• No results found

TECHNISCH RAPPORTAGE ONDERWIJSKANSEN EN SEGREGATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TECHNISCH RAPPORTAGE ONDERWIJSKANSEN EN SEGREGATIE"

Copied!
143
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TECHNISCH RAPPORTAGE ONDERWIJSKANSEN EN SEGREGATIE

DE STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017

April 2018

(2)

INHOUD

Samenvatting 4 Inleiding 5

1 Databronnen, methodes en definities 6 1.1 BRON- en 1-cijferbestanden 6

1.2 CBS Microdata 6 1.2.1 POLISBUS 6 1.3 Data koppelingen 6

1.4 Methodes 6

1.4.1 Dissimililaritieitsindex (DI) 6

1.5 Definities: Achtergrondgegevens leerling 7 1.6 Definities schoolgegevens leerling 7 1.7 Definities: Gegevens scholen 9

2 Ongelijke kansen in schoolloopbanen 11

3 Effecten van basisschooladviezen op onderwijskansen 12 3.1 Advisering, bijstelling 12

3.1.1 Advisering 12

3.2 Trends in leerniveau 2013-2016/2017 14 3.3 Adviezen ten opzichte van eindtoetsresultaat 16 3.3.1 Initiele adviezen 16

3.3.2 Definitieve adviezen 18 3.3.3 Bijstellingen 27

3.4 Onder/overadvisering naar stedelijkheid 30 3.5 Gedragskenmerken belangrijk bij advisering 37 3.6 Hoogopgeleide ouders zetten druk op advies 38

4 Ongelijkheid van onderwijskansen in het voortgezet onderwijs 39 4.1 Nominaal diploma ten opzichte van vo-advies 39

4.2 Nominaal diploma ten opzichte van vo-advies en eindtoets 40 4.3 Nominaal diploma en opleiding ouders 41

4.4 Nominaal diploma en migratieachtergrond 46 4.5 Schaduwonderwijs 51

5 Segregatie-effecten bij schoolkeuze en scholenaanbod 52 5.1 Segregatie door schoolkeuze 52

6 Segregatie bij schoolkeuze in het basisonderwijs 53 6.1 Segregatie en hoe te meten 53

6.2 Segregatie naar opleidingsniveau ouders 53

6.3 Grote verschillen in onderwijssegregatie tussen steden 54 6.4 Scholen homogener dan buurt 55

7 Segregatie in het voortgezet onderwijs 59

7.1 Ook verschillen in schoolkeuze voortgezet onderwijs 59

7.2 Ook in vo minder etnische en meer sociaaleconomische segregatie 59 8 Segregatie door gevarieerd scholenaanbod 61

(3)

8.1 Scholen dragen wisselend bij aan segregatie 61

8.2 Toename aandeel scholen met een bijzonder aanbod 62 8.3 Nieuw aanbod versterkt segregatie 66

8.4 Segregatie nadelig voor sociale kwaliteit 66

9 Segregatie naar achtergrond en niveau in het voortgezet onderwijs 67 9.1 Verdeling in onderwijsniveaus naar opleiding ouders 67

9.2 Verdeling in onderwijsniveaus naar migratieachtergrond 69

9.3 Verdeling in onderwijsniveaus naar migratieachtergrond in de stad 70 9.4 Mogelijke oorzaken 72

10 Segregatie naar achtergrond en niveau in het mbo en het hoger onderwijs 74

10.1 Segregatie in het mbo 74 10.2 Segregatie in het ho 74

10.3 Segregatie binnen sectoren - wo 74 10.4 Segregatie binnen sectoren – hbo 77

11 Onderwijssegregatie tussen jongens en meisjes 80 11.1 Jongens/meisjes-verschillen in het vo 80

11.2 Jongens/meisjes-verschillen in het pro en so 80 11.3 Man/vrouw-verschillen in het mbo 80

11.4 Man/vrouw-verschillen in het hbo en wo 80

11.4.1 Samenstelling instroompopulatie: mannen en vrouwen in hbo en wo 80 11.4.2 Switch, uitval en diplomarendement 82

12 Profielkeuze in het voortgezet onderwijs 84 12.1 Sectorkeuze op het vmbo 84

12.2 Profielkeuze in het vwo 85

12.3 Verdeling jongens en meisjes op het vmbo 85 12.4 Sectoroverstijgende profielen binnen het vmbo 87 12.5 Verdeling jongens en meisjes op de havo en het vwo 89 12.6 Trends in jongens/meisjes verdeling 90

12.7 Eindtoetsscoreverschillen per profiel 90 12.8 Schoolverschillen 91

12.9 Profielkeuze beperkt studiekeuze 92

13 Studiekeuze mbo en hoger onderwijs 93

13.1 Man-vrouwverhoudingen bij opleidingskeuze mbo 93 13.2 Man-vrouwverhoudingen bij studiekeuze hbo 94 13.3 Man-vrouwverhoudingen bij studiekeuze wo 96 14 Aansluiting op de arbeidsmarkt 100 14.1 Baankans na het mbo 100

14.2 Baankansen na het ho 111 14.3 Bruto uurloon na het mbo 119 14.4 Bruto uurloon na het ho 130 14.5 Samenvattend 140

14.6 Eerder onderzoek 141 15 Referenties 142

(4)

Samenvatting

Ontwikkelingen onderwijskansen In 2016 rapporteerden we over toenemende ongelijkheid in onderwijskansen. Leerlingen met lager opgeleide ouders krijgen basisschooladviezen voor een lager opleidingsniveau, hun adviezen worden minder vaak bijgesteld, ze komen in het voortgezet onderwijs op een lager niveau binnen en stappen vaker over naar een (nog) lager opleidingsniveau dan even goed presterende medeleerlingen met hoogopgeleide ouders. De voorwaarden voor gelijke kansen lijken iets te verbeteren; er zijn meer dubbele adviezen en leerlingen klimmen vaker op binnen het voortgezet onderwijs (‘diploma’s stapelen’). Toch blijft kansenongelijkheid bestaan. Zo hebben middelbare scholieren in het

praktijkonderwijs en de basisberoepsgerichte leerwegen vooral laagopgeleide ouders en hebben vwo’ers vooral hoogopgeleide ouders. Eenzelfde verschil zien we in het mbo en het hoger onderwijs.

Sterke segregatie in het basisonderwijs In het basisonderwijs is sprake van relatief hoge segregatie. Ouders van basisschoolleerlingen kiezen namelijk veelal scholen met leerlingen met eenzelfde achtergrond als zijzelf. De segregatie in het basisonderwijs is hoger dan de woonsegregatie. Basisscholen zijn vooral

gesegregeerd naar opleidingsniveau van de ouders. Dit zien we met name bij academisch geschoolde ouders: hun kinderen gaan vaker naar scholen waar vooral kinderen met andere academisch geschoolde ouders zitten. Verder stijgt de

segregatie naar inkomen, terwijl de etnische segregatie daalt. Tussen gemeenten verschilt de mate van segregatie aanzienlijk. Scholen met bijzondere

onderwijsconcepten dragen sterk bij aan de segregatie, omdat ze veelal hoger opgeleide ouders trekken. En ‘klein religieuze’ scholen dragen bij aan de etnische segregatie, omdat ze vooral leerlingen trekken met een migratieachtergrond.

Verschillen jongens en meisjes Ook tussen jongens en meisjes zijn er grote verschillen in onderwijs-en studieloopbaan. Deze verschillen zijn vooral zichtbaar in het voortgezet onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs. In het voortgezet onderwijs constateren we dat jongens vaker blijven zitten en vaker hun onderwijs vervolgen op een lager niveau dan meisjes. En vanaf het moment dat de leerlingen hun profielkeuze maken, lopen de loopbanen van jongens en meisjes deels uiteen.

Bij de studiekeuze in het mbo en in het hoger onderwijs zetten deze verschillen versterkt door. En dat draagt bij aan de verschillen in arbeidsmarktperspectief tussen jongens en meisjes.

(5)

5

Inleiding

Dit is het technische rapport dat ten grondslag ligt aan paragraaf 2 van de Staat van het Onderwijs 2016/2017 (Onderwijskansen en segregatie). In dit rapport staat de verantwoording van de onderzoeksgegevens. Er wordt gebruik gemaakt van zowel informatie die verzameld is door inspecteurs als van informatie uit secundaire databronnen. Dit TR wordt vergezeld door een tabellenboek waarin tabellen staan die wel besproken zijn in dit TR, maar niet getoond en nog verdere tabellen.

(6)

6

1 Databronnen, methodes en definities

1.1 BRON- en 1-cijferbestanden

De BRON bestanden bevatten onderwijsregistraties zoals door DUO verkregen van de scholen/instellingen en geleverd aan de Inspectie van het Onderwijs. Deze BRON-bestanden worden verrijkt door DUO tot 1-cijferbestanden.

1.2 CBS Microdata

Van een aantal achtergrondkenmerken is maar beperkt informatie beschikbaar in de BRON-data.

Vandaar dat we binnen de CBS omgeving de BRON data op individueel niveau koppelen aan deze gegevens. De gegevens die afkomst zijn van CBS zijn juridische ouders van de

leerlingen/studenten (KINDOUDERTAB), de opleiding van de ouders van leerlingen/studenten (HOOGSTEOPLTAB), het inkomen van de ouders van leerlingen/studenten (Integraal Huishoudens Inkomen) en arbeidsmarktgegevens van oud-studenten (POLISBUS).

1.2.1 POLISBUS

Dit bestand bevat per individu maand tot maand informatie over soort betaald werk en

bijbehorend loon. We hebben de positie op de arbeidsmarkt direct na diplomering (oktober jaar t+1, na diplomering in studiejaar t/t+1) en 5 jaar na diplomering gekoppeld. We hebben gebruik gemaakt van de variabele uurloon (reguliere uren/bruto loon) en van de match met de polisdata:

match is betaald werk, geen match is geen betaald werk.

1.3 Data koppelingen

Voor analyses over eindtoetsen en advisering zijn 1-cijferbestand PO van 2008/2009-2016/2017 verrijkt met CBS Microdata.

Voor analyses met onderwijsniveaus zijn 1-cijferbestand VO van 2003/2004-2016/2017 verrijkt met CBS Microdata.

Voor analyses met mbo en ho studiekeuze zijn de 1-cijferbestanden mbo en ho 2006/2007- 2016/2017 verrijkt met CBS Microdata.

Voor analyses naar studiesucces zijn de 1cijferbestanden HO 2006/2007-2016/2017 bewerkt tot een instroom-cohortbestand, waardoor we studenten kunnen volgens gedurende hun ho-loopbaan.

Voor de analyses van de aansluiting met de arbeidsmarkt zijn de 1cijfer bestanden HO 2006/2007- 2014/2015 bewerkt tot een uitstroom-cohortbestand, en vervolgens gekoppeld aan de POLISdata van het CBS.

1.4 Methodes

De gebruikte methodes bestaan uit kruistabellen en meervoudige regressie-analyses (vooral logitmodellen). In de laatste wordt er rekening gehouden met effecten van andere variabelen om het netto onderzochte effect te isoleren.

1.4.1 Dissimililaritieitsindex (DI)

De dissimilariteitsindex geeft aan hoe gelijk of juist ongelijk leerlingen met bepaalde kenmerken verdeeld zijn over de scholen binnen een gemeente ten opzichte van leerlingen van een andere groep. Hierbij geldt dat een waarde van 0 een zeer gelijke verdeling betekent en 100 een volledig ongelijke verdeling. De interpretatie is ook wel het aandeel leerlingen van beide groepen opgeteld dat moet verhuizen om een gelijke verdeling te krijgen. De berekening van de DI is het absolute verschil van de aandelen van de twee betrokken groepen op een school, opgeteld voor alle scholen in de gemeente, vermenigvuldigd met 50 (Massey en Denton, 1988).

(7)

7 1.5 Definities: Achtergrondgegevens leerling

Sociaaleconomische achtergrond- Hoogst behaalde opleiding ouders

Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de juridische ouders van de leerling van het inschrijvingsjaar ingedeeld in vijf categorieën: Opleiding onbekend, maximaal een mbo 2

opleiding, een mbo 3 of mbo 4 opleiding, hbo bachelor & associate degree en wo & hbo master.

De laatst beschikbare gegevens komen uit 2015; voor de inschrijvingsjaren 2016 en 2017 gebruiken we gegevens uit 2015. In de meeste gevallen is van de ouders van leerlingen in het vo het hoogste behaalde opleidingsniveau bekend. Als het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders niet bekend is in het inschrijvingsjaar, wordt het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het laatst beschikbare jaar gebruikt (2015). Voor de leerlingen waarvan ook in dit jaar het hoogste behaalde opleidingsniveau onbekend is, is er een aparte categorie opgenomen:

Opleiding onbekend.

Sociaaleconomische achtergrond- Inkomen ouders

Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden van de leerling in het

inschrijvingsjaar. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2015; voor het inschrijvingsjaar 2016 gebruiken we gegevens uit 2015.

In de meeste statistieken maken we gebruik van het inkomen verdeeld in vijf gelijke groepen binnen de totale bevolking (quintielen), plus de categorie “Inkomen onbekend”.

Migratie-achtergrond

De migratie-achtergrond van leerlingen wordt bepaald op basis van zijn/haar geboorteland en de geboortelanden van zijn/haar juridische ouders. Leerlingen worden in 4 categorieën ingedeeld:

Leerlingen zonder migratieachtergrond, Leerlingen met een westerse migratieachtergrond, leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond van de 2de generatie, leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond en van de 1ste generatie.

Geslacht

Het geslacht van de leerling is weergegeven als een jongen of een meisje.

1.6 Definities schoolgegevens leerling Inschrijvingsjaar

Het kalenderjaar waarin op teldatum 1 oktober unieke (hoofd)inschrijvingen worden geteld.

Dichtstbijzijnste scholen

De dichtstbijzijnde scholen zijn de drie scholen waarvan de afstand tot het woonadres

hemelsbreed het kortst is. Leerlingen zijn om de hypothetische segregatie te meten toegewezen aan de dichtstbijzijnde scholen waarbij de eerste een 50% kans heeft, de tweede een 30% kans en de derde een 20% kans. De verdeling van leerlingen die zo ontstaat wordt vergeleken met de situatie zoals geobserveerd.

Initiële schooladviezen

Adviezen voordat de eindtoets is afgenomen.

Definitieve schooladviezen

Adviezen nadat de eindtoets is afgenomen waarbij initiële adviezen die in aanmerking komen voor herziening vanwege een hoger toetstresultaat, al dan niet zijn bijgesteld.

Eindtoetsscore basisschool

De meeste leerlingen in Nederland doen aan het eind van de basisschool de Centrale

Eindtoets,.Daarnaast werd in 2017 door scholen voornamelijk gebruik gemaakt van de IEP- en de Route 8 toets. De scores van de verschillende eindtoetsen zijn niet vergelijkbaar. daarom zijn dan alleen leerlingen meegenomen die de Centrale Eindtoets (vanaf 2015) of de Cito Eindtoets (tot en met 2014) hebben gemaakt. Bij elke analyse met toetsscores wordt de betreffende toets genoemd.

Schooladviezen ten opzichte van eindtoetsresulaat

(8)

8 Het schooladvies kan gelijk zijn aan het eindtoetsniveau; hoger zijn dan het eindtoetsniveau

(overadvisering) of lager zijn dan het eindtoetsniveau (onderadvisering). Het advies ten opzichte van het eindtoetsresultaat is bepaald zonder pro en vso als advies of eindtoetsresultaat.

Het eindtoetsniveau volgt uit onderstaande normeringen op basis van de CET, route 8 of IEP-toets.

In 2017 zijn de normeringen op basis van de scores van de IEP-toets niet meegenomen.

Normtabel Centrale eindtoets (CET)

Niveau score

Vmbo-b <519

Vmbo-b/k 519-525

Vmbo-k 526-528

Vmbo-gt 529-532

Vmbo-gt/havo 533-536

Havo 537-539

Havo/vwo 540-544

Vwo 545-550

Normtabel Route 8 (R8)

Niveau score

Pro <141

Vmbo-b 141-168

Vmbo-k 169-190

Vmbo-gt 191-210

Havo 211-234

vwo 235-288

Normtabel IEP

Niveau score

vmbo-b/k <62

vmbo-k/gt 62-70

vmbo-gt 71-76

vmbo-gt/havo 77-81

Havo 82-86

Havo/vwo 87-92

Vwo >92

Normtabel Cito eindtoets (-2014)

Niveau Score

Vmbo-b <519

Vmbo-b/k 519-522

Vmbo-k 523-528

Vmbo-gt 529-532

Vmbo-gt/havo 533-536

Havo 537-539

Havo/vwo 540-544

Vwo 545-550

Plaatsing leerjaar 3 en niveau diploma

De plaatsing van een leerling in leerjaar 3 en het niveau van het behaalde diploma wordt gebaseerd op wat de school doorgeeft aan DUO. Leerlingen worden ingedeeld in 5 categorieën:

vmbo-b, vmbo-k, vmbo-g/t, havo en vwo. Soms wordt gebruik gemaakt van een beperktere uitsplitsing, namelijk: vmbo, havo en vwo of wordt vmbo-t buiten beschouwing gehouden.

De plaatsing van leerlingen is pas vanaf leerjaar 3 betrouwbaar beschikbaar. In eerdere leerjaren is de data wel beschikbaar, maar wordt de betrouwbaarheid als zeer laag ingeschat.

Sector/profiel

(9)

9 Voor de derde klas kiezen leerlingen in het vmbo-b/k/g een sector en voor de vierde klas kiezen leerlingen op de havo en op het vwo een profiel. De sectoren die voor vmbo leerlingen beschikbaar zijn zijn Economie, Techniek, Landbouw, Zorg & Welzijn en Sectoroverstijgend. Sinds 2016/2017 kiezen vmbo-leerlingen profielen. In dit TR zijn deze profielen omgezet in sectoren.

De profielen die voor havo en vwo leerlingen beschikbaar zijn zijn Cultuur & Maatschappij, Economie & Maatschappij, Natuur & Gezondheid en Natuur & Techniek. Op de havo en het vwo komen geregeld combinatie-profielen voor. In de beschrijvingen in deze TR onderscheiden wij naast de vier hoofdprofielen ook Natuur & Gezondheid en Natuur & Techniek. De andere combinatieprofielen worden als overig weergegeven.

Af- en opstroom

Voor af- en opstroom is de plaatsing in de eerste keer dat leerlingen in leerjaar 3 geplaatst zijn of het behaalde diploma, vergeleken met het basisschooladvies dat ze hebben mee gekregen. Hierbij zijn verschillende uitkomsten mogelijk, afhankelijk van het advies dat leerlingen hebben gekregen (enkel of dubbel advies). De volgende categorieën worden onderscheiden in op- en afstroom:

Afgestroomd t.o.v. advies, Laagste onderwijssoort binnen dubbel advies, Plaats in leerjaar 3 gelijk aan advies, Hoogste onderwijssoort binnen dubbel advies, Opgestroomd t.o.v. advies.

Als ook de duur wordt meegenomen die een leerling er over gedaan heeft om een diploma te halen is de indeling in 19 categorieën als volgt: Nominaal diploma, onder advies met minstens een heel niveau; Nominaal diploma, onder advies met half niveau; Nominaal diploma, op niveau; Nominaal diploma, boven advies met half niveau; Nominaal diploma, boven advies met minstens een heel niveau; Vertraagd diploma, onder advies met minstens een heel niveau; Vertraagd diploma, onder advies met half niveau; Vertraagd diploma, op niveau; Vertraagd diploma, boven advies met half niveau; Vertraagd diploma, boven advies met minstens een heel niveau; Gezakt, onder advies met minstens een heel niveau; Gezakt, onder advies met half niveau; Gezakt, op niveau; Gezakt, boven advies met half niveau; Gezakt, boven advies met minstens een heel niveau; In eindexamenjaar op/boven advies, geen examen gedaan; in examenjaar onder advies, geen examen gedaan; Blijven zitten, op/boven advies; Blijven zitten, onder advies.

Sectoren mbo

De beschikbare sectoren in het mbo zijn Zorg & welzijn, Techniek, Economie, Groen en Combinatie.

Sectoren hbo

De beschikbare sectoren in het hbo zijn Economie, Gedrag & maatschappij, Gezondheidszorg, Landbouw & natuurlijke omgeving, Onderwijs, Taal en cultuur en Techniek.

Sectoren wo

De beschikbare sectoren in het wo zijn Sectoroverstijgend, Economie, Gedrag & maatschappij, Gezondheidszorg, Landbouw en natuurlijke omgeving, Natuur, Recht, Taal & cultuur en Techniek.

Uitval en switch

Uitval en switch worden vastgesteld gedurende het eerste studiejaar. We hebben uitval en switch alleen berekend op de directe instroom, dwz eerstejaarsstudenten die niet al een eerdere

inschrijvingen in het hoger onderwijs hebben gehad.

Diplomarendement

Het diplomarendement wordt vastgesteld na het doorlopen van de nominale studieduur plus één jaar extra. Dit wordt berekend over de groep studenten die na het eerste studiejaar niet zijn uitgevallen of geswitcht, ook wel ‘herinschrijvers’ genoemd. De nominale studieduur verschilt tussen hbo en wo bachelor. We het diplomarendement alleen berekend op de directe instroom, dwz eerstejaarsstudenten die niet al een eerdere inschrijvingen in het hoger onderwijs hebben gehad.

1.7 Definities: Gegevens scholen Denominatie

(10)

10 Po- en vo-scholen hebben een denominatie. De categorieën zijn: Openbaar, Protestants-

Christelijk, Rooms-Katholiek, Reformatorisch, Islamitisch, Gereformeerd Vrijgemaakt, Joods, Hindoeïstisch, Evangelisch, Evang. Broedergem., Algemeen Bijzonder, Antroposofisch, Samenw.

Openb-PC, Samenw. Openb-RK, Samenw. PC-RK, Interconfessioneel en Gereformeerd. Meestal worden alleen de Openbare, Rooms-katholieke en Protestants-christelijke scholen los benoemd en valt de rest onder Overig bijzonder.

Op een aantal punten groeperen we denominaties samen in kleinere groepen. Algemeen

Bijzondere scholen en Antroposofische scholen zijn dan samen genomen. Alle Christelijke scholen behalve de Protestantse en Room-Katholieke scholen zijn samen genomen onder de noemer klein- Christelijk. De Islamitische, Hindoeïstische en Joodse scholen zijn samen de klein-religieuze scholen. Operbare scholen zijn niet verder ingedeeld.

Onderwijsconcept

Sommige scholen hebben een onderwijsconcept, bijvoorbeeld Montessori scholen, Jenaplan scholen of Dalton scholen. Deze concepten wordt echter slecht geregistreerd waardoor we alleen vrije scholen kunnen onderscheiden in de BRON data.

Gemiddelde baankans en bruto uurloon

Per opleiding – over een periode van 5 jaar samengenomen - is het gemiddelde bruto uurloon en de kans op betaald werk berekend. Dit is direct na diplomering en 5 jaar na diplomering gedaan.

Zeer kleine opleidingen (n < 10) zijn buiten beschouwing gelaten. Alleen gediplomeerden zijn in deze berekening meegenomen en de groep internationale studenten is buiten beschouwing gelaten. De opleidingen zijn apart voor mbo2, -3 en -4, hbo bachelor en wo master gerankt. De 10% hoogst en laagst scorende opleidingen en de 20% hoog en laagst scorende opleidingen zijn geïdentificeerd.

Stedelijkheid

Scholen zijn ingedeeld in vijf categorieën op basis van hun schoollocaties: G4, overig zeer sterk stedelijk, sterk stedelijk, matig stedelijk, weinig stedelijk en niet stedelijk. De indeling in

stedelijkheid komt van het CBS, waarbij we de categorie zeer sterk stedelijk op hebben gedeeld in G4 en overig zeer sterk stedelijk. In de meeste gevallen worden de categorieën weinig stedelijk en niet stedelijk samengenomen. De categorieën G4, overig zeer sterk stedelijk worden ook soms samengenomen.

(11)

11

2 Ongelijke kansen in schoolloopbanen

Meer ongelijkheid In de afgelopen twee jaren hebben we laten zien dat de ongelijkheid in onderwijskansen in het Nederlands onderwijs oploopt (Inspectie van het Onderwijs, 2016b;

2017d). Leerlingen met gelijke leerprestaties stromen naar verschillende opleidingsniveaus door en de verschillen namen toe. Het diploma van de ouders bepaalt sterk op welk niveau een leerling in het voortgezet onderwijs zit. Inmiddels constateren we gelukkig op onderdelen meer gelijke kansen, maar zien we op andere onderdelen nog geen vooruitgang.

(12)

12

3 Effecten van basisschooladviezen op onderwijskansen

3.1 Advisering, bijstelling 3.1.1 Advisering

Jongens en meisjes krijgen de verschillende schooladviezen even vaak.

Figuur 2a: % Definitief schooladvies voor jongens en meisjes 2017, n=178.537

Leerlingen met een niet–westerse migratie-achtergrond krijgen vaker een vmbo-b of pro-advies en minder vaak een havo-advies of hoger

0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 45,0 50,0

jongen meisje

(13)

13 Figuur 2b: % Definitief schooladvies naar migratie-achtergrond, 2017 (n=178.265)

Leerlingen met hoogopgeleide ouders krijgen nauwelijks een advies lager dan vmbo-gt en veel vaker een vwo-advies.

Figuur 2c: % Definitief schooladvies naar opleidingsniveau ouders, 2017 (n= 133.569)

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 45,0 50,0

geen westers niet-westers 2e gen niet-westers 1e gen

0,00 5,00 10,00 15,00 20,00 25,00 30,00 35,00 40,00 45,00 50,00

Max. mbo2 mbo2-3 hbo wo

(14)

14 Na 2015 is het aandeel dubbele adviezen weer duidelijk toegenomen tot een kwart van de adviezen in 2017.

Tabel 2a: Aandeel enkelvoudige en meervoudige definitieve adviezen (n 2017=177.068)

2013 2014 2015 2016 2017

% % % % %

enkelvoudig advies 75,2 79,2 84,2 80,4 74,9 meervoudig advies 24,8 20,8 15,8 19,6 25,1

3.2 Trends in leerniveau 2013-2016/2017

Hoe hoger het opleidingsniveau van ouders, des te hoger de gemiddelde score op de eindtoets;

deze verschillen naar opleidingsniveau ouders zijn niet veranderd in de afgelopen 5 jaar.

Figuur 2d: Gemiddelde eindtoetsscore (cito, cet) naar opleidingsniveau ouders 2013-2017 (n 2017= 87.069)

NB1: Het niveau van het schooladvies en de onderwijssoort 1e keer vo-3 is omgezet naar een numerieke waarde door middel van scoretoekenning aan niveaus tussen 1 (vmbo-b) en 5 (vwo). Een dubbel advies krijgt de gemiddelde score van twee hele adviezen, bijvoorbeeld 3,5 (vmbo-gt/havo).

NB2: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Hoe hoger het opleidingsniveau van ouders, des te hoger het afgegeven schooladvies; deze verschillen zijn niet veranderd de afgelopen 5 jaar.

2013 2014 2015 2016 2017

cito cet

Max. mbo2 530,1 529,6 530,1 529,5 530,3

Mbo 3-4 534,6 534,1 534,2 533,7 534,2

Hbo ad/ba 538,2 538,0 538,2 537,6 538,1

Wo ba/ma & hbo ma 541,5 541,3 541,1 540,7 541,2 520,0

525,0 530,0 535,0 540,0 545,0 550,0

score

(15)

15 Figuur 2e: Gemiddeld adviesniveau voor en na herzieningen naar opleiding ouders, 2013-2017 (n 2017=

131.898)

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders, des te hoger het onderwijsniveau in vo-3.

Niveauverschillen zijn niet veranderd over de afgelopen vijf jaar.

2013 2014 2015 2016 2017

max. mbo-2_voor 2,73 2,73 2,79

max. mbo-2_na 2,83 2,79 2,76 2,79 2,86

mbo 3-4 voor 3,25 3,25 3,29

mbo 3-4 na 3,38 3,32 3,28 3,31 3,35

hbo_voor 3,79 3,80 3,84

hbo_na 3,86 3,84 3,81 3,85 3,89

wo_voor 4,24 4,26 4,30

wo_na 4,28 4,27 4,26 4,29 4,33

verschil_wo-mbo-2_voor 1,50 1,53 1,51

verschil_wo-mbo-2_na 1,45 1,48 1,49 1,50 1,48

1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5

ni ve au

(16)

16 Figuur 2f: Gemiddeld niveau 1e keer vo-3 naar opleiding ouders, 2012/13-2016/17 (n 2016/17=129.060)

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

3.3 Adviezen ten opzichte van eindtoetsresultaat 3.3.1 Initiele adviezen

Jongens en meisjes hebben in vergelijkbare mate te maken met onder- en overadvisering.

Tabel 2b: Initieel advies naar eindtoetsniveau en geslacht, 2017 (n= 130.708) Initieel schooladvies Tenminste

1 niveau lager

Half niveau

lager Gelijk

Half niveau hoger

Tenminste 1 niveau

hoger

% % % % %

vmbo-b jongen 51,7 16,4 31,9

meisje 57,0 15,9 27,1

vmbo b/k jongen 17,4 12,7 31,5 38,3

meisje 19,3 13,7 33,1 33,9

vmbo-k jongen 8,4 7,6 28,4 8,9 46,6

meisje 9,1 8,1 27,7 9,8 45,3

vmbo-gt jongen 21,3 7,5 39,4 13,4 18,4

meisje 22,6 8,0 40,3 13,3 15,8

vmbo-gt/havo jongen 13,5 33,0 18,0 26,7 8,9

meisje 13,7 35,9 18,5 24,8 7,1

havo jongen 22,8 13,9 35,6 14,8 12,8

meisje 23,2 15,1 36,6 13,4 11,7

havo/vwo jongen 16,3 35,5 22,2 26,1

meisje 17,1 37,5 22,3 23,0

vwo jongen 12,8 13,9 73,4

2012/13 2013/14 2014/15 2015/16 2016/17

max. mbo2 2,59 2,58 2,57 2,57 2,56

mbo 3-4 3,25 3,21 3,19 3,18 3,17

hbo 3,84 3,83 3,81 3,80 3,80

wo 4,31 4,31 4,31 4,30 4,32

1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00

niveau

(17)

17

meisje 13,6 14,7 71,7

Over het algemeen zijn er geen grote verschillen in onder/overadvisering naar migratie-

achtergrond. Niet-westerse migranten van de 1e generatie hebben initieel een wat grotere kans om ondergeadviseerd te worden.

Tabel 2c: Initieel advies naar eindtoetsniveau en migratie-achtergrond, 2017 (n= 130.564)

Leerlingen met hetzelfde eindtoetsniveau maar met verschillende ses-achtergrond hebben verschillen in de kans op een lager, gelijk of hoger schooladvies dan de eindtoets aangaf.

Leerlingen met hoogopgeleide opleidingsniveau krijgen vaker een hoger schooladvies en minder vaak een lager initieel schooladvies.

Tabel 2d: Initieel advies naar eindtoetsniveau en opleidingsniveau ouders, 2017 (n=104.787) Initieel schooladvies

Tenminste 1 niveau

lager

Half niveau

lager Gelijk

Half niveau

hoger

Tenminste 1 niveau

hoger

Eindtoets Opleiding ouders % % % % %

Initieel schooladvies Tenminste

1 niveau lager

Half niveau

lager Gelijk

Half niveau hoger

Tenminste 1 niveau

hoger

% % % % %

bo-b

Geen 51,4 16,2 32,4

Westerse 55,5 17,8 26,6

NW, tweede 59,8 16,2 24,0

NW, eerste 62,9 12,1 25,0

bo-b/k

Geen 16,8 12,7 33,5 37,1

Westerse 19,4 14,2 26,8 39,6

NW, tweede 22,2 14,8 30,3 32,7

NW, eerste 27,0 13,5 28,2 31,3

bo-k

Geen 8,5 7,2 28,3 9,3 46,7

Westerse 6,9 7,7 29,1 8,6 47,7

NW, tweede 9,7 10,3 27,2 10,0 42,8

NW, eerste 16,2 9,6 24,9 9,6 39,6

bo-gt

Geen 21,3 7,9 40,1 13,3 17,4

Westerse 20,9 6,9 36,5 14,6 21,1

NW, tweede 24,7 7,5 40,4 13,4 14,1

NW, eerste 26,9 7,6 36,7 10,9 17,8

bo-gt/havo

Geen 13,2 35,1 18,1 25,9 7,7

Westerse 12,8 31,1 17,3 28,2 10,6

NW, tweede 15,8 32,8 19,5 23,9 7,9

NW, eerste 18,8 32,9 16,9 23,0 8,5

vo

Geen 22,4 14,0 36,8 14,2 12,5

Westerse 21,4 13,9 34,2 15,2 15,3

NW, 2e generatie 27,0 17,1 33,3 13,2 9,4

NW, eerste 26,2 18,7 30,5 15,0 9,6

vo/vwo

Geen 16,2 37,6 21,9 24,3

Westerse 14,6 32,8 21,8 30,8

NW, tweede 20,5 31,7 24,8 22,9

NW, eerste 24,1 32,5 24,1 19,4

o

Geen 13,4 14,2 72,5

Westerse 9,6 12,4 77,9

NW, tweede 14,1 17,2 68,7

NW, eerste 17,6 11,3 71,1

(18)

18 vmbo-b

Max. mbo2 62,7 15,3 22,0

Mbo 3-4 52,0 16,3 31,7

Hbo ad/ba 41,1 17,6 41,2

Wo ba/ma & hbo ma 33,9 14,6 51,5

vmbo-b/k

Max. mbo2 25,2 15,3 32,8 26,7

Mbo 3-4 18,4 13,1 34,3 34,2

Hbo ad/ba 11,4 10,1 29,5 49,0

Wo ba/ma & hbo ma 6,6 7,4 22,9 63,0

vmbo-k

Max. mbo2 13,3 10,5 32,5 8,8 34,9

Mbo 3-4 9,8 9,0 30,5 8,9 41,8

Hbo ad/ba 3,7 5,0 21,3 10,8 59,3

Wo ba/ma & hbo ma 3,3 3,7 15,4 9,0 68,7

vmbo-gt

Max. mbo2 32,1 9,0 38,2 11,4 9,2

Mbo 3-4 24,5 8,0 41,2 12,1 14,2

Hbo ad/ba 14,3 7,0 40,3 15,9 22,5

Wo ba/ma & hbo ma 8,8 4,1 35,6 17,2 34,2

vmbo-gt/havo

Max. mbo2 21,3 37,6 17,7 18,5 4,9

Mbo 3-4 15,3 38,3 18,9 21,8 5,6

Hbo ad/ba 9,5 32,7 18,7 30,4 8,8

Wo ba/ma & hbo ma 4,3 23,0 17,3 37,1 18,4

havo

Max. mbo2 34,0 17,3 32,1 10,5 6,1

Mbo 3-4 27,8 15,6 35,6 11,7 9,3

Hbo ad/ba 19,1 14,0 38,5 15,0 13,4

Wo ba/ma & hbo ma 10,4 10,8 37,0 19,6 22,3

havo/vwo

Max. mbo2 26,5 37,9 20,1 15,6

Mbo 3-4 20,9 39,7 20,7 18,7

Hbo ad/ba 13,9 37,8 23,2 25,0

Wo ba/ma & hbo ma 7,9 29,1 25,5 37,5

vwo

Max. mbo2 23,1 19,9 57,0

Mbo 3-4 19,6 17,0 63,4

Hbo ad/ba 12,7 14,7 72,6

Wo ba/ma & hbo ma 6,1 10,5 83,5

3.3.2 Definitieve adviezen

Nadat adviezen al dan niet zijn bijgesteld, volgt de verdeling in definitieve onder/overadvisering op basis van de eindtoets groep 8.

Jongens/meisjes

Tabel 2e: Definitief advies naar eindtoetsniveau en geslacht, 2017 (n= 130.763) Definitief schooladvies

Tenminste 1 niveau

lager

Half niveau lager

Gelijk Half niveau hoger

Tenminste 1 niveau

hoger

% % % % %

vmbo-b jongen 51,5 16,5 32,0

meisje 56,9 16,0 27,1

Vmbo-b/k jongen 16,0 13,7 31,8 38,4

meisje 17,4 15,1 33,5 34,0

vmbo-k jongen 6,7 7,2 30,1 9,1 46,9

meisje 7,3 7,4 29,7 10,2 45,4

vmbo-gt jongen 16,7 7,6 43,2 14,0 18,5

meisje 17,4 7,8 45,0 13,9 15,9

Vmbo-gt/havo jongen 9,1 34,1 20,9 27,0 8,9

(19)

19

meisje 8,7 36,8 21,9 25,4 7,2

havo jongen 16,9 13,5 40,6 15,8 13,2

meisje 17,1 14,4 42,0 14,3 12,2

havo/vwo jongen 10,6 36,8 26,1 26,4

meisje 11,7 37,9 26,9 23,5

vwo jongen 9,7 12,2 78,1

meisje 10,1 13,2 76,7

Migratie-achtergrond

Leerlingen zonder en met migratie-achtergrond hebben een vergelijkbare kans op definitieve onderadvisering. Leerlingen zonder migratie-achtergrond hebben een iets grotere kans op overadvisering (met name als de eindtoets een meer praktijkgericht vmbo-niveau aangaf).

Tabel 2f: Definitief advies naar eindtoetsniveau en migratie-achtergrond, 2017 (n=130.619) Definitief schooladvies

Tenminste 1 niveau

lager

Half niveau

lager Gelijk Half niveau hoger

Tenminste 1 niveau

hoger

% % % % %

vmbo-b

Geen 51,2 16,3 32,5

Westerse 55,1 18,0 26,9

NW, tweede 59,9 16,2 23,9

NW, eerste 62,7 12,7 24,6

vmbo-b/k

Geen 15,6 13,4 33,8 37,2

Westerse 18,0 14,8 27,5 39,7

NW, tweede 19,1 17,5 30,7 32,7

NW, eerste 25,0 15,1 28,6 31,3

vmbo-k

Geen 6,8 6,9 29,8 9,6 46,9

Westerse 5,5 7,4 30,4 8,9 47,7

NW, tweede 7,8 8,5 30,1 10,5 43,1

NW, eerste 12,2 8,6 29,9 9,6 39,6

vmbo-gt

Geen 17,3 7,8 43,5 13,9 17,5

Westerse 15,7 7,1 40,3 15,7 21,1

NW, tweede 16,0 7,6 48,3 13,8 14,2

NW, eerste 20,7 6,9 43,1 11,6 17,8

Vmbo-gt/havo

Geen 9,1 36,1 20,7 26,4 7,8

Westerse 8,4 32,6 19,8 28,5 10,8

NW, tweede 8,0 34,0 25,6 24,4 8,0

NW, eerste 9,8 36,4 22,4 22,9 8,4

havo

Geen 17,4 13,6 41,1 15,0 12,9

Westerse 15,7 12,6 39,5 16,5 15,7

NW, tweede 15,9 16,4 44,0 13,9 9,8

NW, eerste 16,6 18,2 38,5 16,6 10,2

havo/vwo

Geen 11,3 38,6 25,4 24,7

Westerse 8,9 32,9 27,0 31,2

NW, tweede 11,2 32,6 32,8 23,5

NW, eerste 14,1 36,1 29,8 19,9

vwo

Geen 10,4 12,8 76,8

Westerse 6,3 10,7 83,0

NW, tweede 8,7 14,0 77,4

NW, eerste 9,8 10,3 79,9

NB: De y-as geeft verschil in procentpunten tussen groepen naar migratie-achtergrond weer in % overadvisering (oranje lijn) en percentage onderadvisering (blauwe lijn). Is dit verschil positief (groter dan 0) dan geldt dit meer voor leerlingen zonder migratie-achtergrond; is dit negatief

(20)

20 (lager dan 0) geldt dit meer voor leerlingen met een niet-westerse migratie-achtergrond.

Leerlingen zonder migratie-achtergrond worden bij dezelfde cet-score vmbo-b/b-k wat vaker overgeadviseerd.

Figuur 2g: % Onder/overadvisering ten opzichte van cet-score voor en na herzieningen: verschil geen – niet- westerse migratie-achtergrond, 2e generatie, 2017 (n=106.044)

Opleidingsniveau ouders

Ook na herzieningen hebben leerlingen met hoogopgeleide ouders een veel grotere kans op overadvisering en een veel kleinere kans op onderadvisering, in vergelijking tot leerlingen met laagopgeleide ouders .

-50,0 -40,0 -30,0 -20,0 -10,0 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0

501 502 503 504 505 506 507 508 509 510 511 512 513 514 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550

vmbo-b vmbo-b/k vmbo-

k vmbo-gt vmbo-

gt/havo havo havo/vwo vwo

%-puntl

onder (voor) over onder (na)

(21)

21 Tabel 2g: Definitief advies naar eindtoetsniveau en opleiding ouders, 2017 (n=104.828)

Definitief schooladvies

Tenminste 1 niveau

lager

Half niveau lager

Gelijk Half niveau hoger

Tenminste 1 niveau

hoger

% % % % %

vmbo-b

Max. mbo2 62,6 15,4 21,9

Mbo 3-4 51,8 16,4 31,8

Hbo ad/ba 41,0 17,4 41,6

Wo ba/ma & hbo ma 33,9 14,0 52,2

vmbo-b/k

Max. mbo2 22,6 17,3 33,2 26,9

Mbo 3-4 16,9 14,2 34,5 34,4

Hbo ad/ba 10,6 10,7 29,7 49,0

Wo ba/ma & hbo ma 6,1 7,8 23,1 63,0

vmbo-k

Max. mbo2 10,8 9,6 35,2 9,3 35,0

Mbo 3-4 7,6 8,4 32,6 9,3 42,1

Hbo ad/ba 2,5 4,3 22,8 10,8 59,7

Wo ba/ma & hbo ma 2,8 3,3 15,7 9,5 68,8

vmbo-gt

Max. mbo2 24,9 9,0 44,9 11,9 9,3

Mbo 3-4 19,3 8,3 45,4 12,8 14,3

Hbo ad/ba 10,5 6,5 43,8 16,6 22,6

Wo ba/ma & hbo ma 5,5 4,2 38,4 17,6 34,3

vmbo- gt/havo

Max. mbo2 13,7 40,4 22,0 18,8 5,0

Mbo 3-4 9,8 39,5 22,7 22,4 5,7

Hbo ad/ba 6,1 32,9 21,3 30,9 8,9

Wo ba/ma & hbo ma 2,4 21,7 20,0 37,4 18,5

havo

Max. mbo2 24,5 17,8 39,8 11,6 6,3

Mbo 3-4 20,3 15,6 41,8 12,5 9,8

Hbo ad/ba 14,1 12,6 43,4 16,0 14,0

Wo ba/ma & hbo ma 7,4 9,1 40,4 20,4 22,7

havo/vwo

Max. mbo2 18,1 39,4 26,5 16,0

Mbo 3-4 14,2 42,1 24,5 19,2

Hbo ad/ba 8,7 38,7 27,2 25,4

Wo ba/ma & hbo ma 4,5 28,1 29,5 37,9

Vwo

Max. mbo2 16,6 18,0 65,4

Mbo 3-4 15,1 15,7 69,2

Hbo ad/ba 9,6 12,9 77,5

Wo ba/ma & hbo ma 4,1 8,5 87,5

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

(22)

22 Figuur 2h: bij tabel 2g: Definitief advies naar eindtoetsniveau en opleiding ouders, 2017

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Het aandeel leerlingen dat duidelijk wordt ondergeadviseerd (tenminste 1 niveau) is afgenomen;

verschillen naar opleidingsniveau ouders blijven bestaan.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Max. mbo2 Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2 Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2 Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2Hbo ad/baMbo 3-4 Wo ba/ma & hbo ma

vmbo-bvmbo-b/kvmbo-kvmbo-gtvmbo-gt/havohavohavo/vwovwo

% advies lager / gelijk / hoger dan eindtoetsniveau

<=-1 -0,5 Gelijk + 0,5 + >=1

(23)

23 Figuur 2i: Trend verschillen in definitieve onder en – overadvisering naar eindtoetsniveau en opleidingsniveau ouders, 2015-2017 (n 2017 = 104.828)

12,9

2,9

36,1

10,6

40,1

14,0

27,6

10,8 8,4

2,8

24,9

5,5

24,5

7,4

16,6

4,1 0,0

5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0 45,0

Max. mbo2 Wo Max. mbo2 Wo Max. mbo2 Wo Max. mbo2 Wo

vmbo-k vmbo-gt havo vwo

tenminste 1 niveau ondergeadviseerd

2015 2016,00 2017,00

23,5

47,6

38,2

72,4

7,7

26,7

3,0

14,3 21,9

52,2

35,0

68,8

9,3

34,3

6,3

22,7

0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0 80,0

Max. mbo2 Wo Max. mbo2 Wo Max. mbo2 Wo Max. mbo2 Wo

vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo

tenminste 1 niveau overgeadviseerd

2015,00 2016,00 2017,00

(24)

24 NB1: De y-as geeft verschil in procentpunten tussen ses-groepen weer in onder en overadvisering bij gelijke cet-score. Is dit verschil positief (groter dan 0) dan geldt dit meer voor leerlingen met hoogopgeleide ouders, is dit negatief (lager dan 0) geldt dit meer voor leerlingen met laagopgeleide ouders. 0 wil zeggen dat leerlingen met dezelfde cet-score, maar verschillend ouderlijk opleidingsniveau, een gelijke kans hebben op onder dan wel overadvisering. In de figuur is te zien dat de oranjelijn –kans op overadvisering- duidelijk positief is, dit wil zeggen dat leerlingen met hoogopgeleide ouders vaker overgeadviseerd worden.

NB2: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Figuur 2j: % Onder/overadvisering ten opzichte van cet-score voor en na herzieningen: verschil opleiding ouders wo - max mbo2 (n= 30.169)

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

-50,0 -40,0 -30,0 -20,0 -10,0 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0

52 9 53 0 53 1 53 2 53 3 53 4 53 5 53 6 53 7 53 8 53 9 54 0 54 1 54 2 54 3 54 4 54 5 54 6 54 7 54 8 54 9 55 0

vmbogt vmbogt/havo havo havo/vwo vwo

%-punt

onder (voor)

onder (na)

over (na)

(25)

25 Tabel 2i % Onder/overadvisering ten opzichte van cet-score voor en na herzieningen: verschil opleiding ouders wo - max mbo2 (n= 30.169)

cet %ondergeadviseerd (voor) %ondergeadviseerd (na) %overgeadviseerd norm score max. mbo-2 Wo ba/ma &

hbo ma max. mbo-2 Wo ba/ma &

hbo ma max. mbo-2 Wo ba/ma &

hbo ma

vmbogt

529 52,8 19,4 45,5 14,1 13,1 35,0

530 46,6 15,5 37,9 13,0 15,4 44,2

531 36,6 12,6 30,0 8,9 23,0 47,4

532 37,1 9,7 30,2 6,5 25,2 58,7

vmbogt/havo

533 65,1 39,8 61,6 37,3 17,4 41,6

534 65,3 30,0 62,4 26,4 18,0 51,7

535 54,3 24,8 48,9 22,2 27,7 55,7

536 53,1 20,6 46,7 17,0 29,9 66,2

havo

537 62,4 31,1 54,1 25,9 11,2 27,5

538 54,5 24,4 46,7 18,9 13,9 36,8

539 45,7 19,3 34,8 13,9 16,3 38,6

havo/vwo

540 80,1 55,5 74,7 50,9 7,8 21,5

541 70,2 44,2 62,4 40,3 10,9 29,5

542 65,7 38,2 57,8 33,2 12,4 35,5

543 54,3 29,6 48,8 24,9 21,8 44,6

544 43,3 22,8 35,9 18,7 33,7 53,8

vwo

545 64,1 38,6 53,8 30,7

546 56,7 31,0 48,1 24,4

547 42,6 19,8 32,9 14,5

548 36,4 13,8 26,1 9,3

549 23,5 9,0 17,0 6,6

550 16,0 3,0 11,2 2,1

(26)

26 Hieronder dezelfde figuur maar dan de verschillen in het aandeel dat tenminste 1 niveau wordt ondergeadviseerd of overgeadviseerd.

Figuur 2k: % Tenminste 1 niveau onder/overadvisering ten opzichte van cet-score voor en na herzieningen:

verschil opleiding ouders wo - max mbo2 (n= 30.169)

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Meervoudige analyse

In tabel x staan de relatieve kansen op een definitief advies dat tenminste 1 niveau lager - of een advies dat tenminste 1 niveau hoger is dan de eindtoets. In model 1 worden de relatieve

kansverhoudingen (rrr) berekend naar migratie-achtergrond, geslacht en stedelijkheid. In model 2 wordt het opleidingsniveau van ouders toegevoegd. Een rrr van 1 wil zeggen dat er geen

kansverschil is; lager dan 1 wijst op een negatief verschil, en hoger dan 1 duidt op een positief verschil ten opzichte van de referentie-categorie. Gemarkeerd zijn rrr’s (effectgroottes) van 1,3 of hoger en 0,77 of lager.

Naarmate leerlingen in meer stedelijke gebieden wonen, wordt de kans kleiner dat ze worden ondergeadviseerd op basis van de eindtoets. Daarnaast hebben leerlingen zonder migratie- achtergrond een grotere kans op een hoger advies, in vergelijking tot leerlingen met een niet- westerse migratie-achtergrond. Dit verschil naar migratie-achtergrond verdwijnt als leerlingen worden vergeleken met hetzelfde ouderlijk opleidingsniveau. Leerlingen met laagopgeleide ouders worden duidelijk vaker ondergeadviseerd, terwijl leerlingen met hoogopgeleide ouders vaker worden overgeadviseerd.

Tabel 2h: Multinomiale logistische regressie: Kans op definitief advies dat minstens 1 niveau lager of hoger is dan cet-norm, 2017 (n=114,486)

model 1 model 2

Definitief advies ten opzichte van toetsadvies RRR Std,Err, P>|z| RRR Std,Err, P>|z|

schooladvies 1 of meer niveau lager (ref. = advies is gelijk aan toetsniveau)

geslacht (ref.=jongen)

Meisje 1,047 0,022 0,029 1,035 0,022 0,107

Migratie-achtergrond (ref.= geen)

-50,0

-40,0 -30,0 -20,0 -10,0 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0

52 9 53 0 53 1 53 2 53 3 53 4 53 5 53 6 53 7 53 8 53 9 54 0 54 1 54 2 54 3 54 4 54 5 54 6 54 7 54 8 54 9 55 0

vmbogt vmbogt/havo havo havo/vwo vwo

%-punt

onder (voor)

onder (na)

over

(27)

27

Westerse 0,861 0,039 0,001 0,830 0,038 0,000

Niet-westerse, tweede gen 1,123 0,037 0,000 0,881 0,031 0,000 Niet-westerse, eerste gen 1,129 0,109 0,207 0,822 0,080 0,044 Stedelijkheid (ref.=niet/weinig stedelijk)

G4 0,321 0,013 0,000 0,372 0,016 0,000

overig zeer sterk stedelijk 0,429 0,021 0,000 0,522 0,025 0,000

sterk stedelijk 0,616 0,016 0,000 0,677 0,018 0,000

matig stedelijk 0,674 0,019 0,000 0,718 0,021 0,000

Cet-score 0,996 0,001 0,003 1,014 0,001 0,000

Opleiding ouders (ref=max mbo-2)

Opleiding onbekend 0,813 0,028 0,000

Mbo 3-4 0,775 0,026 0,000

Hbo ad/ba 0,453 0,016 0,000

Wo ba/ma & hbo ma 0,196 0,009 0,000

Schooladvies 1 of meer niveau hoger (ref. = advies is gelijk aan toetsniveau)

geslacht

Vrouw 0,846 0,018 0,000 0,858 0,018 0,000

etn_svho (ref= geen migratie-achtergrond)

Westerse 1,035 0,043 0,408 1,082 0,046 0,063

Niet-westerse, tweede gen 0,701 0,022 0,000 0,850 0,027 0,000 Niet-westerse, eerste gen 0,673 0,059 0,000 0,864 0,077 0,102 sted_g4 (ref=niet/weinig stedelijk)

G4 1,299 0,047 0,000 1,279 0,046 0,000

overig zeer sterk stedelijk 1,176 0,053 0,000 1,131 0,051 0,006

sterk stedelijk 1,371 0,039 0,000 1,325 0,038 0,000

matig stedelijk 1,166 0,037 0,000 1,144 0,036 0,000

Cet-score 0,879 0,001 0,000 0,869 0,001 0,000

opl_ouders (ref=max mbo-2)

Opleiding onbekend 1,515 0,057 0,000

Mbo 3-4 1,596 0,056 0,000

Hbo ad/ba 2,367 0,088 0,000

Wo ba/ma & hbo ma 2,705 0,109 0,000

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

3.3.3 Bijstellingen

Leerlingen waarvan het eerste schooladvies lager is dan het eindtoetsresultaat komen in aanmerking voor een heroverweging

Jongens krijgen even vaak een bijstelling als meisjes.

Tabel 2i: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar geslacht (n 2017= 42.637)

2015 2016 2017

Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel herzien

% % % % % %

Onderadvisering met minstens een heel niveau

Jongen 84,8 15,2 69,6 30,4 66,1 33,9

Meisje 84,3 15,7 68,1 31,9 65,2 34,8

Onderadvisering met half niveau

Jongen 96,2 3,8 89,5 10,5 86,0 14,0

Meisje 96,1 3,9 89,0 11,0 84,9 15,1

Totaal

ondergeadviseerd

Jongen 91,1 8,9 80,8 19,2 77,4 22,6

Meisje 90,9 9,1 79,8 20,2 76,5 23,5

Leerlingen met een migratie-achtergrond krijgen veel vaker een bijstelling.

(28)

28 Tabel 2j: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar migratie-achtergrond (n 2017= 42.597)

2015 2016 2017

Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel herzien

% % % % % %

Onderadvisering met minstens een heel niveau

Geen 86,5 13,5 72,3 27,7 69,1 30,9

Westerse 81,8 18,2 62,3 37,7 61,4 38,6

NW, tweede 76,2 23,8 55,9 44,1 51,9 48,1

NW, eerste 77,2 22,8 59,1 40,9 53,8 46,2

Onderadvisering met half niveau

Geen 96,8 3,2 90,9 9,1 87,5 12,5

Westerse 95,6 4,4 86,4 13,6 81,7 18,3

NW, tweede 93,0 7,0 82,6 17,4 76,3 23,7

NW, eerste 94,8 5,2 83,5 16,5 81,2 18,8

Totaal

ondergeadviseerd

Geen 92,2 7,8 82,8 17,2 79,7 20,3

Westerse 89,7 10,3 76,0 24,0 73,3 26,7

NW, tweede 85,2 14,8 70,3 29,7 65,4 34,6

NW, eerste 86,7 13,3 72,1 27,9 68,0 32,0

Leerlingen met hoogopgeleide ouders die in aanmerking komen voor een herziening krijgen niet vaker een bijstelling dan leerlingen met lageropgeleide ouders. Dit is wel het geval wanneer het de leerlingen betreft die in aanmerking komen voor een herziening vanwege een eindtoetsresultaat dat tenminste een heel niveau hoger ligt dan het oorspronkelijke advies.

Tabel 2k: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar opleiding ouders (n 2017 = 33.165)

2015 2016 2017

Niet

herzien Wel

Herzien Niet

herzien Wel

Herzien Niet

herzien Wel Herzien

% % % % % %

Onder- advisering met minstens een heel niveau

Max. mbo2 83,9 16,1 66,8 33,2 63,6 36,4

Mbo 3-4 85,6 14,4 69,5 30,5 66,0 34,0

Hbo ad/ba 83,6 16,4 68,6 31,4 64,0 36,0

Wo ba/ma & hbo ma 79,5 20,5 64,1 35,9 58,9 41,1 Onder-

advisering met half niveau

Max. mbo2 96,0 4,0 88,7 11,3 84,1 15,9

Mbo 3-4 96,6 3,4 89,5 10,5 86,5 13,5

Hbo ad/ba 96,0 4,0 89,4 10,6 85,2 14,8

Wo ba/ma & hbo ma 94,6 5,4 85,1 14,9 80,8 19,2

Totaal onder- geadviseerd

Max. mbo2 89,9 10,1 78,2 21,8 74,1 25,9

Mbo 3-4 91,4 8,6 80,3 19,7 77,2 22,8

Hbo ad/ba 91,0 9,0 81,0 19,0 77,1 22,9

Wo ba/ma & hbo ma 89,4 10,6 77,8 22,2 74,0 26,0

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Bij alleen leerlingen zonder migratie-achtergrond zijn de verschillen naar opleidingsniveau ouders:

19 (max. mbo-2 opgeleide ouders) versus 24% (wo-opgelide ouders) krijgt een bijstelling.

Wanneer het gaat om onderadvisering met tenminste een heel niveau, dan is het verschil: 28%

(max mbo-2 opgeleide ouders) versus 39% (wo-opgeleide ouders). Leerlingen met de hoogst (wo- )opgeleide ouders hebben dus een wat grotere kans op een bijstelling.

Tabel 2l: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar opleiding ouders – alleen leerlingen zonder migratie-achtergrond (n 2017= 24.870)

2015 2016 2017

(29)

29 Niet

herzien Wel

Herzien Niet

herzien Wel

Herzien Niet

herzien Wel Herzien

% % % % % %

Onder- advisering met minstens

een heel niveau

Max. mbo2 88,8 11,2 74,9 25,1 71,9 28,1

Mbo 3-4 87,2 12,8 72,5 27,5 69,4 30,6

Hbo ad/ba 84,5 15,5 70,7 29,3 65,3 34,7

Wo ba/ma & hbo ma 80,2 19,8 66,4 33,6 61,0 39,0 Onder-

advisering met half

niveau

Max. mbo2 97,6 2,4 92,9 7,1 89,1 10,9

Mbo 3-4 97,1 2,9 91,3 8,7 88,6 11,4

Hbo ad/ba 96,3 3,7 90,6 9,4 86,1 13,9

Wo ba/ma & hbo ma 95,1 4,9 86,3 13,7 82,2 17,8 Totaal onder-

geadviseerd Max. mbo2 93,1 6,9 84,0 16,0 80,6 19,4

Mbo 3-4 92,4 7,6 82,6 17,4 79,8 20,2

Hbo ad/ba 91,5 8,5 82,7 17,3 78,2 21,8

Wo ba/ma & hbo ma 90,1 9,9 79,5 20,5 75,8 24,2

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Meervoudige analyse

Uit de logistische regressie volgt dat leerlingen met een migratie-achtergrond, - in de zeer sterk stedelijke gebieden en - met de hoogst opgeleide ouders een grotere kans hebben op bijstelling van het schooladvies wanneer zij daarvoor in aanmerking komen.

Tabel 2m: Logistische regressie: Kans op bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, 2017 (n=

38.755)

Odds Ratio Std. Err. P>|z|

Geslacht (ref.= jongen)

Meisje 1,065 ,027 0,014

Migratie-achtergrond (ref.= geen)

Westerse 1,346 ,070 0,000

Niet-westerse, tweede generatie 1,703 ,064 0,000 Niet-westerse, eerste generatie 1,877 ,197 0,000 Stedelijkheid (ref.=weinig/niet stedelijk)

G4 2,817 ,125 0,000

Overig zeer sterk stedelijk 1,713 ,093 0,000

Sterk stedelijk 1,248 ,043 0,000

Matig stedelijk 1,248 ,047 0,000

Opleiding ouders (ref.= max. mbo-2)

Opleiding onbekend 0,912 ,040 0,036

Mbo 3-4 1,048 ,042 0,251

Hbo ad/ba 1,170 ,050 0,000

Wo ba/ma & hbo ma 1,359 ,067 0,000

Cet-score 1,028 ,002 0,000

Advies tov toets (ref.= heel niveau lager)

Onderadvisering met half niveau 0,278 ,007 0,000

NB1: Odds ratio’s van 1,33 of groter (beduidend hogere kans dan referentie-categorie), en 0,77 of lager (beduidend lagere kans dan referentiecategorie) zijn gemarkeerd.

NB2: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

(30)

30 3.4 Onder/overadvisering naar stedelijkheid

Migratie-achtergrond

In de G4 komt onderadvisering op basis van eindtoets initieel minder voor dan buiten de G4, maar dit geldt niet voor niet-westerse migranten: voor hen is het aandeel dat minstens een heel niveau is ondergeadviseerd vergelijkbaar met die buiten de zeer sterk stedelijke gebieden.

Tabel 2n: Initiële onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en migratie-achtergrond - wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 61.626)

Onder- advisering

minstens met een heel niveau

Onder- advisering

met half

niveau Gelijk

Over- advisering

met half niveau

Over- advisering

minstens met een heel niveau

% % % % %

G4

Geen 11,0 13,6 27,6 20,4 27,4

Westerse 10,6 13,1 30,2 17,5 28,5

NW, 2e gen 18,8 17,2 29,0 16,9 18,1

Nw, 1e gen 18,3 21,6 25,4 15,0 19,7

overig zeer sterk stedelijk

Geen 12,3 13,8 32,4 18,4 23,1

Westerse 14,0 16,3 29,3 17,8 22,6

NW, 2e gen 18,9 17,7 31,3 17,3 14,7

Nw, 1e gen 20,2 18,1 33,0 10,6 18,1

sterk stedelijk

Geen 15,7 15,4 31,8 17,8 19,3

Westerse 18,6 14,9 28,9 17,2 20,5

NW, 2e gen 22,4 17,1 31,1 13,6 15,8

Nw, 1e gen 25,0 15,6 27,5 14,8 17,2

matig stedelijk

Geen 16,9 17,3 32,1 16,4 17,3

Westerse 16,4 19,0 28,7 17,9 18,1

NW, 2e gen 18,6 17,6 31,8 15,0 17,0

Nw, 1e gen 22,7 12,8 29,8 14,9 19,9

weinig/niet stedelijk

Geen 20,9 18,3 31,3 13,9 15,6

Westerse 19,5 15,0 30,8 16,6 18,1

NW, 2e gen 19,3 15,8 32,9 15,4 16,7

Nw, 1e gen 24,4 14,4 27,2 15,0 18,9

Totaal

Geen 17,4 16,7 31,5 16,2 18,2

Westerse 16,6 15,4 29,6 17,3 21,1

NW, 2e gen 20,0 17,1 30,6 15,5 16,7

Nw, 1e gen 22,4 16,6 27,9 14,4 18,7

Na de herzieningen is onder zowel leerlingen met als zonder migratie-achtergrond het aandeel onderadvisering gedaald. Leerlingen zonder migratieachtergrond en met een westerse migratie- achtergrond in de zeer stedelijke gebieden worden vaker overgeadviseerd dan leerlingen met een niet-westerse migratie-achtergrond .

Tabel 2o: Definitieve onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en migratie-achtergrond - wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 61.638)

Onder- advisering

minstens met een heel niveau

Onder- advisering

met half

niveau Gelijk

Over- advisering

met half niveau

Over- advisering

minstens met een heel niveau

% % % % %

G4 Geen 7,0 12,1 32,8 20,7 27,4

Westerse 5,8 13,0 34,5 18,2 28,5

NW, 2e gen 9,9 16,4 38,4 17,2 18,2

(31)

31

Nw, 1e gen 11,2 19,2 35,0 15,0 19,6

overig zeer

sterk stedelijk Geen 9,0 13,0 35,6 18,8 23,6

Westerse 9,8 15,0 34,1 18,5 22,6

NW, 2e gen 13,4 17,7 36,1 17,8 14,9

Nw, 1e gen 13,8 21,3 35,1 10,6 19,1

sterk stedelijk Geen 11,8 15,5 34,8 18,4 19,5

Westerse 13,9 15,6 31,7 18,1 20,7

NW, 2e gen 14,6 17,3 37,7 14,4 16,1

Nw, 1e gen 18,4 16,4 32,0 16,0 17,2

matig

stedelijk Geen 13,2 17,3 35,1 16,8 17,5

Westerse 11,7 17,9 33,6 18,4 18,4

NW, 2e gen 11,2 18,0 37,6 15,7 17,4

Nw, 1e gen 14,1 14,8 35,9 15,5 19,7

weinig/niet

stedelijk Geen 16,7 18,7 34,2 14,6 15,9

Westerse 15,6 15,2 33,1 17,7 18,4

NW, 2e gen 13,4 15,6 37,5 16,1 17,3

Nw, 1e gen 17,2 14,4 33,9 15,6 18,9

Totaal Geen 13,5 16,7 34,6 16,8 18,5

Westerse 12,1 15,4 33,1 18,1 21,3

NW, 2e gen 12,3 17,0 37,7 16,0 16,9

Nw, 1e gen 15,2 16,9 34,1 15,0 18,8

NB: De y-as geeft verschil in procentpunten tussen groepen naar migratie-achtegrond weer in onder en overadvisering bij gelijke cet-score.

Uit de figuur volgt dat leerlingen met een niet-westerse migratie-achtegrond met dezelfde cet- score wat vaker worden ondergeadviseerd en leerlingen zonder migratie-achtergrond duidelijk vaker worden overgeadviseerd.

Figuur 2l: % Onder/overadvisering verschil geen - migratie-achtergrond 2e gen in G4 naar cet-score, 2017 (n=13.020)

Binnen de G4 zijn er verschillen tussen steden, zo is het aandeel onder en over-advisering in Rotterdam meer vergelijkbaar met die buiten de G4, en is het aandeel overadvisering opvallend hoog in Amsterdam.

-50 -40 -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50

519 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550

vmbo-b/k vmbo-k vmbo-gt vmbo-

gt/havo havo havo/vwo vwo

%-punt

onder (voor) over onder (na)

(32)

32 Tabel 2p: Definitieve onder/overadvisering naar steden G4 en migratie-achtergrond - wanneer

eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 56.735 ) Onder-

advisering minstens met een heel niveau

Onder- advisering

met half

niveau Gelijk

Over- advisering

met half niveau

Over- advisering

minstens met een heel niveau

% % % % %

Geen G4 Geen 13,9 17,0 34,7 16,5 17,9

NW, 2e gen 13,6 17,3 37,4 15,4 16,3

Amsterdam Geen 3,8 7,0 27,6 26,2 35,4

NW, 2e gen 6,5 10,2 38,3 20,4 24,6

Rotterdam Geen 10,7 17,8 34,5 19,5 17,5

NW, 2e gen 11,8 20,5 38,9 15,7 13,0

Den Haag Geen 5,8 13,3 33,8 21,8 25,3

NW, 2e gen 9,5 23,1 37,7 16,8 13,0

Utrecht Geen 8,7 11,1 37,3 12,6 30,3

NW, 2e gen 18,3 16,8 39,0 9,5 16,5

Weergegeven zijn de gemiddelde cet-score (horizontale as) en aandeel onderge-adviseerde leerlingen (verticale as) onder leerlingen met een niet-westerse migratie-achtergrond van de 2e generatie op basisscholen in de g4 met tenminste 15 leerlingen met een niet-westerse

achtergrond; hiervoor zijn de resultaten van de afgelopen drie schooljaren gecombineerd. Het aandeel ondergeadviseerde leerlingen verschilt duidelijk tussen scholen.

Figuur 2m: Aandeel niet-westerse leerlingen met een lager schooladvies dan het toetsniveau op scholen in de G4 (n= 396)

Migrantenleerlingen krijgen relatief vaker een bijstelling als ze zijn ondergeadviseerd. Daarnaast krijgen leerlingen in de G4 ook vaker een bijstelling dan leerlingen buiten de g4 met dezelfde migratie-achtergrond.

(33)

33 Tabel 2q: Bijstellingen naar stedelijkheid en migratie-achtergrond - wanneer eindtoets tenminste 1 niveau hoger was dan advies (n 2017=18.205)

2015 2016 2017

Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel herzien

% % % % % %

G4

Geen 77,7 22,3 58,8 41,2 51,4 48,6

Westerse 70,2 29,8 40,0 60,0 44,5 55,5 Nw, 2e gen 69,4 30,6 46,2 53,8 41,5 58,5 Nw, 1e gen 68,8 31,2 54,1 45,9 38,9 61,1

overig zeer sterk stedelijk

Geen 81,6 18,4 66,6 33,4 62,9 37,1

Westerse 79,2 20,8 56,5 43,5 58,8 41,2 Nw, 2e gen 82,6 17,4 56,5 43,5 61,3 38,7 Nw, 1e gen 80,0 20,0 48,6 51,4 62,5 37,5

sterk stedelijk

Geen 86,6 13,4 72,8 27,2 67,3 32,7

Westerse 82,6 17,4 64,7 35,3 66,3 33,7 Nw, 2e gen 78,8 21,2 61,2 38,8 56,8 43,2 Nw, 1e gen 77,0 23,0 68,2 31,8 58,5 41,5

matig stedelijk

Geen 87,5 12,5 69,5 30,5 69,3 30,7

Westerse 84,1 15,9 66,8 33,2 58,0 42,0 Nw, 2e gen 81,0 19,0 60,5 39,5 51,7 48,3 Nw, 1e gen 89,2 10,8 60,4 39,6 54,0 46,0

weinig/niet stedelijk

Geen 87,2 12,8 75,0 25,0 72,3 27,7

Westerse 85,1 14,9 67,8 32,2 67,4 32,6 Nw, 2e gen 79,8 20,2 58,9 41,1 58,4 41,6 Nw, 1e gen 82,4 17,6 55,0 45,0 56,7 43,3

Opleidingsniveau ouders

Tabel 2r: Initiële onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en opleidingsniveau ouders wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n 2017 = 48.660)

Onder- advisering

minstens met een heel niveau

Onder- advisering

met half

niveau Gelijk

Over- advisering

met half niveau

Over- advisering

minstens met een heel niveau

% % % % %

G4

Max. mbo2 21,9 17,1 30,3 15,0 15,7

Mbo 3-4 17,2 18,3 28,4 16,0 20,1

Hbo ad/ba 9,3 13,8 28,3 21,5 27,1

Wo ba/ma & hbo ma 4,6 9,4 26,2 24,7 35,1 overig zeer

sterk stedelijk

Max. mbo2 20,7 18,3 32,6 13,7 14,7

Mbo 3-4 16,7 16,3 34,0 14,4 18,6

Hbo ad/ba 11,1 14,9 30,7 20,2 23,1

Wo ba/ma & hbo ma 6,0 10,3 28,5 26,0 29,3

sterk stedelijk

Max. mbo2 26,9 17,1 30,5 11,9 13,5

Mbo 3-4 19,4 16,6 33,2 14,9 15,9

Hbo ad/ba 12,2 15,1 30,9 19,9 21,9

Wo ba/ma & hbo ma 7,6 12,3 28,8 23,0 28,4

matig stedelijk

Max. mbo2 26,4 18,5 30,2 11,9 12,9

Mbo 3-4 20,0 18,4 32,5 13,4 15,8

Hbo ad/ba 12,0 16,5 32,2 20,3 19,0

Wo ba/ma & hbo ma 7,3 12,4 30,1 22,4 27,8

weinig/ niet stedelijk

Max. mbo2 27,9 19,2 30,9 10,5 11,6

Mbo 3-4 22,7 18,8 31,6 12,6 14,2

Hbo ad/ba 16,0 17,8 31,7 16,4 18,1

Wo ba/ma & hbo ma 10,9 13,7 31,0 20,4 24,1

totaal Max. mbo2 25,5 18,0 30,7 12,3 13,5

Mbo 3-4 20,2 17,9 32,1 13,9 15,9

(34)

34

Hbo ad/ba 13,1 16,1 31,2 19,0 20,6

Wo ba/ma & hbo ma 7,6 11,9 29,1 22,9 28,5

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

In de grote steden komt onderadvisering minder voor dan in de minder stedelijke gebieden;

ongeacht de mate van stedelijkheid worden leerlingen met laagopgeleide ouders vaker onder geadviseerd en minder vaak overgeadviseerd.

Tabel 2s: Definitieve onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en opleidingsniveau ouders wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 48.669)

Onder- adviserin

g met minstens een heel niveau

Onder- advisering

met half niveau

Gelijk

Over- advisering

met half niveau

Over- advisering

minstens met een heel niveau

% % % % %

G4

Max. mbo2 12,3 17,4 39,5 15,1 15,7

Mbo 3-4 9,7 16,9 36,9 16,3 20,1

Hbo ad/ba 5,2 11,1 34,4 22,2 27,1

Wo ba/ma & hbo ma 2,5 7,4 30,0 24,9 35,2 overig zeer

sterk stedelijk

Max. mbo2 16,1 16,9 37,5 14,5 14,9

Mbo 3-4 11,5 16,9 37,9 14,8 19,0

Hbo ad/ba 7,4 14,1 33,9 20,8 23,7

Wo ba/ma & hbo ma 4,1 9,3 30,7 26,1 29,8

sterk stedelijk

Max. mbo2 19,8 17,9 35,8 12,9 13,6

Mbo 3-4 13,6 17,5 37,1 15,7 16,1

Hbo ad/ba 8,9 14,2 34,4 20,3 22,2

Wo ba/ma & hbo ma 5,2 11,5 31,1 23,7 28,5

matig stedelijk

Max. mbo2 19,7 20,0 34,8 12,5 13,0

Mbo 3-4 15,5 18,5 36,5 13,4 16,0

Hbo ad/ba 8,5 15,7 35,6 21,0 19,2

Wo ba/ma & hbo ma 5,4 11,2 32,3 23,0 28,1

weinig/ niet stedelijk

Max. mbo2 23,5 19,8 34,0 10,9 11,9

Mbo 3-4 18,1 19,1 35,0 13,4 14,4

Hbo ad/ba 11,7 18,1 34,4 17,3 18,5

Wo ba/ma & hbo ma 7,1 13,1 34,4 21,2 24,3

totaal

Max. mbo2 18,9 18,5 36,1 12,9 13,6

Mbo 3-4 14,9 18,2 36,3 14,5 16,1

Hbo ad/ba 9,3 15,5 34,6 19,7 20,9

Wo ba/ma & hbo ma 5,1 10,9 31,8 23,5 28,7

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

(35)

35 Tabel 2t: Definitieve onder/overadvisering naar steden G4 en opleidingsniveau ouders - wanneer

eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 48.969)

Onderaviserin g met minstens een

heel niveau

Onderadviserin g met half

niveau Gelijk Overadvisering met half niveau

Overadvisering met minstens

een heel niveau

% % % % %

Geen G4

Max. mbo2

20,5 18,8 35,3 12,4 13,1

Mbo 3-4 15,6 18,3 36,2 14,3 15,6

Hbo/wo 8,3 14,4 33,8 20,7 22,8

Amsterdam

Max. mbo2

8,2 10,6 42,1 17,1 22,0

Mbo 3-4 6,0 11,1 35,2 21,1 26,6

Hbo/wo 2,5 6,1 26,8 26,9 37,7

Rotterdam

Max. mbo2

14,3 22,9 35,9 15,0 11,9

Mbo 3-4 12,3 21,0 36,4 14,5 15,8

Hbo/wo 5,3 10,8 39,7 23,3 20,9

Den Haag

Max. mbo2

12,0 23,0 40,6 14,3 10,1

Mbo 3-4 8,6 21,7 36,9 16,2 16,5

Hbo/wo 3,7 11,0 30,7 25,8 28,7

Utrecht

Max. mbo2

21,6 14,5 36,9 10,8 16,2

Mbo 3-4 16,8 15,1 43,8 5,9 18,4

Hbo/wo 4,7 11,1 36,3 15,5 32,3

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Meervoudige analyse

In onderstaande tabel wordt duidelijk dat in de grootste steden (G4) leerlingen met een migratie- achtergrond een grotere kans hebben om ondergeadviseerd te worden en een kleinere kans om overgeadviseerd te worden, zowel voor - (beide generaties) als na herzieningen (alleen 2e generatie). In een model (2) met ook het opleidingsniveau van ouders als predictor gaan deze verschillen niet op.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

&#34; Door een herziening van de Statistiek Musea zijn de gegevens over 1997 niet vergelijkbaar met voorgaande jaren... Beschrijving van

De informatie over de ontwikkeling van het aantal banen naar bedrijfstak wordt opgenomen in het persbericht over de eerste raming van de economische groei.. Het

Het hoge aantal sterfgevallen in deze periode houdt waarschijnlijk verband met een verhoogde griepactiviteit van begin december 1998 tot half maart 1999.. Het verloop van de griep

Voor zover de in het eerste en tweede lid bedoelde verwerving niet de benodigde gegevens oplevert, is de directeur-generaal bevoegd ten behoeve van statistische doeleinden

Hierbij zijn de gegevens uit een ouder jaar, in deze publicatie het jaar 2000, herberekend naar de gemeentelijke indeling van 2004. Zie ook oppervlakte totaal

De variabelen lftkind1t/m7 wordt gevuld met de waarde van lft(a,b,c,d,e,f of g) waarbij geldt dat lftkind1 de leeftijd bevat van het oudste kind en dat de

Indien bovenstaande regel niet geldt, dan wordt aangenomen dat het bouwjaar van de woning gelijk is aan het jaar waarin de respondent op het huidige adres is komen wonen..

De ontwikkelingen (volumemutaties) zijn voor prijsverande- ringen gecorrigeerd. Weersomstandigheden en de samenstelling van de koopdagen kunnen van invloed zijn op de uitkomsten van