• No results found

Jan Luyken, Geestelyke brieven · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jan Luyken, Geestelyke brieven · dbnl"

Copied!
365
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jan Luyken

bron

Jan Luyken,Geestelyke brieven. Wed. P. Arentz. en K. vander Sys, Amsterdam 1714

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/luyk001gees01_01/colofon.htm

© 2009 dbnl

(2)

Godzoekende Leezer.

Hier worden U E. mede gedeeld 128 Brieven, geschreeven door den Zaligen JO A N N E S LU I K E N. Als zynde de laatste vruchten, die gy van dezen vruchtbaaren boom zult plukken. Wel mag den Propheet David zeggen, van dien man, die zyn lust dag en nacht in de Wet des Heeren heeft, dat hy is als een boom geplant aan waterbeeken, die zyn vrucht geeft op zyn tyd, en welkers blad niet afvalt: Alzo is onzen Zaligen Autheur ook geweest, en heeft veel edele vruchten gedraagen tot in den gryzen ouderdom, en op dat 'er niet een blad te vergeefs zoude afvallen, zo heeft de liefde tot het gemeene nut, en opbouw der vroome ons verwekt, om alle mogelyke vlyt aan te wenden, en deze Brieven van alle plaatsen te verzaamelen, en door den druk gemeen te maaken, doch zyn van den Autheur nooit met dat oogmerk ge-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(3)

schreeven, maar alleen om dien grooten en klaaren indruk die hy in zyn ziele had, van de nietigheid der aarde, en de grootheid van 't Eeuwige en Hemelse, aan zyn even-mensch zo 't mogelyk was in te prenten, en haar met hem te doen bedenken, dat het waare wysheid is, dus op zyn einde te merken.

Deze Brieven dan zyn alle geschreeven, sedert den Jaare 1685. tot den Jaare 1712. de laatste noch weinig maanden voor zyn dood, meest aan zyn hertelyke gemoedsvrienden op verscheide plaatsen, ook aan zyn wel-meenende

bloedvrienden, en vyf aan zyn eenige Zoon CA S P A R U S LU I K E N; pag: 104. waar van de drie eerste, krachtige vermaaningen zyn, om hem uit het natuurlyke leven, zo veel mogelyk was, tot boetvaardigheid te brengen, welken arbeid der liefde verzeld met vuurige gebeden, de Heere met zyn milden zegen zodaanig heeft achtervolgt, dat men aan hem waare teekenen van berouw, en bekeering van de doode werken heeft gezien, en een lust om den leevendigen God te dienen, tot groote blydschap zyns Vaders, gelyk in

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(4)

de twee laatste Brieven is te zien, zynde zeer hertelyke vertroostingen en

aanmoedigingen, om zyn wel begonnen weg, doch ernstig te blyven bewandelen.

Wat aangaat dat deze Brieven zonder datums zyn, daar van is dit de reden, wyl onzen Autheur een afgescheiden ingetogen leven leide, en byna geen bemoeijing met dingen van de tyd had, wist hy menigmaal zelfs niet, wat maand of dag men schreef, en heeft hy 't 'er veelmaal niet by gezet. Dieshalven het niet in order konnende volgen, heeft men het geheel nagelaaten, als een zaak daar niet veel aan gelegen leid.

Verder behoeft men de Godbegeerige Leezer deze Brieven niet veel aan te pryzen, want gelyk men zegt, goede waar pryst zich zelfs, en die hier een hongerig gemoed toebrengt, zal ondervinden dat dit een Tafel met versterkende spyze is, bequaam om zyn ziele te bekrachtigen, tot de versmaading der wereld en 't eigenwillig leven, dat twee sterke scheidsmuuren zyn, die de mensch uit de gemeenschap Gods houden.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(5)

Leest en herleest dan lieve Leezer, deze edele Brieven, met zulk een opmerkend herte, dat gy daar door moogt vorderen, om zelfs een Brief van Christus te worden, waardig om in het Boek des Levens ingeschreeven te zyn. Amen.

NB. Pag. 79. De 7 Regel staat, onbeknepeneeeuwigheid en moet zyn Vryheid, dat de Leezer zo gelieve te verstaan.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(6)

Op de geestelyke brieven van Joannes Luiken.

Schoon vrienden zomtyds zich verdeelen, En wyd gescheiden zien van een, De veder kan die kloove heelen,

En maakt hen weêr als mondgemeen, Om aan elkanderen te ontdekken

Het diep geheim van iders hert, Weêrzydse deugdlust op te wekken,

En hulp te biên in nood en smert.

Dit Boekjuweel doet ons beschouwen, Hoe LU I K E N S deugdelyk gemoed Dus met zyn' vrienden spraak kon houwen

Van God, van deugd, van 't hoogste goed.

O Zielen, die met welbehaagen

's Mans print- en dicht-werk ziet en leest, U word deez' brief-schat opgedraagen,

Tot oefening van uwen geest.

Hier vind gy troost in droefenisse, Versterking in elende en kruis, Raad in benaauwdheid van gewisse,

Aanspooring op den weg naar huis.

Hier leert het heilige vertrouwen Op Gods ontferming en genaê, En Jezus liefde veilig bouwen,

Die alle oprechten komt te staê.

Hier leert de ziel aan God te kleeven, Met de oogen telkens uitgestrekt

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(7)

Naar 't zalig lot van 't eeuwig leven, Dat steeds haar' lust op nieuw verwekt, Als LU I K E N, naar om hoog gesteegen,

Haar lief'lyk ter beschouwing leid Der volheid van gewensten zegen,

Die voor Gods kind'ren is bereid In 't juichend choor der Cherubynen,

En doet de waereld in 't verschiet Met all' haare idelheên verdwynen,

Gelyk een stip, en enkel niet.

O! laat uw hert zich hier vermaaken;

En, zo de stof uw' lust behaagt, Maakt, dat dit zaad van nutte zaaken,

In u geworteld, vruchten draagt:

Op dat gy zelve een brief moogt weezen, Niet met vergangb'ren inkt gemaald, Slechts voor 't uitwendig oog te leezen,

Maar door Gods geest, die 't hert bestraalt, In de oogen van den Hemelkoning

Behaagelyk van styl en stof, Ontvangbaar in die schoone wooning,

Daar vriendschap eeuwig houd haar hof;

Die, nooit door scheiding te bedroeven, Nooit angstig voor verzuim van pligt, Geen' briefgemeenschap zal behoeven,

Wyl 't zalig tal, in 't zuiver licht, In vreugd, die nimmer zal verdrieten,

In reine liefde, eeuw uit, eeuw in, Elkanders byzyn zal genieten,

En zich verlusten, eens van zin, Op 't spoor der blyde Hemelingen, Met eenen mond Gods lof te zingen.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(8)

Op den voornaamsten inhoud Van Joannes Luikens brieven.

JOANNESLUIKENSgeest, door hemels vuur ontstoken, Geeft ons een held're vonk van Jezus liefde gloed, Tot meerdering van liefde in 't Christelyk gemoed.

Wat heeft hy niet al zoets geschreeven en gesproken?

Hoe was zyn hert vervuld van Jezus Godes Zoone?

In wien hy allesins des Vaders volheid zag,

Van deugd, van licht en kracht, en wat hy al vermag.

In Jezus vond hy al 't behaagelyk en 't schoone.

Dit meld zyn Poëzy, dit melden zyne brieven, Waar in zyn vast geloof, zyn levendige hoop Gezien wierd langen tyd, tot 't eind van zynen loop.

Hoe zocht hy zynen God en Jezus te believen?

In kindse ned'righeid, in zuiver vast vertrouwen

Op 't eeuwig Hemels Goed, waar door hy de idele aard Met haar gewaanden schat zo nietig en onwaard Geacht heeft, dat hy daar zyn hoop niet op dorst bouwen.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(9)

Zyn ziel, door de opperliefde uit Gods geheiligd herte (In Jezus aan den mensch, aan zondaars zelfs vertoond, Op dat die recht gelooft van straffe werd verschoond.) Geraakt, ontlastte zich van zonde en zonde smerte.

En hy, zo mild als ryk door Gods genaê beschonken, Gaf uit zyn teder hert, hen die elendig zyn

Na het gemoed, vol op dien geestelyken wyn, Waar van hy tot zyn troost, zo dikmaals had gedronken ô Allerrykste God! ô welbron der genaden!

Die op het nauwste en weet en kent tot in den grond, Der armen nood en last op heel des werelds rond;

Wil doch elk zuchtend hert vertroosten en verzaaden, Stort uwen zegen uit op al uw kind'ren t'zaamen,

Geef dat het vlees en bloed van uw gemarteld kind, Hen sterk maake, en al 't quaad geduurig overwind.

Wees gy hun borgt en schat? hen al in alles, Amen.

P.H.N.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(10)

Geestelyke brieven,

Van Joannes Luiken, Aan verscheide zyner goede Vrienden, op bezondere tyden en toestanden geschreeven .

Eerste brief.

Ernstige aanmoediging, tot betrachting van de groote Liefde Gods.

Eeuwig heil van den Heere.

BEMINDEVRIEND ENVRIENDIN,

Nevens dankbaarheid voor genoote vriendschap en liefde, zyt vriendelyk gegroet in de Liefde Jezus, en van hem gezegent tot een hertelyke betrachting der onzienelyke dingen, welke gefondeerd zyn op een eeuwig fondament, zo dat ze nooit haare liefhebbers zullen ontzakken, die het gebouw haarer verschuilinge op de zelve gemaakt hebben, in tegendeel dat het ge-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(11)

bouw van 't tydelyke genoegen, van de bewerking van den geest dezer wereld, op het losse fondament der aardse veranderinge zich begeeft, veroudert en omver valt, laatende de bewoonders een onaangenaame en verachtelyke ruïn, welke geen verschuiling vindende, worden onder den open hemel van den toorn Gods, overvallen van het onweer des spyts, of bytende naberouws, of ledige heenevaarts, gelyk zodaanige bespiegelinge overvloedig voor ons zyn, en ons mogen dienen als een gestrant schip tot een baken in Zee, gelyk het spreekwoord zegt, dat dan deze bakens nevens alle heilzaame geleidsmiddelen, ons verstrekken tot een wysselyke, en voorzichtigen toeleg, gedraaging en bestier, daar wy zwervende op de woeste zee dezer wereld, om niet verslingert en afgedreven te worden van den rechten, en boven al noodigen streek, aanloopende na de gelukzalige Goudkusten, van het eeuwige onwaardeerlyke Heilland, in 't welke de aankomers vriendelyk ontfangen, en behaagelyk rustende op de vermoeijinge van haaren togt, eeuwige inwoonders zullen zyn, en bezitters van alle de overvloedigheden en zegeninge van dat allerdierbaarste gewest, gelegen buiten het bereik van eenig ongelukkig toeval:

onder de beschyning van het vriendelyke licht dat Godt is, en de eeuwige bedauwing van het water des eeuwigen levens, vervult van schoonheden en wonderen, van welke deze wereld met het haare een schaduw is, zynde

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(12)

een getuigenis van haaren oorsprong, gelyk het zegel een getuigenis en uitdruksel is van den inhoud des Zegelrings: welken zegel wy nevens den brief der Schriftuur hebben, ons toegeschreeven van den Allerhoogsten tot een vriendelyke nodiging van den vriend en liefhebber der menschen, welke God is, op dat wy doch langs den weg der verloochening zouden tot hem komen in dat Heilige Land, en het zelve erffelyk en zonder einde bezitten, in eeuwige vrede en vergenoeging, van alles wel bezorgd, ja in alle overvloed, verbonden in aangenaame liefde der zalige

maatschappy, onder den lof Gods, in eeuwige verzadiging zyner oneindige zoetheid, en verkwikking zyner omhelzende liefde, nederleggende ja wentelende in alle de wezentlyke weeldens, van welke de menschen hier op aarde, de onwaardige, en haar geduurig ontglydende schaduwe verkeerdelyk zoeken: zoekende heil daar het niet te vinden is, als de geene die dingen zoekt daar ze niet verlooren zyn, en derhalven zich vruchteloos vermoeid, want in de hoek dezer wereld is 't rechte heil en de verzadiging der zielen niet te vinden, maar in het Ryk, waar van de Heere Jezus Koning is, na wiens naam wy genoemt zynde presenteeren, als onderdaanen van zyne regeering: Alzo behoord ons vaderlyk erve ook niet in deze wereld te zyn, gelyk hy zeide, dat zyn Ryk niet van deze wereld was. Wy dan die schoone

gelegentheid hebbende, den vriendelyken Brief des vriends bezittende, alwaar ons den weg

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(13)

met vingers aangeweezen word, en met voetstappen voor gegaan is, om het zelve spoor te volgen, zouden wy noch achter blyven, en onbelust op die genade, in het stof en slyk der aardse voorwerpsels blyven zitten? dat zy verre: wy willen onze hielen lichten, wy willen voortgaan op dien gelukzaligen weg, ons niet vergaapende aan de onwaardige dingen dezer tyd die onderweeg zyn, in een gelyke hoop, en overeenstemment uitzien, na dat allerbeminnelykste doelwit van ons eeuwige Vaderland. Wy willen onder malkander langs den weg daar van spreeken en zingen, wy willen ons verheugen en vermaaken, als een voorbereiding van de eeuwige vreugde, die ons over 't hoofd hangt: ô! hoe ryk zyn ze, hoe gelukkig zyn ze, die haar dagelykse toevlucht en steun en leun op God het hoogste goed hebben! hoe schoon is die levens lucht, wat zyn ze bezitters van groot goed, wat toeval zal ze verarmen en uitzetten van haar welstant! wy willen voort gaan goeds moeds zynde, die onze vriend was doe wy van hem afliepen, doen wy de zonde diende, zo dat hy ons achter na liep, die is onze leidsman, en nu veel eer en meer onze liefhebbende getrouwe vriend, nu wy van herte na hem toeloopen, nu wy hem in de armen vallen en aan den hals hangen, begeerende zyn welbehaagen te doen, al is 't schoon dat wy ons onvolmaakt en gebrekkelyk bevinden, daarom moeten wy niet vertsaagen, noch aan de vaderlyke getrouwe liefde van onze beminde twy-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(14)

selen, als of hy ons van zich wilde stooten, hy ziet tot binnen in de grond van 't oprechte herte, dat gaarn wel wil, en zich daar toe bevlytigt met een waakzaam en aandachtig gemoed, de Heere zegene ons hier toe, en bevestige onzen weg tot hem.

UL. Vriend en Broeder.

II. Brief.

Tot onderhouding van Christelyke vriendschap.

Jezus in ons.

WAARDEVRIENDIN ENZUSTER,

Ik groet UL. vriendelyk in de naame Jezus, God zy met en in u tot in der eeuwigheid, als wy betrachten het oogmerk en voorwerp, om welks wille wy vrienden zyn, zo is het groot ja onuitspreekelyk van waarde: namentlyk, het eeuwige leven, in het eenige eeuwige goed, zyn wy geen sprankeltjes van dat eeuwige een, en geopenbaarde wonderen, uit het alwezende eeuwige wonder, tot een gemeenschap en

vreugdenspel van 't kleine met het groote, en het groote met het kleine, zynde God en de Mensch; de deuren tot dit eeuwige jubeljaar, en altyd duurende Bruilofts-Feest staan ons wyd open, en wy be-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(15)

wandelen te zaamen den gelukzaligen weg, die op dezelve toegaat, hoewel door des vyands land met voorzichtigheid en waakzaam omzien, wegens zyne pyle, en quaade laagen, ontmoetinge en aantastinge, dat ons doet zuchten en duchten, nochtans is de waarde der hoope groot, door den rykdom des kostelyken geloofs, met het welke wy na 't gemoed wandelen voor het heilige aangezigte Gods in de zoete naame Jezus, niet van verre, als boven den gesternden hemel, maar van naby, als voor de deure des herten, volgens zyn ongedeelde alvervullende

tegenwoordigheid, tot welke wy ons zachtelyk neigen met de begeerte des gemoeds.

En alzo zyn wy zaamen vreemdelingen in deze wereld, en hoopen op eenderlei erffenisse, als kinderen van eenen Vader, derhalven zyn wy nabestaande Vrienden, verwachtende de volmaakte te zaamen-wooninge, en onbelemmerde genieting van malkanders vredig, en verheugelyk gezelschap, eeuwig zonder einde, voor het zaligmaakende aangezicht van den hemelsen Vader, omhelst van zyne eeuwige liefde, ons vermeidende in zyne wonderen, deze verwachtinge is groot, het is nu lange dat wy malkander niet zagen, nochtans hebben wy malkander met de genegentheid dikmaals bezogt, want wy hoopen malkander in eeuwigheid te zien en te kennen, voor het heilige aangezicht van het licht der Goddelyke Majesteit, tot een eeuwig verblyden in de Engelsche wereld. En ik hoop ook noch eerlang hier op de weg van onze Pelgrimagie,

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(16)

wegens onze onderlinge en nabestaande vriendschap, ten opzicht van God en het eeuwige leven, zo het de Heere belieft na zyn welbehagen in de heilige naame Jezus, als een zien en bezoeken van zynent wegen, in hoope en betrachtinge der eeuwige kindschap, die wy dan verwachten met een dagelyks aanhangen aan hem, tot dat wy uit deze wereld in welke wy, als uit een verborgentheid openbaar geworden zyn verdwynen, en openbaar worden in de verborgen geestelyke wereld, in dat eeuwige wonder, dat God is, en eeuwige wonderen uit hem en in hem te zyn, en alzo met het eeuwig zaligmaakend goed, gemeenschap te hebben, als een eeuwige zaamenvoeging, benevens die onnoemelyke zoetheid der vriendelyke

t'zaamenwooning, van die broederschap of gezellige maatschappy der veel duizenden met hunne vriendelyke aangezichten. Zulk een goudmyn, ja zulk een gouden berg is het die wy met malkander beoogen, in verachting van kleine stukjes en brokjes, der wereldse idelheid. God wil ons in dezen zin bevestigen tot aan het einde; vaart wel in zyn eeuwige liefde, en zyt nochmaals vriendelyk gegroet, met UE. Zuster, in de naame Jezus.

U E. toegenege Vriend en Broeder.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(17)

III. Brief.

Vertroosting aan een aangevochte Ziel op het dood-bedde.

ZEER LIEVEBEMINDEBROEDERN.N.

Een vriendelyke en broederlyke groetenis in de allerheiligste naame Jezus, de Bruid uwer Ziele. Gedenkt in de banden der doodelyke benauwtheid aan de schoonheid van uwen beminde, bestaande in simpele liefde, slaat de armen uwer inner]yke begeerte vast aan haaren hals, zeggende, myn liefste en dreigd my niet, en of deze of geene oproerige in het huis uwes levens-gestalte uw vlekke ende smette des zielen-kleeds wilde aanwyzen, zo verzinkt over hals en hoofd, in het allerheiligste bloed van uw lieftallige Bruid, die uit liefde voor u aan het kruis hing, wyst ze voorby uwes herten deur, die daar zeggen, dat de Bruid u niet lief en heeft, want daar is niets dan uitvloeijende liefde aan haar, hangt dan vast aan haaren hals, zeggende myn liefste en dreigt my niet, tegen het jaagen en plaagen der valse beschuldigers, onze beminde bruid Jezus, is niet verschrikkelyk van wezen, dat men 't ons niet wys laat maaken, ziet haar maar vlak in 't aangezicht, want zy is de simpele liefde, als het pit en het kern der gantse Godheid, zinkt daar op neer, als op het centrum der rustende Zaligheid, blyft leggen als een meulensteen op dat vriendelyke herte Gods, dat alle

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(18)

stormen en winden daar over heen ruischen, ô Broeder N.N. eerlang spraken wy, dat het noch maar om een klein stapje te doen was, en nu staat gy op de kant om in het eeuwige Vaderland over te treeden, hier toe wens ik u als uw Broeder, alle de genade-kracht, die Jezus verdiend heeft uit liefde voor uwe ziele, door zyn bloed en heilige wonden, verzinkt in dezelve tot eeuwige zaligheid, en verwacht ons in het Vaderland, of wy malkander in dit jammerdal niet meer zagen, vaart eeuwig wel in God, zyn hand zy troostelyk op uw hoofd, en voer u door alles, tot in zyn

beminnelyk herte Jezus Christus, Amen.

U L. Liefhebbende Broeder.

IV. Brief.

Van de Broederlyke en Goddelyke Liefde.

De Liefde Jezus in ons.

VAN HERTE ZEERGELIEFDEBROEDER,

U E. zeer aangenaame schryvens is ons wel geworden nevens het liefde teken, waar voor wy dankbaar zynde, UL wensen uit Gods genadebron een duizendvoudige zegen, hoe zoet is broederlyke liefde, wy hoopen dat het voorspel der

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(19)

Engelen hier in der tyd onder ons zal aanwassen, haar Vader is onze Vader, en wy zyn met haar gebroeders, of schoon ons uitterlyk lichaam een slechten Engel is, zo wil doch de Goddelyke zonneschyn der eeuwige liefde, onze verborgen mensche des herten, door het water des levens her voorbrengen, als een welruikend bloemetje uit de stinkende mest, daarom wyl hy die de waarheid is zulks beloofd heeft, zo zette wy onze begeerte op zyn Vaderlyke belofte in hem, en gelyk ons uitterlyk leven na de vier Elementen hongert, zo hongert onze ziele na God, onzen eeuwigen oorsprong, tot een huis der ziele, en geestelyk lichaam, wy hongeren na wat groots, [weg wereld] Gods Geest begeeren wy tot een leven, zyn bloed voor ons roode goud, en zyn water des levens voor ons blanke zilver, hy is onze schat en rykdom.

Vergaderd u geen schatten op der aarde, maar in den Hemel zegt Jezus Christus:

die God tot een schat in den hemel zyner ziele vergadert, die heeft wel gearbeid, hy is ons geld en goed, ons huis en hof, onze Vader en Moeder, onze weerga en aangenaame Bruid, en uitverkoore Jonkvrouw, om welkers wille wy arm zyn, want zy was arm om ons op aarde, och! hoe veel heeft de liefste om ons gedaan, en geleeden, zouden wy ze niet lief hebben, en verachten het zichtbaareAlles, om het onzichtbaareNiets, dat het waare Alles is. O liefde vuur Gods, ontsteekt u meer en meer in onze herte, doordringt onze koude met uwe zoete

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(20)

liefde-krachten, en het herte van alle Adams kinderen, op dat zy het eeuwige verderf mogen ontgaan, wy brengen ze alle met onze begeerte in uwe eeuwige

barmhertigheid. Hier mede beminde Broeder, zyt hertelyk gegroet, en blyft geworpen in het vriendelyke herte Gods.

U L. Toegenege Broeder.

V. Brief.

Van het geluk der bewandelaars langs de weg der deugden.

Jezus de vriendelyke Liefde Gods in ons.

BE M I N D E BR O E D E R,

U L. aangenaame nevens het mandje met Fruit is ons wel geworden, als een wezentlyk teeken der liefde en toegenegentheid, en ondertussen wense ik U L. hier voor tot betaling de eeuwige Liefde Gods, in de allerbeminnelykste naame Jezus, tot een tydelyk en eeuwig erfdeel, tot een Bruid der ziele, door welks genade wy eeuwige Broeders hoopen te zyn, in een land van eindelooze vrede, na 't welke wy toe treeden, noch maar een korte tyd, want eerlang zal onze Pelgrimagie ten einde zyn, in hoope van als

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(21)

dan te verzinken in dat lieffelyke wezen, waar van U L. in den uwen meld, kostelyk is 't zo grooten voorwerp tot zyn doelwit te hebben, gerekent tegen de beuzelingen der aardsgezindheid. Gelukkige weg, langs welke men zyn eeuwig heil te gemoet gaat. O broeder N.N. hoe veel Jaaren zyn 'er nu alree voorby gegaan, sedert wy malkander in dit vreemde land eerst ontmoeten, en tot noch toe houden wy het aangezicht voorwaarts uitgestrekt, na dat zalig oosten, van waar wy den eeuwigen opgang der allergelukkigste dageraad verwachten, de Heere die ons zo lang geleid en bewaard heeft, hoopen wy zal ons verder ten einde toe geleiden, en behouden, zonder achterwaarts te zien na de Stad van idelheid, van waar wy door zyne genadige hand zo gelukkig uitgeleid zyn, en onderwege heeft ons de Hoogste doen zien, hoe dat hy alleen de enkele puure liefde is, een schoon en beminnelyk weeten, waar over wy ons met reden mogen verblyden, hoe vriendelyk komt zulks de ziele voor, dat zy niet gestrengs of verschrikkelyks van God haar beminde denkt, maar haar hem zelve voorstelt, als een vriendelyke weldoender en Vader, denkende myn liefsten en verwerpt my niet, en gelyk als ik tot hem gezind ben, zo is hy tot my gezind, hoe kostelyk is 't zyn hert hier in te verlustigen, en een hoope te hebben om hier eeuwig in te woonen, dat geeve ons God, onze Beminde, den Liefhebber en behouder der menschen, door de dier-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(22)

baare verdiensten van zyn Lyden, en allerkostelyksten bloeds, welken onzen wyn zy, tot hemelse Goddelyke vreugde, voorts zy zyn vriendelyk aangezicht over U L.

en zyn Heilige Engelen geleide u met alle troost, aan wien wy u beveelen met alle de uwe na lichaam en ziele, van my

U L. Toegenege Broeder.

VI. Brief.

Ernstige aanmoediging.

Emanuël

ZEERLIEVE ENWAARDEBROEDER,

Hoopende dat het noch wel zal zyn, wensen wy U L. de kracht en vriendelyke Liefde Gods, tot wasdom van het boompje des Geloofs, de Heere hoopen wy zal alles zegenen, op dat wy stantvastige voortgangers mogen zyn, en voor hem een welsmaakende vrucht worden uit den grond der liefden: Lieve Broeder wy hebben malkander al een tyd lang gekend in deze wereld, en nu kennen wy malkander op een weg die wonderlyk is in 't oog van veele, maar wy weeten wat wy in dezelve zoeken, namentlyk, dat vriendelyke herte Gods, dat wy als ons kostelyk kleinood in onze herte zoeken te vergaaren

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(23)

en te bewaaren, welks heelzaame kracht wy wensen en begeeren in alle ziele tot een geneezing ter eeuwiger gezondheid, of wy dan noch zo verkeert schynen, God kend ons herte, en weet wat wy zoeken, wy zyn hier vreemde gasten, wy zaaijen in 't onzienelyke, alwaar wy hoopen te maaijen, en ons eeuwig te verblyden, vaart maar voort lieve Broeder in een ernstige wandel, hoe meer het onweer en de stormwind van buiten blaast, hoe meer zal zich het liefde-vuur Gods in onze ziele aansteeken, och! dat de Liefde Gods doch valle in alle mensche]yke herte. Gezegent moeten zy zyn alle die ons tegen spreeken, en met zyn eeuwige barmhertigheid overkleed, wy willen maar zegenen, en ons met liefde verweeren, en liefde zaaijen, op hoop van eeuwige liefde te maaijen; zetten wy onze treeden maar voort, God hoopen wy, zal ons in onze ziele sterken met kracht, en in zyn heilig herte verbergen tegen alle gift-pylen des duivels, en straalen des werelds, het vlees en bloed van Jezus zy ulieden spys en drank, ulieden brood en wyn, zyn lichaam worde onze ziele tot een lichaam, en zyn Geest worde onze adem-tocht, onze beminde, daar wy eeuwig mee hoopen verbonden te zyn in liefde, en eeuwig hoopen te looven, te danken, te eeren, en te omhelzen met alle krachten, tot eeuwige Zaligheid, dat verleen ons God, nevens alle zielen, die in tyd en eeuwigheid zyn. Amen.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(24)

VII. Brief.

Tot vertroosting in Geestelyke dorheid.

BEMINDEVRIENDIN ENZUSTER,

Dit myn schryve is niet uit overvloeijende rykdom, maar een teeken van vriendschap en tocgenegentheid, als een kinderlyke t'zaamenspreeking van ons beoogde doelwit, gelyk Reisgenooten langs den weg onzer vreemdelingschap, door 't tydelyke leven, in 't aardse vlees en bloed, en alzo wensen wy malkander, de geleide van de beminde die wy lief hebben, en daar ons gemoed na vraagd, ô Zuster! dat wy maar voortgaan, op den zaligen weg, laatende de wereld achter onze rugge, als zulke die in dezelve al geleeft hebben, als gingen wy na 't uit-einde, om onze verbeeldinge geen vaste woonplaats van wereldse inwikkelingen voor te stellen, maar dat wy ons houden en aanstellen als vreemdelingen, en zulke die eerlang verhuizen zullen, zettende onze begeerte in de allerbeminnelykste Jezus, op dat zyn liefde in ons gewichtig worde, om over te haalen de dingen dezer wereld, want hy heeft een andere wereld voor ons, in dezelve worden wy genood, om ons eeuwig vast te zetten, en hy zelve wil onze eeuwige Ega zyn, dat ons dan de straalen van de altydduurende Bruiloft des Lams, als een hert verheugelyke dage-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(25)

raad, in 't geloove en de hoop te gemoed schyne, tot ondergang der schoone schyn, der haast verdwynende aardse dingen, dat wy geduurig het hemelse tot de rechter schaale des gemoeds inlaade, op dat de linker, met de wereldse zaaken te licht worde, zouden wy ons geluk niet vervolgen, wyl 't ons uit genaden getoont is, dat wy vreemd in deze wereld zyn, zo wy de stemme van de goede Herder hooren, en hem in zyne voetstappen als eenvoudige schaapjes navolgen: ô! hoe heerlyk zal de doorwaterde beemde, aan geene zyde der woestyne zyn! dat ons de

tegenspreeker niet vertsaage met voorschildering van noch zo veel jaaren levens, wyl men noch jong en in den opgang des levens is, want wy zien de idelheid en onwaarde aller dingen voor oogen. U E. aangenaame aan N.N. is my mede gedeelt, waar uit ik versta verzonkentheid in overtoogen lucht, evenwel schynt de zonne ô Zuster! gy zyt dus niet alleen, maar wyl wy de Liefste uitverkooren hebben, zo blyven wy hem aanhangen, en bevinden wy ons elendig, zo trekken wy onzen geest des willens uit onze verdorventheid, en werpen ze in het vriendelyke herte Gods, wy hangen aan hem, waar zouw hy met ons heen, hy stoot ze niet uit die tot hem komen, daarom willen wy in 't geloove voort wandelen, is het in ons gemoed dor het mag weêr groen worden als God wil, wat weeren wy waar toe het dienstig is, als wy maar met onze lust niet in het leven der natuur

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(26)

en neigen, maar blyven met ons uitgestrekt begeeren in hem, die wy uitverkooren hebben, wy willen hem evenwel naloopen, van dag tot dag, want waar zouden wy heenen gaan? hy heeft de woorden des eeuwigen levens, alzo hangen wy aan het minnelyke herte Gods, welke is Jezus de diepste liefde des Vaders, welke wy in onze ziele trachten te vergaderen tot een eeuwig leven, in hem gebenedyd moeten alle onze begeerte gaan, hy is dat zielen-brood dat uit den hemel nedergedaald is:

van hem moeten wy eeten en drinken, en zo wy dat doen zullen, zo moet hy by ons zyn, gelyk hy dan is na zyne beloste: maar waar blyft deze rykelyke bywooning, en overaltegenwoordigheid zyns wezens, zo hy maar een beeldelyke Engel of Propheet is? want dien zelven oogenblik dat hy onze inwoonende beminde is, moet hy 't ook zyn over veel duizend mylen in de tegenwoordigheid des Engels, maar God vervult alles te gelyk, wyl hem dan alle Goddelyke eigenschappen toegeschreeven worden, zo laat ons zyn Godheid kinderlyk en eenvuldig in ons geloovig herte gieten, en niet in een vreemde form van ons verstand, heeft hy knechts gestalte aangenomen, en zich onder de menschen laaten vinden als een mensch, het is om onze afval geschied, laat hy ons in deze vernedering niet te weinig zyn, maar dat wy te meerder op hem verlieven, om zyn vriendelyke, ootmoedige, zachtmoedige,

menschlieventheid; hy word wonder of wonderbaar ge-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(27)

naamt, zo wy dan gelooven dat getuigenis, dat hy God was, of is het ons te wonderlyk, wat by de menschen onmogelyk is, dat is by God mogelyk, zo het zich in ons begrip moet schikken, komen wy in veele te kort, maar wy verheugen ons in onzen Emanuël, God met ons, hy was een Middelaar tussen de Godheid en afgeweeken menschheid, en alzo God en Mensch, hy was de eeuwige liefde des Vaders, en nam de menschelyke eigenschap aan zich, op dat hy ze weder herstelde, en deze geneezing van een op allen drong, hy was in de menschheid de allerhoogste en diepste, zachtmoedige en ootmoedige liefde, des wezens aller wezens, die de ontstooken zondige gestalte in de menschelyke eigenschap verzoenden: hy was dat geslachte offerlam voor onze zonde, hy heeft onze last op zich genomen, en door zyn bloed zyn wy geneezen, ô dat heilig bloed van Jezus Christus des Zoons Gods, dat wy 't door 't geloove in den beker onzes herte ontfangen, op dat het onze Ziele zy tot een allerkostelykste wyn des levens, als een uitvloet van de barmhertige liefde Gods: ô! dat wy den gepredikten Christus vast houden, en of hy in

ongezienheid verachtelyk aan 't kruis hing, het was uit liefde om zyn verlooren Bruid, evenwel geloofden de Moordenaar dat hy een Koning was, en alzo wy ook, dat hy echter God was, laaten wy geloovige kindertjes zyn, en geen vernuftige meesters, laat ons Jezus Christus hertelyk lief hebben, als het paareltje der geopenbaar-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(28)

de wezentlyke liefde Godts, in wien de gantse volheid der Godheid lichaamelyk woond, laat hy, die van eeuwigheid het licht des levens is, ons niet verandert worden, in een kreatuurlyken Engel of Propheet, maar voor onze begeerige liefde blyven, den eenigen gebooren Zoon des Vaders, die hy van eeuwigheid gebooren heeft, baard en eeuwig baaren zal, in dewelke de Vader barmhertig en de loutere liefde is, zo wy dan Jezus bekennen te zyn, de innerlykste zoete liefde des wezens aller wezen, zo hoopen en vertrouwen wy, dat in dezelven zullen zalig worden alle die met hertelyk begeeren na den verborgen God uitgestrekt zyn, en of ze met onkunde, van de rechte waarheid overschaduwt waren, en zelfs Christus uitterlyk niet en kende, waar in wy ons gemoed verzachten, en sluiten niemant uit, ondertussen is het ons dierbaar, dat wy God in Christus, en Jezus Christus voor God erkennen, op dat wy door onze geduurige begeerte van het wezen Gods eeten en drinken mogte, want zeide hy: ik ben het brood des levens, en David zeide, myn ziele dorst na den leevendigen God: Alzo ook wy, hongeren en dorsten na God in zyne aangeboden liefde, welke is Jezus Christus, God met ons, en in ons in der eeuwigheid, Amen.

Onze Beminde is over al, als mede onze vyanden draagen wy met ons, wat zullen wy in deze tyden doen, als ons stil in hem te houden, met een uitgaan van ons zelve, alle vroome onder alle, zyn onze Broeders en Zus-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(29)

ters, en of wy niet te zaamen maar verstrooid zyn, de Heere zal ons in een huis vergaderen, daar het gants volmaakt zal zyn, om by hem en voor hem te leeven, in volle vreugde, eeuwig zonder einde.

U E. toegenege Vriend en Broeder.

VIII. Brief.

Vertroosting aan een kleinmoedige om niet in wanhoop te vallen.

BE M I N D E VR I E N D I N,

Weest wederom vriendelyk gegroet, U L. teeken van genegentheid is ons wel geworden, waar voor U L. vriendelyk bedankt moet zyn, nevens wensinge van alle goed om te dienen tot eeuwig heil en welvaaren der Zielen. Waar op wy met malkander moeten hoopen. Terwyl de liefhebber der menschen, die boven alle macht is, onze Vader wil zyn. Des Winters, als het dood en dor is, dan hoopt men op het Voorjaar en de aangenaame Zomer; Zo moet gy-lieden doen, en wy ook, want gy zyt het niet alleen:

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(30)

maar laat ons, wy die te zaamen arme Pelgrims, en vreemdelingen, in een vreemd woest land dezes tegenwoordigen levens zyn, ondertussen langs den weg, nooit een ding opraapen, dat nergens goed voor is: Te weeten;Wanhoop; want die is altyd verwerpelyk. Door 't kennen, leeren, en bevinden van onze elende worden wy wel kleinmoedig, en verslaagen, maar houden ons anker der Hoope uitgeworpen in den vasten grond der Goddelyke genade en hulpe, die altyd na onze behoudenis uitgestrekt is, en ons liever wil zalig maaken, als wy zalig gemaakt willen zyn. En alzo hobbelen en tobbelen wy met ons scheepjen, op de woeste en onstuimige baaren en beroerten van de Zee dezer wereld, en des tegenwoordigen levens. Doch de Allerhoogste hoopen wy zal ons te zaamen over voeren, in de behoude haaven van een gelukzalig einde, en in dat eeuwige vreedzaame leven der Hemelse vreugde.

Daar toe wensen wy malkander des Heeren zegen, die wil ons te zaamen versterken, om met geduld, dit ons overige korte leven, door te brengen: struikelende en vallende, weer opstaande en voortgaande, leerende uit onze onvolmaaktheid en elende, ootmoedigheid. Dies bidde ik U L: gedenkt, wat ik hier vooren gezegt heb, 't geen ik myn zelven ook zegge: Dat wy doch immers laaten leggen, en nooit op en raapen, een ding dat nergens goed toe is: Te weeten,Wanhoop. Maar 't zy, hoe 't zy; dat wy in kleinmoedig-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(31)

heid altyd hoopen, op dat oneindige Goed, en door 't zelve een eeuwige goede uitkomst verwachte. Hier mede wens ik U L. welvaaren, tot eeuwige gelukzaligheid.

De groetenis aan U L. Zuster. Zyt dan wederom vriendelyk gegroet, en versterkinge toegewenst van de genade des Heeren.

U L. Goedgunstige Vriend.

IX. Brief.

Aan de zelve, van de zelvem materie.

BEMINDEVRIENDIN ENZUSTER,

De Heilige verdiensten van het Lyden en Sterven des Heeren Jezus Christus, de liefde des Vaders, door welke ik barmhertigheid hoop te erlangen, om na dezen leeve, te komen tot eeuwige ruste, wens ik U L. ook tot een behoudenis der Zielen.

Denkt niet, dat het de uwe alleen is, die verdrukt en neder geboogen gaat, (in dit vreemde land,) onder de bevinding, en 't gevoelen, van eigen zelfs onvolmaaktheden, en gebreeken; maar dat zelve moet ons (wy arme Pelgrims alle, die daar meê bezwaart zyn)

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(32)

niet afhouden van de goede hoope, als een anker der zielen, in storm en onweer, in den tocht, en overvaart, van dit tegenwoordige leven. Wy vertsaagen wel aan ons zelven; aan ons doen en laaten, maar moeten dat niet doen aan God, schoon dat wy hem niet vinden noch voelen, en hy zyn aanschyn als voor ons verbergd:

Maar in plaats dat wy ons, door valse dryving, wanhoop in de hand zoude laaten steeken, moeten wy het houden voor een verborgen wysheid Gods over ons, schoon wy 't niet kunnen begrypen: Ik weet wel dat zulks zwaar valt, maar geduld, en wachten moet ons het hooft boven houden, die ons gemaakt heeft, en in alles kend, is onze God, niemant is boven hem om hem te beletten aan ons, (als zyn arme, elendige, omzwervende kinderen) weldaadigheid te doen. Voelen wy 't aan ons zelven, dat wy gaarn by hem quamen, zo laat ons ook van Hem gelooven, dat hy niet minder is als wy, in barmhertige Vaderlyke neiging tot ons, dat hy ons gaarn by hem hebben wil: wy zyn nu al zo veele Jaaren door gesukkelt; zyn genade geeve U L., en ons alle vorder gedult, om te hoopen op een einde van vrede, wy hebben noch niet zeer lange geleeden, een medegenoot des Pelgrims wegs, uit dit leven verlooren, die een veeljaarige lydster, en strydster was, ongemeen van onrust, zuchten en duchten: En ten laatste, op het doodbed, was 'er vrede, en het afscheid met een uitgestrekt verlangend gemoed,

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(33)

en de naame des Heeren Jezus geduurig in de mond, zeggende, hoe zal myn moede ziel in u rusten.

Die ruste wens ik U L., en ons te zaamen, die nu om onze eeuwige gelukzaligheid onrustig zyn: Wy zyn onrustig, de eene min de ander meer, de eene aldus, de ander alzo; maar de hoope op de eindelinge rust, moeten wy ons niet laaten ontvallen.

De Almachtige kan ons helpen, ende diens hulpe wensche ik U L., in alle

zwaarigheden, deze weinige regelen heb ik U L. laaten toekomen, hoorende van ulieden zwaarmoedige stand; De Heere Jezus wens ik U L. tot vertroostinge, door zyn bloed en dood en heilige wonden, de rotssteen onzer toevlucht. De Heere zy met u. De Heere ondersteune, en onderhoude u in geduld, in hoope, en geloove op zyne genade. Weest vriendelyk gegroet, en vaart wel tot eeuwige zaligheid. Onze tyd zal hier maar kort zyn. De groetenis aan U L. Zuster, en al de Vrienden.

U L. Gunstige Vriend en Broeder.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(34)

X. Brief.

Van de grootheid Gods in Jezus Christus.

De hoogste en diepste liefde des Vaders, in de Allerhoogste naame Jezus, zy onze verquikkinge in eeuwigheid.

BE M I N D E ZU S T E R,

Dewyl het is dat wy malkander ontmoet hebben in de woestyne dezer wereld, daar wy als Pelgrims langs de weg dezer vreemdelingschap trachten te wandelen na het eeuwige Vaderland, en U L. standvastig gemoed in de omhelzinge der dierbaare hoogwaardigheid Jezus Christus my byzonder verheugde, zo was ik geneigd U E.

door dezen te begroeten, niet als een Leeraar, maar als een die in kinderlyke eenvoudigheid lust heeft, met zyns gelyke of eensgezinde langs de weg der Pelgrimagie, van het groote voorwerp onzer ziele begeerte te spreeken, en zyn broederlyke toegenegentheid in kleinheid te toonen: want ik ben opgewekt om dat gy myn beminde lief hebt, wie boodschapt ons, dat hy niet zo schoon zy als wy hem belyden, zoude men hem voor ons ontblooten van den eeuwigen glans der

beginnelooze Goddelyke Majesteit? dat zy verre, dat is ons geen Euangelium, of blyde boodschap,

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(35)

vloeid iemant over in den lof onzer beminde dat hy spreeke, maar na zyn verkleining luisteren wy niet, ook was ons alle andere lof niet genoegende, zo men niet zeide Myn God, in betrachtinge van het hoogste voorwerp der ziele, welke is de eeuwige almachtige en waarachtige, is hy om onzent wille klein geworden, wy willen hem groot maaken in onze herten, zyt 'er iemant neen, wy verdubbelen ons Ja: deze Paarl moet ons niet ontnoomen zyn, ô de minnelyke Jezus, het geopende herte Gods! de wezentlyke liefde des Vaders, die de doodelyke en smertelyke dorst der versmachte Bruid, met zyn eigen hemels liefde-bloed ten eeuwigen leven laafde, want daar was geen andere welbron in hemel noch op aarde, die haar geneezen kon, zouden wy hem dan niet lief hebben! dien Bruidegom des kostelyken bloeds!

ô Zuster der Speelgenooten, gy waart uitgegaan van eenen anderen weg om de beminde beter na te loopen, maar u ontmoeten aldaar eenige gespeellinnen, die boodschapten u, dat uw beminde minder was als gy meende, ook wierd de liefdedaad in zyn bloed veel verminderd: de morgensterre zyner heilige wonden scheenen schier onder te gaan, toen stond gy verstelt op den eenzaamen weg uwer vreemdelingschap, en dorst niet voortgaan met de speelgenooten die u

vergezelschappen zouden, en misschien in twyfel, of de eerste dan of de tweede weg het veiligste was, maar de Bruidegom heeft u bewaard in zyne liefde; gy zyt vry gemaakt

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(36)

van onder menschelyke banden, en hoeft u niet weder aan andere te verknoopen, maar laat ons gaan en staan in de algemeene groote gemeente Gods, bestaande uit alle God-beminnaars, onder alle geslachten verspreid op den gantsen aardbodem, welke wy alle voor Broeders en Zusters houden, in hoope en vertrouwen, van met haar eeuwige vreugde te hebben, in de Goddelyke wereld, of wy schoon in dezen leven met weinig ommegaan, wegens de ongelyke Harmony. O Zuster! laat ons dan in onze vryheid eenvoudig voort treeden, en hangen kinderlyk aan God in Jezus Christus, als de geopende fonteine zyner liefde en genade, zonder ons om de vernuft kennis te bekommeren, maar God te bidden om zynen Heiligen Geest. Zo andere van onderzoeken en oeffenen spreeken, laaten wy ons oeffenen in de

allereenvoudigste liefde van Jezus, om hem met een onophoudelyke begeerten aan te hangen, en door de begeerte der ziele geduurig van hem eeten en drinken, als van het brood dat van den hemel nedergedaald is, van zyn geestelyk hemels vlees en bloed, als een spyze der vuurige ziele, gelyk een zuigeling aan de borst des moeders, zonder veel weeten, door dat zelve voedsel groeid, laat ons alzo kindertjes zonder veel eigen wysheid zyn, aan de borst der liefde en genade Gods.

Christus leerd ons alles verlaaten, laat ons de vernustelyke wysheid daar by stellen, en onze gedachten gevangen neemen onder de gehoorzaamheid van Christus, hy heeft ons

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(37)

de wysheid gegeven dat we in hem gelooven, en die de Zoone heeft die heeft het leven, laat ons, maar met onze geest woelen in zyne liefde, laat Jezus onze adem-tocht zyn in wien wy eeuwig verzuchten, laat ons geduurig met der zielen begeerte eeten van den boom des levens, God in Jezus Christus, van onzen Emanuël, God, met ons, en in ons, gelooft gy niet dat de Vader in my is, sprak de minnelyke mond der waarheid, ja allervriendelykste Jezus, wy gelooven 't dat de Vader het centrum in u is, en daarom als wy u aangrypen, met onzer zielen begeerte, wy den Vader en den Zoone voor hebben, want Gy en de Vader, mitsgaders den Heiligen Geest die van u beide uitgaat, en onze ziele hoopt in eeuwigheid met de geboogen Engelen, dat driemaal HE I L I G te verheffen, leevende in de kracht des Vaders, speelende in het licht des Zoons, en ademende in het licht des Heiligen Geestes, en in onzen Koning Christus, na zyn aangenoome menschelyke gestalte, woond deze gantse volheid der Godheid lichaamelyk in hem: Halleluja, dat heilige Woord Jezus is het Manna dat van den hemel valt, in de dorre woestyne onzer ziele begeerte, als wy het hooren zo gaapt ons herte daar na, zoude ons iemant onlustig maaken tot den uitgang om dat te verzamelen, zeggende dat het geen hemels brood en was, maar een gemeene spyze? dat ze zwyge die zich daar aan genoege; onze ziele dorstet na God, na den leevendigen God: het woord dat God was is vlees ge-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(38)

worden, en zyn vlees is waarlyk spys, en zyn bloed is waarlyk drank, dit alles vatten wy in de allerheiligste naame Jezus: want hy zeide, die my eet zal leeven door my, daarom laat ons eeten en drinken, op dat wy leeven, zo zeid iemant van het eeuwige leven, dat het zelven is in den Zoone, hy is het licht des levens in de goddelyke wereld, schynende uit het eeuwige vuur des Vaders, gelyk de zonne het licht des levens in deze wereld is, zonder het welke geen leven en konde bestaan, hy is de zonne der waarheid en de klaarheid Gods; in hem is de Vader barmhertig, vriendelyk en goedertieren, buiten hem is hy een verteerend vuur, laat ons dan uit die geopende fonteine der Goddelyke liefde drinken, en daar by blyven, hy zal ons water des eeuwigen levens geven; ja hy is zelver het hemelse koele dauw-water der vuurige ziele, de liefelyke Bruidegom, of Bruid, de Ega der Ziele, ô de Beminde, als hy gebenedyd in der eeuwigheid zyne discipelen, eens vraagde, wie dat de menschen zeide dat hy was? zo antwoorde zy hem, eenige zeggen gy zyt Elias, eenige gy zyt Joannes den Dooper, of een van de Propheeten, maar hy vraagde haar en sprak:

wie zegt gy dan dat ik ben? toen antwoorde Petrus hem, gy zyt de Christus des leevendigen Gods Zoon, en hy antwoorde hem en sprak: waarlyk vlees en bloed en heeft u dat niet geopenbaart: maar myn Vader die in de hemelen is. Nu hooren wy in onze navolging van Christus ook zeggen,

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(39)

van sommige, hy is een Engel, en van andere hy is een Mensch, een Propheet, een Wegwyzer, een gemaakte God, en het verstand, van vlees en bloed wil hem begrypen, maar wie zegt gy, en wie zeggen wy, ô Zuster! dat hy is? den eenigen gebooren Zoon des Vaders, die hy van alle eeuwigheid uit hem zelven niet

geschaapen maar gebooren heeft, en met hem zelven eens wezens, en zelver de waare almachtige God is; gelyk hy dan dierbaar van zyn heilige getuigen beleeden word; want wy zyn Christenen en eeren geen Goden, als de Heidenen, noch erkennen geen Godheid die een begin genoomen heeft, maar wat van alle

eeuwigheid voor alle beginselen is, was, en eeuwig blyft, en dat is God; of nu iemant zeggen wilde een Zoon moet immers laater zyn als den Vader, die en begrypt het niet; wy meenen geen geboorte die eens geschied is, en dan op zich zelven bestaat, maar een geduurige geboorte, wiens uitgangen van eeuwigheid zyn, gelyk als het licht, uit het vuur geen geboorte en heeft, die eenmaal geschied zynde, daar na op zich zelven staat, maar-een geduurige uitgaande geboorte heeft, en nochtans een geheel andere eigenschap heeft, als het geene waar uit het werd gebooren, met het welke het onveranderlyk, en eens wezens is. Dewyl dan het vaderlyke vuur zonder aanvang, van alle eeuwigheid geweest heeft, zo heeft ook het heilige licht des Zoons, van alle eeuwigheid gescheenen, en dit heilige kind des liefden-lichts is om

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(40)

onzent wille een mensch geworden, op dat hy de verdorve menschelyke eigenschap weêr herstelde, en alzo lief heeft God de wereld gehad, dat hy zyn eeniggebooren Zoon gegeeven heeft, en alzo is God geopenbaart in het vlees, dat is een Euangelium of blyde boodschap, die wy ons door een tegenroep niet ontneemen laaten, ô Zuster weest getroost, en laat u den Bruidegom niet uit den arm neemen, door het

beeldelyke vernust, beter in eenzaamheid met de minnelyke Jezus, als dat het water des gemoeds door vreemde beelden in geduurige beweeging zoude staan, zo iemant ons een paarl wil ontneemen, sluiten wy de hand dies te vaster toe, Godt in Jezus Christus is het paareltje onzes herten, wil iemant hem verkleinen, zo moet hy ons te grooter worden; hy is onzen grootenEmanuël, God met ons, en in ons, wie zal ons smaakelyke spyze voor zetten, daar Jezus ontgod word? zal ons de verbeelding van deze verkleining de spyze niet bitter maaken, immers het lust my niet, als Jezus niet het goddelyke hemelse brood en is, wy willen niet achterwaarts na de wet, maar voorwaards na 't Euangelium, en houden ons aan de blyde boodschap, dat de Allerhoogsten zich gemeenzaam met de kleine heeft gemaakt, dat God een mensch geworden is, want het is zyn lust by de kinderen der menschen te woonen, hy is in de gedaante van een mensch gevonden, de menschen gelyk geworden, zouden wy ons dan aan zyn nederige gemeenzaamheid stooten,

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(41)

en hem daarom niet belyden en erkennen voor de Allerhoogsten? dat zy verre, daarom ô Zuster! hoop ik, nu gy het tegendeel gehoord hebt, hy, namentlyk, de bruidegom Jezus, uwe ziele te waardiger en te dierbaarder zal zyn, en worden, uw armen des geloofs vast slaande om de hals zyner eeuwige Godheid, want de buid die men ons ontneemen wil, houd men dies te vaster, en zy word waardiger tot deze standvastige en aanhangende liefde van Jezus der zielen Bruidegom, nevens alles wat tot eeuwige gelukzaligheid diend, wens ik U L. den milden zegen van God, de heilige Drie-eenigheid in de naame des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes, in welke volheid des wezens aller wezen, wy met onze begeerte trekken, en ook hoopen te vinden alle eeuwige kreatuuren, die haar herte des levens, aan den onzienelyken God op-offeren, om in eeuwigheid met de Serafynen dat driemaal heilige te herhaalen; het zy dat zy 't hier in dezen leven weeten of niet en weeten, ondertussen geleide ons den Heiligen Geest, door deze woestyne des tydelyken levens, op dat wy onze Pelgrimagie gelukkig moge eindige, en de Allerheiligste Bruidegom der Ziele in zyne eeuwige armen der liefde, en oneindige Zaligheid valle, Amen.

U L. Toegenege Vriend en Broeder.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(42)

XI. Brief.

Brief van Vriendschap.

Jezus de eeuwige Liefde Gods in ons.

Weest vriendelyk gegroet, onderwyle dat wy noch te zaamen op den weg in 't vreemde land dezer wereld zyn, met een overeenstemmende hoope, op het toekomende eeuwige goed, in het land der gelukzaligheid, welks ingangen open staan, voor de arme verdwaalde mensch, hoe gelukkig zyn die, die haar gang daar heenen gericht hebben, terwyl de voorby gaande tyd het geluk des werelds, van zyne bezitters weg sleept, hoe idel en hoe nietig is doch dit tegenwoordige leven, buiten de betrachting van het hoogste goed! maar hoe kostelyk en waardig is het zelve te ploegen, en zaat te werpen, tot een ryken oogst van de vruchten des eeuwigen levens. Wy zyn wel weinig in tegenwoordigheid by malkanderen, doch elk aan zyn hoekje daar hy is, dat groote voorwerp behertigende, hebben wy hoope, om te zaamen vergadert te worden tot een oneindige by een wooning, in volmaakte en onbelemmerde liefde, welke vriendschap ons zeer uitneemende voorkomt, daar wy ze afmeeten door de beginselen van deze onvolkome tegenwoordigheid, alzo met de bolster van dit grove vlees en bloed omgeeven, leggen wy als een zaad in het stof der aarde, om uit te wassen als

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(43)

een schoone bloem in het Paradys Gods, een waardigheid die ons aanzet om voedsel te haalen voor 't zelve, door een geduurige zucht in den verborgen grond, van de overaltegenwoordige alvervullende Godheid, in de heilige zoete naame Jezus, hier toe onderhoude ons te zaamen den geest des Heeren, op dat wy de woestyne dezes levens gelukkig ten einde komen, en in mogen gaan tot het eeuwigduurende Jubeljaar, hier mede wederom vriendelyk gegroet in Jezus naam, de regulen zyn weinig, maar het is tot een teeken en onderhouding van onze groote vriendschap, groot om dat ze wegens de liefde Gods is, vaart wel in zyne genade.

U L. Vriend en Broeder.

XII. Brief.

Van de zelve Materie.

Jezus Christus de Zoone Gods, met en in ons.

Zyt vriendelyk gegroet, den uitvloed uwer liefde en toegenegentheid, hebben wy neffens U L. vriendelyke schryvens wel ontfangen, heb dank, en zyt vergolden van den eeuwigen uitvloed des Goddelyken wezens in de heilige en beminnelyke naame Jezus. De zegen des Hee-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(44)

ren geleide en brenge ons te zaamen in het einde onzer overeenstemmende hoope, in dat zalige liefden-licht der Engelse wereld, alwaar wy malkander vriendschap denken te bewyzen, in en met het heilige wezen der wonderen van het hemelse Paradys. In deze hoope wandelen wy door deze wereld der uitgeboorte, als een schets der eeuwigheid, uitgestrekt zynde na den oorsprong der zienelyke dingen, na onze eeuwige Moeder als vreemd in deze landen; immers hoopen wy ons te zaamen eeuwig te vermeiden, in die onophoudelyke wonderen, des oneindigen wezens, der eeuwige Goddelyke geboorte, der heilige Drie-eenigheid, na zulken vreugden-dal leid onze Pelgrimagie, en de weg dezer overtogt is kort; daar van spreeken wy, daar van denken wy, daarom houden wy vriendschap, als snaarenspel op een harmonie, van dien tyd dat wy begonnen na 't zalige Vaderland uit te zien, zyn 'er veel ontmoetinge gevallen, en stribbelingen achter ons, en alzo zal eer lange, de gantse weg der reize dezes levens achter ons zyn, daarom hoopen wy door alle aanstooten op het herte Gods te blyven leggen. O wat een allerwaardigst voorwerp heeft hy die op God hoopt, en te gemoed ziet een eeuwig oneindig vreugden leven, in hem dat oneindige en al vervullende wezen des weldoens, dat zalige en

vriendelyke licht, kostelyk is het op zulk een beter wereld te hoopen als deze, ô gelukzalige wereld, die vol van God is! ô gelukkige Inwoonders van dat

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(45)

heilige Land! of wy hier wormpjes in 't stof der aarden zyn, evenwel denken wy eerlange uw groot gezelschap te vermeerderen, ô behaagelyk gezelschap der aaloude heilige, van welke wy hoorde, en ook nooit en hoorde, hoe uitneemende zal 't zyn onder u te woonen, handelende van God, en zyn wonderen, met te zaamen de lieftaalige Engelen! ô zalige wereld, hoe welbedacht zyn ze, die door het geloove voorby dit vergankelyke wezen der uitgeboorte na u uitzien, op de onwankelbaare belofte van de mond der eeuwige waarheid, zulk een heldere en allerschoonsten dageraad verwachtende, wandelen wy te zaamen in goeder hoope onzen weg in de avondschaduwe dezes levens, hoopende en verlangende, dat ons eindeling de Zonne des Zoons Gods, in de goddelyke wereld vervult, tot een eeuwigen en nooit ondergaande dag zal opgaan, en vriendelyk in het vrolyke aangezicht schyne, als wy over den berg dezes tydelyken levens gekomen zyn, daar toe helpe ons God de Heilige Drie-eenigheid, de zelve leide U L. over berg en dal, tot in het hemelse Jeruzalem, God met ons.

U L. Broeder.

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(46)

XIII. Brief.

Aan de zelve Persoon na dat hy uit een groote krankte was opgestaan.

Emanuël.

BE M I N D E ZU S T E R,

Na vriendelyke groetenis, bedank ik U L. voor uwe uitdrukselen, van Zusterlyke liefde, vriendschap en toegenegentheid gedaan, door U L. aan my geschreeven, daar ik was als dicht aan de oever des doods, doch na 't believen Gods nu wedergekomen zynde, om met myn vrienden noch wat de Pelgrims straat te betreeden. Ik heb overleezen U L. uitdrukselen van liefde, de Heere zy uw loon, en groote vergeldinge, en sterke u op den weg der vreemdelingschap door alle bestrydinge, en temtatie, wy hoopen dat zyn goedheid en wysheid ons alles ten beste zal laaten gedyën, en hy als een voorzichtig konstenaar, het goud des gemoeds in zyn eeuwige hand behouden zal, na afscheidinge des groven aardsen steens, de lelie der Godvruchtigheid staat hier onder de doornen en wast, maar wy hebben schoone hoope dat de hand des Allerhoogsten dezelve eens planten zal in de zuivere aarde des Paradys, bescheenen van den eeuwigen dageraad, en goddelyke zonneschyn des Zoons Gods,

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(47)

en besproeit met de dauw-druppelen van het water des eeuwigen levens, ô heerlyke en onwaardeerlyke hoop en verwachtinge, groot, ja groot is het geluk der geener die op God hoopen, hier tegens gereekent is alles idel.

Och! dat dan onze herte uit het stof der aarde verheven zyn, om reeds te woonen by den schat die zy eeuwig hoopen te bezitten, dat wy vreemdelingen zyn in het ryk dezer wereld, gelyk onzen gezegenden Koning Jezus Christus, wiens Koningryk niet van deze wereld was, dat wy niet gehegt mogten zyn aan de dingen dezer tyd, als rechte beminnaars van de eeuwigheid, daar wy onze gangen hebben na toe gekeert: ô de Allerhoogste helpe ons te zaamen, door deze woestyne over berg en dalen, en tot dat gelukzalig einde, daar hy ons door zyn genade toe geroepen heeft, van den weg des verderfs; wy willen ons tot hem geneigd houden, hy is dat eeuwige leven en geeven, zyn genade en versterking zy by U L. wy hoopen een eeuwige maatschappy, na deze korte Pelgrims weg, een liefelyke by een wooning, en om dezer hoope wille zyn wy Vrienden. Vaar wel Zuster, in Jezus Christus het liefelyke herte Gods, zyn verdiensten beklyve op ons en U L. alle, het is my lief om te hooren, dat gy lieden doenmaals zo wel en gelukkig zyt overgekomen.

Het is met my na myn gelegentheid mooi, de ziekte is weg, ik heb de voorleede heele week, al dagelyks, den dag door op geweest, het af-

Jan Luyken,Geestelyke brieven

(48)

scheid was voor 't naast tot in der eeuwigheid, doch het heeft de Hoogste noch anders belieft, en nu zullen wy malkander noch misschien in deze wereld ontmoeten, onderwyle zy de Heere met ons tot zyn welbehaagen, noch vriendelyk gegroet, van my U L. Broeder in de Zalige hoop.

XIV. Brief.

Noch aan een ander na zyn groote krankte.

Jezus de Liefde Gods in ons.

BE M I N D E ZU S T E R,

Een vriendelyke groetenis in de heilige naame Jezus, die zy U L. tot een eeuwige Inwoonder. Aldus wederom als in een nieuw leven opkomende, en overleezende U L. Brief, aan my op den oever des doods geschreeven, zo vol van Zusterlyke liefde, en kostelyke zegenwensinge, ben ik genegen U L. daar over te bedanken, gelyk ik dan doe, de Heere zy uwen loon, want de zegenwensinge der Godvruchtigen zyn by my geen nietig ding, zy waare my doenmaals kostelyk, het was my doenmaals tot een versterking, dat zo veel vroomen my toegedaan waare, en zo

Jan Luyken,Geestelyke brieven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanaf de jaren 1950 doceerde Van Isacker moderne geschiede- nis en werd hij ruim bekend door zijn historische studies over het Daensisme, over de strijd van de

Walterus, door de genade van God bisschop van Doornik, aan allen die deze oorkonde zullen lezen, heil in de Heer.. Omdat zeer veel gewoonten dikwijls niet nageleefd worden,

Omdat dat nog een tijd gaat duren, zullen ze niet op tijd zijn om oma te waarschuwen dat het dinertje niet in Station Zuid is maar bij opa en oma zelf. En dan krijgen ze

Heil’ge Geest, kom over mij, Godd’lijke waarheid, wees mij nabij Woord van God wees mijn Licht, Geef aan mijn geest een helder zicht.. Heil’ge Geest, verwarm mijn hart,

Heil’ge Geest, Gij, rijke Schat, o, beziel geheel mijn hart.. Woord van God en stralend Licht, dat Uw kracht zich op

LION (Bijlage n°.. kunnen bestaan, en dit maakte bet dus, afgescheiden van alle verdere overwegingen, per se onmogelijk om den regel »geen uitlevering zonder tractaat" aan te

De verhouding met betrekking tot het Nieuwe Testament blijkt omgedraaid: de Pangandikané nabi Moesa sluit niet aan bij Brückner, zoals Het vijfde boek Moses, maar bij Gericke..

Want ook ons is het Euangelium verkondigt, gelyk als haar: maar het woord der predikinge en deede haar geenen nut, dewyle het met het geloove niet gemengt en was, in de geene die