casema beschikt over een kostentoerekeningsmodel waarin zij de kosten tot op het niveau van een aantal productgroepen berekent. Een productgroep binnen het

kostentoerekeningsmodel van Casema kan uit verschillende producten bestaan. Dit geldt voor de RTV-pakketten van Casema die samen met een aantal andere producten deel uitmaken van de productgroep Video Analog. NIBC heeft het kostentoerekeningsmodel van Casema als vertrekpunt genomen bij de toerekening van de indirecte kosten aan de RTV-pakketten.

(5)

verzorgingsgebied waarvoor aparte tarieven gelden. Casema beschouwt haar kabelnetwerk bij de kostentoerekening derhalve als één geheel.9 Casema heeft verder aangegeven pas sedert 1

januari 2000 te beschikken over een volledige administratie van de in haar

kostentoerekeningsmodel gebruikte verdeelsleutels. NIBC heeft haar kostenonderzoek om deze reden gebaseerd op de inputgegevens van het kostentoerekeningsmodel van Casema in het jaar 2000.

Bepaling geïnvesteerd vermogen

20. Een belangrijk aspect van het onderzoek van NIBC betrof de bepaling van de historische waarde van het geïnvesteerde vermogen in het kabelnetwerk van Casema. NIBC heeft dit geïnvesteerde vermogen en de daaruit voortvloeiende kosten bepaald op het niveau van de productgroep Video Analog.

21. Uitgangspunt bij de bepaling van het geïnvesteerde vermogen is de boekwaarde op basis van de historische kosten van de activa die aan de productgroep Video Analog kan worden toegerekend. Aangezien Casema heeft aangegeven niet te beschikken over deze boekwaarde is de aan Video Analog toe te rekenen onderliggende aanschafwaarde in casu geschat door de zogenaamde indirecte opbrengstwaarde te berekenen op het moment van aanschaf van de kabelnetwerken door Casema.10

22. Het geïnvesteerde vermogen bestaat uit materiële en immateriële vaste activa. De waarde van de materiële vaste activa is door NIBC naar rato van het capaciteitsbeslag van het

kabelnetwerk aan de productgroep Video Analog toegerekend.11

Vervolgens mag een gedeelte van het geïnvesteerde vermogen in immateriële vaste activa aan de productgroep Video Analog worden toegerekend. Dit betreft het deel dat tezamen met het geïnvesteerde vermogen in materiële vaste activa precies de in het voorgaande randnummer genoemde historische waarde ten tijde van aankoop van de kabelnetwerken oplevert.

Kostprijs van de RTV-pakketten vóór en na de invoering van het nieuwe pakketaanbod

9

Zie hiervoor ook randnummer 9. 10

Deze benadering komt neer op het bepalen van de waarde van de toekomstige vrije kasstromen uit

kabelabonnementen en enkele nauw daaraan gelieerde producten op het moment van aanschaf van een kabelnetwerk.

Bij de bepaling van deze indirecte opbrengstwaarde is NIBC uitgegaan van het voor inflatie gecorrigeerde

kabelabonneetarief van Casema in 2000. Deze methode levert in casu een goede benadering op van de economische waarde van de vaste activa in de productgroep Video Analog op het moment van aanschaf. Dit hangt samen methet feit dat de jaarlijkse toename van het ongewogen gemiddelde tarief van Casema in de periode 1990-2000 beperkt is en lager is dan de stijging van het gemiddelde VECAI-tarief in dezelfde periode. Zie hiervoor het onderzoeksrapport van NIBC, paragraaf 8.5.1 en paragraaf 9.3, dossierstuk (1793/ 188).

11

(6)

23. Uit het bedrag van de indirecte kosten voor de RTV-pakketten voor het jaar 2000 zijn de indirecte kosten per abonnee, per maand voor het pakket van 17 TV-zenders en het pakket van 34 TV-zenders afgeleid.12

24. De integrale kostprijs voor deze RTV-pakketten is vervolgens berekend door de indirecte kosten per maand voor deze pakketten te vermeerderen met het saldo van de directe kosten en directe opbrengsten13

van deze pakketten per abonnee, per maand. De berekening leidt tot een integrale kostprijs van circa NLG […] voor het pakket van 17 TV-zenders en een integrale kostprijs van circa NLG […] voor het pakket van 34 TV-zenders. 14

25. NIBC constateert een verschil tussen de door haar berekende kostprijzen in de drie onderzochte gemeenten en het (voor het aantal abonnees) gewogen gemiddelde tarief van het RTV-pakket van Casema per 1 januari 2000, zijnde NLG […] exclusief BTW.15

Het

geconstateerde verschil bedraagt circa 4%. NIBC is van mening dat deze afwijking te gering is om te kunnen concluderen dat het gemiddelde tarief van Casema niet kostengeoriënteerd is. 26. Daarnaast bestaan er aanzienlijke verschillen in de tarieven tussen Breda, Voorburg en

Wassenaar, die volgens NIBC niet volledig kunnen worden verklaard vanuit kostenverschillen. Zo constateert NIBC dat de tarieven van de RTV-pakketten in de gemeenten Breda en

Wassenaar zowel aanzienlijk verschillen van de door haar berekende kostprijs als het voornoemde gewogen gemiddelde tarief van Casema. Voor Voorburg constateert NIBC dat het tarief van het pakket van 34 TV-zenders kostengeoriënteerd is.

27. Tevens berekent NIBC de kostprijs van de RTV-pakketten vóór invoering van het nieuwe pakketaanbod. Uit deze berekening komen (wederom) geringe verschillen naar voren tussen de kostprijzen van deze RTV-pakketten, zoals aangeboden in Breda, Voorburg en Wassenaar. NIBC concludeert verder dat de verhoging van de tarieven in Breda, Voorburg en Wassenaar van het pakket van 34 TV-zenders de stijging van de integrale kostprijs overtreft.

12

NIBC heeft de indirecte kosten voor RTV-pakketten voor het jaar 2000 vastgesteld door de totale indirecte kosten voor de productgroep Video Analog te verminderen met de opbrengsten uit de productgroep Video Analog die geen betrekking hebben op de kabelabonnementen, maar in eerste instantie wél zijn meegenomen bij de berekening van de indirecte opbrengstwaarde van de kabelnetwerken. Door de correctie op deze wijze toe te passen heeft NIBC impliciet verondersteld dat de opbrengsten voor deze producten gelijk zijn aan de kosten.

13

De directe opbrengsten bestaan uit channel rent-opbrengsten. Dit zijn de doorgiftevergoedingen die door een deel van de programma-aanbieders in de RTV-pakketten worden betaald.De saldi zijn berekend op basis van de specifieke samenstelling van de RTV-pakketten in de gemeenten Breda, Voorburg en Wassenaar.

14

Er is sprake van geringe verschillen tussen de door NIBC berekende kostprijzen van de RTV-pakketten in de drie onderzochte gemeenten. Deze verschillen zijn veroorzaakt door de in de vorige voetnoot genoemde directe opbrengsten. 15

(7)

VI. REACTIE CASEMA

28. In haar schriftelijke reactie op het definitieve onderzoeksrapport van NIBC geeft Casema allereerst haar reactie omtrent het juridisch kader. Casema stelt [citaat]: “ De NMa heeft ten onrechte niet haar ontvankelijkheid en bevoegdheid getoetst, vervolgens heeft zij ten onrechte niet haar gebruikelijke analyse in twee fasen16 toegepast en is zij ten onrechte overgegaan tot het

aanvragen van een rapport inzake de kostengeoriënteerdheid van de tarieven. Daarna heeft NIB Capital voor wat betreft het juridisch kader de “ Richtsnoeren met betrekking tot geschillen over toegang tot omroepnetwerken” onjuist toegepast (zouden deze richtsnoeren überhaupt al van toepassing zijn, hetgeen Casema bestrijdt).

29. Voorts benadrukt Casema dat de conclusies die NIBC in haar onderzoeksrapport trekt, onjuist zijn. Zij is van mening dat ook de economische methodiek van het rapport van NIBC “ tekortkomingen” bevat. Deze “ tekortkomingen” kunnen volgens Casema in twee categorieën worden onderverdeeld. Ten eerste een categorie “ fundamentele problemen” ten aanzien van de manier waarop NIBC de analyse van Casema’s tarieven heeft benaderd. Deze “ problemen” zouden volgens Casema mede het gevolg zijn van de opdrachtformulering van de NMa. Samengevat is Casema van mening dat een analyse van de vraag of tarieven excessief zijn, uitgevoerd dient te worden op een ex ante-basis in plaats van een ex post-basis.17

Bovendien zou moeten worden aangetoond dat de overwinsten een blijvend karakter hebben. Voorts zou de tariefstructuur die zou resulteren uit de kostenallocatieprincipes die NIBC heeft

gehanteerd, niet in overeenstemming zijn met algemeen aanvaarde economische uitgangspunten en is er geen internationale tariefsvergelijking uitgevoerd.

30. De tweede categorie “ problemen” die Casema heeft met het onderzoeksrapport van NIBC, heeft betrekking op de manier waarop NIBC haar analyse heeft uitgevoerd, zelfs al zouden de hierbovengenoemde “ fundamentele problemen” niet van toepassing zijn. Casema constateert met name een aantal onjuistheden in het rapport van NIBC inzake de invulling van haar methodiek. Casema noemt eerst een aantal bezwaren tegen de wijze waarop NIBC de berekening van de indirecte opbrengstwaarde (IOW) heeft uitgevoerd. Casema is van mening

16 Casema verwijst naar de besluiten van de d-g NMa in zaaknr. 130;/ Essers vs. NV Telekabel d.d. 13 april 1999, zaaknr. 1048/ De Joode - A2000 d.d. 28 december 1998 en zaaknr 1380/ de heer mr. D.K. Aanen, de heer P.F.C. Jansen en Comité DEZE “ :KEUZEVRIJHEID” : NEE!! vs N.V. Casema. d.d. 17 december 1999. Uit deze besluiten kan, aldus Casema, worden afgeleid dat een gedetailleerd onderzoek door de d-g NMa alleen plaatsvindt wanneer een eerste analyse met een benchmark negatief uitvalt (dossierstuk 1793/ 197).

17

(8)

dat de door NIBC gekozen methodiek terzake de berekening van de IOW geen stand kan houden gezien de gewijzigde marktomstandigheden en de veranderingen in het toepasselijke regelgevend kader. Casema stelt vervolgens dat de door NIBC gehanteerde benadering voor het hanteren van de investeringen bij de berekening van de vrije kasstromen onjuist is. Hoofdstuk 8.5.5 van het rapport van NIBC maakt volgens Casema duidelijk dat de benadering van NIBC een zeer hoog theoretisch gehalte heeft, hetgeen grote afbreuk doet aan de

toepassing van enige uitkomst van het onderzoek. Voorts zou volgens Casema een groeivoet voor de tarieven van RTV-pakketten in de IOW-berekening moeten worden opgenomen, hetgeen NIBC niet zou hebben gedaan.18

31. Ook ten aanzien van de door NIBC gehanteerde vermogenskostenvoet plaatst Casema een kanttekening. Casema is van mening dat voor de berekening van de tarieven na de

liberalisering, die eind negentiger jaren heeft plaatsgevonden, uitgegaan moet worden van een vermogenskostenvoet die hoger is dan de door NIBC gehanteerde vermogenskostenvoet (minimaal circa […]%). Casema is verder van mening dat alleen een uitspraak kan worden gedaan over de hoogte van de uniforme kostprijs als gemiddelde over het gehele netwerk in plaats van een uitspraak over de tarieven in de drie onderzochte gemeenten. Tot slot is Casema van mening dat de conclusie van NIBC ten aanzien van de verschillen in kostprijs tussen de pakketten van 17 TV-zenders en 34 TV-zenders geen stand kan houden.

32. Voor zover de reactie van Casema ten aanzien van het onderzoeksrapport van NIBC van belang is voor de beoordeling in onderhavige zaak, zal deze in dit besluit aan de orde komen.

VII.BEOORDELING VII.1 Inleiding

33. Artikel 24, eerste lid, Mw bepaalt dat het ondernemingen verboden is misbruik te maken van een economische machtspositie. Onder een economische machtspositie wordt blijkens artikel 1, sub 1, Mw verstaan een positie van een of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hen de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen.

34. Het onderzoek naar de tarieven is, zoals in randnummer 9 is toegelicht, uitgebreid naar de kosten en opbrengsten van RTV-pakketten in alle tariefgebieden in het verzorgingsgebied van

18

(9)

Casema. In deze beoordeling staat derhalve de vraag centraal of Casema misbruik maakt van een economische machtspositie in de zin van artikel 24 Mw door het in rekening brengen van excessieve abonneetarieven voor haar RTV-pakketten.

35. Casema heeft, naast de gemeenten Breda, Voorburg en Wassenaar, in een groot aantal andere tariefgebieden de mogelijkheid om te kiezen tussen een pakket van 17 TV-zenders en een pakket van 34 TV-zenders ingevoerd. De invoering van deze keuzemogelijkheid of de in sommige gevallen daaraan voorafgaande uitbreiding van het aantal zenders gaat in veel gevallen met tariefstijgingen gepaard voor abonnees die een pakket van 34 TV-zenders afnemen. Vanwege het op uniforme wijze toerekenen van de kosten in het verzorgingsgebied van Casema is het realistisch te verwachten dat in casu de tarieven in individuele

tariefgebieden naar het gemiddelde kostenniveau convergeren. Daarom zal in deze

beoordeling tevens worden nagegaan of de tariefsstijgingen die Casema bij invoering van het pakket van 34 TV-zenders heeft doorgevoerd, wegens discriminatie in strijd zijn met art 24 Mw.

VII.2 Relevante markt en economische machtspositie

36. Casema verricht economische activiteiten en is derhalve aan te merken als onderneming in de zin van artikel 1, onder f, Mw. Tegen de achtergrond van het hierna gestelde kan in deze zaak in het midden worden gelaten op welke relevante markt Casema opereert bij het leveren van RTV-pakketten aan haar abonnees en of Casema over een economische machtspositie beschikt.

VII.3 Mogelijk misbruik VII.3.1 Excessieve tarieven VII.3.1.1 Inleiding

37. Een vorm van misbruik in de zin van artikel 24 Mw is het al dan niet rechtstreeks opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen.19 Deze vorm van misbruik bestaat uit het in rekening

brengen van een te hoge prijs die niet in redelijke verhouding staat met de economische kostprijs van de geleverde dienst of product.20

19

HvJEG, 27/ 76, United Brands, Jur. 1978, 207, r.o. 248. 20

(10)

38. De precedenten op het gebied van het EG-mededingingsrecht over misbruik door het hanteren van excessieve tarieven omvatten de volgende arresten van het Hof van Justitie. Dit zijn United Brands/ Commissie, Ministère Public/ Tournier, Lucazeau/ SACEM en Bodson/ Pompes Funèbres.

39. Om te bepalen of de prijs in een redelijke verhouding tot de kosten staat is onder meer een berekening van het rendement op het geïnvesteerde vermogen van belang.21

Indien het gerealiseerde rendement gemiddeld gelijk is aan de vermogenskostenvoet (de zgn. Weighted Average Cost of Capital, of WACC), dan is er in principe geen aanleiding te concluderen dat er sprake is van misbruik door excessieve tarieven. De afnemers worden dan beschermd tegen bovencompetitieve prijzen, terwijl de kapitaalverschaffers een marktconforme vergoeding ontvangen voor het vermogen dat zij hebben geïnvesteerd.

40. In het hiernavolgende zal worden nagegaan of de door Casema gehanteerde abonneetarieven voor haar RTV-pakketten misbruik opleveren in de zin van artikel 24 Mw.

VII.3.1.2 Toetsingskader

41. Een tarief is opgebouwd uit een kostencomponent en een rendementscomponent. Een excessief hoog tarief kan dan derhalve ontstaan door excessief hoge kosten al dan niet in combinatie met een excessief hoog rendement.22

42. Uit het voorgaande vloeit voort dat dient te worden nagegaan of de kosten op correcte wijze aan de RTV-pakketten zijn toegerekend. Voor de bepaling van de rendementscomponent zal moeten worden nagegaan hoe hoog de vermogenskostenvoet voor het leveren van RTV-pakketten is. Hierbij dient te worden uitgegaan van de (geschatte) kostenvoet van vermogen dat is geïnvesteerd ten behoeve van activiteiten met een vergelijkbaar risico. Vervolgens moet worden nagegaan hoe hoog het (gerealiseerde) rendement is dat Casema behaalt voor de levering van haar RTV-pakketten.

43. Kabelnetwerken, zoals die van Casema, worden in de praktijk voor verschillende diensten gebruikt, zoals het analoog en digitaal doorgeven van TV-signalen, internettoegang en

21 Zie bijvoorbeeld Rapportage luchthaventarieven Schiphol van de NMa van 10 april 2001, het besluit van de d-g NMa van 28 december 1998 in zaak 1048/ De Joode – A2000 en het besluit van de d-g NMa van 8 oktober 2001 in zaak

11/ Shiva/ KLM. 22

(11)

spraaktelefonie. De kosten van Casema kunnen naar deze verschillende diensten worden verbijzonderd. In het geval van Casema zijn de (netwerk)kosten van analoge TV-diensten23

alsmede de kosten van de productcategorie Sales Materials 24

verbijzonderd naar de productgroep Video Analog. De totale kosten van deze productgroep worden vervolgens gedekt door vier soorten opbrengsten: (1) abonnementsopbrengsten uit de RTV-pakketten (2) opbrengsten uit doorgiftevergoedingen van programma-aanbieders in het RTV-pakket (3) opbrengsten uit kabelabonnementen uit de productgroep Video Business25

en (4) opbrengsten uit de productcategorie Sales Materials.

44. De abonnementsopbrengsten van de RTV-pakketten en de opbrengsten uit doorgiftevergoedingen van programma-aanbieders in het RTV-pakket dragen een

complementair karakter. Van de analoge RTV-pakketten uit Video Business is bekend dat zij van dezelfde kanalen gebruik maken als de aan consumenten aangeboden RTV-pakketten. Om deze reden ontbreekt in het onderhavige geval een basis om de kosten van Video Analog exact te verbijzonderen naar deze diensten. Daarom zal in deze zaak worden volstaan met een beoordeling van de kosten en het rendement op het niveau van de productgroep Video Analog.

45. Op 17 augustus 1999 zijn door de d-g NMa en het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit richtsnoeren26 gepubliceerd voor de beslechting van geschillen

over toegang tot omroepnetwerken op grond van artikel 8.7 van de Telecommunicatiewet respectievelijk op grond van artikel 6 en artikel 24 van de Mw (hierna: de richtsnoeren). In de richtsnoeren is door de d-g NMa aangegeven welke criteria worden gehanteerd bij de toepassing van zijn bevoegdheden op grond van de Mw.

46. De richtsnoeren bevatten onder andere uitgangspunten en kostenallocatieprincipes voor de berekening van een integrale kostprijs per kanaal in een kabelnetwerk. Deze berekeningswijze is sterk bepalend voor de toerekening van de kosten van het kabelnetwerk aan de

productgroep Video Analog. De berekeningswijze komt er, kort gezegd, op neer dat de kosten van een kabelnetwerk aan de verschillende diensten worden toegerekend naar rato van het

23

Bij het doorgeven van analoge TV-signalen worden doorgaans ook radiosignalen aangeboden. Kortheidshalve zal in dit besluit over analoge TV-diensten worden gesproken.

24

Het betreft hier snoeren en andere componenten die aan klanten van Casema worden verkocht. De productcategorie Sales Materials wordt ook met de term “ other revenues” aangeduid.

25 De hier bedoelde producten uit de productgroep Video Bussiness zijn kabelabonnementen die bijvoorbeeld aan bejaardenhuizen en ziekenhuizen worden aangeboden. De kosten van deze diensten zijn aan de productgroep Video Analog toegerekend omdat voor deze abonnementen van dezelfde kanalen gebruikt wordt gemaakt als door de productgroep Video Analog.

26

(12)

capaciteitsbeslag van die diensten.27

Deze zogenaamde kanalenbenadering is ook gehanteerd in het kostenonderzoek van NIBC.

VII.3.1.3 Reactie van Casema

47. In randnummer 28 tot en met 31 zijn de, in twee categorieën verdeelde, opmerkingen weergegeven die volgens Casema aan de orde zijn ten aanzien van de economische methodiek van het onderzoeksrapport van NIBC. Geconstateerd kan worden dat vrijwel alle door Casema aangevoerde argumenten bij de opmerkingen uit de tweede categorie er toe strekken dat het kostenniveau voor RTV-pakketten hoger zou moeten zijn dan de uitkomsten van het onderzoek van NIBC. Het hieruit resulterende hogere kostenniveau speelt geen rol in de uiteindelijke beoordeling van onderhavige zaak. Om deze reden zal in het hiernavolgende worden volstaan met een reactie op de door Casema genoemde categorie “ fundamentele tekortkomingen” , voor zover deze relevant zijn voor de uiteindelijke beoordeling.

48. Casema is de eerste plaats van mening dat een analyse van de vraag of tarieven excessief zijn, dient te worden uitgevoerd op een ex ante-basis in plaats van een ex post-basis. Casema spitst deze stelling toe op het in het kostenonderzoek gehanteerde normrendement en geeft aan dat de NMa rendementen zou moeten beoordelen op basis van mogelijk hogere ex ante-rendementen. Casema baseert deze stelling op het feit dat investeringen uitsluitend zouden worden gepleegd als het verwachte rendement hoger is dan de vermogenskostenvoet en dat aan de introductie van kabeltelevisie in Nederland aanzienlijke risico’s waren verbonden. 49. De WACC in het onderzoeksrapport van NIBC representeert de (ex ante)

vermogenskostenvergoeding die investeerders eisen, gegeven het risico op het doorgeven van RTV-pakketten. Deze WACC bevat een aantal elementen waardoor rekening is gehouden met het meerjarige karakter van de investeringen ten behoeve van RTV-pakketten en de

bijbehorende risico’s van de vermogensvoorziening ten behoeve van deze investeringen. Deze elementen zijn de marktrisicopremie en de bèta, die beide een structureel karakter dragen en het feit dat het risicovrije rendement is gebaseerd op de rente van staatsobligaties met een looptijd van vijf tot tien jaar.28

50. Casema geeft verder aan dat alleen door de d-g NMa zou moeten worden ingegrepen als is aangetoond dat de overwinsten een blijvend karakter hebben en er geen realistische mogelijkheid is dat toetreders tot de markt deze winsten zullen reduceren.

27Ibidem, randnummer 9, 10 en 11.

28

(13)

51. Voor het eventueel blijvende karakter van overwinsten geldt dat er bij het leveren van RTV-pakketten inmiddels sprake is van een relatief volwassen, uitontwikkelde activiteit met een stabiel afzetpatroon. Hieruit vloeit voort dat de hoogte van de opbrengsten voor het leveren van de RTV-pakketten aan consumenten redelijk stabiel in de tijd is. Ook zijn de afschrijvings-en vermogafschrijvings-enskostafschrijvings-en niet aan sterke fluctuaties onderhevig. Het signalerafschrijvings-en van eafschrijvings-en overwinst in een enkel jaar levert onder deze omstandigheid dan het vermoeden op dat deze overwinst een blijvend karakter heeft. De mogelijkheid dat toetreders deze overwinsten zouden kunnen reduceren speelt geen rol in de uiteindelijke beoordeling van deze zaak en wordt in dit besluit verder niet aan de orde gesteld.

VII.3.1.4 Kosten en opbrengsten van de productgroep Video Analog Kosten van de productgroep Video Analog

52. Ten aanzien van het kostenniveau van de productgroep Video Analog is in de eerste plaats geconstateerd dat de indirecte kosten NLG […] mln. lager zijn dan in het

kostentoerekeningsmodel van Casema.29 Dit zijn de indirecte kosten exclusief de kosten die

voortvloeien uit het door Casema geïnvesteerde vermogen.

53. Voor wat betreft de waarde van het aan de productgroep Video Analog toerekenbare geïnvesteerde vermogen in immateriële vaste activa is vastgesteld dat de per 31 december 2000 in de jaarrekening van Casema opgenomen boekwaarde met NLG […] mln. neerwaarts dient te worden bijgesteld.30 Mede als gevolg van deze aanpassing wordt NLG […] mln.

minder aan afschrijvingskosten op materiële en immateriële vaste activa aan de productgroep Video Analog toegerekend dan in het kostentoerekeningsmodel van Casema.

54. Voornoemde aanpassingen leiden tot een reductie van het niveau van de aan de

productgroep Video Analog toerekenbare indirecte kosten (exclusief vermogenskosten) van circa een kwart. Het niveau van de aan de productgroep Video Analog toerekenbare kosten (inclusief directe kosten) komt mede daardoor op NLG […] mln.

Normrendement

55. Bij de berekening van de hoogte van het geïnvesteerde vermogen en de daaruit

voortvloeiende afschrijvings- en vermogenskosten is uitgegaan van een normrendement of vermogenskostenvoet (de WACC) voor de levering van de RTV-pakketten van 9% vóór belasting.

29

De in dit randnummer en de in de randnummer 53 en 54 genoemde wijzigingen zijn het gevolg van correcties in het kostentoerekeningsmodel van Casema en een andere waardering van het in de productgroep Video Analog geïnvesteerde vermogen.

30

(14)

56. De WACC representeert een gewogen gemiddelde van de kostenvoeten van het eigen en vreemd vermogen. Bij de berekening van de kostenvoet van het eigen vermogen is gebruik gemaakt van het Capital Asset Pricing Model. Daarbij is uitgegaan van een risicovrije rente van 5,4%, alsmede een bèta31

met een bandbreedte32

tussen de 0,6 en 0,7 en een marktrisicopremie met een bandbreedte van 4-5%. Het gehanteerde (marginale)

belastingtarief is 35%. De risicovrije rente representeert het gemiddelde rendement op een staatsobligatie in 2000 met een looptijd van vijf tot tien jaar.

57. Bii de berekening van de kostenvoet voor het vreemd vermogen is uitgegaan van een interbancaire rente van 5,8% vermeerderd met een opslag voor faillissementsrisico met een bandbreedte van 50-100 basispunten. De berekening van de gemiddelde kostenvoet voor het eigen en vreemd vermogen is gebaseerd op een financieringsverhouding Eigen

Vermogen/ Vreemd Vermogen van 35%/ 65%.

Rendement op de producten in de productgroep Video Analog

58. Het rendement dat Casema in 2000 op de producten in de productgroep Video Analogheeft gerealiseerd bedraagt […]% vóór belasting.33 Dit rendement ligt niet meer dan enkele

procenten boven het normrendement.

59. Met behulp van de, voor inflatie gecorrigeerde, stijging van de omzet per abonnee van Casema in 2001 en 2002 kan een indicatie worden verkregen van het gerealiseerde rendement op de productgroep Video Analog in 2001 en 2002. Uitgaande van een

gelijkblijvende kostenstructuur en (in reële termen) gelijkblijvende kosten per abonnee komt deze omzetstijging geheel ten goede aan het operationele resultaat van de productgroep Video Analog.34 Onder deze veronderstellingen komt het gerealiseerde rendement op de

31

De zogeheten béta geeft de mate weer waarin, in dit geval, de levering van RTV-pakketten meer of minder riskant is dan de aandelenmarkt als geheel. Een bèta van 1 impliceert dan dat men met de levering van RTV-pakketten evenveel risico’s loopt dan op de aandelenmarkt als de geheel; een bèta kleiner dan 1 impliceert dat men met de levering van deze producten minder risico’s loopt dan op de aandelenmarkt als geheel en een bèta groter dan 1 betekent dat men met de levering deze RTV-pakketten meer risico’s loopt dan op de aandelenmarkt als geheel. De normrendementseis voor eigen vermogen (na belastingen) bestaat uit een risicovrije rente plus een marktrisicopremie vermenigvuldigd met de bèta.

32

De WACC van 9% is bepaald als het gemiddelde van de uitkomsten van twee berekeningen. Deze berekeningen verschillen onderling voor die variabelen waarvoor in dit besluit een bandbreedte wordt genoemd. De onder- en bovengrens van de bandbreedte geeft de waarde van de betreffende variabele weer die in de berekening met de lage, respectievelijk hoge uitkomst is gebruikt.

33

Dit rendement is berekend op basis van gegevens uit het onderzoek van NIBC en aanvullende informatie van Casema. 34

(15)

producten in de productgroep Video Analog daarmee op […]% in 2001 en […]% in 2002.35

Dit is hoger dan het rendement in 2000, maar niet meer dan enkele procenten boven het normrendement.

De vastrechtdiscussie

60. In 2002 heeft het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: OPTA) een consultatie gehouden met het oog op de mogelijke invoering van een

vastrechtmodel voor de berekening van kabeltarieven. De vastrechtbenadering houdt in dat de kabelabonnee betaalt voor de aan haar toe te rekenen kosten van de aansluiting, naast de specifiek toe te rekenen kosten van de overige diensten die de abonnee afneemt. De aan de kabelabonnee geboden basisdienst is in deze visie te beschouwen als de aansluiting. 61. Bij toepassing van de vastrechtbenadering is er sprake van een andere indeling van de

diensten van een kabelnetwerk en daaruit vloeit een andere allocatie van de kosten van een kabelnetwerk naar die diensten voort. In de vastrechtbenadering wordt in tegenstelling tot de kanalenbenadering36 het aanbieden van een aansluiting als één van de diensten beschouwd.

De aan de dienst “ aansluiting” toe te rekenen netwerkkosten bestaan voor een groot deel uit de afschrijvings- en vermogenskosten van het lokale aansluitnet.

62. In de kanalenbenadering worden laatstgenoemde kosten niet aan de dienst “ aansluiting” toegerekend, maar aan de andere diensten, zoals het RTV-pakket en internettoegang. Deze toerekening geschiedt naar rato van het capaciteitsbeslag op het kabelnetwerk van deze diensten. In de praktijk neemt een groot deel van de kabelabonnees geen andere diensten af buiten de analoge RTV-pakketten. Om deze reden leidt de indeling van diensten in de vastrechtbenadering en daaruit voortvloeiende (her)allocatie van kosten in het lokale aansluitnet er toe dat een groter deel van de totale kosten van het kabelnetwerk, via de aansluiting, aan afnemers van het RTV-pakket wordt toegerekend dan in de

kanalenbenadering.

35

Het gemiddelde abonneetarief van de RTV-pakketten van Casema is op basis van het totaal aantal abonnees per 31 december, in 2001 met […]% gestegen ten opzichte van 2000 en in 2002 met […]% gestegen ten opzichte van 2001. Gecorrigeerd voor inflatie komt deze stijging in 2001 neer op circa […]% ten opzichte van 2000 en in 2002 op circa […]% ten opzichte van 2000. Door deze percentages te vermenigvuldigen met de omzet op RTV-pakketten in 2000 kan, onder de in randnummer 59 genoemde aannames het gerealiseerde rendement in 2001 en 2002 worden berekend. De gebruikte procentuele inflatiecijfers zijn afgeleid van de Consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek (dossierstuk 1793/ 208).

36

(16)

63. Het lokale aansluitnet is, in vergelijking met de overige delen van het netwerk, fijnmazig van structuur. Dit impliceert dat een substantieel deel van het geïnvesteerde vermogen in een kabelnetwerk aan het lokale aansluitnet kan worden toegerekend.

64. Uit voorgaande overwegingen blijkt dat het kostenniveau van de productgroep Video Analog (inclusief de kosten van de aansluiting) stijgt wanneer de vastrechtbenadering wordt toegepast. Indien deze benadering wordt toegepast is het aannemelijk dat het gerealiseerde rendement op de productgroep Video Analog in 2000 en gemiddeld over de jaren 2000, 2001 en 2002 onder de in randnummer 59 genoemde veronderstellingen voor 2001 en 2002 niet boven het niveau van het normrendement van 9 % (in 2000) uitkomt.

VII.3.1.5 Conclusie excessieve tarieven

65. Uit het voorgaande stelt de d-g NMa vast dat het door Casema gerealiseerde rendement op de producten in de productgroep Video Analog voor 2000 op basis van de in de

kanalenbenadering gehanteerde berekeningssystematiek boven het normrendement van 9% (op RTV-pakketten) ligt. Dit geldt eveneens voor de berekende rendementen voor de jaren 2001 en 2002 onder de veronderstellingen genoemd in randnummer 59. Bij toepassing van een vastrechtbenadering is het echter aannemelijk dat het rendement in 2000 en gemiddeld over de jaren 2000, 2001 en 2002 niet boven het niveau van het normrendement van 9 % (in 2000) uitkomt.

66. Bij de beoordeling van het gerealiseerde of geschatte rendement dient rekening te worden gehouden met het feit dat de vermogenskostenvergoeding van 9% een redelijke vergoeding representeert voor het aan levering van RTV-pakketten toe te rekenen geïnvesteerd vermogen.

67. Ten aanzien van de vastrechtbenadering heeft de d-g NMa in zijn schriftelijke reactie op het consultatiedocument van OPTA aangegeven dat, uitgaande van de in het concept-consultatiedocument weergegeven netwerktopografie, het vanuit het oogpunt van causaliteit in beginsel aanvaardbaar lijkt dat de volledige kosten van de coaxkabel tussen de wijkcentrale en de woning aan de abonnee worden toegerekend.37

68. Uit het voorgaande concludeert de d-g NMa dat het niet aannemelijk is dat de gemiddelde tarieven van de productgroep Video Analog excessief zijn in die zin dat de gemiddelde tarieven van de diensten in deze productgroep niet in redelijke verhouding staan met de economische kostprijs en dat Casema daarmee misbruik maakt van een economische machtspositie. Het is

37

(17)

niet aannemelijk dat het voor 2000 gerealiseerde rendement op de producten in de productgroep Video Analog en de (onder randnummer 59 genoemde veronderstellingen) berekende rendementen in 2001 en 2002 op deze producten hoger zijn dan het

normrendement in 2000, dit mede beoordeeld in het licht van de vastrechtdiscussie. 69. Aangezien het realistisch is te veronderstellen dat het grootste deel van de kosten en

opbrengsten van de productgroep Video Analog aan de levering van analoge TV-diensten kan worden toegerekend, is het aannemelijk dat voornoemde conclusie, onverlet de kosten van de productcategorie Sales Materials, ook voor de tarieven voor de (analoge) TV-diensten in de productgroep Video Analog geldt.

VII.3.2 Discriminatie

70. Casema heeft, naast de gemeenten Breda, Voorburg en Wassenaar, in een groot aantal andere tariefgebieden de mogelijkheid om te kiezen tussen een pakket van 17 TV-zenders en 34 TV-zenders ingevoerd. De invoering van deze keuzemogelijkheid of de in sommige gevallen daaraan voorafgaande stijging van het aantal zenders gaat in veel gevallen met tariefstijgingen gepaard voor abonnees die het pakket van 34 TV-zenders afnemen. Daar waar de tarieven van het oorspronkelijke RTV-pakket boven het gemiddelde tarief van Casema ligt, kunnen deze stijgingen er op dat moment toe bijdragen deze tarieven meer gaan afwijken van het gemiddelde kostenniveau.

71. De d-g NMa heeft nader onderzoek verricht naar het patroon van tariefsstijgingen bij

invoering van het nieuwe RTV-pakketaanbod van Casema. Uit dit onderzoek blijkt dat Casema zowel tariefstijgingen in ongeveer de helft van de gevallen doorvoert in tariefgebieden waar het oorspronkelijke tarief van het RTV-pakket boven het gemiddelde tarief ligt. Verder komt naar voren dat Casema bij invoering van het nieuwe RTV-pakketaanbod in alle gebieden een nagenoeg uniforme meerprijs hanteert voor de additionele 17 TV-zenders voor een abonnee die een pakket van 34 TV-zenders afneemt. Dit heeft tot gevolg dat de procentuele

tariefsverhogingen in tariefgebieden waar het tarief van het oorspronkelijke RTV-pakket zich boven het gemiddelde van Casema bevindt (in geringe mate) lager zijn dan in tariefgebieden waar het tarief van het oorspronkelijke RTV-pakket onder het gemiddelde van Casema ligt. Conclusie

72. Het patroon van tariefsverhogingen van Casema draagt, zij het in geringe mate, bij aan een convergentie van de tarieven naar het gemiddelde kostenniveau. Gelet hierop en in

aanmerking nemend dat de tariefsverschillen binnen het verzorgingsgebied van Casema historisch verklaarbaar zijn en dat een zekere overgangsperiode nodig is voor deze

(18)

VII.3.3 Conclusie

73. De d-g NMa concludeert dat Casema geen misbruik maakt van een economische machtspositie.

VIII. BESLUIT

74. De d-g NMa besluit geen toepassing te geven aan zijn bevoegdheid zoals beschreven in artikel 56, eerste lid van de Mw en wijst derhalve de klachten af.

Datum: 12 juni 2003

w.g. Drs. R.J.P. Jansen

Wnd. directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This TSOs' proposal considers that, where a shipping agent acts as counter party between the central counter parties of the NEMOs in the same bidding zone or

The necessary details on intra-zonal exchanges between NEMO Trading Hubs in the Dutch bidding zone and for cross-zonal exchanges between central counter parties and/or

Alle inkomende papieren documenten en alle getekende uitgaande en interne papieren documenten die in het informatiesysteem DOX zijn geregistreerd vanaf 1 juni 2017 worden

2.1.5 TCE bepaalt in lijn met artikel 27, tweede lid, onderdeel a, E-wet dat een aangeslotene recht heeft op een aansluiting op het door hem gevraagde spanningsniveau, tenzij dit om

zijn naar de vraag of buitenlandse afzetkanalen een reëel alternatief vormen, en daarmee een substituut zijn, voor telers en kopers die gebruik maken van de veilingen in Nederland.

Dit heeft tot gevolg dat in bepaalde gebieden in Limburg de winning van het (diepe) grondwater beperkt wordt, waardoor onttrekking in eigen beheer in aflopende mate een optie kan

concurrerend handelen van de verkoper, teneinde in staat te zijn de volledige waarde van de overgedragen activiteiten te verwerven. Een non-concurrentie- en relatiebeding kan als

Voor wat betreft die delen van de spelregels, die betrekking hebben op de activiteiten in de C-gebieden, wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 17 Mw. VI