• No results found

In de bagger?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In de bagger?"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In de bagger?

Een onderzoek naar de berichtgeving over archeologie in NRC Handelsblad en

de Leeuwarder Courant

Maartje Schreijenberg S1613049

Scriptiebegeleider: Drs. R. van der Hoeven Tweede lezer: Dr. W. Prummel

(2)

2

Voorwoord

Vanaf de eerste dag dat ik begon aan de Master Journalistiek in Groningen, had ik het idee om aan het eind van die studie een scriptie te schrijven met daarin een combinatie van

journalistiek en archeologie. Voordat ik aan de studie Journalistiek begon, heb ik namelijk drie jaar archeologie gestudeerd. Een mooie studie, en net als Journalistiek ook heel

praktijkgericht. De combinatie van archeologie en journalistiek in een scriptie lag dus voor de hand. En toen ik aan mijn tweede jaar Journalistiek begon, en het maken van een

Masterscriptie aan de orde kwam, had ik nog steeds dit idee.

Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om archeologie in de krant te onderzoeken. Geïnspireerd door de artikelen die ik het afgelopen jaar in de kranten las over archeologie, was ik van plan hier meer over te weten te komen. Dat heeft na een aantal maanden onderzoek geresulteerd in deze Masterscriptie.

In die periode heb ik veel steun gehad van verschillende mensen, en deze wil ik graag bedanken voor hun bijdrage aan dit project. Ten eerste wil ik mijn scriptiebegeleidster Pien van der Hoeven bedanken. Zij heeft me ontzettend gemotiveerd om gefocust te schrijven en ‘to the point’ te blijven. Als tweede wil ik mijn moeder, Joke Schreijenberg, bedanken. Zij las en corrigeerde mijn teksten. Verder wil ik haar nog bedanken voor het maken van de foto’s die ik gebruikt heb voor de voorkant van deze scriptie.

(3)

3

Inhoud

Voorwoord ... 2

Hoofdstuk 1: Inleiding ... 5

1.1 Archeologie in de media ... 5

1.2 Eigen onderzoek en opzet ... 5

1.3 Het eerdere onderzoek van Cannegieter ... 7

1.4 Onderzoek in het buitenland ... 11

1.4.1 Het imago van archeologie ... 13

1.5 De twee te onderzoeken kranten ... 14

Hoofdstuk 2: Methodologie en verantwoording ... 16

2.1 Selectie van artikelen ... 16

2.2 Telling van het aantal woorden ... 19

2.3 Plaats in de krant ... 20

2.4 Geografische herkomst van het nieuws ... 20

2.5 Soort artikel ... 21

2.6 Aanleiding ... 22

2.7 Bron/schrijver van het artikel ... 23

2.8 Periode ... 23

2.9 Jargon en Uitleg ... 24

2.10 Aantal superlatieven ... 25

2.11 ‘Het imago van archeologie’ ... 25

2.12 De foto’s ... 27

Hoofdstuk 3: Inhoudsanalyse ... 29

3.1 Aantal artikelen ... 29

3.2 Aantal woorden ... 29

3.3 De plaats in de krant ... 29

3.4 Geografische herkomst van het nieuws ... 32

3.5 Soort artikel ... 36

3.6 Aanleiding ... 37

3.7 Bron/schrijver van het artikel ... 39

3.8 Periode ... 41

3.9 Moeilijkheidsgraad ... 43

3.10 Aantal superlatieven ... 45

(4)

4

3.12 De foto’s ... 50

3.13 Wat er verder nog opviel ... 56

Conclusies ... 57

(5)

5

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Archeologie in de media

Archeologie is populair. De Rijksuniversiteit Groningen verwelkomt elk jaar zo’n dertig nieuwe archeologiestudenten, wat veel is voor dit relatief kleine wetenschappelijke vakgebied. Schrijvers over de hele wereld vullen hun romans en thrillers met spannende archeologische zoektochten en ontdekkingen. In de filmindustrie is archeologie ‘big

business’. De Indiana Jones- en Tomb Raider- films, die miljoenen opbrachten, zijn daarvan goede voorbeelden.12

Ook in andere media is archeologie een veelvoorkomend onderwerp. Op tv zijn er

regelmatig documentaires over te zien. Denk aan zenders als Discovery Channel en National Geographic, die bijna dagelijks een spannend verhaal over een archeologische vondst of over een eeuwenoud mysterie uitzenden. Ook in het nieuws, in kinderprogramma’s en zelfs in animatieseries wordt regelmatig naar archeologie verwezen.3 Daarnaast verschijnen bijna elke week artikelen over archeologie in kranten en op internetpagina’s.

In Nederland is er, in tegenstelling tot in het buitenland, nog maar weinig onderzoek gedaan naar archeologie in de media. Het buitenlandse onderzoek richt zich vaak op de relatie tussen de media en archeologie, de aandacht die de media aan archeologie schenken en de manier waarop zij dit doen. Ook het beeld dat de media van archeologie schetsen komt in die onderzoeken naar voren (zie paragraaf 1.4).

1.2 Eigen onderzoek en opzet

Dat er in Nederland bijna geen onderzoek is gedaan naar archeologie in de media, is een reden om dat in deze Masterscriptie wel te doen. Er is gekozen om onderzoek te doen naar de

berichtgeving over archeologie in de Nederlandse kranten, omdat dit het interessegebied van de auteur is. Een tweede reden is dat het enige bekende onderzoek naar archeologie in de Nederlandse krant niet meer actueel en zelfs gebrekkig is (zie ook paragraaf 1.3).

Ondanks dat er op dat vorige onderzoek – gedaan in de jaren negentig door Alexandra Cannegieter – veel is aan te merken, blijft het een feit dat dit het enige (Nederlandse) onderzoek is waarop nieuw onderzoek zich kan baseren. Om echter niet dezelfde fouten te maken als Cannegieter in dat onderzoek deed (zie wederom paragraaf 1.3), zijn haar

1 http://www.imdb.com/title/tt0146316/business, 10-01-11. 2 http://www.imdb.com/title/tt0367882/business, 10-01-11. 3

(6)

6 onderzoek en artikel alleen gebruikt als basis en richtlijn. De opzet in dit onderzoek is niet dezelfde als die van Cannegieter en ook de gebruikte methoden zijn anders. Bovendien is een artikel van Koos Steehouwer, waarin kritiek wordt geleverd op Cannegieters onderzoek, meegenomen in dit onderzoek. Het onderzoek van Cannegieter en de kritiek van Steehouwer zijn af en toe even ‘weggelegd’, zodat deze Masterscriptie een eigen identiteit zou krijgen en niet te veel op het vorige onderzoek zou gaan lijken.

Het doel van dit onderzoek is een beeld te schetsen van de berichtgeving over archeologie in twee Nederlandse kranten. Daarbij moet uitdrukkelijk vermeld worden dat het hierbij niet de bedoeling is om een algemeen beeld te schetsen over de gehele Nederlandse pers, zoals Cannegieter deed. Dat zou ten eerste een enorme opgave zijn en ten tweede onmogelijk, omdat al die kranten zo divers zijn dat ze niet over een kam kunnen worden geschoren. Om niet de aan een Masterscriptie gestelde grenzen te overschrijden, is gekozen om één landelijke en één regionale krant te bekijken voor het jaar 2009. Als landelijke krant is gekozen voor NRC Handelsblad, omdat veel jaargangen hiervan in de

Universiteitsbibliotheek in Groningen aanwezig zijn. Als regionale krant is gekozen voor de

Leeuwarder Courant, omdat hiervan het gehele krantenarchief gratis online in te zien is.

In tegenstelling tot Cannegieter, die artikelen uit één maand onderzocht, is er hier gekozen om artikelen over een periode van een heel jaar te bekijken. Hoewel Cannegieter twee controleperiodes had – de maand voor en na de onderzoeksperiode – geeft een heel jaar waarschijnlijk een completer en representatiever beeld van de berichtgeving over archeologie in beide kranten. Er is voor het jaar 2009 gekozen omdat dit het meest recente, voltooide jaar was ten tijde van het onderzoek.

De belangrijke overkoepelende vraag in dit onderzoek luidt: hoeveel en op wat voor manier hebben NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant in 2009 aandacht aan archeologie besteed? Daarbij zal ook geprobeerd worden een antwoord te geven op de vraag of er in beide kranten een bepaald beeld van de archeologie en de archeoloog naar voren komt. En zo ja, wat dat beeld dan is en of dit overeenkomt met de werkelijkheid.

(7)

7 Om op de bovenstaande punten een antwoord te kunnen geven, is een inhoudsanalyse

opgesteld. Beide kranten en hun artikelen zijn geanalyseerd aan de hand van de volgende vragen:

- Hoeveel artikelen over archeologie plaatsten de kranten in 2009? - Hoeveel ruimte nemen deze artikelen in? (gemeten in aantal woorden) - Wat is de plaats van deze artikelen in de krant?

- Wat is de geografische herkomst van het nieuws over archeologie? - Wat voor soort artikelen plaatsten de kranten?

- Wat was de aanleiding om een artikel over archeologie te plaatsen? - Wie heeft het artikel geschreven?

- Over welke archeologische periode handelt het artikel?

- Wat is de moeilijkheidsgraad van het artikel wat betreft archeologisch taalgebruik? - Hoeveel superlatieven zijn er gebruikt en is het gebruik daarvan ‘terecht’?

- Hoe serieus wordt archeologie behandeld?

- Komt er uit de artikelen een bepaald beeld van archeologie naar voren? En zo ja, wat is dat beeld en is dit accuraat?

- Hoeveel foto’s zijn er in de kranten geplaatst? - Wat is de grootte van deze foto’s?

- Wat tonen de foto’s?

1.3 Het eerdere onderzoek van Cannegieter

Het enige bekende onderzoek naar archeologie in de krant in Nederland, is gedaan begin jaren negentig. Het Archeologisch Informatie Centrum (AIC) deed toen een onderzoek naar de berichtgeving over archeologie in de Nederlandse krant, genaamd: ‘Archeologie in de krant. Een onderzoek naar archeologie in de Nederlandse kranten van 21 november tot 22 december 1990.’4

In het voorwoord van het bijbehorende artikel schrijft Riemer Knoop, hoofd van het AIC, dat journalisten schuldig zouden zijn ‘aan het onjuiste beeld dat in brede kring heerst over een kwestie, een verschijnsel, een persoon of een beroepsgroep.’5

Knoop vraagt zich vervolgens af wat voor beeld er bij het grote publiek bestaat over archeologie. Hij haalt als voorbeeld een onderzoek aan dat gedaan is door het bureau van de Stichting voor de Nederlandse

4

Alexandra Cannegieter, ‘Archeologie in de krant’, Archeologisch Informatie Cahier 1 (1991): 1-24.

(8)

8 Archeologie (SNA), waaruit bleek dat archeologen nog al eens vinden dat berichtgeving over hun vakgebied te wensen over laat.6

Vervolgens introduceert Knoop laatstejaars archeologiestudente Alexandra Cannegieter, die in het onderzoek ‘Archeologie in de krant’ volgens hem de massacommunicatie over

archeologie ‘met anderen ogen heeft bekeken’.7

Zij heeft in opdracht van het AIC onderzocht hoe vaak, hoe en waar archeologie aan de orde kwam in de Nederlandse dag- en weekbladen in de periode 21 november tot 22 december 1990.

Via de Knipsel Info Service (KIS) liet Cannegieter artikelen selecteren op het woord ‘archeologie’. Volgens haar heeft ze daarmee 95% van alle berichten over archeologie uit de onderzochte periode verkregen. Cannegieter liet artikelen die wel over archeologie gaan, maar waar het woord ‘archeologie’ niet in voor komt, buiten beschouwing. Ze is ervan uit gegaan dat de vertekening niet al te groot zou zijn.8 In totaal onderzocht Cannegieter 346 artikelen (192 zonder dubbelen) uit plaatselijke, regionale en landelijke kranten. Cannegieter voerde haar onderzoek twee keer uit. Een keer met de dubbele artikelen en een keer zonder deze mee te nemen. De gegevens van beide onderzoeken heeft ze in haar artikel weergegeven.9

In het onderzoek concludeert Cannegieter dat er sprake is van ‘constante stroom van

incidentele informatie over archeologie, die via een fijnmazig netwerk een zeer groot publiek bereikt.’10

Ook concludeert ze dat de meeste berichten over archeologie gaan over vondsten en opgravingen. Het meeste archeologische nieuws is te vinden in plaatselijke en regionale kranten, waaronder veel huis-aan-huis bladen. Volgens Cannegieter is er geen aandacht voor een specifieke periode, of het is erg wisselend. Verder schrijft ze dat er opvallend veel aandacht is voor de klassieke en niet-westerse archeologie. Een andere conclusie uit het onderzoek is dat 2/3 van de berichten over stadsarcheologie gaan. Berichtgeving over archeologie beslaat volgens Cannegieter niet meer dan 2% van de ruimte die totaal in alle kranten aan wetenschap wordt besteed.11

Verder probeert Cannegieter in haar onderzoek het ‘imago van de archeologie’ te achterhalen. Ze geeft hierbij aan dat dit niet objectief te kwantificeren is. Het enige wat ze over dit ‘beeld dat de pers schetst’ kan concluderen is dat er in artikelen over archeologie veel gebruik wordt gemaakt van superlatieven en waardeoordelen als ‘uniek’ en ‘van groot

belang’. Verder merkt ze op dat ‘de heren archeologen nog al eens wroetend in de klei en de

(9)

9 blubber trotserend worden afgebeeld.’12

Ze concludeert dat ‘een globaal beeld van de archeologiebeoefening ontbreekt in de schrijvende pers.’13

Op Cannegieters onderzoek en de bovenstaande conclusies is nogal wat aan te merken. Archeoloog Koos Steehouwer geeft in zijn herschreven versie van het AIC-onderzoek ‘Archeologie in de krant. Een onderzoek herschreven’ (1992) kritiek op de opzet en de gebruikte methodes. Volgens hem – en dit bleek ook na eigen bestudering van Cannegieters artikel – is het onderzoeksterrein niet goed afgebakend en worden gemaakte keuzes, zoals de groepering van de gegevens, onvoldoende toegelicht.14

Het was volgens Steehouwer beter geweest als het onderzoek beperkt was tot het onderzoeken van de ‘‘echte kranten’; de dagbladen bestemd voor het algemeen publiek.’15

Hoewel de titel van Cannegieters onderzoek dit suggereert, is er door haar ook gekeken naar weekbladen en huis-aan-huisbladen. Dit is volgens Steehouwer niet consequent . Bovendien levert de vermenging van dag- en weekbladen problemen op, aangezien dagbladen zes keer per week verschijnen en weekbladen maar één keer.16

De belangrijkste kritiek die Steehouwer geeft in zijn artikel, gaat over de getrokken conclusies in het onderzoek van Cannegieter. Het AIC is volgens hem op het ‘glibberige numerieke pad onderuit gegaan’, waardoor een belangrijk deel van de conclusies uit het onderzoek onbruikbaar is.17 Een van de meest ‘spectaculaire ontdekkingen’ uit Cannegieters onderzoek is, volgens het hoofd van het AIC Riemer Knoop, dat de plaatselijke en regionale kranten het vaakst over archeologie zouden schrijven. Steehouwer maakt hiermee korte metten in zijn herschreven versie van het onderzoek. Hoewel de plaatselijke en regionale kranten samen inderdaad veel meer artikelen plaatsten dan de landelijke kranten (307

tegenover 39), is er in het onderzoek van Cannegieter geen rekening gehouden met het feit dat er maar 10 landelijke kranten zijn bekeken tegenover 113 plaatselijke en regionale. Om geen vertekend beeld te krijgen, had Cannegieter het gemiddelde aantal artikelen per krant moeten berekenen. Steehouwer heeft alsnog die berekening gemaakt: de landelijke kranten (volgens hem overigens geen 10 maar 7) plaatsten gemiddeld per maand 4,7 artikelen over archeologie tegenover 2,8 artikelen per maand in regionale kranten en 2,1 in plaatselijke.18 Uit deze

12 Cannegieter, Archeologisch Informatie Cahier 1, p. 13 en 14. 13 Ibidem, p. 7.

14 Koos Steehouwer, ‘Archeologie in de krant. Een onderzoek herschreven.’ Archeologie en publiek 3 (1992),

(10)

10 nieuwe benadering van de gegevens komt een hele andere conclusie dan dat uit het AIC-onderzoek naar voren kwam.

Het onderzoek van Cannegieter lijdt volgens Steehouwer aan schoonheidsfouten, die

invloed hebben gehad op de conclusies en die het beeld van de berichtgeving over archeologie in de Nederlandse pers vertekend hebben. Als voorbeeld noemt hij het hoge aantal gevonden artikelen in de Gelderlander. Die extreem hoge score – vergeleken met de andere regionale kranten – is te verklaren door het feit dat de krant uit tien edities bestaat.19 In Cannegieters onderzoek is daar in de conclusie geen rekening mee gehouden.

Een andere schoonheidsfout is de hoge score van de stadsarcheologie. 107 van de 171 (zonder de dubbele) nieuwsberichten gaan hierover. Dit beeld is volgens Steehouwer vertekend doordat een opgraving in Diemen en een in Empel tot de stadsarcheologie zijn gerekend, terwijl het hier volgens hem eigenlijk om regionale archeologie gaat. In dat geval luidt de conclusie ineens dat er meer wordt geschreven over regionale dan over

stadarcheologie. Verder schrijft Steehouwer dat als de stadsarcheologie echt voor zoveel nieuwsberichten had gezorgd, er ook meer over de middeleeuwen had moeten worden geschreven. Stadsarcheologen houden zich daar immers voornamelijk mee bezig. Uit de gegevens van Cannegieter blijkt echter dat de kranten geen voorkeur voor een bepaalde periode hadden.20

De conclusie van Cannegieter dat de meeste artikelen over een vondst of opgraving gaan is ook onjuist. Uit de gegevens in Cannegieters onderzoek blijkt dat met 34 tot 39% een

‘Vondst’ inderdaad het vaakst aanleiding was om een bericht te plaatsen. ‘Opgraving’, dat onder ‘Museum of Site’ valt in haar onderzoek, is goed voor 7% tot 10%. Samen is dit echter niet meer dan 50%. De conclusie dat de meeste artikelen over een vondst of opgraving gaan is dus fout. Deze berichten vormen een minderheid en dat is volgens Steehouwer een

spectaculaire uitkomst te noemen.21

Een laatste kritiekpunt van Steehouwer betreft de conclusie uit het AIC-onderzoek dat archeologie niet meer dan 2% van de ruimte krijgt die totaal aan wetenschap wordt besteed. Volgens Cannegieter wordt voor archeologie zeer weinig ruimte gemaakt. Volgens

Steehouwer heeft Cannegieter dit op een manier berekend waarbij alle dag- week- en huis-aan-huisbladen over een kam worden geschoren. Bovendien is het volgens Steehouwer een onmogelijke opgave dit te berekenen voor alle 1.458 bladen. In plaats daarvan berekent

19 Steehouwer, Archeologie en publiek 3. 20

Idem.

(11)

11 Steehouwer de hoeveelheid ruimte die archeologie krijgt in zes landelijke kranten. Hij

concludeert dat gemiddeld 4,9% van alle berichtgeving over wetenschap archeologie betreft. Hij merkt daarbij op dat archeologie in verhouding met andere wetenschappen veel aandacht krijgt. ‘We zouden willen dat we over bijna vijf procent van alle mankracht en fondsen binnen de wetenschap konden beschikken.’22

Na bestudering van Steehouwers artikel en zelf kritisch naar het onderzoek van Cannegieter te hebben gekeken, kan geconcludeerd worden dat het AIC-onderzoek gebrekkig is. Hoewel enkele conclusies kloppend zijn, is het jammer dat een zo groot opgezet onderzoek – immers met een groot aantal bladen – zo de mist in is gelopen.

Om het onderzoek van Cannegieter, of in ieder geval haar onderzoeksgegevens te kunnen vergelijken met de uitkomsten van dit onderzoek, zijn hieronder de juiste conclusies

opgeschreven. Deze zijn inclusief de kritiek en nieuwe conclusies van Steehouwer:

Archeologie is populair te noemen. Kranten besteedden ongeveer 5% van alle ruimte voor wetenschap aan archeologie, wat veel is voor zo’n klein vakgebied. ‘Er is een constante stroom van incidentele informatie over archeologie, die via een fijnmazig netwerk een zeer groot publiek bereikt.’23

Landelijke kranten plaatsen ruim 1 artikel per week en deze kranten besteedden gemiddeld gezien de meeste aandacht aan archeologie, gevolgd door de regionale kranten en dan de plaatselijke. De nadruk ligt vooral op archeologie binnen Nederland, maar een vijfde tot een derde van de berichten gaat over archeologie in het buitenland. Er is in de berichtgeving over archeologie geen duidelijke voorkeur voor een bepaalde archeologische periode. Een groot gedeelte van de berichten gaat over vondsten en opgravingen, maar dit is in totaal wel minder dan de helft van alle berichtgeving over archeologie.

1.4 Onderzoek in het buitenland

Hoewel het onderzoek in het buitenland naar archeologie in de media aanzienlijk is, is het doel in deze Masterscriptie niet om alle gegevens over de berichtgeving over archeologie in de buitenlandse media (vooral kranten) met de gegevens van de hier onderzochte Nederlandse kranten te vergelijken. Toch is het interessant een impressie te krijgen van hoe archeologie in de buitenlandse media wordt weergegeven, omdat de stand van de wetenschap daar al verder is.

In films en minder serieuze tv-programma’s wordt archeologie neergezet als de spannende zoektocht naar ons onbekende en mysterieuze verleden. De archeoloog is een

22

Steehouwer, Archeologie en publiek 3.

(12)

12 ontdekkingsreiziger die op zoek is naar oude voorwerpen (artefacten). Er is vaak sprake van een exotische locatie, avontuurlijk veldwerk en spectaculaire ontdekkingen. 24 De namen van een aantal Britse tv-programma’s zeggen genoeg: ‘Ancient Secrets’, ‘Mysteries of Lost

Empires’ en ‘Surviving the Iron Age’.25 Op de Duitse tv zijn voorbeelden te vinden als: ‘ZDF Expediton – Schliemanns Erben: Roms Limes im Orient’ en ‘Rätsel der Vergangenheit: Die mittelalterliche Wurfmaschine’.26

In de meer serieuze documentaires en tv-programma’s is de archeoloog een ‘digging detective’.27

Hij wordt vaak werkend op de opgraving weergegeven. De nadruk in veel tv-programma’s ligt op het ‘doen’ van archeologie, en niet op de uiteindelijke resultaten van een onderzoek.28 Het beeld van de vlak bij de grond hurkende archeoloog, die botten of vondsten met een troffel of borsteltje blootlegt, is veelvoorkomend op tv. Net als het beeld van de archeoloog die een schoongemaakte vondst aan de camera’s toont. 29

In kranten wordt, net als op tv, vaak de nadruk gelegd op ‘het doen’ van archeologie. Uit een onderzoek van Stig Welinder, waarin een regionale en landelijke Noorse krant en een regionale en landelijke Zweedse krant werden onderzocht, is gebleken dat de meeste artikelen zich focussen op een paar aspecten van archeologie, namelijk het veldwerk, het omgaan met de vondsten, het management van het cultureel erfgoed en de presentatie van de

onderzoeksresultaten. Uit Welinders onderzoek kwam het beeld naar voren van de archeoloog als iemand die vaak een schep, tekenbord of artefact in zijn hand heeft.30

Het ‘doen’ van archeologie is eveneens terug te zien op de foto’s in de krant. De archeoloog wordt ook hier vaak werkend weergegeven. Uit een onderzoek van Cornelius Holtorf naar archeologie in de krant in de staat Saksen (Duitsland), is naar voren gekomen dat 35% van de foto’s vaak de archeoloog aan het werk toont. Ook uit een onderzoek van Bodil Petersson naar Zweedse krantenartikelen over de Zweedse site Birka, is gebleken dat veel foto’s dit beeld tonen. Op een derde van de foto’s was de archeoloog aan het werk te zien. Naast de werkende archeoloog zijn ook vondsten een populair onderwerp voor foto’s in de krant. In Holtorfs onderzoek bleek dat 26% van de foto’s een vondst toont. In Peterssons onderzoek is dat ook ongeveer een vierde.31

(13)

13 Krantenberichten over archeologie worden vaak gebracht met woorden als ‘sensationeel’ en ‘spectaculair.’ Ook wordt veel gebruik gemaakt van superlatieven. Vooral ‘oudste’, ‘eerste’ en ‘grootste’ worden veel gebruikt. Hierdoor worden volgens Holtorf de artikelen door de lezer gezien als relevant en het waard om te lezen.32 Neal Ascherson schrijft dat de Britse pers ook graag gebruik maakt van superlatieven. Bovendien is voor Britse journalisten de waarde van een gevonden object een heel belangrijk aspect in een nieuwsbericht. ‘The idea that something may be old, interesting and worthless is not acceptable.’33

Over de koppen boven de krantenartikelen merkt Holtorf op dat ze meestal ingedeeld kunnen worden bij een van de volgende vier thema’s: ‘een interessante ontdekking’; ‘een opgelost mysterie’; ‘gaand onderzoek’ of ‘een nieuw academisch inzicht’.34

Hij geeft hierbij een aantal mooie voorbeelden: : ‘Ancient inscribed slab brought to light’; ‘Vast and Deadly

Fleets May Yield Secrets at Last’; ‘Group on quest to recreate Zheng He’s ship’; ‘Curtain raised on mysterious ancient ethnic regime in NW China’.35

1.4.1 Het imago van archeologie

Dat archeologie, zoals hierboven vermeld, in de krant en op tv vaak in termen van vondsten en opgravingen wordt gebracht in het buitenland, correspondeert met de associaties die het publiek heeft bij archeologie. Dit zou het imago van archeologie kunnen worden genoemd. Hier is in het buitenland veel onderzoek naar gedaan:

32

Holtorf, Archaeology is a Brand! The meaning of archaeology in contemporary popular culture, p. 47.

33 Neal Ascherson‚‘Archaeology and the Britisch Media’, in Public Archaeology, ed. Nick Merriman (Londen:

Routledge, 2004), p. 146.

34

Holtorf, Archaeology is a Brand! The meaning of archaeology in contemporary popular culture, p. 46.

(14)

14

Onderzoek Als eerste genoemd Als tweede genoemd Als derde genoemd

Ramos and Duganne 2002

Graven (22%) Geschiedenis, erfgoed

en de oudheid (12%)

Graven naar

artefacten, dingen en objecten uit het verleden (11%)

Pokotylo 2002 Opgravingen (39%) Sites/ruïnes/artefacten

(29%)

Dinosaurusbotten/ fossielen (21%) Pokotylo and

Guppy 1999

Het bestuderen van de geschiedenis met archeologisch materiaal en methoden (21%)

Bestuderen van het verleden, oude maatschappijen, beschavingen (20%)

Opgravingen (17%)

Mackinney 1994a Graven (32%) Het verleden (28%) Oude beschavingen/

culturen (24%)

Högberg 2004 Opgravingen/

opgravinggereedschap (26%)

Vinden van oude artefacten (16%)

Onderzoeken (9%) Oude culturen (9%)

Merriman 1991 Het verleden (62%) Ruïnes of Objecten

(53%)

Graven (45%)

Tabel 1.1: De meest voorkomende associaties bij archeologie, overgenomen uit ‘Archaeology

is a brand!’ van Cornelius Holtorf, (vertaald uit het Engels).

1.5 De twee te onderzoeken kranten

Als laatste gedeelte van dit inleidende hoofdstuk is het goed om nog even kort in te gaan op de twee kranten die in deze scriptie onderzocht worden.

NRC Handelsblad

NRC Handelsblad verscheen voor het eerst op 1 oktober 1970 en is ontstaan uit de Nieuwe Rotterdamse Courant (opgericht 1844) en het Algemeen Handelsblad (opgericht 1828). Beide

kranten kampten eind jaren zestig met tegenvallende inkomsten en een teruglopend aantal abonnees; het lag voor de hand om te fuseren.36 NRC Handelsblad is, net als zijn twee voorgangers, een avondblad. Sinds 2006 bestaat er ook de ochtendeditie nrc.next. NRC

Handelsblad wordt op digitaal gebied op vijftien verschillende manieren gepubliceerd, zoals

op de website nrc.nl en voor bijvoorbeeld de iPhone en de e-reader. Verder bestaat er een weekeditie voor het buitenland. De krant heeft tegenwoordig een oplage van 250.000.37 NRC Handelsblad richt zich veel op het buitenland. De krant beschikt over een groot netwerk van buitenlandse correspondenten.38 De NRC was, meer dan het Handelsblad, altijd

36 Paul Steenhuis, Scherpe letters. 40 jaar vorm van NRC Handelsblad (Amersfoort: NRC Boeken, 2010) p.7. 37 http://www.kranten.com/krant.html/nrc, 09-01-11.

38

(15)

15 al op het buitenland gericht.39 De krant had in 1885 al veel buitenlandcorrespondenten, die in bijna alle hoofdsteden van de wereld gestationeerd waren.40 Volgens de Duitse

perswetenschapper Kurt Baschwitz kon de buitenlandse berichtgeving van NRC maar door weinig kranten ter wereld geëvenaard worden.41

De Leeuwarder Courant

De Leeuwarder Courant werd in 1752 opgericht en is daarmee de oudste nog steeds bestaande krant van Nederland.42 De krant is gericht op regionaal nieuws, vooral uit de provincie Friesland. In de beginjaren schreef de krant, zoals toen alle kranten in Nederland, alleen over buitenlands nieuws. Binnenlands politiek nieuws was immers staatsgeheim. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw werd er steeds meer over de Nederlandse politiek

geschreven.43 Sinds de negentiende eeuw is de krant zich ook steeds meer op nieuws uit de provincie gaan richten.44 De krant is tegenwoordig echter niet alleen met nieuws uit eigen omgeving bezig. Zoals de Leeuwarder Courant het zelf op zijn website omschrijft: ‘Tegelijk blijft de Leeuwarder Courant ook het venster op de wereld.’45

De krant heeft een oplage van 103.000.46 Er wordt in de artikelen overwegend Nederlands geschreven, maar in sommige berichten worden Friese woorden gebruikt en andere artikelen verschijnen helemaal in het Fries.

39 Pien van der Hoeven, Twee kranten, twee paleizen. Over de oorsprong van NRC Handelsblad (Amersfoort:

NRC Boeken, 2010) p. 33.

40

Ibidem, p. 9

41 Ibidem, p. 33

42 Marcel Broersma, Beschaafde vooruitgang. De wereld van de Leeuwarder Courant, 1752-2002 (Leeuwarden:

Friese Pers Boekerij, 2002) p. 547.

43 Huub Wijfjes, ‘Haagse kringen, Haagse vormen. Stijlverandering in de politieke journalisitiek.’, in

Journalistieke cultuur in Nederland, eds. Jo Bardoel et al. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002), p.

20.

44 Broersma, Beschaafde vooruitgang. De wereld van de Leeuwarder Courant, 1752-2002, p. 550. 45

http://www.lc.nl/nu/, 09-01-10.

(16)

16

Hoofdstuk 2: Methodologie en verantwoording

Dit gedeelte van het onderzoek laat de methodes zien die zijn gebruikt bij het selecteren en analyseren van de gegevens voor de inhoudsanalyse en verantwoordt de daarbij gemaakte keuzes. Het onderzoek van Cannegieter, de methodes die zij gebruikte en de keuzes die zij maakte worden hier ook bij betrokken. De inhoudsanalyse van dit onderzoek is immers gedeeltelijk gebaseerd op haar artikel en onderzoek uit de jaren ’90.

Alle artikelen die voor dit onderzoek zijn gebruikt zijn grondig doorgelezen en geanalyseerd aan de hand van de genoemde vragen in hoofdstuk 1. De hieruit verkregen gegevens zijn vervolgens in een database van Microsoft Access ingevoerd. Met behulp van deze database konden patronen worden waargenomen en conclusies worden getrokken met betrekking tot de berichtgeving over archeologie in NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant in 2009. De resultaten van deze inhoudsanalyse zijn weergegeven in hoofdstuk 3. Er is daarmee gepoogd te achterhalen hoeveel aandacht en ruimte NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant aan archeologie besteedden, op welke wijze zij dit deden, aan welke aspecten van archeologie zij dan die aandacht besteedden en wat het beeld is dat zij van archeologie schetsen.

2.1 Selectie van artikelen

Om artikelen over archeologie in NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant te vinden is gebruik gemaakt van de online database LexisNexis. Dit is de moderne versie van de

knipseldienst Knipsel Info Service (KIS) waar Cannegieter twintig jaar geleden haar artikelen uit verkreeg door te zoeken op het woord ‘archeologie’. Cannegieter vermeldt in haar

inleiding: ‘Een door ons genomen steekproef wees uit dat in de praktijk de KIS ongeveer 95% van alle artikelen over archeologie in de Nederlandse algemene pers uit de te onderzoeken periode verkreeg.’47

Ze schrijft daar echter wel bij ‘dat er ook artikelen moeten zijn verschenen die wel over een archeologisch onderwerp gingen, maar waarin het woord ‘archeologie’ niet voorkwam.’48

Cannegieter heeft deze artikelen buiten beschouwing gelaten in haar onderzoek en ze vermeldt in haar artikel dat ze ervan is uitgegaan dat de vertekening ‘niet al te groot zal zijn.’49

Uit de zoekacties in LexisNexis is echter gebleken dat het merendeel van de artikelen die over archeologie gaan, helemaal niet de term ‘archeologie’ bevatte. De artikelen die in Cannegieters onderzoek ‘buiten de boot zijn gevallen’, zijn dus wel degelijk van belang.

47 Cannegieter, Archeologisch Informatie Cahier 1, p. 5. 48

Idem.

(17)

17 Zonder die artikelen zou de vertekening, in ieder geval in dit onderzoek, groot zijn. Door het zoeken op nog twee andere termen, wordt deze vertekening duidelijk:

Krant ‘Archeologie’ ‘Archeologie’ of ‘archeologen’ of ‘archeoloog

NRC Handelsblad 54 145

Leeuwarder Courant 54 167

Tabel 2.1: Aantal artikelen per zoekterm

Om zoveel mogelijk artikelen over archeologie te vinden, is besloten om op meer termen te zoeken. Voor beide kranten is naast ‘archeologie’ nog op ‘archeoloog’ en/of ‘archeologen’ gezocht in LexisNexis. Het aantal artikelen uit NRC Handelsblad werd hierdoor bijna

verdriedubbeld en het aantal artikelen uit de Leeuwarder Courant iszelfs meer dan drie keer het originele aantal gevonden artikelen (zie tabel 2.1). Uit deze gevonden artikelen is

vervolgens een selectie gemaakt. Tijdens het lezen van door LexisNexis geselecteerde

artikelen, is geblekendat veel ‘artikelen’ helemaal geen echte nieuwsberichten zijn. Zo waren er uit NRC Handelsblad veel ‘artikelen’ geselecteerd uit het ‘Cultureel Supplement’: een lange lijst met een opsomming van museumactiviteiten. Ook waren er veel korte

aankondigingen voor televisieprogramma’s bij. Dit soort berichten zijn weggelaten uit het onderzoek. In de Leeuwarder Courant stonden ook een aantal artikelen die niet als

volwaardig nieuwsbericht kunnen worden beschouwd. Het gaat hier om een aantal korte opgesomde nieuwsfeitjes onder de kop ‘Gehoord en Gezien’. Deze berichtjes zijn niet meegenomen in het onderzoek.

Verder is gebleken dat een groot aantal artikelen dat uit de Leeuwarder Courant was geselecteerd, meerdere keren voorkwam. Dit is te verklaren door het feit dat de krant vier verschillende edities heeft. Hoewel sommige van deze artikelen wat betreft het aantal

woorden of de plaatsing in de krant enigszins van elkaar verschillen, is er toch voor gekozen de dubbele artikelen niet mee te nemen. Er is in dat geval willekeurig voor één artikel uit één van de edities gekozen.

(18)

18

‘Mummie van Toetanchamon is broddelwerk’.50

Hoewel dit artikel in feite een aankondiging is voor een televisieprogramma op National Geographic over de mummie van Toetanchamon, geeft een groot deel van de tekst informatie over de mummie zelf. Bovendien was dit geen korte televisieaankondiging zoals de meeste dat zijn, maar een ‘echt’ artikel over archeologie, wat in een onderzoek als deze thuishoort.

Verder zijn ingezonden brieven en e-mails van lezers niet meegenomen, aangezien het onderzoek gaat over (nieuws)berichten uit de krant zelf en niet overmeningen van lezers. Ook artikelen waarin één of meerdere van de zoektermen voorkomen, maar die in feite niet over archeologie gaan, zijn buiten beschouwing gelaten. Artikelen waarvan maar een heel klein gedeelte over archeologie gaat en de rest van de tekst over een ander onderwerp, zijn in dit onderzoek ook niet meegenomen.

Artikelen die handelen over de periode vóór 2,5 miljoen jaar geleden, zijn ook weggelaten. Hier is voor gekozen omdat de chronologische grens voor archeologie meestal wordt gelegd bij het ontstaan van het geslacht Homo 2,5 miljoen jaar geleden. Nieuws over oudere perioden wordt soms nog wel gezien als archeologisch, maar kan eigenlijk beter als paleontologisch worden bestempeld.

Na het toepassen van bovenstaande selectiecriteria bleven er uit NRC Handelsblad 52 artikelen over en uit de Leeuwarder Courant 66 artikelen. Het is echter gebleken – en dat was te verwachten – dat er veel meer artikelen in 2009 zijn geschreven in beide kranten met als onderwerp ‘archeologie’, dan dat LexisNexis op basis van de drie originele zoektermen heeft gevonden. Alleen al op de site nrc.nl waren er 162 artikelen uit 2009 in de rubriek

‘Archeologie’ geplaatst. In sommige van die artikelen komende oorspronkelijke drie zoekwoorden niet voor.

Omdat in dit onderzoek gepoogd wordt een zo betrouwbaar mogelijk beeld te schetsen van de berichtgeving over archeologie in beide kranten, is er voor gekozen om in LexisNexis op nog meer verschillende termen te zoeken. Er is wederom voor deze zoekmachine gekozen, omdat de zoekmachines op de websites van NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant op verschillende manieren werken. Op de site nrc.nl wordt op onderwerp (trefwoord) en op woorden in de tekst gezocht. Op de site dekrantvantoen.nl (van de Leeuwarder Courant) wordt alléén op woorden in de tekst gezocht. Het gebruik van twee verschillend werkende zoekmachines zou een vertekend beeld kunnen opleveren

(19)

19 Er is gekozen om drie aparte zoekacties te doen, zodat de resultaten die LexisNexis zou weergevenwat overzichtelijker zouden zijn. In de zoekmachine is eerst gezocht op de volgende vier termen: ‘archeologisch’, ‘archeologische’, ‘vondst’ en/of ‘opgraving’. Deze zoekactie heeftvoor NRC Handelsblad 257 artikelen opgeleverd en voor de Leeuwarder

Courant 474 artikelen. Vervolgens is er gezocht op de termen: ‘paleolithicum’,

‘mesolithicum’, ‘neolithicum’, ‘bronstijd’, ‘ijzertijd’, ‘middeleeuwen’, en ‘Romeinse’. Deze zoekactie leverde respectievelijk 292 en 268 artikelen op voor NRC Handelsblad en de

Leeuwarder Courant. Voor de laatste zoekactie zijn de volgende termen gebruikt: ‘habilus’,

‘erectus’, ‘heidelbergensis’, ‘neanderthaler’, en ‘sapiens’. Deze zoekactie heeftnog eens 48 artikelen voor NRC Handelsblad opgeleverd en 20 artikelen voor de Leeuwarder Courant. Alle nieuw gevonden artikelen zijn bekeken dan wel gelezen en naast de hierboven

vermelde selectiecriteria gelegd. Uiteindelijk hebben na de selectie deze zoekacties voor NRC

Handelsblad 22 nieuwe artikelen opgeleverd en voor de Leeuwarder Courant 17. Dat lijkt

weinig, maar veel artikelen waren al bij een eerder zoekactiegeselecteerd voor het onderzoek of bleken niet over archeologie te gaan. Verder konden er nog twee artikelen van de

Leeuwarder Courant uit de totale selectie worden verwijderd, omdat deze in tweede instantie

niet aan de selectiecriteria bleken te voldoen. 2.2 Telling van het aantal woorden

Van alle artikelen is het aantal woorden geteld. Dit is gedaan om een goed beeld te krijgen van de hoeveelheid ruimte die de kranten aan archeologie besteedden. De hoeveelheid ruimte voor archeologie in een krant zegt weer iets over de hoeveelheid aandacht die een krant aan het onderwerp wil besteden. Dit kan worden gemeten door te kijken naar het aantal artikelen en naar het aantal woorden dat daarvoor gebruikt is.

In eerste instantie is gebruik gemaakt van het woordenaantal dat in LexisNexis werd aangegeven. Na een aantal steekproeven bleek echter dat de telling van deze zoekmachine niet klopte. Het aantal woorden is vervolgens met behulp van Microsoft Word geteld. Hierbij zijn de volgende regels in acht genomen: de kop/onderkop is niet meegeteld en een eventuele vermelding van schrijver/bron aan het begin of einde van een artikel ook niet. De teksten van fotobijschriften zijn wel meegeteld omdat deze soms ook redelijk wat tekst bevatten. Ook de datelines zijn meegenomen, omdat deze vaak deel uitmaken van de hoofdtekst.

(20)

20 nauwkeurige manier van meten, aangezien kolommen per krant en soms zelfs per bladzijde van breedte en omvang verschillen. Bovendien is Cannegieter voor alle kranten uitgegaan van een gemiddelde omvang van een kolom ‘ca. 1/7 pagina’, wat het nog minder nauwkeurig maakt.51 Om die reden is er in dit onderzoek voor gekozen om te kijken naar het aantal woorden. De ruimte die foto’s innemen in de krant is daarbij apart onderzocht (zie paragraaf 2.12).

2.3 Plaats in de krant

Hoe belangrijk een krant archeologisch nieuws vindt kan, naast het aantal woorden, ook ‘gemeten’ worden door te kijken naar de plaats van dat nieuws in de krant. Het feit dat

onderzoek naar de plaats in de krant bij Cannegieter ontbreekt, maakt dat haar onderzoek naar archeologie in de krant in dat opzicht minder volledig is.

Om een betrouwbaar beeld van de plaats in de krant te krijgen is er per artikel niet alleen naar het paginanummer gekeken, maar ook naar de sectie waarin het is geplaatst

(bijvoorbeeld: binnenland of cultuur). Voor beide kranten geldt namelijk dat de

paginanummering in de bijlagen overnieuw begint, wat een vertekend beeld kan opleveren. Bij een artikel dat twee pagina’s beslaat is alleen het eerste paginanummer opgeschreven. Dit is gedaan omdat in de database waarmee is gewerkt maar één getal kon worden ingevoerd. Bovendien gaat het hier om de plaats in de krant. De hoeveelheid ruimte die een artikel

inneemt is al beantwoord door het aantal woorden te tellen. 2.4 Geografische herkomst van het nieuws

Naast de grootte en plaats van het nieuws in de krant is er ook naar de inhoudelijke kant van de artikelen gekeken. Als eerste is de geografische herkomst van het nieuws onderzocht. Dat wil zeggen dat er bij elk artikel is gekeken naar waar het nieuws zich afspeelt of heeft

afgespeeld. Het artikel is vervolgens gelabeld als regionaal, nationaal of internationaal nieuws.

Voor de Leeuwarder Courant geldt dat een artikel als regionaal kan worden bestempeld, als het artikel specifiek bij de regionale sectie van de krant staat of als het nieuws afkomstig is uit de provincie Friesland, Groningen of Drenthe. In NRC Handelsblad is een artikel ‘regionaal’ als het om nieuws gaat dat uit een willekeurige Nederlandse regio komt, maar er uit het artikel niet blijkt dat het om archeologisch nieuws van nationaal belang gaat of om bijvoorbeeld een

(21)

21 voor Nederland unieke vondst. Voor NRC Handelsblad geldt dus dat een artikel wel als

‘nationaal’ wordt bestempeld als het om nieuws gaat dat van nationaal belang is, zoals de vondst van een voor Nederland unieke muntschat. Voor de Leeuwarder Courant geldt echter weer dat een artikel ‘nationaal’ is als het om nieuws uit Nederland gaat, maar niet uit een van de drie noordelijke provincies. Een artikel dat in de Leeuwarder Courant als regionaal kan worden bestempeld had, als het in NRC Handelsblad had gestaan, misschien wel tot nationaal nieuws kunnen worden gerekend. Wat betreft de classificatie ‘regionaal’ of ‘nationaal’ is het beeld dus enigszins vertekend in beide kranten. Die vertekening is echter niet heel groot, aangezien het maar om een paar artikelen gaat die zowel als nationaal en als regionaal kunnen worden bestempeld.

Voor beide kranten geldt dat nieuws dat als ‘internationaal’ wordt bestempeld

archeologisch nieuws uit het buitenland betreft. Het komt echter ook een aantal keer voor dat het gaat om Nederlands onderzoek naar buitenlandse archeologie of een interview met een buitenlandse archeoloog in Nederland. Het nieuws speelt zich dan in Nederland af, maar omdat het om buitenlandse archeologie gaat, wordt dit nieuws als ‘internationaal’ geclassificeerd.

Cannegieter onderzocht ook de geografische herkomst van het nieuws. Ze keek daarbij bovendien naar de relatie tussen de herkomst van het nieuws en het bereik van het blad. Zij doet dat uitgebreider dan in dit onderzoek wordt gedaan. Voor dit onderzoek is dat niet apart onderzocht. In paragraaf 3.4 wordt echter wel duidelijk gemaakt dat voor beide kranten geldt dat de geografische herkomst van het nieuws samenhangt met de regio’s waarop zij zich richten.

2.5 Soort artikel

Per artikel is gekeken of het nog verder gespecificeerd kan worden dan alleen een nieuwsbericht. Sommige artikelen kunnen gelabeld worden als ‘reportage’, ‘interview’, ‘fotobijschrift’, ‘commentaar’ of ‘recensie’. Artikelen die niet onder een van deze predicaten vallen, zijn onderverdeeld in ‘korte’ en ‘normale’ berichten. Een kort artikel bevat tot 200 woorden en een ‘normaal’ artikel bevat meer dan 200 woorden.

Cannegieter heeft in haar onderzoek niet gekeken naar het soort artikel. Waarom zij dit niet heeft gedaan is niet duidelijk. Voor dit onderzoek is er voor gekozen dit wel in de

(22)

22 aspecten van de geselecteerde artikelen te onderzoeken. Het onderzoeken van het soort artikel kan immers interessante gegevens opleveren (zie paragraaf 3.5).

2.6 Aanleiding

De aanleiding voor het schrijven en plaatsen van een artikel over archeologie is een belangrijk aspect van dit onderzoek. Voor een goed beeld van de berichtgeving over archeologie in beide kranten, is het immers ook van belang te weten waarom die kranten op dat moment over archeologie berichtten.

Ook Cannegieter besteedde in haar onderzoek veel aandacht aan dit aspect.52 Ze stelt in haar artikel de vraag: ‘Wat is de kennelijke reden dat dit artikel op dit moment door deze krant gepubliceerd is?’53

Uit haar artikelen haalt ze vervolgens 9 verschillende aanleidingen (en ‘Overig’) voor het plaatsen van een artikel. Net als in dit onderzoek heeft Cannegieter in haar onderzoek de aanleiding ‘Vondst’. Dit is een voor de hand liggende aanleiding als aan

archeologie wordt gedacht. Archeologie onderzoekt immers de materiële cultuur van vroegere samenlevingen en daarvoor is het doen van archeologische vondsten essentieel. Een andere aanleiding die zij in de door haar onderzochte artikelen vond, komt min of meer met een in dit onderzoek gevonden aanleiding overeen: ‘informatie over een museum, monument of

vindplaats (museum of site).54 In dit onderzoek is die aanleiding onderverdeeld in de

categorieën ‘Expositie’ en ‘Opgraving’. Dit is gedaan omdat een expositie (museum) en (het doen van) een opgraving zeer van elkaar verschillen.

Het is opvallend dat tussen de categorieën die Cannegieter gebruikt in haar onderzoek, de categorie ‘activiteiten voor het publiek’ is opgenomen. 55

Ze schrijft in haar onderzoek niet of het hier om daadwerkelijke nieuwsberichten gaat of om korte opsommingen en reclames voor musea. In dit onderzoek waren de berichten met die aanleiding wel vaak opsommingen en reclames voor activiteiten in musea en geen ‘echte’ nieuwsberichten. Deze ‘artikelen’ zijn er in dit onderzoek om die reden dan ook uitgelaten (zie paragraaf 2.1).

Hoewel geprobeerd is om dit onderzoek enigszins op dat van Cannegieter te baseren, is dat niet helemaal gelukt. Een aantal aanleidingen die Cannegieter in haar onderzoek waarnam, zijn in dit onderzoek onder ‘Overig’ geplaatst. Bovendien zijn er veel andere aanleidingen die een aparte categorie verdienenzoals ‘nieuw inzicht door onderzoek’, dat vooral in NRC

Handelsblad vaak een aanleiding was voor het plaatsen van een nieuwsbericht.

52 Cannegieter, Archeologisch Informatie Cahier 1, p. 8-10. 53 Ibidem, p.8.

54

Cannegieter, Archeologisch Informatie Cahier 1, p. 10.

(23)

23 2.7 Bron/schrijver van het artikel

In dit onderzoek is er voor gekozen om ook te kijken naar de schrijver van een artikel. Dit is wederom gedaan om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de berichtgeving over archeologie in NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant. Het zegt iets over de aandacht en de tijd die een krant aan een bepaald nieuwsfeit wil besteden. Een krant die vaak

nieuwsberichten over archeologie van persbureaus overneemt wil blijkbaar zelf weinig tijd aan dat onderwerp besteden. Een krant die een eigen redacteur op een opgraving of expositie afstuurt, laat zien dat het wel tijd en aandacht aan archeologie wil besteden. Dit aspect van het onderzoek komt overigens niet voor in het werk van Cannegieter.

Per artikel is de schrijver dan wel bron van het artikel bepaald. Bij de meeste artikelen was meteen duidelijk wie de maker was. Bij een persbericht wordt immers altijd het persbureau als bron genoemd en bij een eigen bericht staat de naam van de redacteur of de redactie er bij. In sommige gevallen werd echter geen van beide genoemd. In die gevallen is er gekeken naar de aanwezigheid van citaten. Die duiden meestal, als er te minste geen bron bij die citaten staat, op een artikel van eigen makelij. Artikelen waarvan niet kon worden bepaald wie de schrijver dan wel bron was, zijn onder ‘Onbekend’ geschaard.

2.8 Periode

Naast de hoeveelheid aandacht die de kranten aan archeologie besteedden, is er ook

onderzocht aan welke archeologische periode NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant in 2009 aandacht besteedden. Dit aspect is wederom in de inhoudsanalyse opgenomen om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de berichtgeving over archeologie in beide kranten. Aan welke perioden de onderzochte kranten veel aandacht schonken in 2009, is bepaald door elk artikel aan een archeologisch tijdvak te koppelen. De indeling van de tijdvakken kon grotendeels op de indeling van Cannegieter worden gebaseerd (zie paragraaf 3.8). Vier van de zeven door haar gebruikte tijdvakken zijn in dit onderzoek overgenomen. Haar vijfde periode 1800-nu is aangepast naar 1800-1945. Hoewel veel archeologisch nieuws zich nu afspeelt, kun je ‘nu’ geen archeologische periode noemen. Het is in ieder geval niet vergelijkbaar met een periode als de prehistorie of de middeleeuwen.

Het is opmerkelijk dat Cannegieter in haar onderzoek twee ‘tijdvakken’ gebruikt die geen tijdvakken zijn, namelijk ‘NW-Europa’ en ‘klassiek/niet-westers’. Dit zijn eerder

(24)

24 gelden niet voor de niet-westerse geschiedenis. Maar artikelen die over de niet-westerse geschiedenis handelen moeten toch op de een of andere manier ingedeeld kunnen worden. Een categorie ‘niet-westers’ kan dan een uitkomst bieden. Aan de andere kant blijft het een feit dat ‘NW-Europa’ en ‘klassiek/niet-westers’ geen tijdvakken zijn.

Daarom is er in dit onderzoek voor gekozen om niet-westerse archeologie – want daar zit het probleem in dit geval – gelijk te stellen aan de tijdsindeling van de westerse archeologie. Artikelen over niet-westerse archeologie, die zich wat betreft tijd tussen 500 en 1500

bevinden, zijn in de database ingedeeld bij de middeleeuwen. Zoals eerder vermeld komt de Romeinse tijd niet voor in de niet-westerse geschiedenis. Er is dan nog sprake van pre- en protohistorie. De prehistorie is de periode voordat er geschreven bronnen zijn en de

protohistorie is de periode waarin er al wel geschreven bronnen zijn, maar te weinig om een duidelijk beeld te krijgen van de maatschappij van toen. De betreffende artikelen zijn in de categorie pre- en protohistorie geplaatst.

Het indelen van niet-westerse archeologie naar tijdvak blijft ook met deze methode

problematisch. Zowel de hier gebruikte oplossing, als die van Cannegieter zijn eigenlijk niet correct. Maar bij gebrek aan een betere oplossing is hiervoor gekozen.

2.9 Jargon en Uitleg

Bij dit gedeelte van de inhoudsanalyse is nog dieper ingegaan op de tekst van het artikel. Voor een compleet beeld van de berichtgeving over archeologie is het ook belangrijk om te kijken wat de moeilijkheidsgraad van de artikelen is wat betreft archeologie. In de artikelen is het aantal keer geteld dat er archeologisch jargon werd gebruikt en dat dit werd uitgelegd. De moeilijkheidsgraad van een artikel stijgt door het gebruik van archeologisch jargon en daalt door het geven van uitleg daarover.

Onder archeologisch jargon wordt alles gerekend waarvan vrijwel zeker is dat de

gemiddelde krantenlezer het woord niet kent of niet precies weet wat het betekent of waar het voor staat. Daarbij kan gedacht worden aan termen als ‘coproliet’ (een versteende drol), ‘garum’ (een Romeinse vissaus), ‘Homo erectus’ (de rechtopgaande mens, die rond 1,8 miljoen jaar geleden leefde) en ‘Bandkeramiek’ (een periode in de prehistorie waarin

(25)

25 geacht en zijn niet geteld als jargon. Ook namen van historische plaatsen of personen zijn niet als jargon meegerekend. Termen die vaker in een artikel voorkwamen zijn maar één keer meegeteld. Voor het tellen van het aantal keer dat er iets werd uitgelegd zijn alle woorden, zinsgedeelten en zinnen die uitleg gaven over archeologisch jargon meegenomen. Ook uitleg over niet bekende namen, bijvoorbeeld ‘Blauwpoort’, is meegeteld (deze ‘namen’ worden echter niet als jargon meegeteld). Het tellen van het jargon en in zekere mate ook de uitleg is enigszins subjectief te noemen, omdat dit maar door één persoon (de auteur) is gedaan en deze per keer heeft bepaald wat wel en wat geen jargon en uitleg is.

In het onderzoek van Cannegieter is dit aspect niet onderzocht. Dit is wederom een reden waarom haar onderzoek naar het beeld van archeologie in de Nederlandse pers incompleet is. 2.10 Aantal superlatieven

In alle artikelen is het aantal superlatieven geteld. Dit is gedaan om te kijken of de kranten de artikelen krachtiger en daarmee misschien spectaculairder hebben gemaakt. Voor dit

onderzoek zijn alleen de superlatieven geteld die betrekking hebben op archeologie, dus: ‘het oudste skelet’ of ‘de mooiste mummies’. Maar niet: ‘het eerste wat onderzocht werd’ of ‘Op de bovenste plank’. Indien er ‘niet’ voor een superlatief staat, is deze uiteraard niet meegeteld. Superlatieven voor tijdsaanduidingen zijn ook niet meegeteld, zoals ‘de eerste eeuw voor christus’. De telling van deze superlatieven is in zekere zin subjectief, wederom omdat de telling door één persoon is gedaan. Bij sommige superlatieven heerste bovendien twijfel of deze wel of niet meegeteld moesten worden.

Naast het tellen van de superlatieven is er ook gekeken of deze ‘terecht’ zijn gebruikt en niet om het nieuws mooier of spectaculairder te maken dan het werkelijk is. Dus bijvoorbeeld bij ‘Oudste vrouwenbeeld ter wereld gevonden’, is ‘oudste’ terecht gebruikt, omdat dit werkelijk het oudste vrouwenbeeld ter wereld is.

2.11 ‘Het imago van archeologie’

Cannegieter concludeerde in haar onderzoek dat het ‘imago van archeologie’ moeilijk is vast te stellen. Bovendien ontbreekt er volgens haar een globaal beeld van de

archeologiebeoefening in de schrijvende pers.56 Juist daarom is het goed om in dit onderzoek nog eens te kijken naar hoe de pers – in dit geval NRC Handelsblad en de Leeuwarder

Courant – archeologie weergeven en hoe zij het onderwerp behandelen: wat dus het imago

(26)

26 van archeologie genoemd kan worden. Daarvoor kan gekeken worden naar de ernst waarmee er over archeologie wordt geschreven en de accuratesse van de informatie die wordt gegeven over het vakgebied. Er is in deze scriptie niet onderzocht of het archeologische nieuws en de informatie zelf accuraat zijn. Dit is een onmogelijke opgave aangezien er vaak verschillende visies zijn. Als er bijvoorbeeld in een artikel staat dat de Neanderthaler door de moderne mens is uitgeroeid, kan niet worden bepaald of deze informatie kloppend is aangezien veel

archeologen hierover een andere mening hebben. Er is dus alleen onderzocht hoe serieus de kranten archeologie behandelen en hoe accuraat de informatie over het vakgebied is.

Er is per artikel ten eerste gekeken naar de ernst waarmee over archeologie wordt geschreven. Hoe serieus kranten met archeologie omgaan zegt iets over hoe kranten over archeologie denken. Artikelen waarin Indiana Jones-achtige taferelen worden beschreven of waarin The Flintstones of Atlantis worden genoemd zullen door archeologen zelf

waarschijnlijk niet serieus worden genomen. Hierbij kan echter een kanttekening worden geplaatst: in de journalistiek wordt vaak gebruik gemaakt van metaforen om de informatie in het artikel voor de lezer begrijpelijker te maken. Een vergelijking van een verzonken stad met Atlantis of van prehistorische mensen met The Flintstones, kan dus eerder gezien worden als creativiteit van de journalist, dan dat het werkelijk fout is.

Ten tweede is gekeken in hoeverre informatie over het archeologische vakgebied accuraat wordt weergegeven. Oftewel: wordt de waarheid over archeologie geweld aangedaan? Er is in de artikelen gekeken op wat voor manier archeologie en de archeoloog worden neergezet en of dit inderdaad overeenkomt met de werkelijkheid. Daarbij is onderzocht of er sprake is van stereotypering, waarbij het beeld niet fout is, maar nuances verloren zijn gegaan.

Hoewel Cannegieter in haar artikel aangaf dat het vaststellen van ‘het imago van

archeologie’ moeilijk is, deed zij toch een poging, maar ze pakte het anders aan dan in deze Masterscriptie wordt gedaan. Zij telde het aantal superlatieven en de expliciete

(27)

27 In het voorwoord van Cannegieters onderzoek laat Riemer Knoop doorschemeren dat het beeld dat de Nederlandse pers van archeologie schetst foutief zou zijn of in ieder geval te wensen over laat. Of dit wel of niet het geval is, is echter in het onderzoek van Cannegieter niet terug te vinden. Wat vreemd is, aangezien haar onderzoek dat wel poogt te achterhalen. Cannegieter schrijft alleen dat archeologen nogal eens in de blubber worden weergegeven en dat er geen globaal beeld van archeologie bestaat in de Nederlandse pers.

Deze Masterscriptie komt waarschijnlijk dichter bij het antwoord op de vraag wat nu het imago van archeologie is en of dit inderdaad te wensen overlaat. Dit zal hier dus worden gedaan door te kijken naar de ernst en de accuratesse van de artikelen en de onderwerpen op de foto’s (zie paragraaf 2.12)

2.12 De foto’s

Als allerlaatste is er gekeken hoeveel foto’s de onderzochte kranten plaatstenin 2009. Bij alle artikelen is het aantal foto’s geteld. Ook dit is een manier om te meten hoeveel aandacht (ruimte) een krant besteed aan archeologie.

De foto’s waren niet in de database van LexisNexis aanwezig. Voor NRC Handelsblad is daarom de papieren versie bekeken. Een gedeelte stond ook op microfiche. Hierop waren de foto’s echter slecht zichtbaar. Bovendien was in beide gevallen het maken van fotokopieën niet of zeer slecht mogelijk. De foto’s uit de Leeuwarder Courant konden in het digitale archief worden bekeken en konden in deze scriptie ter illustratie worden gebruikt.

Naast het aantal foto’s is er ook gekeken naar de grootte van de foto’s. In eerste instantie is de oppervlakte van de foto’s in vierkante centimeters berekend. Het bleekechter dat dit een onmogelijke opgave was. Sommige foto’s waren moeilijk op te meten, aangezien zij een ingewikkeld oppervlak hadden. Foto’s die alleen op microfiche stonden, konden niet op het oorspronkelijke formaat worden teruggebracht, waardoor een juiste meting onmogelijk was. Bij de foto’s uit de Leeuwarder Courant is sprake van digitale afmetingen, maar het is onduidelijk of deze hetzelfde zijn als in de oorspronkelijke papieren versie.

(28)

28 maar enkele zin aan: ‘Zo worden de ‘heren’ archeologen nog al eens wroetend in de klei en de blubber trotserend afgebeeld…’.57

Het is vreemd dat Cannegieter hier zo weinig aandacht aan besteed heeft. Te meer omdat zij juist als doel hadhet beeld dat de Nederlandse pers schetst van archeologie weer te geven. Het is daarvoor essentieel om ook naar de foto’s te kijken. Een reden dus om dat in dit onderzoek wel te doen.

(29)

29

Hoofdstuk 3: Inhoudsanalyse

3.1 Aantal artikelen

Van de zoekresultaten van LexisNexis en de daarna gemaakte selectie van de artikelen, is de uitkomst dat NRC Handelsblad en de Leeuwarder Courant samen 155 keer over archeologie schreven in 2009. De Leeuwarder Courant schreef het vaakst over archeologie, namelijk 81 keer. Dat is 1,6 artikel per week. NRC Handelsblad plaatste 74 artikelen over archeologie, wat neerkomt op 1,4 artikel per week. Als het uitgangspunt het aantal artikelen is, kan

geconcludeerd worden dat de Leeuwarder Courant vaker aandacht aan archeologie besteedde in 2009 dan NRC Handelsblad.

3.2 Aantal woorden

Hoewel NRC Handelsblad minder vaak een artikel plaatste over archeologie dan de

Leeuwarder Courant, besteedde NRC Handelsblad er wel meer ruimte aan. Het totaal aantal

woorden dat NRC Handelsblad gebruikte was namelijk veel groter. NRC Handelsblad schreef 37.559 woorden over archeologie, terwijl de Leeuwarder Courant 28.307 woorden aan archeologie besteedde. Dit is een verschil van meer dan 9000 woorden. Dit betekent dat het gemiddeld aantal woorden per artikel bij NRC Handelsblad veel hoger ligt. Gemiddeld besteedde deze krant 508 woorden aan elk artikel, terwijl de Leeuwarder Courant gemiddeld 349 woorden aan een artikel besteedde. Het langste artikel in NRC Handelsblad is ook veel langer dan het langste artikel in de Leeuwarder Courant: 2.373 tegenover 1.379 woorden. Een verschil van bijna duizend woorden. In 2009 plaatste NRC Handelsblad zelfs vijf artikelen die langer waren dan het langste artikel in de Leeuwarder Courant. De kortste artikelen in beide kranten liggen wat betreft het aantal woorden redelijk dicht bij elkaar: de Leeuwarder

Courant besteedde minimaal 50 woorden aan elk artikel en NRC Handelsblad 49 woorden.

Als het uitgangspunt het aantal woorden is dat gemiddeld en in totaal aan archeologie werd besteed door beide kranten in 2009, kan worden geconcludeerd dat NRC Handelsblad meer aandacht aan archeologie besteedde dan de Leeuwarder Courant. Dit in tegenstelling tot de conclusie in paragraaf 3.1.

3.3 De plaats in de krant

(30)

30 maken. Ook de tabel met daarin de bijbehorende secties is ingekort door sommige secties samen te nemen. Het gaat hier voor NRC Handelsblad om ‘Wetenschap’, ‘De Kleine Wetenschap’ en ‘Wetenschap en Onderwijs’. Deze staan in de tabel onder de noemer

‘Wetenschapsbijlage’. Voor de Leeuwarder Courant zijn de secties ‘Freed’, ‘Sneon & Snein’, ‘Minske & Mear’ geschaard onder de noemer ‘Bijlage’ (geplaatst naast de

Wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad). Verder geldt dat voor beide kranten een aantal weinig voorkomende secties onder ‘Overig’ zijn geplaatst. De secties ‘Kunst’ van NRC

Handelsblad en ‘Cultuur’ van de Leeuwarder Courant zijn in de tabel ook naast elkaar

geplaatst, omdat deze gelijkwaardig zijn.

Sectie NRC Handelsblad Leeuwarder Courant

Voorpagina 1 1,4% 3 3,7% Binnenland 8 10,8% 7 8,6% Buitenland 5 6,8% 6 7,4% Binnenland/buitenland - - 5 6,2% Wetenschap 25 33,8% - - Kunst / Cultuur 11 14,9% 15 18,5% Regio - - 31 38,3% Algemeen - - 7 8,6% Wetenschapsbijlage / Bijlage 22 29,7% 6 7,4% Overig 2 2,7% 1 1,2%

Tabel 3.1: Plaats in de krant op basis van sectie in aantallen en procenten, afgerond op tienden.

Paginanummer NRC Handelsblad Leeuwarder Courant

1 1 1,4 % 3 3,7%

2-4 23 31,1% 13 16,0%

5-7 8 10,8% 8 9,9%

8-10 36 48,6% 9 11,1%

Verder dan 10 6 8,1% 48 59,3%

(31)

31 Uit tabel 3.1 blijkt dat de Leeuwarder Courant in 2009 meer artikelen over archeologie op de voorpagina plaatste dan NRC Handelsblad, niet alleen in aantallen, maar ook in procenten van het totaal aantal artikelen over archeologie. Daaruit kan echter niet geconcludeerd worden dat de Leeuwarder Courant archeologie belangrijker vindt dan NRC Handelsblad, aangezien het verschil niet significant is. Wel is opvallend dat er in het algemeen weinig archeologisch voorpaginanieuws was in beide kranten.

Van de voorpagina-artikelen in de Leeuwarder Courant waren er twee artikelen die regionaal nieuws bevatten en één artikel dat internationaal nieuws bevatte. Bij NRC

Handelsblad ging het om een voorpagina-artikel dat internationaal nieuws bevatte, namelijk

de vondst van een grote Angelsaksische schat.58 Hoewel het maar om een paar voorpagina-artikelen gaat, komt de voorkeur voor nieuws uit een bepaalde regio – het noorden van Nederland (Leeuwarder Courant) en het buitenland (NRC Handelsblad) – in zekere mate hieruit naar voren (zie ook paragraaf 3.4).

Als we kijken naar de eerstvolgende secties in beide kranten, de binnen- en

buitenlandsecties, dan blijkt uit tabel 3.1 dat de Leeuwarder Courant daar vaker artikelen plaatste dan NRC Handelsblad. Als die worden samengenomen plaatste de Leeuwarder

Courant daar vorig jaar 18 artikelen, tegenover 13 van NRC Handelsblad. Deze secties

bevinden zich voor beide kranten ongeveer op de eerste vier pagina’s. In dat opzicht lijken de gegevens uit tabel 3.2 tegenstrijdig met het voorgaande. Als er naar die tabel wordt gekeken, blijkt NRC Handelsblad meer artikelen op de eerste vier pagina’s geplaatst te hebben dan de

Leeuwarder Courant. Daar moet bij vermeldt worden dat dit beeld vertekend is, doordat beide

kranten in de bijlagen opnieuw met de nummering beginnen. Het blijkt dat 12 artikelen uit

NRC Handelsblad die in tabel 3.2 bij de categorie 2-4 staan, in de bijlage geplaatst waren. Bij

de Leeuwarder Courant is dat er maar één. Als deze eruit worden gefilterd, blijven er 11 artikelen over voor NRC Handelsblad (14,9%) en 12 voor de Leeuwarder Courant (14,8%). In aantal is het dus nog steeds de Leeuwarder Courant die de meeste artikelen op de pagina’s 2-4 plaatste, en procentueel gezien plaatste NRC Handelsblad op die pagina’s meer artikelen. De verschillen zijn echter heel klein en kunnen niet significant genoemd worden.

De meeste artikelen van NRC Handelsblad werden geplaatst in de sectie ‘Wetenschap’, die zich meestal op de bladzijden 8-10 bevindt. Dit verklaart het hoge aantal en percentage in tabel 3.2 bij deze categorie. De meest voorkomende sectie waar de Leeuwarder Courant zijn berichten over archeologie plaatste is ‘Regio’, wat niet verwonderlijk is aangezien het om een

(32)

32 regionale krant gaat (zie paragraaf 1.5). Deze sectie bevindt zich verderop in de krant, en verklaart daarom het hoge aantal artikelen dat ná pagina 10 is geplaatst.

Verder is uit de tabel 3.1 op te maken dat bij NRC Handelsblad veel artikelen werden geplaatst in de (wetenschaps)bijlagen van de krant. Bij de Leeuwarder Courant was dit aanzienlijk minder.

Als naar de paginanummers alleen wordt gekeken, lijkt het of NRC Handelsblad

archeologie belangrijker vindt dan de Leeuwarder Courant. NRC Handelsblad plaatste de meeste berichten op de eerste tien pagina’s van de krant en maar 8,1% van de artikelen op de pagina’s erna. Het verschil met de Leeuwarder Courant is groot. Deze krant plaatste 59,3% van alle artikelen ná pagina 10. Dit komt waarschijnlijk doordat de regionale pagina’s, waar die krant het meeste nieuws plaatste, zich meestal verder dan pagina 10 bevinden. Toch is het een opvallende uitkomst.

Als de paginanummers én secties samen worden genomen, is het ook NRC Handelsblad dat archeologie belangrijker lijkt te vinden. Hoewel de krant ook veel artikelen in de bijlagen plaatste en ongeveer net zo veel artikelen op de eerste vier pagina’s als de Leeuwarder

Courant kan over het algemeen toch geconcludeerd worden dat de artikelen in NRC

Handelsblad vaker vooraan in de krant stonden, waaruit opgemaakt kan worden dat die krant

archeologie schijnbaar belangrijker vond. 3.4 Geografische herkomst van het nieuws

Bij elk artikel is gekeken of het om regionaal, nationaal of internationaal nieuws ging. De resultaten zijn verwerkt in onderstaande tabel:

Krant Regionaal Nationaal Internationaal

NRC Handelsblad 4 5,4% 11 14,9% 59 79,7%

de Leeuwarder Courant 47 58,0% 9 11,1% 25 30,9%

Tabel 3.3: ‘Herkomst’ van het nieuws in aantallen en procenten, afgerond op tienden.

(33)

33 Tweede Maasvlakte.5960 Allebei voor Nederland unieke vondsten. De Leeuwarder Courant plaatste berichten over de vondst van een Romeinse muntschat in Limburg en de vondst van resten uit de IJzertijd in Didam (Overijssel).6162 De vondst van een muntschat in Groningen was ook uniek voor Nederland, en beide kranten berichtten erover. 6364 Voor de Leeuwarder

Courant is dit artikel echter als ‘regionaal’ bestempeld (zie ook paragraaf 2.4). Naast de

Groningse muntschat was een expositie over Dorestad in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden het enige nationale nieuws waar beide kranten aandacht aan besteedden.6566

Wat betreft regionaal nieuws is het vooral de Leeuwarder Courant die hier veel aandacht aan besteedde. Zoals al in paragraaf 3.3 vermeld, is dit niet verrassend, gezien het om een regionale krant gaat (zie ook paragraaf 1.5). Maar liefst 58% van alle artikelen gaat over regionale archeologie. Uit tabel 3.1 bleek al dat de krant hier veel aandacht aan besteedde: de meeste artikelen waren in de sectie ‘Regio’ geplaatst, en van de voorpagina-artikelen gingen 2 van de 3 over regionale archeologie.

Van die artikelen in de Leeuwarder Courant over regionale archeologie, gingen de meeste artikelen over regionale vondsten. Vooral over de vondst van de gouden Vikingring werd veel geschreven. Dat onderwerp was sowieso erg populair in die krant. Over de ring werden meerdere artikelen geplaatst. Zo werd er gespeculeerd over de herkomst van de gouden ring; werd er geschreven over de vinder en werden er artikelen geplaatst over de toekomst van het sieraad.676869

Wat betreft het regionale nieuws schreef de Leeuwarder Courant ook meerdere malen over terpen (verhogingen in het landschap waar men vroeger op woonde). Terpen komen alleen in Friesland voor en zijn dus een typisch onderwerp voor die krant. Zo werd er bijvoorbeeld geschreven over de terp in Achlum, waar studenten en archeologen van de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek deden naar vroege bewoning.70 Ook werd er geschreven over de vondst van een middeleeuwse walviswervel in diezelfde terp.71

59 NRC Handelsblad, 05-11-09. 60 NRC Handelsblad, 16-10-09. 61 Leeuwarder Courant, 18-12-09. 62 Leeuwarder Courant, 28-03-09. 63 Leeuwarder Courant, 06-06-09. 64 NRC Handelsblad, 06-06-09.

65 Sietse de Vries, ‘Dorestad beleefde bloeitijd na Friese nederlaag’, Leeuwarder Courant, 24-04-09. 66 Bianca Stigter, ‘De strijkglazen zijn er nog, de kleren niet; Archeologie Expositie over Dorestad in Leiden

toont de grootte van de Middeleeuwse wereldstad’, NRC Handelsblad, 29-04-09.

67

Erwin Boers, ‘Zeldzame gouden ring lijkt Vikingsieraad’, Leeuwarder Courant, 17-03-09.

68 Leeuwarder Courant, 17-03-09.

69 Erwin Boers, ‘In de ban van de gouden Vikingring’, Leeuwarder Courant, 18-03-09. 70

Erwin Boers, ‘Graven naar ‘Achlum aan Zee’, Leeuwarder Courant, 25-06-09.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Achter in ons hoofd hebben we het altijd wel geweten: kunst waar een verklaring bij nodig is, is geen goede kunst’, schrijft Kraaijpoel.. ‘Een geslaagd werkstuk kan op eigen

Ze vaart nu verder en weet nog niet tegen hoeveel knopen, met welke snelheid ze haar jeugd achter zich zal laten en naar volwassenheid kan groeien!. Meteen merken we de ietwat aparte

Vertalingen.nl, Buro Juridische Vertalers en Buro Technische Vertalers zijn onderdeel van Translingua

stens drie gevolgen gehad, die nog altijd bespeurbaar zijn: (1) een negatieve beeldvor- ming bij onderwijsgevenden over de talige en intellectuele capaciteiten van dialectspre-

Hypothese 1: De aanwezigheid van een voedingsclaim op een voedingsproduct leidt tot een a) hogere gepercipieerde gezondheid van het product, b) een positievere productattitude en

bestemmingsplannen maken en die ondernemers ondersteunen haken af omdat er met de gemeente Leusden simpelweg niet valt te werken.. Ja ik heb

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Voor de indeling van de jobs voor zelfstandigen en helpers worden alle jobs uit een van deze sectoren toegewezen aan Nace-code 84 (op 2 digit-niveau), en komen zij allen