• No results found

geslacht (ref.=jongen)

Meisje 1,047 0,022 0,029 1,035 0,022 0,107

Migratie-achtergrond (ref.= geen)

-50,0

52 9 53 0 53 1 53 2 53 3 53 4 53 5 53 6 53 7 53 8 53 9 54 0 54 1 54 2 54 3 54 4 54 5 54 6 54 7 54 8 54 9 55 0

vmbogt vmbogt/havo havo havo/vwo vwo

%-punt

onder (voor)

onder (na)

over

27

Westerse 0,861 0,039 0,001 0,830 0,038 0,000

Niet-westerse, tweede gen 1,123 0,037 0,000 0,881 0,031 0,000 Niet-westerse, eerste gen 1,129 0,109 0,207 0,822 0,080 0,044 Stedelijkheid (ref.=niet/weinig stedelijk)

G4 0,321 0,013 0,000 0,372 0,016 0,000

overig zeer sterk stedelijk 0,429 0,021 0,000 0,522 0,025 0,000

sterk stedelijk 0,616 0,016 0,000 0,677 0,018 0,000

matig stedelijk 0,674 0,019 0,000 0,718 0,021 0,000

Cet-score 0,996 0,001 0,003 1,014 0,001 0,000

Opleiding ouders (ref=max mbo-2)

Opleiding onbekend 0,813 0,028 0,000

Mbo 3-4 0,775 0,026 0,000

Hbo ad/ba 0,453 0,016 0,000

Wo ba/ma & hbo ma 0,196 0,009 0,000

Schooladvies 1 of meer niveau hoger (ref. = advies is gelijk aan toetsniveau)

geslacht

Vrouw 0,846 0,018 0,000 0,858 0,018 0,000

etn_svho (ref= geen migratie-achtergrond)

Westerse 1,035 0,043 0,408 1,082 0,046 0,063

Niet-westerse, tweede gen 0,701 0,022 0,000 0,850 0,027 0,000 Niet-westerse, eerste gen 0,673 0,059 0,000 0,864 0,077 0,102 sted_g4 (ref=niet/weinig stedelijk)

G4 1,299 0,047 0,000 1,279 0,046 0,000

overig zeer sterk stedelijk 1,176 0,053 0,000 1,131 0,051 0,006

sterk stedelijk 1,371 0,039 0,000 1,325 0,038 0,000

matig stedelijk 1,166 0,037 0,000 1,144 0,036 0,000

Cet-score 0,879 0,001 0,000 0,869 0,001 0,000

opl_ouders (ref=max mbo-2)

Opleiding onbekend 1,515 0,057 0,000

Mbo 3-4 1,596 0,056 0,000

Hbo ad/ba 2,367 0,088 0,000

Wo ba/ma & hbo ma 2,705 0,109 0,000

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

3.3.3 Bijstellingen

Leerlingen waarvan het eerste schooladvies lager is dan het eindtoetsresultaat komen in aanmerking voor een heroverweging

Jongens krijgen even vaak een bijstelling als meisjes.

Tabel 2i: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar geslacht (n 2017= 42.637)

minstens een heel niveau

Leerlingen met een migratie-achtergrond krijgen veel vaker een bijstelling.

28 Tabel 2j: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar migratie-achtergrond (n 2017= 42.597)

minstens een heel niveau

Leerlingen met hoogopgeleide ouders die in aanmerking komen voor een herziening krijgen niet vaker een bijstelling dan leerlingen met lageropgeleide ouders. Dit is wel het geval wanneer het de leerlingen betreft die in aanmerking komen voor een herziening vanwege een eindtoetsresultaat dat tenminste een heel niveau hoger ligt dan het oorspronkelijke advies.

Tabel 2k: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar opleiding ouders (n 2017 = 33.165)

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Bij alleen leerlingen zonder migratie-achtergrond zijn de verschillen naar opleidingsniveau ouders:

19 (max. mbo-2 opgeleide ouders) versus 24% (wo-opgelide ouders) krijgt een bijstelling.

Wanneer het gaat om onderadvisering met tenminste een heel niveau, dan is het verschil: 28%

(max mbo-2 opgeleide ouders) versus 39% opgeleide ouders). Leerlingen met de hoogst (wo-)opgeleide ouders hebben dus een wat grotere kans op een bijstelling.

Tabel 2l: Bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, naar opleiding ouders – alleen leerlingen zonder migratie-achtergrond (n 2017= 24.870)

2015 2016 2017

29

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Meervoudige analyse

Uit de logistische regressie volgt dat leerlingen met een migratie-achtergrond, - in de zeer sterk stedelijke gebieden en - met de hoogst opgeleide ouders een grotere kans hebben op bijstelling van het schooladvies wanneer zij daarvoor in aanmerking komen.

Tabel 2m: Logistische regressie: Kans op bijstelling van het schooladvies wanneer in aanmerking, 2017 (n=

38.755)

Odds Ratio Std. Err. P>|z|

Geslacht (ref.= jongen)

Meisje 1,065 ,027 0,014

Migratie-achtergrond (ref.= geen)

Westerse 1,346 ,070 0,000

Niet-westerse, tweede generatie 1,703 ,064 0,000 Niet-westerse, eerste generatie 1,877 ,197 0,000 Stedelijkheid (ref.=weinig/niet stedelijk)

G4 2,817 ,125 0,000

Overig zeer sterk stedelijk 1,713 ,093 0,000

Sterk stedelijk 1,248 ,043 0,000

Matig stedelijk 1,248 ,047 0,000

Opleiding ouders (ref.= max. mbo-2)

Opleiding onbekend 0,912 ,040 0,036

Mbo 3-4 1,048 ,042 0,251

Hbo ad/ba 1,170 ,050 0,000

Wo ba/ma & hbo ma 1,359 ,067 0,000

Cet-score 1,028 ,002 0,000

Advies tov toets (ref.= heel niveau lager)

Onderadvisering met half niveau 0,278 ,007 0,000

NB1: Odds ratio’s van 1,33 of groter (beduidend hogere kans dan referentie-categorie), en 0,77 of lager (beduidend lagere kans dan referentiecategorie) zijn gemarkeerd.

NB2: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

30 3.4 Onder/overadvisering naar stedelijkheid

Migratie-achtergrond

In de G4 komt onderadvisering op basis van eindtoets initieel minder voor dan buiten de G4, maar dit geldt niet voor niet-westerse migranten: voor hen is het aandeel dat minstens een heel niveau is ondergeadviseerd vergelijkbaar met die buiten de zeer sterk stedelijke gebieden.

Tabel 2n: Initiële onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en migratie-achtergrond - wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 61.626)

niveau Gelijk

Na de herzieningen is onder zowel leerlingen met als zonder migratie-achtergrond het aandeel onderadvisering gedaald. Leerlingen zonder migratieachtergrond en met een westerse migratie-achtergrond in de zeer stedelijke gebieden worden vaker overgeadviseerd dan leerlingen met een niet-westerse migratie-achtergrond .

Tabel 2o: Definitieve onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en migratie-achtergrond - wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 61.638)

niveau Gelijk

31

NB: De y-as geeft verschil in procentpunten tussen groepen naar migratie-achtegrond weer in onder en overadvisering bij gelijke cet-score.

Uit de figuur volgt dat leerlingen met een niet-westerse migratie-achtegrond met dezelfde cet-score wat vaker worden ondergeadviseerd en leerlingen zonder migratie-achtergrond duidelijk vaker worden overgeadviseerd.

Figuur 2l: % Onder/overadvisering verschil geen - migratie-achtergrond 2e gen in G4 naar cet-score, 2017 (n=13.020)

Binnen de G4 zijn er verschillen tussen steden, zo is het aandeel onder en over-advisering in Rotterdam meer vergelijkbaar met die buiten de G4, en is het aandeel overadvisering opvallend hoog in Amsterdam.

-50

vmbo-b/k vmbo-k vmbo-gt

vmbo-gt/havo havo havo/vwo vwo

%-punt

onder (voor) over onder (na)

32 Tabel 2p: Definitieve onder/overadvisering naar steden G4 en migratie-achtergrond - wanneer

eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 56.735 )

Onder-advisering minstens met een heel niveau

Onder-advisering

met half

niveau Gelijk

Over-advisering

met half niveau

Over-advisering

minstens met een heel niveau

% % % % %

Geen G4 Geen 13,9 17,0 34,7 16,5 17,9

NW, 2e gen 13,6 17,3 37,4 15,4 16,3

Amsterdam Geen 3,8 7,0 27,6 26,2 35,4

NW, 2e gen 6,5 10,2 38,3 20,4 24,6

Rotterdam Geen 10,7 17,8 34,5 19,5 17,5

NW, 2e gen 11,8 20,5 38,9 15,7 13,0

Den Haag Geen 5,8 13,3 33,8 21,8 25,3

NW, 2e gen 9,5 23,1 37,7 16,8 13,0

Utrecht Geen 8,7 11,1 37,3 12,6 30,3

NW, 2e gen 18,3 16,8 39,0 9,5 16,5

Weergegeven zijn de gemiddelde cet-score (horizontale as) en aandeel onderge-adviseerde leerlingen (verticale as) onder leerlingen met een niet-westerse migratie-achtergrond van de 2e generatie op basisscholen in de g4 met tenminste 15 leerlingen met een niet-westerse

achtergrond; hiervoor zijn de resultaten van de afgelopen drie schooljaren gecombineerd. Het aandeel ondergeadviseerde leerlingen verschilt duidelijk tussen scholen.

Figuur 2m: Aandeel niet-westerse leerlingen met een lager schooladvies dan het toetsniveau op scholen in de G4 (n= 396)

Migrantenleerlingen krijgen relatief vaker een bijstelling als ze zijn ondergeadviseerd. Daarnaast krijgen leerlingen in de G4 ook vaker een bijstelling dan leerlingen buiten de g4 met dezelfde migratie-achtergrond.

33 Tabel 2q: Bijstellingen naar stedelijkheid en migratie-achtergrond - wanneer eindtoets tenminste 1 niveau hoger was dan advies (n 2017=18.205)

Tabel 2r: Initiële onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en opleidingsniveau ouders wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n 2017 = 48.660)

niveau Gelijk

34

Hbo ad/ba 13,1 16,1 31,2 19,0 20,6

Wo ba/ma & hbo ma 7,6 11,9 29,1 22,9 28,5

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

In de grote steden komt onderadvisering minder voor dan in de minder stedelijke gebieden;

ongeacht de mate van stedelijkheid worden leerlingen met laagopgeleide ouders vaker onder geadviseerd en minder vaak overgeadviseerd.

Tabel 2s: Definitieve onder/overadvisering naar mate van stedelijkheid en opleidingsniveau ouders wanneer eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 48.669)

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

35 Tabel 2t: Definitieve onder/overadvisering naar steden G4 en opleidingsniveau ouders - wanneer

eindtoetsniveau tenminste vmbo-k en hooguit havo, 2017 (n= 48.969)

niveau Gelijk Overadvisering met half niveau

Overadvisering

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Meervoudige analyse

In onderstaande tabel wordt duidelijk dat in de grootste steden (G4) leerlingen met een migratie-achtergrond een grotere kans hebben om ondergeadviseerd te worden en een kleinere kans om overgeadviseerd te worden, zowel voor - (beide generaties) als na herzieningen (alleen 2e generatie). In een model (2) met ook het opleidingsniveau van ouders als predictor gaan deze verschillen niet op.

36 Tabel 2s: Multinomiale logistische regressie: Kans op initieel en definitief advies dat lager of hoger is dan cet-niveau voor leerlingen in de G4, 2017 (n=16.247)

initieel

1 initieel

2 definitief

1 definitief RRR (se) RRR (se) RRR (se) 2 RRR (se) Onderavisering met_minstens een heel niveau

(ref=gelijk)

Jongen Ref. Ref. Ref. Ref.

Meisje 1.127* 1.118* 1.082 1.071

(0.062) (0.062) (0.076) (0.076)

Geen migratie-achtergrond Ref. Ref. Ref. Ref.

Westerse migratie-achtergrond 1.158 0.963 0.994 0.819

(0.117) (0.100) (0.129) (0.109) NW migratie-achtergrond, tweede generatie 1.971*** 1.224** 1.410*** 0.889

(0.122) (0.083) (0.110) (0.075) NW migratie-achtergrond, eerste generatie 1.901*** 1.128 1.402 0.840

(0.316) (0.192) (0.296) (0.180)

Cet-score 1.009** 1.029*** 1.000 1.019***

(0.003) (0.003) (0.004) (0.004)

Opleiding onbekend 0.864 0.905

(0.079) (0.102)

Onderadvisering met half_niveau (ref=gelijk)

Man Ref. Ref. Ref. Ref.

Vrouw 1.097* 1.096* 1.025 1.021

(0.051) (0.051) (0.048) (0.048)

Geen migratie-achtergrond Ref. Ref. Ref. Ref.

Westerse migratie-achtergrond 0.937 0.864 0.878 0.802* (0.079) (0.073) (0.077) (0.071) NW migratie-achtergrond, tweede generatie 1.338*** 1.090 1.179** 0.939

(0.068) (0.061) (0.062) (0.054) NW migratie-achtergrond, eerste generatie 1.528** 1.206 1.265 0.982

(0.213) (0.171) (0.181) (0.143)

Cet-score 0.999 1.009*** 0.995* 1.005

(0.003) (0.003) (0.003) (0.003)

Opleiding onbekend 1.106 1.047

(0.089) (0.085)

37 Tabel 2s: Vervolg

initieel

1 initieel

2 definitief

1 definitief RRR (se) RRR (se) RRR (se) 2 RRR (se) Overadvisering met half niveau (ref=gelijk)

Jongen Ref. Ref. Ref. Ref.

Meisje 0.973 0.979 0.943 0.949

(0.044) (0.044) (0.042) (0.042)

Geen migratie-achtergrond Ref. Ref. Ref. Ref.

Westerse migratie-achtergrond 0.921 0.949 0.886 0.922 (0.074) (0.076) (0.070) (0.073) NW migratie-achtergrond, tweede generatie 0.913 1.003 0.825*** 0.934

(0.046) (0.055) (0.040) (0.050) NW migratie-achtergrond, eerste generatie 0.732* 0.803 0.662** 0.753

(0.113) (0.126) (0.099) (0.114)

Cet-score 0.954*** 0.950*** 0.952*** 0.946***

(0.002) (0.002) (0.002) (0.002)

Opleiding onbekend 1.151 1.148

(0.095) (0.092)

Overadvisering met minsten een heel niveau (ref=gelijk)

Jongen Ref. Ref. Ref. Ref.

Meisje 0.912 0.931 0.887* 0.907

(0.046) (0.048) (0.044) (0.046)

Geen migratie-achtergrond Ref. Ref. Ref. Ref.

Westerse migratie-achtergrond 1.020 1.087 0.992 1.068 (0.091) (0.098) (0.088) (0.095) NW migratie-achtergrond, tweede generatie 0.749*** 0.906 0.675*** 0.845**

(0.042) (0.055) (0.037) (0.051) NW migratie-achtergrond, eerste generatie 0.706* 0.866 0.624** 0.794

(0.114) (0.142) (0.098) (0.128)

Cet-score 0.904*** 0.895*** 0.902*** 0.892***

(0.002) (0.003) (0.002) (0.002)

Opleiding onbekend 1.318** 1.323**

(0.120) (0.118)

Geexponentieerde coëfficiënten; Standaardfouten tussen haakjes

* p < 0.05, ** p < 0.01, *** p < 0.001

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

3.5 Gedragskenmerken belangrijk bij advisering

Scholen geven aan dat zij een schooladvies niet alleen op toetsen en capaciteitstesten baseren, maar ook kijken naar gedragskenmerken (95%) en de thuissituatie van de leerlingen (43%;

Oomens, Scholten en Luyten, 2017). Ook geven leraren aan het moeilijk te vinden om bij niet-eenduidige toetsresultaten een passend basisschooladvies te bepalen (zie hoofdstuk 2 Primair Onderwijs: ‘Beoordelaars maken soms het verschil’). Beide redenen verklaren mogelijk waarom leerlingen met laagopgeleide ouders vaker adviezen voor een lager dan voor een hoger

onderwijsniveau krijgen dan verwacht.

38 3.6 Hoogopgeleide ouders zetten druk op advies

Ongeveer de helft van de basisscholen geeft aan regelmatig druk te ervaren van ouders om een schooladvies voor een hoger niveau te geven (56%), 40 procent geeft aan dit als grootste knelpunt te zien bij de advisering. De invloed of druk die ouders uitoefenen is extra aan de orde wanneer sprake is van heroverweging van het advies. Volgens scholen neemt de druk van met name hoogopgeleide ouders dan toe (Oomens, Scholten en Luyten, 2017).

39

4 Ongelijkheid van onderwijskansen in het voortgezet onderwijs

Van het vo-instroomcohort 2011/2012 hebben leerlingen in alle onderwijsniveaus in het schooljaar 2016/2017 hun diploma nominaal kunnen halen. Deze uitkomsten van deze groep na 6 jaar vo is echter zeer divers en wordt hier besproken.

4.1 Nominaal diploma ten opzichte van vo-advies

Tabel 4a geeft de verdeling van de mogelijke uitkomsten van leerlingen van het vo-instroomcohort 2011/2012 weer. Van de leerlingen die een enkelvoudig advies had gekregen van de leerkracht in groep 8, heeft 52% nominaal een diploma behaald op het niveau van het advies. Daarnaast heeft 17% een diploma gehaald onder hun advies, 8% boven hun advies, heeft 14% vertraagd hun diploma gehaald (op advies: 7%; onder advies 5%; boven advies: 2%), heeft 5% het eindexamenjaar gehaald maar nog geen diploma gehaald en is 4% nog niet toegekomen aan het eindexamenjaar. Van de leerlingen met een dubbel advies heeft 38% een diploma behaald op het onderste niveau van een dubbel advies en 27% op het bovenste niveau van een dubbel advies.

Daarnaast heeft 8% een diploma gehaald onder het dubbele advies, 2% boven het dubbele advies, heeft 16% vertraagd een diploma gehaald (op onderste niveau advies: 9%; op bovenste niveau advies: 4%; onder dubbel advies: 2%; boven dubbel advies: 0%), heeft 7% het eindexamenjaar gehaald maar nog geen diploma behaald en is 3% nog niet toegekomen aan het eindexamenjaar).

Aangezien we hier het vo-instroom cohort van 2011/2012 bekijken hebben de leerlingen in het vwo nog maar één kans gehad om eindexamen te doen, terwijl vmbo- en havo-leerlingen meerdere kansen hebben gehad. De gezakten en de leerlingen die nog geen eindexamen hebben gedaan zijn dus vooral leerlingen die op het vwo zitten. Van leerlingen die een diploma hebben gehaald op een lager onderwijsniveau en daarna zijn doorgestroomd naar een ander onderwijsniveau, worden hier de laatste gegevens gebruikt. Is een leerling dus nominaal geslaagd voor het vmbo-t (het vo-adviesniveau), maar met een jaar vertraging geslaagd op de havo dan telt de leerling mee onder de categorie “Vertraagd, boven advies met minstens een heel niveau”.

Tabel 4a: Verdeling uitkomsten vo-instroomcohort 2011/2012 tov advies

Enkelvoudig advies

Dubbel advies Nominaal diploma, onder advies met minstens een heel niveau 16,67 8,30

Nominaal diploma, onder advies met half niveau 38,00

Nominaal diploma, op niveau 51,70

Nominaal diploma, boven advies met half niveau 26,74

Nominaal diploma, boven advies met minstens een heel niveau 8,08 1,59 Vertraagd diploma, onder advies met minstens een heel niveau 4,74 2,07

Vertraagd diploma, onder advies met half niveau 9,20

Vertraagd diploma, op niveau 6,96

Vertraagd diploma, boven advies met half niveau 3,95

Vertraagd diploma, boven advies met minstens een heel niveau 1,92 0,36

Gezakt, onder advies met minstens een heel niveau 0,69 0,19

Gezakt, onder advies met half niveau 2,47

Gezakt, op niveau 3,45

Gezakt, boven advies met half niveau 3,22

Gezakt, boven advies met minstens een heel niveau 1,25 0,29

In eindexamenjaar op/boven advies, geen examen gedaan 0,54 0,27

in examenjaar onder advies, geen examen gedaan 0,13 0,27

Blijven zitten, op/boven advies 3,62 2,66

Blijven zitten, onder advies 0,25 0,40

Aantal observaties (N) 112.049 48.505

Naast leerlingen met een enkelvoudig of een dubbel advies, zijn er ook leerlingen met meervoudige adviezen. Deze leerlingen zijn niet meegenomen in deze tabellen. Ook de leerlingen

40 met een vso of pro advies zijn buiten beschouwing gelaten, net als de leerlingen zonder advies of zonder eindtoetsscore.

4.2 Nominaal diploma ten opzichte van vo-advies en eindtoets

Figuren 4a en 4b laten zien hoe de verdeling naar uitkomsten is als we, naast het vo-advies, ook de eindtoets meenemen. Bij beide figuren zien we dat in alle gevallen meer dan 70 procent van de leerlingen nominaal hun diploma haalt (onder, op of boven advies). Leerlingen die overgeadviseerd waren halen vaker een diploma onder hun advies en leerlingen die ondergeadviseerd waren halen vaker een diploma boven hun advies. Ook hier moet gezegd worden dat de gezakten en de leerlingen die nog geen eindexamen hebben gedaan zijn vooral leerlingen zijn die op het vwo zitten en dus nog maar een kans hebben gehad om nominaal hun diploma te halen.

Figuur 4a: Verdeling uitkomsten vo-instroomcohort 2011/2012 tov advies en eindtoets voor leerlingen met een enkelvoudig vmbo-k t/m havo advies

0,00 10,00 20,00 30,00 40,00 50,00 60,00 70,00 80,00 90,00

100,00 Blijven zitten, onder advies