• No results found

Achtergrondinformatie Naam van de praktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Achtergrondinformatie Naam van de praktijk"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Achtergrondinformatie

1

Elk jaar zijn naar schatting 119.000 kinderen van 0 tot 18 jaar slachtoffer van kindermishandeling (NPM 2010). Dat komt neer op minimaal 1 kind per klas van 30 leerlingen. Nog niet de helft van deze kinderen komt bij hulpverleners terecht. Vaak is het probleem dat omstanders niet weten waar ze moeten aankloppen met een vermoeden of een melding van kindermishandeling. Ook hulpverleners hebben geregeld twijfels over de implicaties van het signaleren, bespreekbaar maken en melden van

kindermishandeling.

Het is zaak om (het vermoeden van) mishandeling tijdig en beter te signaleren, zo mogelijk in

samenwerking met andere hulpverleners, om het bespreekbaar maken met de ouders/verzorgers van het kind, en om advies te vragen, eventueel hulp in te zetten en de mishandeling zo nodig te melden. Daarbij staat de volgorde niet bij voorbaat vast.

Bekendheid met alarmsignalen en duidelijkheid over de gevolgen van signaleren, bespreken en melden van kindermishandeling kunnen goede hulpverlening aan kinderen en hun naasten bevorderen.

Verschillende vormen van kindermishandeling zijn:

 Verwaarlozing (affectief, lichamelijk of pedagogisch)

 Lichamelijke mishandeling

 Psychische mishandeling

 Risicogedrag tijdens zwangerschap

 Eergerelateerd geweld

 Seksueel misbruik

 Vrouwelijke genitale verminking (VGV)

 Huwelijksdwang en achterlating

 Pediatric condition falsification (Münchhausen ‘by proxy’)

 Getuige zijn van huiselijk geweld (partnergeweld, geweld tussen gezinsleden, ouderenmishandeling)

 Overige vormen van kindermishandeling (LESA Kindermishandeling, 2016)

De belangrijkste taak van zorgverleners in huisartsvoorzieningen is zorgen dat kinderen en hun ouders op het juiste moment de juiste hulp krijgen zodat (een vermoeden van) kindermishandeling wordt voorkomen of tijdig wordt gesignaleerd en gestopt. Een actieve houding en alertheid zijn geboden om ook bij

volwassenen en kinderen zonder hulpvraag signalen van kindermishandeling op te vangen. De veiligheid van het kind staat daarbij altijd voorop.

Bij hulp wordt gedacht aan zaken als opvoedondersteuning, psychologische hulp en contact met de POH- JGZ. Ouders en huisarts hebben vaak beide zorgen om het kind of zijn ontwikkeling, wat aanleiding kan zijn om hulp voor het kind en eventueel ook ondersteuning voor de ouders in te zetten.

(2)

niveaus, die variëren van het voorkomen van kindermishandeling tot het verlenen van hulp2. Preventie van kindermishandeling wordt onderscheiden in:

 Universele preventie – gericht op alle ouders, opvoeders en kinderen.

 Selectieve preventie – gericht op demografisch of geografisch afgebakende doelgroepen waarbij kindermishandeling gemiddeld vaker voorkomt.

 Geïndiceerde preventie en interventies bij vroege signalen – gericht op gezinnen met een verhoogd risico op kindermishandeling.

Voor geïndiceerde preventie en vroege signalen van kindermishandeling kunnen diverse interventies worden ingezet.

Als kindermishandeling uiteindelijk wordt vastgesteld, dan is snel ingrijpen en het volgen van de meldcode essentieel. De interventies bestaan dan uit hulpverlening, strafrechtelijke of civielrechtelijke

(jeugdbeschermings)maatregelen of combinaties daarvan. Bij seksueel misbruik wordt standaard aangifte bij de politie gedaan. Interventies kunnen zich richten op het kind, de ouders en het gezin. Het meest effectief lijkt een 'multimodale' aanpak: hulp voor meerdere betrokkenen tegelijk, bijvoorbeeld ouders, kinderen, familie en sociaal netwerk.

KNMG-meldcode en kindcheck

Sinds 2011 is iedere zorgverlener die met jeugd en ouders in aanraking komt, verplicht om een meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld te gebruiken. Er moet een stappenplan zijn met aanwijzingen over wat te doen bij (vermoedens van) kindermishandeling.

Een verplichte meldcode is iets anders dan een meldplicht. Bij een meldplicht moet de professional zijn vermoeden van geweld melden bij andere instanties, zoals Veilig Thuis. Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. Bij de verplichte meldcode besluit de professional zelf om wel of niet te melden. Het

stappenplan helpt om die afweging te maken.

De KNMG-Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld3 stimuleert dat artsen en hun medewerkers zich actief inzetten in de strijd tegen kindermishandeling. De Meldcode hanteert het uitgangspunt 'spreken, tenzij'. Artsen hebben een zorgplicht voor kinderen die mogelijk schade door kindermishandeling kunnen oplopen. Van iedere arts en zijn organisatie wordt daarom verwacht dat zij spreken voor het kind bij vermoeden van kindermishandeling.

Een onderdeel van de Meldcode is de kindcheck (www.augeo.nl/nl-nl/kindcheck/kindcheck/). De kindcheck houdt in dat zorgverleners in hun contacten met volwassen cliënten nagaan of er kinderen in het gezin zijn en inschatten of zij veilig zijn. Dit kan bijvoorbeeld relevant zijn bij volwassen cliënten met ernstige

psychische problemen of drugs- of alcoholverslaving. Of bij cliënten die een partner hebben die geweld gebruikt. Om de toepassing van de kindcheck door huisartsen te bevorderen is een NHGDoc-alert gemaakt in het huisartsinformatiesysteem. Via NHGDoc krijgt de huisarts tijdens een (vervolg)consult bij enkele risicovolle ICPC-codes een signaal dat hem attendeert op het uitvoeren van de kindcheck.

Ter ondersteuning van huisartsen ontwikkelde de LHV samen met NHG, InEen en KNMG een online toolkit met de belangrijkste informatie over de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld in de

huisartsenzorg4.

(3)

Randvoorwaarden

o Benodigdheden

 SPUTOVAMO-formulier (Bijlage van de Meldcode)5. o Kennis en beschikbaarheid

 KNMG-Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld (met een uitgebreide toelichting op het stappenplan met kindcheck in Artikel 4, vanaf pagina 26).

 Iedere arts is alert op risicofactoren voor en signalen van kindermishandeling.

 Iedere arts doet de kindcheck bij een volwassen patiënt met risicofactoren voor kindermishandeling.

 Bij een vermoeden van kindermishandeling neemt de arts alle stappen die nodig zijn om duidelijk te krijgen of van kindermishandeling sprake is, wat daarvan de oorzaak is en hoe de mishandeling kan worden gestopt.

 Bij aangetoonde kindermishandeling onderneemt de arts alle stappen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de mishandeling daadwerkelijk wordt gestopt.

 Iedere arts hanteert de in zijn werksetting gebruikelijke instrumenten voor het beoordelen van de vraag of een letsel of situatie het gevolg kan zijn van kindermishandeling.

 Iedere arts beschikt over actuele kennis over de risicofactoren voor en signalen van kindermishandeling en is in staat om deze te herkennen.

 Iedere arts beschikt over voldoende vaardigheden om adequaat met (een vermoeden van) kindermishandeling om te gaan.

 Denk aan de speciale positie van de (waarnemend) huisartsen op de huisartsenpost. Na een mondelinge en digitale overdracht van (een vermoeden van) kindermishandeling wordt actie verwacht van de eigen huisarts.

o Registratie

Zorg voor een adequate informatie-uitwisseling bij (een vermoeden van) kindermishandeling.

o Beroepsgeheim

Het beroepsgeheim is een belangrijke voorwaarde voor de vrije toegang tot de zorg. Het beroepsgeheim is echter niet absoluut. Belangrijke uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht zijn:

 toestemming van de cliënt, óf

 een wettelijke plicht tot spreken, óf

 een conflict van plichten: met het vrijgeven van informatie kan (mogelijk) een acuut en direct gevaar voor de veiligheid of het leven van de patiënt of anderen worden

voorkomen;

 meldrechten.

Er is geen toestemming nodig van de cliënt voor overleg met de waarnemend hulpverlener of met zorgverleners die rechtstreeks bij de behandelingsovereenkomst betrokken zijn. De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft geen behandelingsovereenkomst met cliënten. Bij een melding bij Veilig Thuis maakt de hulpverlener dus gebruik van zijn meldrecht (zie KNMG-

(4)

Stroomschema

(5)

Activiteitentabel

Verantwoordelijkheden: B= beslissen U= uitvoeren O= ontvangen / = en / of

Activiteiten

(Incl. benodigdheden, voorbereiding, checklist, werkwijze, complicaties)

Verantwoordelijkheden

functie(groep) 1. Signalering van een acute situatie

Is de situatie zó acuut dat onmiddellijk ingrijpen met een

kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is? Schakel dan eerst de Raad voor de Kinderbescherming en of politie in.

Regionaal kantoor: www.rvdk.nl; Politie: 112 (nood).

Contact met de Raad voor de Kinderbescherming (zie Artikel 10 van de Meldcode).

In contacten met politie/justitie bewaart de arts in beginsel zijn beroepsgeheim en beroept zich op zijn verschoningsrecht.

Waarheidsvinding alleen is niet voldoende voor doorbreking van het beroepsgeheim, niet tijdens een opsporingsonderzoek, niet tijdens een gerechtelijk vooronderzoek en niet ter terechtzitting.

Het beroepsgeheim kan in de richting van politie of justitie alleen worden doorbroken indien en voor zover dat noodzakelijk is om gevaar voor de veiligheid van een kind af te wenden (zie Artikel 11 van de Meldcode).

O: huisarts,

praktijkmedewerkers B/U: huisarts

2. Signalering & onderzoek

Doe bij oudersignalen de kindcheck.

Verzamel aanwijzingen en leg deze vast in het dossier.

Gebruik eventueel de vragen van het SPUTOVAMO-formulier.

De praktijkmedewerkers melden de aanwijzingen aan de huisarts.

B/U/O: huisarts, praktijkmedewerkers

3. Advies vragen

De huisarts vraagt advies aan Veilig Thuis en bij voorkeur ook aan een terzake deskundig collega over zijn vermoedens en bevindingen.

U: huisarts

4. Zo mogelijk gesprek met betrokkenen

De ouders worden op de hoogte gesteld, tenzij dit niet mogelijk is in verband met de veiligheid van het kind of anderen, of als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de ouders geen contact meer met de arts zullen houden.

U: huisarts

(6)

De arts kan overleggen met andere bij het gezin betrokken hulpverleners of beroepskrachten en/of een melding doen aan de verwijsindex

risicojongeren, voor zover dat nodig is om een vermoeden van

kindermishandeling te verifiëren of om hulp onderling af te stemmen. Dit kan eventueel zonder de toestemming van ouders en/of kind.

Spreek met betrokken hulpverleners af wie de regie en zorgcoördinatie op zich neemt en wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft en leg dit vast. Dit is essentieel om tot een goede signalering en aanpak van kindermishandeling te komen.

O: collega-zorgverlener

5a Monitoren van hulp, zo nodig alsnog melden bij Veilig Thuis

Neemt het overleg van stap 3 en 4 het vermoeden niet weg en is de arts ervan overtuigd dat hulpverlening op vrijwillige basis het risico voor het kind voldoende kan afwenden? Dan kan hij besluiten (nog) niet te melden.

In dat geval spant hij zich in om noodzakelijke hulp te verlenen of deze elders in gang te zetten. De arts monitort zelf de voortgang en effectiviteit van deze hulp of zorgt ervoor dat een ander dit doet. Blijkt het risico niet langer af te wenden of zijn daar aanwijzingen voor, dan doet de arts alsnog een melding bij Veilig Thuis.

B/U: huisarts

5b Reële kans op schade? Zo spoedig mogelijk melden bij veilig thuis

Wordt het vermoeden bevestigd of in elk geval niet weggenomen en is er een reële kans op schade door (het voortduren van) de

kindermishandeling die niet (meer) met hulpverlening kan worden afgewend? Dan doet de arts zo spoedig mogelijk een melding bij Veilig Thuis.

De arts informeert kind en/of ouders van tevoren over zijn melding, tenzij dit niet mogelijk is in verband met de veiligheid van het kind of andere kinderen uit het gezin, als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat de arts het kind en/of de ouder(s) uit het oog zal verliezen of als de arts vreest voor zijn eigen veiligheid. De arts zet zijn melding ook door als het kind en/of ouders zijn geïnformeerd en bezwaar maken tegen een melding.

De arts baseert zijn melding zo veel mogelijk op feiten en gebeurtenissen en geeft het duidelijk aan als informatie die hij meldt (ook) van anderen afkomstig is.

De arts overlegt met Veilig Thuis wat hij binnen de grenzen van zijn gebruikelijke taakuitoefening zelf nog kan doen om het kind tegen het risico op kindermishandeling te beschermen.

B/U: huisarts O: Veilig Thuis

6. Einde protocol

(7)
(8)

9/Dossiers-thematrefwoord/Kwetsbare-patienten/Stappenplan-kindermishandeling/stap1.htm

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

doorbrengen, kinderen met andere kinderen kunnen samen spelen en/ of ouders andere ouders kunnen ontmoeten in de. aanwezigheid van

Ook binnen Kind en Gezin wordt er uitdrukkelijker aan kindermishandeling gewerkt op preventief vlak via de uitbouw van opvoedingsondersteuning (cf. Daarnaast is Kind en

Lokaal team Gemeenten/stadsbuurten Intersectorale medewerker Antwerpen Noord Postcode 2060 antwerpen.noord@kindengezin.be Berchem Borgerhout Postcode 2140 en

Wanneer een organisatie mensen laat samen komen, betekent dit niet per definitie dat er een open plaats gecreëerd wordt waar iedereen zich welkom voelt en waar kinderen

In ons onderzoek zijn we op zoek gegaan naar de wijze waarop interacties tussen ouders met jonge kinderen binnen de wachtzaal van het consultatiebureau van Kind & Gezin in

Verbreding naar kinderopvang, jeugdwerk en onderwijs 15 en uitbreiding naar niveau 4-5 zijn of worden ingezet om te zorgen dat alle professionals die werken met jeugd en ouders

Voor de samenstelling van de piloot werd rekening gehouden met variatie qua deelnemers (arts, dienstverlener, gezinsondersteuner die de taal van de cliënt spreekt,

In zorg en onderzoek zijn er drie dimensies, waarnaar de titel van mijn rede verwijst: het kind als patiënt, een groep kinderen, en de jeugd als steekwoord voor de hele populatie