• No results found

De invloed van vertrouwen op het niveau van ketensamenwerking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van vertrouwen op het niveau van ketensamenwerking"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van vertrouwen op het niveau van

ketensamenwerking

Onderzoek naar de invloed van vertrouwen op het niveau van samenwerken binnen het complexe vastgoedbeheer

door

ir. H.B.J. (Jos) Stiekema

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Economie en Bedrijfskunde

AOG MSc(16) Bedrijfskunde

1e begeleider: dr. G.D. (Erik) Soepenberg 2e begeleider: prof. dr. D.P. (Dirk Pieter) van Donk

(2)

Voorwoord

De totstandkoming van dit onderzoek is een langdurig en soms moeizaam proces geweest. Ik ben zelf werkzaam in de bouwnijverheid en een groot deel van mijn werktijd besteed ik aan vastgoedbeheerprojecten. Tijdens gesprekken met vakgenoten zijn onderwerpen als vertrouwen en ketensamenwerking de laatste jaren een gewillig gespreksonderwerp en hebben tevens mijn persoonlijke interesse. Het lag dan ook voor de hand om de invloed van vertrouwen op ketensamenwerking een centrale rol te laten spelen in mijn afstudeeronderzoek. Dit deel van de opdrachtformulering was dan ook het eenvoudigste.

Het lastigste deel bleek, bij en na literatuurverkenning, dat over beide onderwerpen beperkt context specifiek wetenschappelijk materiaal aanwezig was. Bij de verdere verkenning zijn daarna vele andere wetenschappelijke disciplines aangedaan. Om juist hieruit een strikt afgebakende en heldere doelstelling te formuleren bleek niet eenvoudig. Aangezien werk en studie in de afgelopen jaren elkaar nog wel eens in de weg zaten en soms moeilijk waren te combineren. Wilde ik ze juist bij mijn afstuderen laten samenkomen. Daarom heb ik ervoor gekozen om dit onderzoek uit te voeren bij de complexe vastgoedbeheerprojecten uitgevoerd in opdracht van corporaties, een omgeving en onderzoeksveld waar mijn werk zich voornamelijk afspeelt.

In dit onderzoek worden de termen ketenintegratie en ketensamenwerking door elkaar heen gebruikt maar er wordt hetzelfde mee bedoeld. Nederlandse en Engelse termen worden door elkaar gebruikt maar zijn bij de eerste vermelding altijd beiden opgenomen.

Tot slot. Afgelopen jaren waren educatief en inspirerend, maar waren op zijn tijd ook tijdrovend. Naast mijn werk heeft de studie een hoge prioriteit gehad. Daarvoor moest ik soms concessies doen en moeilijke keuzes maken. Dit was niet altijd even aangenaam voor mijzelf maar zeer zeker ook niet voor mijn naaste omgeving. Ik wil familie, vrienden, collegae en iedereen die mij heeft gesteund, begrip heeft getoond of mij in welke vorm dan ook heeft geholpen daarvoor enorm bedanken. Het succesvol volbrengen van de studie was zonder dit alles niet gelukt.

(3)

Samenvatting

Doel – Dit onderzoek probeert inzicht te verkrijgen of de mate van vertrouwen in een

samenwerkingsverband leidt tot een bepaalde mate van ketensamenwerking in de specifieke context van het vastgoedbeheer bij de noordelijke woningworporaties.

Ontwerp/ methodologie/ benadering – Onder de noordelijke woningcorporaties in

Nederland is kwantitatief onderzoek verricht. Respondenten zijn corporatiemedewerkers betrokken bij complexe vastgoedbeheerprojecten. Gevraagd is om voor twee verschillende samenwerkingsvormen tussen aannemer en opdrachtgever diverse stellingen te waarderen, namelijk voor de traditionele samenwerking en voor ketensamenwerking. De stellingen hadden betrekking op de onafhankelijke variabelen calculated trust, affective commitment, identificatie en de afhankelijke variabele de mate van ketensamenwerken.

Bevindingen – Een hoge mate van calculated trust en een lage mate van affective

commitment resulteert in een laag niveau van ketensamenwerking. Daarentegen een hoge mate van affective commitment en een lage mate van calculated trust resulteren in een hoge mate van ketensamenwerking. De gevonden resultaten veronderstellen een lineair verloop. Opvallend resultaat is dat de mate van identificatie een negatief effect heeft op het niveau van samenwerken anders dan vanuit de literatuur verondersteld zou worden.

Theoretische implicaties – Dit onderzoek is een uitbreiding van de beperkte

beschikbare kennis over het construct vertrouwen in relatie tot ketensamenwerken in de context van de bouw. Het onderzoek geeft het construct vertrouwen in de bouw meer en een eenduidigere betekenis, aangezien velen een ander beeld hebben bij het construct vertrouwen.

Praktische implicaties – Deze onderzoeksresultaten kunnen in toekomstige gesprekken

tussen opdrachtgever en aannemer houvast bieden bij de ontwikkeling van een ketensamenwerkingsverband.

Beperkingen – In de ontwikkeling van een samenwerkingsverband zijn meer factoren

van invloed dan alleen vertrouwen, deze zijn hier buiten beschouwing gelaten.

Steekwoorden – vertrouwen, calculated trust, affective commitment, identificatie,

ketensamenwerken, bouwnijverheid, woningcorporatie

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... i 

Samenvatting ... ii 

1  Inleiding ... 1 

2  Het theoretische kader ... 4 

2.1  Ketensamenwerking ... 4 

2.2  Vertrouwen ... 7 

2.3  De relatie tussen vertrouwen en ketensamenwerking ... 10 

3  Onderzoeksmethodologie ... 13 

3.1  Operationalisatie van de variabelen ... 13 

3.2  Steekproef en data verzamelingsprocedure ... 15 

3.3  Data verwerking en analyse ... 17 

4  Data analyse ... 18  4.1  Beschrijvende statistiek ... 18  4.2  Statistische analyse ... 18  5  Discussie ... 25  6  Conclusie ... 30  6.1  Theoretische implicaties ... 30  6.2  Praktische implicaties ... 31 

6.3  Beperkingen van het onderzoek ... 32 

6.4  Suggesties tot vervolgonderzoek ... 32 

7  Literatuur ... 34 

Bijlagen ... 39 

Bijlage 1; Operationalisatie van de variabelen ... 40 

Bijlage 2; Gehanteerde enquête ... 43 

(5)

1 Inleiding

De totstandkoming van ketensamenwerking en de uitdagingen die het heeft, zijn gewillige onderwerpen binnen de bouwnijverheid. Enkele citaten uit recente vakliteratuur zijn: ‘Ketenintegratie katalysator van succes’ (Business magazine, 2012), ‘Ketenintegratie levert prijsvoordeel op’ (Laverman, 2007), ‘Keiharde noodzaak’ (Building Business, 2011), ‘Ketenintegratie is lange-ademproject (Cobouw, 2012). De noodzaak van ketensamenwerken spreekt uit de koppen en het succesvol realiseren daarvan is voor sommigen in de bouw een doel op zich. Ketensamenwerken is mooi maar in lang niet alle samenwerkingsverbanden noodzakelijk (Gimenez, Vaart, & Donk, 2012), met name in complexe en dynamische omgevingen waar effectiviteit- en efficiencyslagen gemaakt kunnen worden (Thompson & Sanders, 1998). Ketensamenwerking is te definiëren als het managen van activiteiten die gericht zijn op de coördinatie van verschillende schakels in de keten, met als doel de gehele keten te optimaliseren als ware het één eenheid (één gezamenlijke organisatie). Dit in tegenstelling tot de situatie waarbij iedere speler in de keten zich richt op het optimaliseren van zijn eigen individuele (schakel-) prestatie (van der Veen, 2010).

(6)

proces (Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer, 1998) (Akrout & Akrout, 2011) (Currall & Inkpen, 2006) (Currall & Epstein, 2003).

Een veronderstelling die vanuit voortgaande gedaan kan worden is dat een hoge mate van wederzijds vertrouwen leidt tot een hoge mate van samenwerking. De literatuur geeft hiervoor echter geen empirische en context specifieke onderbouwing. Dit onderzoek poogt daarin een bijdrage te leveren. Doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen of de mate van vertrouwen in een samenwerkingsverband leidt tot een bepaalde mate van ketensamenwerking. Het onderzoek beperkt zich tot de noordelijke woningcorporaties met complexe vastgoedbeheerprojecten, projecten die gepaard gaan met hoge risico’s, complexe vraagstukken en een korte gerealiseerde doorlooptijd.

Het theoretisch belang van het onderzoek is tweeledig. Allereerst is het onderzoek relevant om de beperkte kennis over het construct vertrouwen in relatie tot ketensamenwerken binnen de specifieke context van het vastgoedbeheer uit te breiden. Resultaten vanuit andere productieomgevingen die leiden tot betere samenwerking zijn niet zomaar te projecteren op de bouw (Vrijhoef, 2011). Schoorman, Mayer, & Davis (2007) doen ook een beroep op meer context specifiek onderzoek naar het construct vertrouwen en aan deze vraag wordt getracht invulling te geven. Ten tweede zal door dit onderzoek inzicht worden verkregen of de mate van vertrouwen invloed heeft en leidt tot een bepaald niveau van samenwerking. Bij de modellen die het groeiproces tot ketensamenwerking (Vrijhoef, 2011) (Meng, Sun, & Jones, 2011) beschrijven wordt vertrouwen wel vermeld. Echter komen deze vanuit de algemene literatuur en zijn niet empirisch getoetst. Dit onderzoek zal daarin een bijdrage leveren.

(7)
(8)

2 Het theoretische kader

Dit hoofdstuk geeft van het construct ketensamenwerking (in de bouw) en het construct vertrouwen, een overzicht van de beschikbare kennis vanuit de literatuur. Hierbij is gebruik gemaakt van elektronische bestanden (Journals, Boeken en PHD-theses) door de RUG beschikbaar gesteld en bouwtechnische vakliteratuur. Onderwerpen die als vertrekpunt zijn gebruikt in de zoektocht waren: trust, inter-personeel trust, inter-organizational trust, supply chain integration en construction industry. Publicaties zijn gescreend op relevantie en aan de hand van citaten en referenties is aanvullende literatuur gezocht. De resultaten hiervan zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Ketensamenwerking

Ketensamenwerking is niet nieuw en krijgt al decennia veel aandacht binnen productieomgevingen anders dan de bouw, zoals: de machinebouw, elektronica, consumentengoederen of de auto-industrie. Successen worden daarbij alom besproken en geprezen. De bouwsector daarentegen blijft internationaal ver achter op het gebied van onderzoek naar Supply Chain Management (Lönngren, Rozenkranz, & Kolbe, 2010). Vrijhoef (2011) stelt dat de bouw op een aantal facetten afwijkt ten opzicht van deze veel onderzochte omgevingen. Hij geeft aan dat het simpelweg projecteren van deze successen op de bouwnijverheid, niet direct zal leiden tot successen. De bouwnijverheid kenmerkt zicht door: (1) laag repetitiegehalte door sterke fragmentatie, (2) sterke veranderende teamsamenstellingen, (3) uniek eenmalig product, (4) veel verschillende disciplines (hoge mate van specialisatie), (5) veel verschillende bedrijfsgrootten, (6) hoge mate van onzekerheid over de werkvoorraad door onvoorspelbare vraag, (7) er wordt niet over de gehele keten samengewerkt maar vaak slechts over een klein stukje en (8) een sterke projectcultuur in de branche (er wordt vaak gestuurd op opleverdatum en kosten) (Vrijhoef, 2011) (Laan, 2008). Deze kenmerken zijn op zich niet bijzonder maar juist in de combinatie is de bouw uniek en verschilt zij ten opzichte van andere productieomgevingen (Vrijhoef, 2011).

(9)

(Larson, 1995) (Meng, Sun, & Jones, 2011) (Vrijhoef, 2011) dat veel tijd en energie vraagt. Het is ook niet in alle gevallen een succesvolle en gewenste samenwerkingsvorm, met name in complexe en dynamische omgevingen waar effectiviteit- en efficiencyslagen gemaakt kunnen worden (Thompson & Sanders, 1998).

Vrijhoef (2011) hanteert een proces bestaande uit 4 fases, zie Figuur 1. Het gehanteerde model sluit aan bij meer recenter onderzoek van Meng, Sun & Jones (2011) en gelijkwaardige eerdere modellen (Larson, 1995) (Thompson & Sanders, 1998) (Ellison & Miller, 1996).

Level 1 staat voor een zakelijke relatie waar onderlinge samenwerking wordt gedomineerd door opportunistisch gedrag en achterdocht. De partijen besteden aandacht aan het bereiken van hun eigen doelstellingen en het maximaliseren van hun eigen winst, zonder rekening te houden met het effect dat dat op de ander kan hebben. In dit stadium bestaan wederzijdse doelstellingen niet. Vertrouwen is beperkt tot elkaars inzet geregeld in een overeenkomst. Prijsconcurrentie is de gangbare praktijk bij deze projecten (Meng, Sun, & Jones, 2011). Processen en zakelijke activiteiten zijn losgekoppeld met een eenmalige benadering, volgens een traditionele aanpak (Vrijhoef, 2011). De traditionele samenwerking kent uitgebreide werkomschrijvingen of bestekken, selectie door aanbestedingsprocedures en uitgebreide contracten.

Figuur 1; Levels om tot ketensamenwerking te komen. (Bron: (Vrijhoef, 2011) (Meng, Sun, & Jones, 2011))

(10)

overeenkomsten, wordt het vertrouwen tussen hen vooral gebouwd op basis van wederzijds begrip van elkaars mogelijkheden voor de uitvoering van hun taken (Meng, Sun, & Jones, 2011).

Op level 3 is de samenwerking gericht op het succesvol zijn in één enkel project. De belangen van alle partijen worden het beste gediend door zich te concentreren op het succes van dat ene project. Om wederzijdse doelstellingen voor het project te bereiken, werken de partners samen als een geïntegreerd projectteam. Er bestaat goodwill vertrouwen tijdens het project en er heerst een win-win werkhouding (Meng, Sun, & Jones, 2011). Er zijn gekoppelde fasen, processen, zakelijke activiteiten, ze zijn nauw met elkaar verbonden en eventueel is er een bewuste herhaling van projecten. (Vrijhoef, 2011)

Op level 4 zijn er geïntegreerde processen, zakelijke activiteiten, ze zijn structureel verbonden of geïntegreerd, en een strategische aanpak is ingezet op weg naar herhaling van projecten (Vrijhoef, 2011). Er is afstemming van doelstellingen over een reeks van projecten, die zich richt op een lange termijn relatie. Eerlijke winstdeling zorgt ervoor dat de partners nauw samenwerken in de hele keten en deze willen optimaliseren. De hoogste mate van vertrouwen ontstaat, omdat iedereen de verwachting om voor het beste te gaan waar maakt. Continue verbetering (van kwaliteit en proces) wordt gezamenlijk bereikt door te leren van prestatiemetingen, feedback en het toepassen van innovatieve technologieën en managementconcepten (Meng, Sun, & Jones, 2011). Ketensamenwerking kan gezien worden als een level 4 samenwerkingsvorm.

(11)

uitgevoerd door Vrijhoef (2011) blijkt dat in de bouwnijverheid er op veel van deze factoren nog op een laag niveau wordt geopereerd.

2.2 Vertrouwen

Het construct vertrouwen krijgt veel aandacht binnen diverse vakgebieden, zoals de psychologie, sociologie, politicologie en in bedrijfskundige en economische studies (Bhattacharya, Devinney, & Pillutla, 1998). Vertrouwen kan beschouwd worden als een complex construct dat vol zit met paradoxen (Nooteboom, 2006). Dit komt onder meer door de multidisciplinaire aard en de invloed dat vertrouwen heeft. Het heeft invloed op verschillende inter-relationele eigenschappen en het kent verschillende niveaus (Laan, 2008). Vertrouwen bestaat tussen twee te onderscheiden partijen namelijk, de trustor (een partij die vertrouwen wil ervaren) en de trustee (een te vertrouwen partij). Vertrouwen bestaat aan de zijde van de trustor, betrouwbaarheid (trustworthiness) aan de zijde van de trustee (Laan, 2008). Betrouwbaarheid is een kwaliteit die een trustee heeft en vertrouwen is iets dat de trustor doet (Dietz & Den Hartog, 2006). Vertrouwen doe je niet alleen maar er moet ook een partij zijn waarin vertrouwen gesteld kan worden. Er zal altijd een andere partij noodzakelijk zijn en een onderlinge afhankelijkheid bestaan (Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer, 1998). Gezien de complexiteit en omvang van het construct is het hanteren van één algemene definitie voor het construct vertrouwen ondoenlijk, het zal veelal een context specifieke formulering zijn.

Verschillende aggregratieniveaus

(12)

tegenovergestelde lid. (Zaheer, McEvily, & Perrone, 1998). Boundary-spanners zijn de mensen die werken op de rand van een organisatie en die de verbinding vormen met de partnerorganisatie.

Inter-organisationeel vertrouwen wordt gedefinieerd als de mate van vertrouwen in de partnerorganisatie door de leden van een centrale organisatie (Zaheer, McEvily, & Perrone, 1998). Akrout & Akrout (2011) brengen hierin een verdere vereenvoudiging aan. Inter-persoonlijk vertrouwen heeft betrekking op de vertrouwensrelatie tussen twee individuen die hun bedrijven vertegenwoordigen. Inter-organisationeel vertrouwen heeft betrekking op de verhouding tussen twee organisaties. Zaheer, McEvily, & Perrone (1998) geven aan dat het niet op zich zelf staande vormen van vertrouwen zijn maar dat ze elkaar beïnvloeden. Binnen dit onderzoek is de inter-organisationele vertrouwensrelatie onderzocht.

De ontwikkeling van vertrouwen

Vertrouwen is geen statisch fenomeen (Laan, 2008), maar is juist zeer dynamisch. Vertrouwen heb je niet zomaar maar ontwikkelt zich door de tijd en kan toenemen. Het zal niet altijd op dezelfde wijze worden ervaren, het zal toenemen en weer afnemen. Om dit te vangen zijn er door de tijd een aantal modellen ontwikkeld waarin de groei en ontwikkeling van vertrouwen in een B2B relatie zijn weergegeven. Belangrijke beperking van deze modellen is dat ze onvoldoende empirisch getoetst zijn. Onderzoek hierna is zeer complex, tijdrovend en context specifiek. Hier wordt een model behandeld dat veelvuldig wordt geciteerd in de literatuur, latere modellen zijn veelal een uitbreiding of afgeleide van het hier gepresenteerde model.

Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer (1998) hanteren een vertrouwensgroei conform Figuur 2. Daarin zijn drie soorten vertrouwen te onderscheiden, namelijk: (1) calculative trust (berekenend vertrouwen), (2) relational trust (relationeel vertrouwen) en (3) institutional trust (institutioneel vertrouwen).

Berekenend vertrouwen (calculative trust) (ofwel calculus-based trust (Lewicki, 2006))

(13)

gesteld kunnen worden als: Is het zinvol om je kwetsbaar op te stellen en om vertrouwen op te bouwen zonder dat een ander daar direct misbruik van maakt? Wat kost het om een vertrouwensrelatie op te bouwen en te onderhouden? Wegen de baten die succesvolle samenwerking met zich meebrengen op tegen de sancties die in overeenkomsten zijn opgenomen als de samenwerking tot mislukking leidt? Naast het stellen van deze vragen, spelen de gemaakte afspraken, vastgelegd in overeenkomsten (transactionele elementen), een belangrijke rol. Of iemand al dan niet te vertrouwen is, is vaak gebaseerd op externe informatie, bijvoorbeeld de algemene reputatie die iemand heeft.

Figuur 2; de verschillende vormen van vertrouwen door de tijd. (bron: Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer (1998))

Relationeel vertrouwen (Relational trust) is meer subjectief en emotioneel van aard en

(14)

De laatste vorm – Institutioneel vertrouwen (Institutional trust) – is altijd en overal aanwezig en bestaat uit de juridische, politieke en sociale systemen die helpen bij het toezien en bestraffen van asociaal gedrag (Zaheer & Zaheer, 2006).

In dit onderzoek wordt het model van Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer (1998) verder gehanteerd. Daarbij wordt institutioneel vertrouwen buiten beschouwing gelaten. De aanwezigheid van institutionele systemen reduceert het risico. Minder risico’s leiden tot een hogere mate van vertrouwen (Laeequddin, Sahay, Sahay, & Waheed, 2012), maar deze systemen zijn binnen een samenwerking niet te beïnvloeden. Juridische, politieke, en sociale systemen veranderen maar alle samenwerkingsverbanden en relaties zijn daaraan onderhevig. Institutioneel vertrouwen is ten tijde van alle samenwerkingsverbanden gelijkmatig aanwezig (Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer, 1998).

2.3 De relatie tussen vertrouwen en ketensamenwerking

Vertrouwen en ketensamenwerking zijn beiden constructen die zich door de tijd ontwikkelen en verschillende fases doorlopen. De mate en soort vertrouwen in een B2B relatie kan door de tijd ontwikkelen, net als het niveau waarop wordt samengewerkt. De literatuur geeft geen empirisch bewijs of de mate van vertrouwen een verband heeft met het niveau waarop wordt samengewerkt. Meng, Sun, & Jones (2011) omschrijven bij hun model slechts kort de niveaus van vertrouwen die zijn waar te nemen bij de verschillende niveaus van samenwerken. Bij level 1 is vertrouwen gebaseerd op elkaars contractuele verplichtingen. Een partij heeft weinig vertrouwen in het gedrag van de ander en de betrouwbaarheid van verstrekte informatie. Deze lage vorm van vertrouwen komt tot uiting in en hoge mate van controle en inspectie. Dit verondersteld dat er bij level 1 sprake is van een hoge mate van calculated trust en lage mate van relational trust. Hierop gebaseerd wordt de volgende veronderstelling gedaan:

H1: een (a) hoge mate van calculated trust en (b) een lage mate van relational trust

leidt tot een laag level van ketensamenwerking (level 1)

(15)

overbodig (Meng, Sun, & Jones, 2011). Dit verondersteld dat er bij level 4 sprake is van een lage mate van calculated trust en hoge mate relational trust. Hierop gebaseerd wordt de volgende veronderstelling gedaan:

H2: een (a) lage mate van calculated trust en (b) een hoge mate van relational trust

leidt tot een hoog level van ketensamenwerking (level 4)

Het onderzoeksmodel, zie Figuur 3, geeft een grafische weergave van de veronderstellingen die leidend zijn geweest voor het uitgevoerde onderzoek. De verwachtte mate van vertrouwen passend bij het niveau waarop wordt samengewerkt zijn kort samengevat in Tabel 1.

Figuur 3; Onderzoeksmodel

Tabel 1; veronderstelde mate van vertrouwen per level Level 1 Level 4 Calculated trust Hoog Laag Relational trust Laag Hoog

Het model van Vrijhoef (2011) om tot ketensamenwerking te komen heeft in totaal vier levels. De twee middelste levels zijn buiten dit onderzoek gehouden. Door de beperkte beschikbare tijd en de uiteindelijke gehanteerde steekproefgrootte (N=39) is het onmogelijk om over een dergelijke genuanceerde verdeling uitspraken te doen.

(16)

bevat de ketensamenwerking, waarbij langdurige samenwerking wordt gezocht, veel informatie wordt gedeeld, planningen op elkaar zijn afgestemd en waar partijen zich herkennen in de ander.

(17)

3 Onderzoeksmethodologie

Om tot de toetsing van de hypotheses te komen is kwantitatief onderzoek verricht. Dit hoofdstuk bevat de motivering van de gehanteerde onderzoeksmethodiek. In de eerste paragraaf worden de verschillende variabelen geoperationaliseerd. Gevolgd door de totstandkoming van de gehanteerde steekproef en de aangewende verzamelingsmethode in paragraaf 2. Tot slot volgt in de derde paragraaf een overzicht van de opgezette dataverwerking en analyse.

3.1 Operationalisatie van de variabelen

Waar mogelijk is bij de operationalisatie gebruik gemaakt van eerdere studies. Bij het construct vertrouwen blijkt ondanks de vele publicaties, dat het moeilijk te meten is. In het reviewartikel van Dietz & Den Hartog (2006) zijn diverse meetinstrumenten vergeleken maar van de 119 toegepaste meetinstrumenten voor vertrouwen, zijn slechts 11 in meer dan één onderzoek gebruikt. Dit komt met name door de complexiteit en diversiteit waarop vertrouwen onderzocht kan worden (onder meer door het aggregatieniveau, de verschillende dimensies, afhankelijk van functie en interpersoonlijk of inter-organizationeel vertrouwen). Het is daardoor moeilijk om generieke uitspraken te doen en een algemeen aanvaard instrumentarium te ontwikkelen, constructvaliditeit is daardoor problematisch. (Lewicki, Tomlinson, & Gillespie, 2006).

Bij ketensamenwerking in de bouw speelt een dergelijk probleem. Een instrument om de levels tot ketensamenwerking in de bouw te enquêteren is er niet. Bij de operationalisatie van het construct zal hier dieper op worden ingegaan.

Operationalisatie calculated trust

(18)

formulering van de stellingen is aangepast aan de context van dit onderzoek. Calculated trust kenmerkt zich sterk door het gedetailleerd vooraf vastleggen van gewenste eindprestaties en de consequenties van het niet halen daarvan, hiervoor zijn twee zelf opgestelde items toegevoegd. Alle items zijn opgenomen in Bijlage 1 en hebben een zeven-punts Likert schaal, 1 is sterk oneens – 7 sterk eens.

Operationalisatie relational trust

Relationeel vertrouwen ofwel identificatie vertrouwen is gebaseerd op het feit dat partijen zich met elkaar kunnen identificeren (Lewicki, Trust and distrust, 2006) en er een sterk eenheidsgevoel heerst. Relationeel vertrouwen is hier gesplitst in (1) identificatie en (2) affective commitment. Om identificatie te meten is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de 6 items van Bhattacharya, Hayagreeva, & Glynn (1995). De formulering van de stellingen is aangepast aan de specifieke context van dit onderzoek. Alle items (zie Bijlage 1) hebben een zeven-punts Likert schaal, 1 is sterk oneens – 7 sterk eens.

Naast identificatie is affective commitment (Kim & Frazier, 1997) toegevoegd. Affective commitment is het eenheidsgevoel waargenomen in een keten (Kim & Frazier, 1997). Het instrument bevat vijf items. Deze vijf items zijn in de formulering aan de context van dit onderzoek aangepast. Alle items (zie Bijlage 1) hebben een zeven-punts Likert schaal, 1 is sterk oneens – 7 sterk eens.

Operationalisatie ketensamenwerking

(19)

samenwerking met de ketenpartners, (2) integratie van operationele processen om efficiëntie en effectiviteit van het leveringsproces te vergroten, (3) gezamenlijke planning, (4) total quality management en (5) informatie delen. Bij de formulering van de stellingen is rekening gehouden met: zijn ze relevant om de variabele op te bouwen, hebben de schalen en antwoorden dezelfde richting en zijn schalen gelijkmatig opgebouwd. (Blumberg, Cooper, & Schindler, 2008). Per onderdeel zijn drie items opgenomen (zie Bijlage 1) elk met een zeven-punts Likert schaal, 1 is sterk oneens – 7 sterk eens. Alle items gezamenlijk geven de mate van samenwerking weer.

Interne Validiteit

Zoals aan het begin van deze paragraaf aangegeven is de interne validiteit niet vooraf aantoonbaar. Calculated trust wordt beoordeeld aan de hand van overgenomen items uit eerdere studies. In totaal zijn vijf items overgenomen waarvan de constructvaliditeit reeds is bewezen. Deze items laten enkele belangrijke aspecten van calculated trust echter onderbelicht. Daarom zijn twee items toegevoegd namelijk, het belang van vooraf vastgelegde harde prestatie-eisen en de consequenties van het niet halen. In totaal zijn zeven items gehanteerd en zal de validiteit geborgd moeten zijn.

Bij relational/ identificational trust zijn alle items vanuit eerdere onderzoeken overgenomen. In deze onderzoeken is het meetinstrument getoetst, verfijnt en is de validiteit voor dit onderzoek geborgd.

Voor ketensamenwerking is de validiteit niet aangetoond aangezien de items gegenereerd zijn voor dit onderzoek en dus niet eerder gebruikt. Om de validiteit zo hoog mogelijk te krijgen is per onderdeel (Vrijhoef, 2011) gebruik gemaakt van 3 items. Hierdoor neemt de kans toe dat de stellingen meten wat ze behoren te meten en de constructvaliditeit van ketensamenwerking te borgen.

3.2 Steekproef en data verzamelingsprocedure

(20)

personen) geselecteerd. Vervolgens is er een verdere verfijning gezocht en zijn de personen die werkzaam zijn in het vastgoedbeheer gefilterd, en bleven 89 mogelijke participanten over.

De grootte van de groep mogelijke participanten is vrij groot. In de 3 noordelijke provincies (Groningen, Friesland en Drenthe) zijn 42 corporaties (Jaarboek 2012 Woningcorporaties, 2012). In dit onderzoek zijn alleen de corporaties >1000 verhuurbare eenheden meegenomen. Deze organisaties verzorgen vaak zelf de complexe vastgoedbeheerprojecten en zijn in staat om de stellingen te waarderen.

Van de 31 corporaties (Jaarboek 2012 Woningcorporaties, 2012) die hieraan voldoen zijn er 29 opgenomen en aangeschreven voor dit onderzoek. Daarnaast zijn nog 9 verschillende corporaties in Overijsel en Flevoland >1000 vhes meegenomen.

Een weblink naar de gedigitaliseerde enquêtes is aan alle 89 participanten per email verstuurd (de enquête is opgesteld via thesistools.com). De participanten is gevraagd om de enquête twee maal in vullen. De eerste enquête voor een project waarvan de samenwerking tot stand is gekomen na een aanbestedingsprocedure met een uitgebreide besteks- of werkomschrijving (traditionele samenwerking, theoretisch een level 1). De tweede enquête voor een samenwerkingsverband waarbij de participanten van mening zijn dat er een hechte samenwerking is en/ of sprake van ketensamenwerking (ketensamenwerking, theoretisch een level 4). De participanten hadden twee weken de tijd om te reageren en na anderhalve week is er een herinneringsemail verstuurd.

De enquête is opgebouwd met de geoperationaliseerde items uit de vorige paragraaf. Bij aanvang van de enquête zijn een aantal algemene, administratieve en classificatie vragen toegevoegd zoals geslacht, leeftijd en functie. Deze nominale data is alleen gebruikt voor het classificeren van de onderzoeksgegevens zodat in de data-analyse eventuele ordening is aan te brengen. Het tweede deel van de enquête (de kern) bevat de geoperationaliseerde items. De enquête wordt afgesloten met een aantal open vragen waarbij de respondent eventuele opmerkingen en suggesties konden vermelden.

(21)

3.3 Data verwerking en analyse

De verzamelde data is ingevoerd in SPSS 20, waarna allereerst beschrijvende statistische analyse is uitgevoerd. Resultaten zijn frequenties, spreiding en steekproefgemiddelde van de groep respondenten.

De data is vervolgens getoetst op constructvaliditeit, door de onderlinge correlatie van de items (r>.200) en Cronbach’s alfa (α>.70). Normaliteit wordt getoetst aangezien deze een belangrijke rol speelt bij statistische toetsing (Vocht, 2012) en een aantal toetsen van steekproevenverdelingen een normale verdeling veronderstellen. Op normaliteit is getoetst door Q-Q plots en de Shapiro-Wilk toets. De normaal verdeelde en valide data is aan verdere analyse onderworpen.

Er zijn per respondent twee enquêtes ingevuld, te zien als twee onafhankelijke steekproeven. Binnen dit onderzoek is gezocht naar de vertrouwensrelatie voor de uiterste samenwerkingsverbanden. Data vanuit de steekproeven levert twee verschillende gemiddelde en spreidingen op. De onafhankelijke T-toets is uitgevoerd om een uitspraak te doen of steekproefgemiddelden en variantie significant verschillen.

Bivariate correlatieanalyse wordt uitgevoerd om te toetsen of verwachte verbanden aanwezig zijn tussen afhankelijke en onafhankelijk variabelen. De analyse geeft de sterkte en richting van de verbanden weer. Hypothesen zijn daarna deels te verwerpen of te aanvaarden.

Tot slot wordt er een multivariabele regressie analyse uitgevoerd om te toetsen of er een causaal verband bestaat tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen. Hypothesen zijn daarna te verwerpen of te aanvaarden. De regressie ziet er als volgt uit:

= niveau van samenwerken ∝ = constante

= partiële regressiecoëfficiënt per onafhankelijke variabele = calculated trust

(22)

4

Data analyse

Na ontvangst van alle enquêtes zijn de antwoorden gecodeerd (Diamantopoulos & Schlegelmilch, 2000) en ingevoerd in SPSS 20. De ruwe data in de datasheet is vervolgens gebruikt voor verdere statistische analyse en wordt gepresenteerd in dit hoofdstuk.

4.1 Beschrijvende statistiek

Na het verstrijken van de reactietermijn waren er 44 respondenten, een responspercentage van 49,4% (N= 44). Vijf respondenten hebben alleen de algemene vragen beantwoord en op alle overige vragen ontbraken de antwoorden. Deze respondenten zijn verwijderd en weggelaten in de verdere analyse. Daarnaast hebben 4 respondenten de enquêtes voor slechts één samenwerkingsvorm ingevuld, deze zijn in de verdere analyse opgenomen. Dit resulteert in een uiteindelijk responspercentage voor de traditionele samenwerking van 43,8 % (N=39) en voor de ketensamenwerking van 40,4% (N=36). Van de respondenten zijn 97,4% mannelijk (N=38) en 2,6% vrouwelijk (N=1). Daarvan zijn 64,1% (N=25) werkzaam in een operationele functie (bv. projectleider, beleidsmedewerker en werkvoorbereider) en 35,9 % (N=14) in een managementfunctie (bv. manager vastgoed, manager technische zaken en manager realisatie). De gemiddelde leeftijd was 47 jaar met een standaard deviatie (SD) van 10 jaar. De respondenten waren werkzaam bij een corporatie met een gemiddelde grootte van 12.333 verhuurbare eenheden met een SD van 9.275 woningen. In bijlage 3 zijn alle volledige SPSS-overzichten opgenomen.

4.2 Statistische analyse

De onderzoeksresultaten zijn aan diverse statistische toetsten onderworpen. Voor alle, in deze paragraaf, opgenomen analyses zijn de volledige SPSS-overzichten terug te lezen in bijlage 3.

Toets op betrouwbaarheid en constructvaliditeit

(23)

de variabelen (zie bijlage 3). Als ondergrens voor de onderlinge correlatie is aangehouden r>.200 en voor de Cronbach’s alfa > .70. (> .70) (Field , 2009).

Bij de onafhankelijke variabelen resulteerde dit in: identificatie (traditioneel α>.777 en keten α>.794 nadat één van de items is verwijderd), affected commitment (traditioneel α>.693 en keten α>.730 nadat één van de items is verwijderd) en bij calculated trust (traditioneel α>.569 en keten α>.590). Naast de lage Cronbach’s alfa bij calculated trust is de correlatie tussen de items niet significant. Geprobeerd is om de items in wisselende samenstelling te voegen, om zo tot een hogere Cronbach´s alfa en een significante correlatie tussen de items onderling te komen echter zonder resultaat. Geconcludeerd kan worden dat de construct validiteit van de items identificatie en affective commitment voldoende is, maar voor calculated trust onvoldoende. Hier is als toetsingscriteria voor Cronbach’s alfa > .70 gehanteerd. Deze score is echter wel afhankelijk van het aantal items dat is opgenomen in de schaal. Malhotra & Briks (2007) hanteren een ondergrens van > .60 en in specifieke gevallen zelfs > .50. Calculated trust is daarom wel in de verdere verwerking opgenomen om analyse mogelijk te maken.

Bij de afhankelijke variabele is het niveau van ketensamenwerken opgedeeld in vijf factoren van elk 3 items. Dit resulteert voor afstemming (traditioneel α>.641 en keten α>.812), informatie uitwisseling (traditioneel α>.370 en keten α>.692), kwaliteit (traditioneel α>.745 en keten α>.826), planning (traditioneel α>.852 en keten α>.916) en selectie (traditioneel α>.604 en keten α>.674). Alleen kwaliteit en planning hebben in beide steekproeven een Cronbach’s alfa > .70, alleen deze twee factoren zijn in de verdere analyse meegenomen. Correlatie tussen de items, is in alle situaties, r>.200 dus significant. Voor het niveau van samenwerking (traditioneel α>.910 en keten α>.930), was de correlatie tussen de items r>.200. Dit levert een toereikende constructvaliditeit op voor het niveau van samenwerken en voor de factoren planning en kwaliteit.

Toets normaliteit

(24)

ketensamenwerking. Reden hiervoor is een beperkt aantal outliners, echter er is geen aanwijsbare reden voor deze afwijkingen en ze zijn daarom niet verwijderd.

Toets onafhankelijke steekproefgemiddelden

De enquête is voor zowel een traditionele als ketensamenwerking ingevuld, te beschouwen als twee onafhankelijke situaties (Baarda & Goede, 1997). Een onafhankelijke T-toets is toegepast om de gemiddelden en varianties van de twee steekproeven te vergeleken. De resultaten zijn opgenomen in Tabel 2 en Bijlage 3.

Voor de onafhankelijk variabele calculated trust zijn bij de traditionele samenwerking hogere waarden (M =4,82, SE=.12) aangetroffen dan bij ketensamenwerking (M=3.93, SE=.158). Resultaten vanuit de T-Toets geven aan dat deze verschillen significant zijn, p<.05 (zie bijlage 3). Dit bevestigt de hypothesestelling dat er een significant hogere calculated trust aanwezig is bij een traditionele samenwerking dan bij ketensamenwerking.

Voor de onafhankelijke variabelen identificatie en affective commitment is de veronderstelling dat de niveaus significant hoger liggen bij ketensamenwerking dan bij een traditionele samenwerking. De resultaten vanuit de T-toets voor identificatie geven aan dat de twee steekproefgemiddelden significant verschillen (traditioneel M =3,23, SE=.15, keten M =2,3, SE=.15). Voor affective commitment (M =4,17, SE=.15, keten M=4,94, SE=.18keten) zijn de verschillen tevens significant, p<.05 (bijlage 3). Deze uitkomsten bevestigingen dat affective commitment een significant hoger niveau heeft bij ketensamenwerking dan bij de traditionele samenwerking. Voor identificatie is er juist een lager niveau aangetroffen bij ketensamenwerking dan bij de traditionele samenwerking, deze resultaten zijn strijdig met de hypothesestelling. De hypothese veronderstelde juist een hoger niveau bij ketensamenwerking.

Tot slot is de afhankelijke variabele voor de twee steekproeven onderworpen aan de T-toets. De resultaten hiervan bevestigingen dat het niveau waarop wordt samengewerkt lager ligt bij een traditionele samenwerking (M =3,97, SE=.16) dan bij ketensamenwerking (M =5,41, SE=.15), p<.05 (zie bijlage 3). De onderliggende factoren zijn ook vergeleken, voor alle factoren heeft ketensamenwerking een significant hogere gemiddelde.

(25)

Tabel 2; vergelijking van de steekproefgemiddelden

Bivariate correlatieanalyse

Bivariate correlatieanalyse is uitgevoerd om de sterkte en richting van verbanden tussen de variabelen weer te geven. De correlatieanalyse is uitgevoerd voor alle normaal verdeelde variabelen met een Cronbach’s alfa α>.70 (zie Tabel 3 en Tabel 4). Hierop is een uitzondering gemaakt voor calculated trust en de items planning en kwaliteit onder ketensamenwerking. Bij deze resultaten moet dan ook een kanttekening geplaatst worden.

De analyse is allereerst uitgevoerd voor de twee afzonderlijke steekproeven om te toetsen of mogelijke verbanden dezelfde richting en sterkte vertonen. Correlatieanalyse veronderstelt een lineair verloop tussen de variabelen (Vocht, 2012). De geformuleerde hypothesen veronderstellen tevens een lineair verloop, daarom zijn tot slot de steekproeven samengevoegd en is de analyse herhaald. De resultaten van alle drie de analyses zouden een gelijk beeld moeten vertonen.

Vanuit de correlatieanalyse blijkt dat bij een traditionele samenwerking, een stijgend niveau van calculated trust een sterke negatieve invloed heeft op het niveau waarop wordt samengewerkt (r = -.665, p <.01). Voor affective commitment bestaat er een sterk positieve invloed op het niveau waarop wordt samengewerkt (r = .690, p <.01). Deze resultaten corresponderen met de verwachte verbanden in de hypothesen.

(26)

verwachtingen. Alle aangetroffen verbanden zijn significant met uitzondering van die van mate van identificatie op de gehaalde kwaliteit.

De resultaten vanuit de steekproef voor ketensamenwerking geven een vergelijkbaar beeld. De aangetroffen verbanden hebben dezelfde richting en verschillen allen in sterkte. De aangetroffen verbanden zijn ook hier allen significant met uitzondering die van calculated trust op het niveau waarop wordt samengewerkt, dit verband is niet significant.

Tabel 3; correlatieoverzicht voor de traditionele samenwerking

Tabel 4; correlatieoverzicht voor de ketensamenwerking

(27)

Tabel 5; correlatieoverzicht voor samenwerking (gezamenlijk)

Multivariabele regressie analyse

De twee steekproeven zijn onderworpen aan een multivariabele regressie analyse, met als afhankelijke variabele het niveau van samenwerken en als onafhankelijke variabelen: affective commitment, calculated trust en identificatie. Deze analyse is uitgevoerd om vast te stellen of de afhankelijke variabele wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabelen (Vocht, 2012).

De variantie in het niveau van samenwerken bij een traditionele samenwerking wordt voor 67% (R2 =.673) verklaard door de 3 onafhankelijke variabelen. Het regressiemodel is significant gezien de resultaten vanuit de F-toets (Sig. <.05). Calculated trust (p <.05) en affective commitment (p <.05) hebben een significante invloed op de afhankelijke variabele. Hierbij is het causaal verband voor affective commitment het sterkst op het niveau van samenwerken (affective commitment β =.656, calculated trust β = -.574). Calculated trust heeft een negatieve invloed op het niveau van samenwerken en affective commitment een positieve. De resultaten bevestigen beide de hypothesestelling. Daarentegen zijn de uitkomsten voor identificatie (p = .681) niet significant. Tabel 6 bevat de resultaten vanuit de regressieanalyse.

(28)

Tabel 6; resultaten regressie analyse traditionele samenwerking

Tabel 7; resultaten regressie analyse ketensamenwerking

Resultaten vanuit correlatie- en regressieanalyse vertonen bij de twee steekproeven een vergelijkbaar beeld. Het afzonderlijke niveau van een variabele ligt per steekproef hoger of lager maar het causaal verband met het samenwerkingsniveau is vergelijkbaar. Daarom zijn tot slot de twee steekproeven samen genomen en is voor de gehele dataset een multivariabele regressieanalyse uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn in Tabel 8 opgenomen. De variantie in het niveau van samenwerken bij een ketensamenwerking wordt voor 67% (R2 =.673) verklaard door de 3 onafhankelijke variabelen. Het regressiemodel is significant gezien de resultaten vanuit de F-toets (Sig. <.05). Alleen calculated trust (p <.05) en affective commitment (p <.05) hebben significante invloed op de afhankelijke variabele. Hierbij heeft calculated trust (β =-.511) de grootste invloed op het niveau van samenwerken (tegen β = 496 voor affective commitment). De uitwerking van identificatie op het niveau van samenwerking is tegengesteld aan die in de hypothese, maar niet significant p = .068 met een β van -.202.

(29)

5

Discussie

Het doel van het uitgevoerde onderzoek was het verkrijgen van inzicht of de mate van vertrouwen in een samenwerkingsverband leidt tot een bepaalde mate van samenwerking. De veronderstelling was dat een hoge mate van wederzijds vertrouwen leidt tot een hoge mate van samenwerking. Calculated trust is gezien als een lage vorm en relational trust als hoge vorm van vertrouwen. Onder corporatiemedewerkers in Noord Nederland zijn twee samenwerkingsverbanden onderzocht, de traditionele samenwerking (level 1) en ketensamenwerking (level 4). Aan de medewerkers is gevraagd stellingen te waarderen voor de twee afzonderlijke samenwerkingsvormen. De twee onafhankelijke steekproeven zijn vervolgens vergeleken en de belangrijkste resultaten daarvan zijn opgenomen in Tabel 9. Het geactualiseerde conceptuele model is weergegeven in Figuur 4. Ondanks het aantal respondenten (N=39) en de beperkte constructvaliditeit voor calculated trust (Cronbach’s alfa <.70) heeft het onderzoek enkele opvallende resultaten opgeleverd, deze resultaten worden in dit hoofdstuk besproken.

Tabel 9; correlatie tussen de variabelen en uitkomst van de deelhypotheses Level 1 Level 4

Calculated trust Hoog Laag

Relational trust - Identificatie - Affective commitment Hoog Laag Laag Hoog

De invloed van affective commitment op het niveau van samenwerken

(30)

resulteert in een laag niveau van samenwerking en dat een toename van affective commitment leidt tot een toename van het niveau waarop wordt samengewerkt. Hypothesen H1b en H2b worden voor affective commitment aangenomen.

Figuur 4; geactualiseerd conceptueel model

Deze positieve invloed van affective commitment op de soort en mate van vertrouwen wordt in de literatuur veelvuldig getest en bevestigd (Sindhav & Lusch, 2008), de resultaten hier zijn op zich zelf dan ook niet verrassend te noemen. Echter in onderzoeken naar ketensamenwerking in de bouw wordt affective commitment niet benoemd maar wordt alleen gesproken over lage of hoge vormen van vertrouwen. Skandrani, Triki, & Baratli (2011) concluderen dat vertrouwen een sleutelrol speelt in de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden, dit onderzoek brengt een verdieping aan in deze kennis. De resultaten moedigen aan om de kennis omtrent affective commitment in de bouw verder te ontwikkelen.

Aan het einde van de enquête is respondenten gevraagd om suggesties te geven voor het vergroten van het wederzijds vertrouwen. Een aantal antwoorden waren: het werken met vaste mensen, duidelijk zijn over doelstellingen, elkaar beter leren kennen (zowel binnen als buiten het werk). Deze antwoorden duiden op het aanbrengen van verbetering in de mate van affective commitment. Deze antwoorden sluiten aan bij bevindingen van Bloemer, Pluymaekers, & Odekerken (2012 ). Zij geven aan dat een toename van affective commitment leidt tot een stijging van het vertrouwen en is te beïnvloeden door ervaring, persoonlijke eigenschappen en organisationele eigenschappen. Investeren in de ontwikkeling van affective commitment is lonend en resulteert in een hoger niveau van samenwerken.

(31)

In dit onderzoek is het opvallend dat vanuit correlatieanalyse juist een significant negatief verband is aangetroffen. Een mogelijke verklaring is wellicht te vinden in de rol die identificatie heeft gespeeld in dit onderzoek en wordt hierna besproken.

De invloed van identificatie op het niveau van samenwerken

Naast affective commitment is identificatie gebruikt om relational trust te meten. De resultaten in dit onderzoek voor identificatie zijn verrassend. Correlatieanalyse geeft een significant negatief verband tussen de mate van identificatie en het niveau waarop wordt samengewerkt. Regressieanalyse geeft verder een negatief causaal verband. Een toename in de mate van identificatie zal leiden tot een lager niveau van samenwerken. Deze bevindingen zijn strijdig met eerdere bevindingen (Bhattacharya, Hayagreeva, & Glynn, 1995) en de verwachtingen bij aanvang van dit onderzoek. De hypothesen (H1b en H2b) dienen daarom voor identificatie te worden verworpen.

Voor de meting van identificatie is gebruik gemaakt van het onderzoek van Bhattacharya, Hayagreeva, & Glynn (1995). De veronderstelling in hun onderzoek is dat organisationeel identificatie wordt ingegeven door individuele teamleden die zich met het team of de samenwerking kunnen identificeren. Belangrijke aspecten daarbij zijn het begrip voor de doelen die nagestreeft worden, de interactie tussen management en medewerkers, het type mens en de interactie tussen de diverse partijen (Alvesson & Empson, 2008).

(32)

Een toename in de wederzijdse identificatie vraagt om een cultuurverandering. Respondenten spreken ook over de noodzaak van culturele verandering om ketenintegratie te bereiken, maar ook de literatuur ondersteunt dit (Compact, 2009) (Straatman & Korenromp, 2010). In het algemeen is er weinig onderling respect in de sector (Straatman & Korenromp, 2010), dit zal moeten veranderen. Er wordt in de samenwerking een hoog niveau van ondernemerschap gevraagd. In zekere zin wordt de keten het bedrijf en worden de betrokken organisaties de bedrijfsonderdelen van de keten (Building Business, 2010). Deze culturele verandering blijkt moeilijk in de bouw aangezien in vele publicaties wordt gesproken over verschil van inzicht tussen opdrachtgever en aannemer (Loosemore & McCarthy, 2008) (Jonge, 2008). Dit onderzoek toont nogmaals aan dat voor het bereiken van ketensamenwerking een culturele verandering noodzakelijk is.

De invloed van calculated trust op het niveau van samenwerken

De invloed van calculated trust op het niveau van samenwerken bleek moeilijk te meten. De antwoorden van de respondenten gaven een divers beeld. Constructvaliditeit voor calculated is lastig gebleken met een Cronbach’s alfa <.70 en een zwakke correlatie tussen de items. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de vragen vanuit 4 verschillende studies zijn overgenomen en samengevoegd. De vraagstelling is aangepast aan de context en soms tegengesteld overgenomen om de vraagstelling uiteindelijk dezelfde richting mee te geven. Hoewel bij het toetsen van de enquête – vooraf – geen opmerkingen zijn gemaakt over de vraagstelling kan het zijn dat bij de definitieve beantwoording de vraagstelling voor respondenten onvoldoende duidelijk was. Voor calculated trust kunnen de hypothesen H1a en H2a worden aanvaard.

(33)

Het meten van het niveau van samenwerken

(34)

6

Conclusie

Het uitgevoerde onderzoek had tot doel om inzicht te verkrijgen in hoeverre de mate van vertrouwen in een samenwerkingsverband leidt tot een bepaalde mate van ketensamenwerking. De ontwikkeling van vertrouwen en ketensamenwerken wordt in de literatuur als gefaseerde trajecten omschreven. Dit onderzoek heeft de modellen naast elkaar gelegd en gepoogd correlatie en causale verbanden aan te treffen. Vooraf was de veronderstelling dat bij een hoge mate van calculated trust en een lage mate van relationeel vertrouwen dit zou leiden tot een lage vorm van ketensamenwerking, de traditionele samenwerking (theoretisch level 1). In de ontwikkeling van een hoge vorm van samenwerken ofwel ketensamenwerking (theoretisch level 4) vindt er een verschuiving plaats in de mate van vertrouwen. De mate van calculated trust zal afnemen terwijl voor relationeel vertrouwen een toename is te verwachten. Dit lineaire verloop in de vertrouwensrelatie hebben Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer (1998) grafisch weergegeven en vormde de basis voor dit onderzoek. De twee hypotheses zijn getoetst in een onderzoek onder de woningcorporaties in Noord-Nederland. Voor calculated trust is het lineaire verloop bevestigd echter voor relationeel vertrouwen slechts deels. Relationeel vertrouwen is onderzocht aan de hand van affective commitment en identificatie. Voor affective commitment zijn de resultaten in lijn met eerdere onderzoeken en heeft een toename van affective commitment een positief verband en invloed op de mate van ketensamenwerking. Echter voor de mate van identificatie zijn tegengestelde uitkomsten gerealiseerd. Het onderzoek heeft daarmee voldaan aan het vooraf opgestelde doel. In het verdere verloop van dit hoofdstuk worden de theoretische en praktisch implicaties behandeld. Gevolgd door de beperkingen van het uitgevoerde onderzoek en tot slot enkele suggesties voor het opzetten van vervolgonderzoek

6.1 Theoretische implicaties

(35)

samenwerking een hoge mate van calculated trust heeft en een lagere mate van relationeel vertrouwen. Naarmate een samenwerkingsverband zich ontwikkeld treedt er een verschuiving op in de verhouding calculated vertrouwen tot relationeel vertrouwen. Regressieanalyse geeft een rechtlijnige ontwikkeling wat in lijn is met de bevindingen van Rousseau, Sitkin, Burt, & Camerer (1998). Opvallende en interessante conclusie is dat een toename in de mate van identificatie een negatief effect heeft op het niveau van samenwerken. Dit zou gezien de reacties van de respondenten wel eens een branche specifieke constatering kunnen zijn en verdient vervolgonderzoek.

Vertrouwen is een complex construct en bij beantwoording van vragen over vertrouwen hebben mensen al snel verschillende dingen in hun hoofd (Laan, 2008). Dit onderzoek levert een bijdrage in het verder concreet formuleren van vertrouwen, door het op te splitsen in specifieke vormen van vertrouwen.

6.2 Praktische implicaties

(36)

6.3 Beperkingen van het onderzoek

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Ten eerste is in dit onderzoek vertrouwen gezien als de belangrijkste bouwsteen tot ketensamenwerking. Dit ligt natuurlijk een stuk genuanceerder. Vertrouwen draagt bij aan een situatie waarin een goede samenwerking mogelijk is, er zijn natuurlijke andere bouwstenen die een belangrijke rol spelen, maar buiten dit onderzoek gelaten zijn zoals bijvoorbeeld de governance structuur van een organisatie (Zaheer & Zaheer, 2006) (Laan, Noorderhaven, & Dewulf, 2011). Vertrouwen kent zijn keerzijde zoals het ontstaan van fraude, door een grote mate van vertrouwen kan het ook mogelijk zijn dat je blind wordt voor misbruik van de vertrouwensrelatie (McEvily, Perrone, & Zaheer, 2003).

Ten tweede vormen de gewaardeerde items in dit onderzoek de perceptie van de respondenten. Vooraf is gevraagd om voor twee specifieke geschetste situaties de enquête in te vullen. In hoeverre de gehanteerde referentiesamenwerking van de respondenten voldoet aan de vraag van de onderzoeker viel niet te controleren. De conclusies zijn daarom algemener van aard dan vooraf gewenst.

Ten derde bleek voor een calculated trust de constructvaliditeit onvoldoende, desondanks zijn alle statistische analyses uitgevoerd. De validiteit zou verhoogd moeten worden om de conclusies al dan niet te bevestigen.

Tot slot is de steekproef in dit onderzoek niet ad random genomen. Er is gebruik gemaakt van het CRM systeem van een bouwkundig adviesbureau dat gespecialiseerd is in de volkshuisvesting. Bijna alle corporaties in Noord-Nederland zijn aangeschreven maar of de aangeschreven personen een goede weergave geven van de gehele populatie is niet getoetst, de totale omvang van de populatie is onbekend binnen dit onderzoek.

6.4 Suggesties tot vervolgonderzoek

(37)

De gehanteerde items voor calculated trust waren in dit onderzoek onvoldoende valide en moeten worden aangescherpt. Een tweede richting voor vervolgonderzoek ligt in de ontwikkeling van een algemeen empirisch getoetst meetinstrument voor calculated trust. De literatuur gaf (Dietz & Den Hartog, 2006) reeds aan dat er een gebrek is aan een dergelijk instrument. Het gehanteerde model in dit onderzoek kan worden aangescherpt.

Ten derde bleek in dit onderzoek het niet mogelijk om aan de hand van enquêtes het exacte niveau van samenwerken vast te stellen. Om de niveaus toe te kennen zal een longitudinale studie verricht kunnen worden om de ontwikkeling van een vertrouwensrelatie in relatie tot de groei van het samenwerkingsverband te onderzoeken. Resultaten geven inzicht in de wijze van ontwikkeling en deze resultaten kunnen worden gebruikt bij de ontwikkeling van ketensamenwerking. In de bouw spreken partijen zich regelmatig uit om gezamenlijk ketensamenwerking te ontplooien, en is in de realisatie en groei van deze samenwerking behoefte aan sturing en ervaring.

(38)

7 Literatuur

Jaarboek 2012 Woningcorporaties. (2012). Rotterdam: Denhatex Uitgeverij B.V.

Akrout, W., & Akrout, H. (2011). Trust in B-to-B: Toward a Dynamic and Integrative Approach. Recherche et Applications en Marketing, 1-21.

Alvesson, M., & Empson, L. (2008). The construction of organizational identity: Comparative case studies of consulting firms. Scandinavian Journal of Management, 1-16.

Baarda, D., & Goede, M. d. (1997). Methoden en Technieken, praktische handleiding voor het

opzetten en uitvoeren van onderzoek. Houten: Educatieve Partners Nederland .

Bhattacharya, C., Hayagreeva, R., & Glynn, M. (1995). Understanding the bond of identification: an investigation of its correlates among art museum members. Journal

of Marketing, 46.

Bhattacharya, R., Devinney, T., & Pillutla, M. (1998). A formal model of trust based on outcomes. Academy of Management, 459-472.

Bloemer, J., Pluymaekers, M., & Odekerken, A. (2012 ). Trust and affective commitment as energizing forces for export performance. International Business Review, http://dx.doi.org/10.1016/j.ibusrev.2012.05.002.

Blumberg, B., Cooper, D., & Schindler, P. (2008). Business Research Methods. London: McGraw/Hill Higher Education.

Building Business. (2010, april). Ketenintegratie in de nieuwbouw levert winst op. Building

Business, pp. 12-14.

Building Business. (2011, oktober). Crisis dwingt bouwkolom na te denken over ketensamenwerking. Building business, pp. 64-67.

Business magazine. (2012). Ketenintegratie: katalysator van succes. Business magazine 2012

voor de Rotterdamse vastgoedbranche, pp. 34-37.

Cobouw. (2012, januari donderdag 12). Ketenintegratie is langeademproject. Cobouw, p. 13. Compact, A. (2009). Slimmer bouwen, minder kosten; de kansen van ketensamenwerking

toegelicht. Hilversum: Mewadruk.

(39)

Currall, S., & Inkpen, A. (2002). A multilevel approach to trust in joint ventures. Journal of

international business studies, 34(3), 479-495.

Currall, S., & Inkpen, A. (2006). On the complexity of organizational trust: a multi-level co-evolutionary perspectiv and guidline for future research. In R. Bachmann, & A. Zaheer, Handbook of Trust Research (pp. 235-246). Northampton: Edward Elga Publishing, Inc.

Diamantopoulos, A., & Schlegelmilch, B. (2000). Taking the Fear Out of Data Analysis. London: Cengage Learning EMEA.

Dietz, G., & Den Hartog, D. (2006). Measuring trust inside organizations. Personnel Review, 557-588.

Doney, P., & Cannon, J. (1997). An examination of the nature of trust in buyer-seller relationships. Journa of marketing, 35-51.

Ellison, S., & Miller, D. (1996). Beyond ADR: Working toward synergistic strategic partnership. Journal of management in engineering, 44-54.

Field , A. (2009). Discovering Statistics using SPSS. London: SAGE Publications Ltd.

Gefen, D., Karahanna, E., & Straub, D. (2003). Trust and TAM in 2003 online shopping: an integrated model. MIS Quarterly, 51-90.

Geyskens, I., Steenkamp, J., & Kumar, N. (1998). Generalizations about trust in marketing channel relationships using meta-analysis. International Journal of Research in

Marketing, 223-248.

Gimenez, C., Vaart, T. v., & Donk, D. v. (2012). Supply chain intergration and performance: the moderating effect of supply complexity. International Jounal of Operations &

Production Management, 583-610.

Holmen, E., Pedersen, A., & Torvatn, T. (2005). Building relationships for technological innovation. Journal of Business Research, 1240-1250.

Ibrahim, C., Costello, B., & Wilkinson, S. (2011). Key practice indicators of team integration in construction projects: a review. 2nd International Conference on Construction and

Project Management.

Jonge, H. D. (2008). Ketenintegratie met je opdrachtgever. Building Business, 08-10.

Kim, K., & Frazier, G. (1997). Measurement of distributor commitment in industrial channels of distribution. Journal of business research, 139-154.

(40)

Laan, A., Noorderhaven, N., & Dewulf, G. (2011). Building trust in constructions partnering projects: An explorary case-study. Journal of Purchasing & Supply Management, 98-108.

Laeequddin, M., Sahay, B., Sahay, V., & Waheed, K. (2012). Trust building in supply chain partnership: an integrated conceptual model. Journal of Management Development, 550-564.

Larson, E. (1995). Project partnering: result of study of 280 construction projects. Journal of

management in engineering, 30-35.

Laverman, W. (2007, februari). Ketenintegratie in de woningbouw: zo kan het! Building

business, pp. 50-51.

Lewicki, R. (2006). Trust and distrust. In A. Schneider, & C. Honeyman, The Negotiator's

fieldbook (pp. 191-202). Washington DC: American Bar Association.

Lewicki, R., & Bunker, B. (1995). Trust in relationships: a model of development and decline. In B. Bunker, & J. Rubin, Conflict, cooperation and justice: essays inspired

by the work of Morton Deutsch (pp. 133-173). San Francisco: Jossey-Bass.

Lewicki, R., Tomlinson, E., & Gillespie, N. (2006). Models of interpersonal trust development: theoretical approaches, empirical evidence and future directions.

Journal of Management, 991-1022.

Lönngren, H., Rozenkranz, C., & Kolbe, H. (2010). Aggregated construction supply chains: succes factors in implementation of strategic partnerships. Supply Chain Management:

An International Journal, 404-411.

Loosemore, M., & McCarthy, C. (2008). Perceptions of contractual risk allocation in construction supply chains. Journal of Proffesional issues in engineering education

and pratice, 95-105.

Malhotra, N., & Briks, D. (2007). Marketing Research: an applied approach. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall International.

McEvily, B., Perrone, V., & Zaheer, A. (2003). Trust as an organizing principle. Organization

Science, 91-103.

Meng, X., Sun, M., & Jones, M. (2011). Maturity Model for Supply Chain Relationships in Construction. Journal of Management in Engineering, 97-105.

(41)

Noordhuis, M., & Vrijhoef, R. (2010). Ketensamenwerking in de bouw. Zoetermeer: Stichting Research Rationalisatie Bouwen.

Nooteboom, B. (2006). Forms, sources and processes of trust. In R. Bachmann, & A. Zaheer,

Handbook of trust research (pp. 247-263). Northampton: Edward Elgar Publishing,

Inc.

Paul, D., & McDaniel, R. (2004). A field Study of the Effect of Interpersonal Trust on Virtual Collaborative Relationship Performance. MIS Quarterly, 183-227.

Ring, P., & Van de Ven, A. (1992). Structuring cooperative relationships between organizations. Strategic Management Journal, 483-498.

Rousseau, D., Sitkin, S., Burt, R., & Camerer, C. (1998). Not so different after all: a cross discipline view of trust. Academy of Management Review, 393-404.

Roussin, C., & Webber, S. (2012). Impact of Organizational Identification and Psychological Safety on Initial Perceptions of Coworker Trustworthiness. Journal of Business and

Psychology, 317-329.

Schoorman, F., Mayer, R., & Davis, J. (2007). An integrative model of organizational trust: past, present and future. Academy of Management Review, 344-354.

Sindhav, B., & Lusch, R. (2008). An identification-based model of supplier-retailer communication. Journal of marketing channels, 281-314.

Skandrani, H., Triki, A., & Baratli, B. (2011). Trust in supply chains, meanings, determinants and demonstrations; a qualitative study in an emerging market context. Qualitative

Market Research: An international Journal, 391-409.

Straatman, J., & Korenromp, W. (2010). Verkenning ketensamenwerking AFN -

Samenwerking en ketenintegratie Hoofdaannemers en Gespecialiseerde Aannemers.

Rotterdam: Stichting Bouw Research.

Thompson, P., & Sanders, S. (1998). Partnering continuum. Journal of management in

engineering, 73-78.

van der Veen, J. (2010, december 7). Ketensamenwerking in onderhoud & renovatie: De uitdaging.

Vocht, A. d. (2012). Basisboekhandboek SPSS 20 IBM SPSS Statistics. Utrecht: Bijleveld Press.

Vrijhoef, R. (2011). Supply chain integration in the building industry, the emergence of

(42)

Zaheer, A., McEvily, B., & Perrone, V. (1998). Does Trust Matter? Exploring the Effects of Interorganizational and Interpersonal Trust on Performance. Organization Science, 141-159.

Zaheer, S., & Zaheer, A. (2006). Trust across Borders. Journal of international Business

Studies, 21-29.

Zaheer, S., & Zaheer, A. (2006). Trust across Borders. Journal of International Business

Studies, 21-29.

Zhizhong, J., Henneberg, S., & Naudé, P. (2012). Supplier relationship management in the construction industry: the effect of trust and dependence. Journal of business &

(43)
(44)

Bijlage 1; Operationalisatie van de variabelen

Tabel 10; operationalisatie van categorische items (ALG (Algemeen))

Variabele  Nr.  Vraag/ stelling  Schaal  Bron 

ALG01 1 Wat is uw geslacht? Man/ Vrouw

ALG02 2 Wat is uw leeftijd? ……….. Jr

ALG03 3 Wat is u functie? ………

ALG04 4 Heeft u een management of operationele functie? management/ operationeel

ALG05 5 Hoeveel vhe's heeft u corporatie ………..

ALG06 6 De projecten waaraan u werk zijn voornamelijk projecten in … het onderhoud/ de nieuwbouw/ beiden

Tabel 11; operationalisatie van vertrouwen bij een traditionele samenwerking (ID (identification), CA (calculated trust), AF (Affective commitment))

Variabele  Nr.  Vraag/ stelling  Schaal  Bron 

BID01 7 Wanneer iemand de aannemer bekritiseert op zijn werkwijze voelt het niet als een aanval op ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva,  & Glynn, 1995) 

BAF01 8 Er bestaat een hoge mate van eenheid tussen de aannemer en ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Kim & Frazier, 1997)  BID05 9 Wanneer iemand de aannemer prijst, voelt het niet als een compliment voor ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva, 

& Glynn, 1995)  BCA03 10 De aannemer is binnen de samenwerking niet open in de afwegingen die hij maakt. 1 2 3 4 5 6 7 (Zhizhong, Henneberg, & 

Naudé, 2012) 

BID02 11 Ik ben niet geïnteresseerd in wat men vindt van de aannemer waarmee ik samenwerk. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva,  & Glynn, 1995) 

BCA05 12 Het is belangrijk consequenties van het niet halen van einddatum, prestatie-eisen ed. vast te leggen. 1 2 3 4 5 6 7

BAF04 13 We hebben een sterke zakelijke link met de aannemer. 1 2 3 4 5 6 7 (Kim & Frazier, 1997)  BCA06 14 Wanneer belangrijke beslissingen moeten worden genomen weegt de aannemer vooral aan zijn eigen belangen. 1 2 3 4 5 6 7

(Doney & Cannon, 1997)  BID04 15 De successen van de aannemer zijn niet onze successen. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva, 

& Glynn, 1995)  BCA07 16 We vinden het belangrijk om enige waakzaamheid te betrachten met de aannemer. 1 2 3 4 5 6 7

(Doney & Cannon, 1997)  BAF02 17 De aannemer is een hele belangrijke bondgenoot voor ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Kim & Frazier, 1997)  BID03 18 Wanneer ik over de aannemer in ons project spreek, spreek ik niet over wij maar zij. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva, 

& Glynn, 1995)  BCA04 19 Vooraf is het belangrijk zoveel mogelijk of liever alle leveringsverplichtingen contractueel vast te leggen. 1 2 3 4 5 6 7

BID06 20 Als ik in de media negatieve geluiden hoor over de werkwijze van de aannemer, raakt mij dat niet. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva,  & Glynn, 1995) 

BAF03 21 De organisaties van de aannemer en die van ons zijn nauw aan elkaar verwant. 1 2 3 4 5 6 7

(Kim & Frazier, 1997)  BCA02 22 De aannemer heeft niets te winnen door niet zijn expertise in te brengen in samenwerking. 1 2 3 4 5 6 7 (Gefen, Karahanna, & 

Straub, 2003)  BAF05 23 Er is een nauwe zakelijke relatie met de aannemer. 1 2 3 4 5 6 7 (Kim & Frazier, 1997)  BCA01 24 De aannemer heeft veel te winnen door niet alles te vertellen aan mij in de samenwerking. 1 2 3 4 5 6 7  (Gefen, Karahanna, & 

(45)

Tabel 12; operationalisatie van het level van de samenwerking

(SE (selectie en samenwerking met ketenpartners), IN(informatie delen), SA(afstemming operationele processen), PL(gezamelijke planning) en KW(kwaliteit))

Variabele  Nr.  Vraag/ stelling  Schaal  Bron 

BSE01 25 Doelstellingen van onze organisatie en die van de aannemer zijn op elkaar afgestemd. 1 2 3 4 5 6 7 BIN03 26 Wij hebben een gezamenlijke informatiesysteem. 1 2 3 4 5 6 7 BSA01 27 Afstemming van het werk is een gezamenlijke uitgevoerde activiteit. 1 2 3 4 5 6 7 BKW02 28 Er is een gezamenlijk systeem om de kwaliteit te bewaken. 1 2 3 4 5 6 7 BSA03 29 Er is een grote mate van bereidheid om de ander te helpen. 1 2 3 4 5 6 7 BPL01 30 De planning wordt gezamenlijk opgesteld (open planning systematiek). 1 2 3 4 5 6 7 BIN01 31 De partijen informeren elkaar goed over processtappen die ze doorlopen. 1 2 3 4 5 6 7 BPL02 32 Interne planningen worden geïntegreerd in de overall ketenplanning. 1 2 3 4 5 6 7 BSE02 33 De samenwerking is er één voor de lange termijn. 1 2 3 4 5 6 7 BPL03 34 De planning is er opgericht om zoveel mogelijk onnodige werkzaamheden aan beide zijden van de samenwerking te voorkomen. 1 2 3 4 5 6 7 BKW01 35 De kwaliteit wordt vanuit een filosofie geformuleerd (dit is meer een denkkader dan vanuit materiaalkenmerken en eigenschappen). 1 2 3 4 5 6 7 BIN02 36 Men deelt informatie die nodig is om alle processtappen te doorlopen en noodzakelijk/ essentieel is voor een ander. 1 2 3 4 5 6 7 BSA02 37 Prijzen worden openlijk besproken (dit gaat verder dan de normale eenheidsprijzen) 1 2 3 4 5 6 7 BSE03 38 Risico's en opbrengsten vanuit de samenwerking worden gedeeld. 1 2 3 4 5 6 7

BKW03 39 Er wordt continue gestreefd naar verbetering van de kwaliteit. 1 2 3 4 5 6 7   

Tabel 13: operationalisatie van vertrouwen bij ketensamenwerking (ID (identification), CA (calculated trust), AF (Affective commitment))

Variabele  Nr.  Vraag/ stelling  Schaal  Bron 

CID01 40 Wanneer iemand de aannemer bekritiseert op zijn werkwijze voelt het niet als een aanval op ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva,  & Glynn, 1995) 

CAF01 41 Er bestaat een hoge mate van eenheid tussen de aannemer en ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Kim & Frazier, 1997)  CID05 42 Wanneer iemand de aannemer prijst, voelt het niet als een compliment voor ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva, 

& Glynn, 1995)  CCA03 43 De aannemer is binnen de samenwerking niet open in de afwegingen die hij maakt. 1 2 3 4 5 6 7 (Zhizhong, Henneberg, & 

Naudé, 2012) 

CID02 44 Ik ben niet geïnteresseerd in wat men vindt van de aannemer waarmee ik samenwerk. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva,  & Glynn, 1995) 

CCA05 45 Het is belangrijk consequenties van het niet halen van einddatum, prestatie-eisen ed. vast te leggen. 1 2 3 4 5 6 7

 

CAF04 46 We hebben een sterke zakelijke link met de aannemer. 1 2 3 4 5 6 7 (Kim & Frazier, 1997)  CBCA06 47 Wanneer belangrijke beslissingen moeten worden genomen weegt de aannemer vooral aan zijn eigen belangen. 1 2 3 4 5 6 7

(Doney & Cannon, 1997)  CID04 48 De successen van de aannemer zijn niet onze successen. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva, 

& Glynn, 1995)  CCA07 49 We vinden het belangrijk om enige waakzaamheid te betrachten met de aannemer. 1 2 3 4 5 6 7

(Doney & Cannon, 1997)  CAF02 50 De aannemer is een hele belangrijke bondgenoot voor ons. 1 2 3 4 5 6 7 (Kim & Frazier, 1997)  CID03 51 Wanneer ik over de aannemer in ons project spreek, spreek ik niet over wij maar zij. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva, 

& Glynn, 1995)  CCA04 52 Vooraf is het belangrijk zoveel mogelijk of liever alle leveringsverplichtingen contractueel vast te leggen. 1 2 3 4 5 6 7

 

CID06 53 Als ik in de media negatieve geluiden hoor over de werkwijze van de aannemer, raakt mij dat niet. 1 2 3 4 5 6 7 (Bhattacharya, Hayagreeva,  & Glynn, 1995) 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Optimal management of the communication infrastructure ensures the lowest possible base cost, while prediction based on data usage information allows for

dwarsstroomspuit voorzien van ATR Lila werveldoppen op de verschillende evaluatiestroken overeenkomend met teeltvrije zones van 3 m, 4½ m, 6 m en 9 m en naar de lucht gemiddeld

De voor onderzoek aanbevolen doseringen bedragen bij toepassing vóór de op- komst van peen 9 à, 12 kg geformuleerd produkt per hectare en bij aanwending over het gewas 6 à 9 kg«

Nu volgt uitleg over de inhoud van het IT-Governance model COBIT, welke in mijn onderzoek is gebruikt voor de uitwerking van de processen op Governance –en managementniveau voor de

De hoofdvraag van dit onder- zoek is: door welke relaties binnen het bedrijf laten werknemers zich het meest leiden in hun keuze om wel of niet te gaan

Quality of local governments in this study means the capacity of local government to contribute to the effective formulation and implementation of sound local policies that

Men kan zich voorstellen dat ’zittende’ aandeel­ houders graag zo hoog mogelijke koersen zien, om met zoveel mogelijk winst te kunnen verko­ pen; ’kopende’